NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD
8 <J X S W A B O BN W O N SE R A Dj E EI.
goeiig
No. 27.
Twee en dertigste Jaargang.
1893.
B 1 N N E N L A N D.
B UIT E N L A XI).
VOOR
zijn loon,
L
ABONNEMENTSPRIJS80 Cents per 3 maanden.
Franco per post 95 Cents.
ADVERTENTIEPRIJS: 50 Cts. van 1—7 regels. Ver
volgens 10 Ct. per regel. Overigens naar plaatsruimte.
^XXXXXXXXX^XXXXXXXXX^
Q DONDERDAG 6 JULI.
^KXXXXAXXX ^XXX XXXXXX
In Juni werden te Scbeveningen 3436 bui
tenbaden en 463 binnenbaden genomen. In het
vorige jaar werden in die maand 2390 buitenba
den en 140 binnenbaden minder gebruikt.
De Kralingsche Gemeenteraad verklaarde
zich zooals men weet, indertijd tegen de vereeni-
ging met Rotterdam. De jongste verkiezingen
verplaatsten de meerderheid in den Riad te dien
opzichte. In de jongste raadszitting nam de Raad
met 9 tegen 6 stemmen stemmen eene motie aan,
waarbij hg zich voor de annexatie verklaart.
Evenals de centrale Raad van den Sociaal-
Democratischen Bond, heeft ook het bestuur van
Patrimonium geweigerd te voldoen aan het ver-
Er zijn heel wat. verkeerde zaken in de wereld
en een daarvan noemen wij het fooien stelsel, dat
in den loop der tijden zoo’n burgerrecht heeft
verkregen, dat wij niet beter weten ot het behoort
zoo, tengevolge waarvan een ieder deze allesbe
halve vrijwillige ofgoedkoope belasting betaalt. En
zoozeer is dit verderfelijk stelsel ingekankerd, dat
men in de meeste gevallen betaalt, zonder zelfs
aan mopperen te denken.
Hoe dit stelsel in de wereld is gekomen kunnen
wij moeiehjk uitmaken. Vermoedelijk dateert het
uit den goeden ouden tijd, toen rijke heeren ge
woon waren hunne beurzen toe te werpen aan
diegenen, die hun een dienst bewezen. (In romans
komen zulke royaliteiten herhaaldelijk voor, in
de werkelijkheid echter is men alleen op het
tooneel tegenwoordig nog zoo gul.)
Wat nu echter daarvan zij, wij zijn de laatsten
om dan wanneer ons een dienst wordt bewezen,
niet gaarne daarvoor te betalenwij beschouwen
dit dan alleen als het verstrekken van een hono
rarium voor gepresteerde diensten. Een foöi is
echter geheel iets anders, deze toch wordt gegeven
aan lieden die diensten verrichten, waarvoor men
reeds betaalt aan hen, die deze dienstvemchters
aan den arbeid zetten. Dit nu is het geval met
koetsiers, bedienden in hotels, café’s en dergelijke
inrichtingen, wanneer A of B een rijtuig bestelt
bij een stalhouder, dan is het niet meer dan na
tuurlijk dat voor den prijs dien men aan den stal
houder betaalt, wordt verstrekt paard, rijtuig en
rijtuigbestuurder. Gaat men in een hotel, dan
betaalt men slaapkamer en ontbijt, benevens in
vele hotels ook nog de bediening (service)bestelt
men een en ander in een café of restaurant, dan
betaalt men den leverancier voor het verstrekte.
Daarmee is de band die voor het oogenblik hem
die levert en hem die afnemer is, verbroken
althans zij moest het zijn.
In verreweg de meeste gevallen is dit echter
niet zoo. Wanneer men in Holland bij een vasten
stalhouder rijdt en men verzuimt opzettelijk of
toevallig de traditioneele fooi, dan vindt men haar
zonder vorm van proces op de rekening terug,
evenzoo ook dan wanneer naar het oordeel van
den stalhouder de gegeven fooi niet was in ver
houding tot de gepresteerde diensten.
Verlaat men een hotel van eenige beteekenis,
dan ontmoet men een personeel zonder tal, wat
stilzwijgend beroep doet op uwe gulheid. Zoodra
gij de rekening hebt betaald staat mijnheer de
oberkellner, keurig uitgedoscht, met de hand op
om uw gift te ontvangen en wees er zeker van
dat een blik van souvereine minachting u treft,
wanneer uw fooi niet beantwoorden mocht aan de
door ZEd. gekoesterde verwachting. A a hem
komen kamermeisje, kellner, schoenpoetser en ba-
gagevervoerder en last not least de portier en bij
ieder dezer heeren laat gij een veer. In groote
hotels in het buitenland bedragen dan ook de
fooien die men moet geven niet zelden 25% van
de hotelrekening. Dit is hinderlijk en kostbaar
tevens, men vrage daarnaar slechts diegenen
welke in het buitenland reisden en hotels eerste
rang betrokken.
In cafés en restaurants is dit nu wel anders,
men behoeft daar geen groote fooien te geven,
maar toch, wanneer men er prijs op stelt fatsoen
lijk behandeld en niet al te langzaam bediend te
worden dan doet men wel wanneer men den kell
ner zijn 5 cent offert, want bleef het nu maar bij
de opvatting van den bediende dat gij een kaal
heer zijt, dan was het nog minder, maar hij laat
het u gevoelen, liefst op in het oog loopende
wijze en dit is erger, omdat het hoogst onaange
naam is. Persoonlijk deden wij daarvan eens de
ondervinding op. Gedurende eenigen tijd bezoch
ten wij geregeld een café en offerden telkenmale
onze kleine fooi. Tweemaal achtereen gebeurde
het ons dat wij het niet deden, omdat wij groot
geld niet wilden wisselen en wij slechts een enkel
dubbeltje in den zak haddende derde maal
kwamen wij weder in hetzelfde café, bestelden ons
bittertje, maar moesten wachten tot het den kellner
convenieerde ons te bedienen en toen dit plaats
vond werd het glas met zulk een edelen zwier op
tafel geworpen, dat de halve inhoud er overheen
vloog. Wij lieten ons dit natuurlijk niet aan
leunen en reclameerden bij den patroon, die niet
weinig te keer ging, maar met dat al hebben wij
voor altijd den rug gekeerd aan deze inrichting
uit vrees den kellner al zeer onaangenaam ge
worden te zijn. Van een vrijwillig fooi geven is
dus ook hier al bitter weinig sprake, het is een
moreele dwang die men ons oplegt en waaraan
wij ons niet kunnen ontworstelen.
Al weten wij nu niet hoe het fooienstelsel in de
wereld is gekomen, wel weten wij waaraan de
bestendiging van dit verfoeielijk stelsel is te wijten.
En hard moge het klinken, wanneer wij beweren
dat het de schuld van den patroon is, het is niet
te min volkomen waar.
De stalhouder betaalt zijn koetsiers met een loon
van 3 of 4 gulden in de week, het restant moet
uit de fooien komengeen wonder dus dat een
koetsier begeerig uitziet naar wat gij belieft te
geven en dat hij u onhebbelijk zal gaan behan
delen wanneer gij aan zijn verwachting niet vol
doet. Dat echter de patroon hoogst ouzedelijk
handelt, behoeft niet betwijfeld te worden. De
koetsier verricht werk voor hem dat veel meer
waard is dan de armzalige belooning die hij hem
toekent; hij onthoudt dien man dus stelselmatig
zijn loon, om dat verder te laten aanvullen uit
de veranderlijke giften, welke het publiek wenscht
te geven.
Met hotelbedienden is het al niet anders. De
meeste kellners genieten een verreweg onvoldoend
honorarium en als men de booze wereld mag ge-
looven dan worden zelfs vele oberkellners in het
geheel niet betaald en trekken somtijds zelfs de
patroons een zeker aandeel van de fooien aan
zich. Dit is een bedrijfsbelasting welke dat soort
bedienden aan hunne patroons moeten betalen.
Ook hier speculeert de patrooh op de goedgeefs
heid van het publiek, geen wonder dat menigwerf
de bejegening afhankelijk is van de goedgunstig
heid waarmede men het hotelpersoneel bedenkt.
Ook de bezoldiging van bedienden in cafés en
restaurants laat in de meeste gevallen zeer veel
te wenschen over. Ook hier wordt rekening ge
houden met het vermoedelijk geval dat zoo of
zooveel per week aan drinkgeld zal inkomen en
regelt men eenvoudig daarnaar de bezoldiging,
die op zich zelven niet toereikend is om een be
staan te verschaffen. De kellner moet dus wel
op fooitjes loopen en het doet pijnlijk aan om te
zien welke streken menig bediende gebruikt, om
blijkbaar op dit punt niet al te vlug van bevat
ting zijnde bezoekers aan het verstand te brengen
dat de laatste stuiver hen eigenlijk niet toekomt,
wel aan hem.
Er is hierin iets mins, iets wat naar onzemee-
ning evenzeer den patroon vernedert als den
kellner. Den laatste wordt het een tweede ge
woonte om de hand op te houdende formeele
bedelarij waarin hij zich schuldig maakt, doet hem
niet meer blozen van schaamte bij het ontvangen
van deze aalmoes, die hij trouwens niet beschouwt
als zoodanig, maar wel als iets dat rechtmatig
hem toekomt, hij is er immers op gehuurd
Wat echter de verschillende categoriën, welke
wij noemden er toe beweegt en ook maar het
recht geeft om hun personeel zoo slecht, zoo totaal
onvoldoende te betalen, op grond van het feit dat
het publiek het ontbrekende wel zal aanzuiveren,
begrijpen wij niet.
Kan men uit eigen beurs geen bediende betalen,
welnu men belaste daarmede de consumptie. Billijk
is het dat het publiek de kosten draagt, onaf
scheidelijk aan de uitoefening van een beroep,
daarover zal ieder het met ons eens zijn, en zeker
zal ook niemand daarover aanmerking maken,
wanneer hij getroffen wordt door een kleine prijs-
verhooging van het gebruikte.
Daarentegen zal ieder het toejuichen wanneer
het gehate fooienstelsel dat inderdaad een dwang
geworden is, wordt afgeschaft. Dit echter kan
alleen uitgaan van de patroons, die eenvoudig
hunne bedienden moeten verbieden fooien aan te
nemen, maar die dan tegelijkertijd er voor moeten
zorgen dat hun personeel voldoende betaald wordt.
Het wil ons voorkomen, dat hierdoor iedere zaak
zal worden gebaat.
De Duitsche Keizer zal zich, zoo wordt na
der bericht, niet naar het Noorden begeven alvo
rens het lot van de legerwet bekend is.
Een Poolsch blad verlangt van de Poolsche
leden van den Rijksdag, dat zij aan hun stem
voor de legerwet den eisch zullen verbinden, dat
het onderwijs der Poolsche leerlingen in de scho
len van Opper-Silezië, Posen, West-Pruisen en
Ermeland in de Poolsche taal zal gegeven worden.
De Koln. Zeil, komt krachtig op tegen dezen
eischuit die boosheid valt af te leiden, dat er
inderdaad wel eenige kans bestaat dat de Polen
met dergelijke vorderingen voor den dag zullen
komen.
Het Noorweegsche Storthing heeft bij eind
stemming het voorstel tot invoering van een uit
sluitend Noorweegsche vlag zonder unie-teeken
aangenomen.
Vrijdag zijn de Ed<jar en de Phaeton met
de overledenen van de Victoria op Malta aan
gekomen. Toen de schepen naderden, werden zij
reeds buiten de haven door een groot aantal boo
ten tegemoet gevaren. In de haven gekomen,
werden zij door een stormachtig gejuich van de
duizenden op vaartuigen en aan den wal begroet.
Er heerschte eene groote opgewondenheidwel
was de droefheid bij velen, die bij de ramp be
trekkingen verloren hadden er waren ongeveer
120 Maltezers aan boord der Victoria en slechts
30 werden gered maar men wilde den leven
den de vreugde over hun behoud toonen, en allen
hadden behoefte uiting te geven aan de aandoe
ningen en de spanning, waarin men na de ramp
geleefd had. De correspondenten van verschillende
bladen beschrjjven het als een buitengemeen tref
fend tooneel.
zoek der centrale Commissie voor de statistiek,
om aan deze mededeelingen te doen. De Roomsch-
katholieke Volksbond heeft zich hiertoe bereid
verklaard.
Zondagmiddag twee uur is onverwachts door
een nog onbekende oorzaak, de hoofdbuis der wa
terleiding aan de spoorlijn te Halfweg gesprongen.
In breede, hoogopspattende golven drong het
water door de opening en stroomde over het om
liggende land.
Ontniddelijk werd naar het hoofdkantoor te
Amsterdam om hulp geseind, welke om 6 uur
ariiveerde. Intusschen was eene enorme hoeveel
heid water weggevloeid, welke de geheele buurt
onder water zette, tengevolge waarvan de pas
sage was gestremd.
Tegen acht uur had men de leiding afgesloten,
zoodat toen de bron ophield te vloeien. Men zou
den nacht doorwerken. Voor den spoordijk be
staat. geen gevaar.
Onder den titel„Nabetrachting over het
belaslingdebat" schrijft de Arnh. Crf., o. a.
„Dit is echter waar tot onze verwondering
is daaraan bij het belastingdebat weinig aandacht
gewijd en slechts een der sprekers, wij meenen
de heer Pijttersen heeft er op gezinspeeld dat
door de intrekking der patentwetgeving hier te
lande eene onbegrensde vrijheid van handel en
bedrijf zal geboren worden. Tot nog toe mag
iedereen alleen dat bedrijf uitoefenen, waarvoor
hij een patent bezitwil hij het uitbreiden op
een ander gebied, zoo is er een nieuw patent
vereischt. De kleedermaker, die alleen van het
hem verstrekt laken een pak maakt, heeft ge
noeg aan een kleedermakerspatentlevert hij aan
zijne klanten ook het laken, waarvan het pak
gemaakt is, dan heeft hij een tweede patent, dat
van „koopman voor de leverantie" noodig.
Voor het vervolg zal hij volkomen vrij zijn;
de Staat bemoeit zich niet langer met zijn han
del of bedrijf, maar vraagt eenvoudig naar de
resultaten maakt hij eene winst boven het in de
wet gesteld minimum, dan eischt de schatkist
daarvan haar deel zon Ier naar de bijzonderheden
van het bedrijf te vragen. En niet alleen vraagt
de Staat niet naar de vereeniging van verwaute
bedrijven, maar hij zal er voortaan zelfs onver
schillig voor zijn of de timmerman tevens het
bedrijf van smid, blikslager, metselaar, kruidenier
of wat maar anders uitoefent. Alleen de winsten
van den persoon gaan hem aan, omdat hij daar
van belasting heft, maar de belastingschuldige is
volkomen vrij zijn bedrijf zóó te beperken, te
compliceeren, of uit te oefenen, als hij wil.
Wel zal onmiddellijk na de levering dezer nieuwe
belastingwet de toestand der industrie geen groote
verandering in den zin van algeheele vrijheid
ondergaan, maar na eenigen tijd zullen de gevol
gen wel niet uitblijven, en de klachten overeene
nieuwe concurrentie zich doen hooren. De patent
wetgeving had eene protectionistische werking tot
handhaving van de bestaande industrieele toe
standen nu zij opgeheven is staat voor iedereen
de weg gelijkelijk open en het zou wel mogelijk
zijn, dat de kleine industrie welhaast even luid
ging klagen over die geheele vrijheid, als ze nu
hier en daar doet over de concurrentie der
coöperatieve winkelvereenigingen. Het is echter
niet te verwachten, dat de wetgever daarin ooit
aanleiding zou vinden om de vrijheid van handel
en bedrijf te beperken hij zou daarmede te sterk
regeeren tegen den geest des tijde.
Zondagmorgen kon men in den Buiten-
Amstel te Amsterdam een nieuw vaartuigje aan
schouwen. Een heer en dame zaten ieder op een
bankje en trapten, als zaten zij op een velocipede
het schuitje gleed met groote snelheid over het
water. Een groote menigte stond aan de oevers
geschaard en volgde de beweging van dit nieuwe
bootje.
In het Sociaal Weekblad wordt het volgende
omtrent Neede verhaald
„Een jongmensch uit een naburige gemeente,
die pas zijn onderwgzers-diploma had gekregen,
solliciteerde. Het jongmensch scheen bij de
Needesche autoriteiten wel in den smaak te
vallen en zij waren wel genegen hem te nemen
maar op de volgende voorwaarde. Hij moest
een request om eervol ontslag, met oningevulJen
datum vooruit bij hetgemeentebestuurdeponeeren,
zoolat, wanneer de heeren hem kwijt wilden zijn,
ze zoo maar den datum hadden in te vullen.
Dit werd hem uit naam van den Burgemeester
medegedeeld, waarop de vader van het jonge-
mensch een krassen brief naar Neede zond, zoo
dat de toeleg mislukte.
Deze maatregel was door den Burgemeester
beraamd om den jongen man, als hij in de loting
moest vallen, dadelijk zijn congé te kunnen geven.
Reeds vroeger deed zich naar men aan het
zelfde blad mede deelde een dergelijk geval
van dwang voor in dezelfde gemeente, toen aan
een onderwijzer zijn aanstelling werd beloofd,
indien hij de vaste verzekering gaf, nooit iets
in een courant te zullen schrijven."
Men schrijft uit het Noorden aandeArn/i.
Courant
Van de meeting van Stiens zal ik ongeveer
niets zeggen.
Zooals ik het inzie zullen maréchaussées, gaan
ze te werk als in Groningen en in Friesland,
inslede van te kalmeeren, slechts de spanning
vergrooten. Voor zoover ik me herinner, werden
meetings juist dan bedenkelijke samenkomsten,
waar zij op het terrein verschenen. Gemeentelijke
en Rijkspolitie slaagden over’t geheel veel beter.
De toestanden van dit voorjaar en dezen co
rner brachten ook nieuwe aardappelen heel vroeg
aan de markt. Niettemin zijn er tot heden op-
koopers van oude aardappelen, welke nu ook
vlug van de hand moeten. Duizenden hektoliters
nu oude, maar van herkomst puike kleiaardap-
pelen uit den Bouwhoek van Friesland worden
opgekocht en per scheepsgelegenheden naar
Leeuwarden en voorts per spoor Westfalen inge
zonden. De telegrafische gemeenschap, welke nu
ook den Bouwhoek ten deel kwam, stelt lastgevers
en lasthebbers van den koophandel met elkander
in contact. Het moet zijn dat al die oude aard
appels bloot voor consumtie in Westfalen dienen.
Men begrijpt, dat de prijzen der aardappelen,
vaak zoo enorm afwisselend, iets beteekenen, als
men hoort, hoe zelfs nu nog bouwers een 2(103
halve hektoliters ter beschikking kunnen stellen
en dat reeds een kwartje meer of minder, een
verschil van f 50J louter op oude aardappelen
kan geven.
Donderdagnacht te half één werden H. Geist
en zijn vrouw, wonende aan het zoogenaamde
Meerhuis onder Abcoude, waar zij een tapperij
houden, gewekt door een ongewoon geluid in
hun kamer. Toen zij naar de oorzaak daarvan
wilden onderzoeken, ontwaarden zij een man met
een licht, die op het zien der echtelieden uitriep
„uw geld of uw leven." De man was gewapend
met een mes, terwijl een andere man bezig was
kasten en laden te onderzoeken. Doodelgk ver
schrikt dachten man noch vrouw aan zelfver
dediging, maar maakten van de eerste gelegen
heid gebruik, om te ontvluchten naar het dorp
om hulp. Deze kans namen de dieven waar, om
met de sleutels, welke zij vonden, alles te onder
zoeken zij namen ongeveer f 40 mede aan gelds
waarde en nog eenige andere voorwerpen, o.a.
een zilveren horloge. Toen de politie uit het dorp
kwam, waren de vogels reeds gevlogen. Daar
aan deuren noch ramen braak was te bespeuren,
denkt men dat een der dieven zich heeft laten
insluiten. Hun spoor is nog niet ontdekt.
Bij de heeren Meijer en Schaafsma te
Leeuwarden is dezer dagen een werk verschenen,
dat in hooge mate de aandacht verdient van alle
b joetenaren en beminnaars der aloude Friesche
taal. Het is getiteldFi iesch Woordenboek met
eene Lijst van friesche Eigennamen. Het werk
wordt uitgegeven van wege de provincie Fries
land onder toezicht van de heeren J. van Loon,
Dr. Tj. Halbertsma en Mr. Rh. van Blom, en
bewerkt door de heeren Waling Dijkstra,
Dr. F. Buitenrust Hettema en Johan Win
kler.
Dit woordenboek zal, voor een groot deel al
thans, de verwezenlijking zijn van de plannen, die
Halbertsma reeds in 1829 had opgevat en die
hg voor een deel ook ten uitvoer bracht. Had
Halbertsma zich voorgesteld, een Lexicon te
leveren, dat het Friesch, op zijn breedst, oud-,
middel- en nieuw-Friesch, met al zijn dialecten,
zou bevatten, wat nu gegeven zal worden, is
meer een Vocabularium Frisicum dan wel een
Lexicon Frisicum, omdat het Oud-Friesch nog
slechts gedeeltelgk gekend wordt en het Middel-
Friescb nog bgna geheel op ontginning wacht.
In het uit te geven Friesche Woordenboek zal
worden opgeuomen het West-LauwerschFriesch,
uit deze eeuw niet alleen, maar ook uit vroegeren
tgd, na 1609 ook de Terschellinger, Schier-
monnikooger, Wierumer, Hindelooper, Molkwe-
rumer en andere woorden, die in beteekenis of
uitspraak van de gewoon Friesche afwijken;
en, van de Fransche en andere bastaard-woorden
alleen die, welke in de spreek- en in de schrijf
taal voorkomen.
De beteekenis der woorden wordt met een
enkel woord in het Latijn aangegeven, of, zoo
het begrippen zijn of voorwerpen betreft, die in
deze taal moeielijk kunnen worden uitgedrukt,
in het Engelsch als het naast verwant met bet
Friesch of in het Duitsch of Fransch, naar bet
best voorkomt. De nadere omschrijving volgt, zoo
noodig, dan in het Nederlandsch. En vooral door
voorbeelden zal worJen aangegeven, waar de
Friesche woorden in beteekenis van de Neder-
landscbe afwijken. Ter vermijding van eiken on-
noodigen omnaai worden uit de verwante dia
lecten buiten de provincie Friesland en uit de
verwante talen alleen de woorden vermeld, als
deze het Friesche voorop staand woord kunnen
ophelderen,
De Lgst van Friesche Eigennamen bevat de
Friesche eigennamen, in hun onderl ng verband en
samenbang voorgesteld, en wel de mans- en vrou
wennamen, de geslachte- en pZau/snamen, die tot
de Friesche taal behooren, in de Üud-Friesche
taal geworteld zgn, en die ouftij is zoowel als nog
heden ten dage voorkomen in het Nederlandsche
gewest Friesland, in het aloude Friesland tus-
schen Flie en Lauwers. Bovendien bevat deze
Lijst ook zulke namen, vooral plaatsnamen, die,
ofschoon ze in Friesland voorkomen, toch in
hun geheel of ten deele, in taalkundigen zin, van
onfrieschen oorsprong zgn, maar die om hunne
bijzonderheid of merkwaardigheid niet mochten
achterwege gelaten worden.
Terecht wordt door de leden der commissie tot
regeling van en het houden van toezicht op de
bewerking en door de bewerkers van het Woor
denboek hulde en dank gebracht aan de Staten
van Friesland, die met eenparige stemmen de
bewerking en de uitgaaf van dit omvangrgk werk
hebben willen bevorderen.
Die lof en die dank is verdien!; want het be-
trett hier een werk, dat voor Friesland hoogst
belangrijk is.
Bolswardsche Courant
a