NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD
OLSWAB B EN WONSEBABEEE
Praatjes over allerlei.
Twee en dertigste Jaargang.
No. 33.
1893.
DONDERDAG 17 AUGUSTUS.
BUITENLAND.
BINNENLAND.
1
g
'W
VOOR
.e
I
I
ABONNEMENTSPRIJS80 Cents per 3 maanden.
Franco per post 95 Cents.
ADVERTENTIEPRIJS50 Cts. van 1—7 regels. Ver
volgens 10 Ct. per regel. Overigens naar plaatsruimte.
stukje papier verbeeldt nu tien gulden, dat geeft
ieder waar je komt er jou voor. En dat ronde,
blinkende stukje zilver verbeeldt een gulden en
dat is net zoo een, en die ook, en die ook
Nou, zei de man, geloof ik, dat mijnheer de gek
met mij steekt. Denkt u, dat ik geen geld on
derscheiden kan? Van morgen heb ik nog een
muntbiljet van veertig gulden gebeurd.
Zoo, antwoordde ik, heb je wel geleerd gelds
waardig papier en geld te onderscheiden en niet
lezen en schrijvendat had je even goed kunnen
leeren. Daarenboven, weet je niet, dat er’s winters
gelegenheid voor volwassen personen is, om hen,
die dat in hun jeugd verzuimd hebben, alsnog
lezen, schrijven en rekenen te leeren
Ja, dat wist de man wel, maar men kwam er
zoo moeielijk toe en daarbij, er waren ook velen
onder hen, die lezen noch schrijven konden
zoodat ge u over mij niet behoeft te verwonderen,
dacht hij zeker, maar hij zei het niet.
De man nam de kruk van de deui’ in de hand
en zou er uit, blijkbaar om van mij af te komen.
Voor hij heenging verzocht hij evenwel gunst en
recommandatie voor een volgend jaar.
Dat kan misschien wel, zei ik, ten minste wan
neer je turf goed en ’t getal eerlijk is, maar
onder één conditie, dat je bij leven en welzijn,
aanstaande jaar een kwitantie kunt schrijven,
waartoe je van ’t winter in de gelegenheid bent
om het te leeren.
Nou, zei de man, dat wordt wat
Ik dacht echter dat wordt niets
Maar, wat is dat nu voor een praatje, zal mis
schien deze of gene zeggen, die het leest.
Is dat nu de moeite waard tot een onderwerp
om over te schrijven. Een turfschipperske die
met hare beide zonen naar Amerika trekt en een
andere turfschipper, die lezen noch schrijven kan
welke hare plaats inneemt.
De moeite waardZoo iets gebeurt alle dagen 1
Dat is juist het treurige van de zaak. Kloeke,
oppassende, ijverige menschen trekken huns on
danks naar Amerika, omdat ze hier geen middel
van bestaan meer kunnen vinden, en weetnieten,
durfnieten, sukkels, te lamlendig om op rijperen
leeftijd nog wat te leeren, trachten hunne plaats
in te nemen. Zoo blijft Friesland met een be
volking zitten, die bij de minste stoornis in hun
bedrijf, zoo ze ten minste er nog een op nahou
den, de hand naar de bedoeling uitsteekt, waar
van enorme sommen, daaraan besteed, vooral in
Friesland, tot getuigenis kunnen strekken.
Wat een groot verschil tusschen hen die naar
het verre westen trekken en die welke maar lie
ver wenschen te blijven omvan de bedeeling
zoo noodig te trekken.
Ziet ge wel, geachte lezer, dat mijn praatje niet
zoo onbeduidend is als het oppervlakkig schijnt.
F. C.
Bij de beraadslaging over de drankwet
werd tegen de beperking van het getal drankhui
zen aangevoerd, dat toch dezelfde hoeveelheid
drank zou worden gebruikt. Inderdaad toont de
opbrengst van den accijns op den jenever niet
aan, dat het gebruik verminderd is in verhouding
tot de vermindering der drankhuizen. Integen
deel het is toegenomen.
Maar de voorstanders der beperking wezen er
vooral op, dat wanneer de gelegenheden om te
diinken minder waren, uit den aard der zaak de
verleiding minder groot zou zijn en dit reeds het
debiet zou doen afnemen.
Tusschen den Duitschen Rijkskanselier en
den secretaris van het Departement van Buiten-
landsche Zaken moet het, volgens eene Berlijnsche
correspondentie, niet alles pais en vrede zijn.
Het schijnt, dat de secretaris, baron voa Bieber-
stein, met wien nogal dikwijls de draak gestoken
werd, ten slotte niet meer voor ledepop wilde
spelen en een eigen staatkunde ging volgen.
Na het bezoek van den Keizer aan Rome, waar
bij hij den Keizer vergezeld had, gaf von Bieber-
stein blijken van een zeer vergevingsgezinde
stemming ten opzichte van het centrum, eene
gezindheid die den Rijkskanselier, naar men wil,
niet aangenaam was. Bovendien werd de secretaris
in stilte tegengewerkt door baron von Holstein.
Aan Bismarck is te Kissingen hulde ge
bracht door de Beiersche onderwijzersvergadering.
Hij hield een rede waarin hij over de toekomst
der school sprak en over ’t een en ander dat
daarmede samenhangt. Zijn rede werd begrijpe
lijkerwijs bijzonder levendig toegejuicht. Zin
spelingen op de politiek van den dag schijnen er
niet in te zijn voorgekomen.
De Koningin van Engeland zal een groote
en fraaie kist van walnotenhout ontvangen waarin
de merkwaardigste petitie is vervat die misschien
haar ooit is geworden. Het is de bede van 103.000
lersche vrouwen uit het zuiden, oosten en westen
des lands, om bevrijd te blijven van de home-
ru!e-wet. De onderteekeningen zijn geschreven op
drie groote rollen, die door een lange koperen
roede parallel worden gehouden en in sierlijke
vakken rusten. De kist is van binnen bekleed
met lersch popelien van „St.-Patricks blauw14.
Om elke rol is een floers gewonden van rood,
wit en blauw popelien, de kleuren der vlag van
het Vereenigd Koninkrijk.
van oorzaken voor het verschil opsporenmaar
zou niet de statistiek van het drankmisbruik de
beste gids tot de oplossing van het verschijnsel
zijn
Aan het politiebureau St. Pietershal te
Amsterdam is op een der zalen een groote ouder-
wetsche muurschilderij, afkomstig uit de tijden
der gilden, die duizende guldens aan waarde
vertegenwoordigt. Dezer dagen nu, waren twee
behangersknechts werkzaam op die kamer. Ze
kregen twist en een van de twee werd zoodanig
door het doek gegooid, dat de kostbare schilderij
verloren is. De beide werklieden zijn ontslagen.
Vijf jaren geleden kwam de heer A., te
Standdaarbuiten, in het bezit van een jongen
ooievaar, dien hij grootbracht. Het dier liep vrij
over het erf, en in de schuur ving hij meer muizen
dan de kat. Na drie jaren gooiden kwajongens
zijn poot stuk, doch de huisknecht wist een houten
pootje voor hem te vervaardigen. Van deze ampu
tatie bekwam hij spoedig en deed weer dienst
zooals vroeger, soms vloog hij een uur ver. Dezer
dagen kwam hij echter bebloed en vermoeid aan
vliegen, en het bleek, dat ook zijn andere goede
poot verbrijzeld was. Op twee houten pooten ging
het niet, zoodat men het trouwe dier heeft moe
ten doodschieten.
Een jonggetrouwd echtpaar was aan het
visschen in de Marne. De man kreeg beet en goed
beet ook, zijn vrouw moest hem helpen bij het
ophalen van den visch een prachtigen zwaren
brasem. Door zijn spartelen raakte de visch echter
weder los, de jonge vrouw wilde hem grijpen,
maar viel in de rivier. De man dacht zeker
Eerst den visch hebbenhem koken kan ik alleen
wel, en stelde alle mogelijke pogingen in het
werk om den mooien brasem te pakken te krijgen,
terwijl zijn jonge vrouw groot gevaar liep te
verdrinken.
Een buurman redde haar. Mevrouw was te
recht zoo verontwaardigd over de zelfzucht van
haar man, dat zij echtscheiding vraagt.
In de Nieuwe Tijd wordt het verschijnen
aangekondigd van het eerste nummer van De
Roskam, geïllustreerd satiriek weekblad voor het
volk, onder redactie van Socius en Leizer.
Door de Vereeniging van Landbouwers die
suikerbieten verbouwen is het volgend adres ver
zonden
Aan de Tweede Kamer der Staten-
Generaal en aan alle leden.
Geeft met verschuldigden eerbied te kennen,
de Vereeniging van Landbouwers die suikerbie
ten verbouwen, erkend hij kon. besluit van 12
Juni 1890, no. 31.
Dat in hare algemeene vergadering van 4 Au
gustus j. 1. met de meeste belangstelling behan
deld is het nieuwe ontwerp van wet, houdende
nadere bepalingen omtrent den accijns op de
suiker.
De vergadering was van oordeel, dat het ont
werp zeer vele bezwaren wegneemt, die de land
bouwers hebben tegen de thans bestaande wet,
die den landbouwers genoodzaakt hoeft, de teelt
aanzienlijk in te krimpen en het mogelijk maakte,
dat de nadeelen geheel en al op zijne schouders
geladen werden.
Algemeen was men van meening, dat bepa
lingen, die de teelt beperken,den landbouw zeer
benadeelen en des te meer, naarmate de beper
king grooter is.
Niettegenstaande in het nieuwe wetsontwerp
weder een maximum is vastgesteld, waarboven
eene vernoogde belasting verschuldigd is, zou de
Vereeniging wegens den korten duur der wet
dit bezwaar niet overwegend achten, vooral indien
het mogelijk ware, dit maximum nog iets te ver-
hoogen. Dan toch zou de productie nagenoeg
gelijk kunnen worden aan die welke vóór de
aanneming der tegenwoordige wet bestond en
het nadeel alleen bestaan in de verhoogde be
lasting en de onmogelijkheid, om in dien tijd de
teelt uit te breiden.
Zij meent er Uwe Vergadering op te mogen
wijzen dat beperking der teelt niet alleen nadeelig
is voor den landbouwer, doch evenzeer voor den
arbeider, die door dit gewas nog volop werk
vindt in tijden, dat de werkzaamheden voor an
dere gewassen reeds geëindigd zijn.
Redenen waarom adressante Uwe Vergadering
eerbiedig verzoekt, het wetsontwerp te willen
aannemen, zoo mogelijk met eenige verhooging
van het maximum.
De flesschentrekkers maken het ten slotte
zoo bont, dat het Hollandsche crediet in het
buitenland geheel verloren gaat. De Duitsche
politie waarschuwt thans tegen een nieuw mid
del, dat zij aanwenden om goederen machtig te
worden. Zij laten thans de door hen bestelde
goederen tot aan de grenzen zenden. Deze wor
den zóó laag aangegeven, dat zij vanwege de
grensbeambten direct verkocht worden en de
zwendelfirma’s contant geld ontvangen. Volgens
de Nederlandsche wet hebben de grensbeambten
het recht, goederen die volgens hun meening, te
laag zijn aangegeven met een toeslag van 10 pet.
te koopen. De flesschentrekkers, die de aan hun
adres gezonden goederen toch voor een spotprijs
van de hand doen, kunnen elke verdere moeite
sparen, en behoeven slechts de goederen zeer
laag aan te geven om hun geld te ontvangen,
zonder te vreezen dat hun de goederen aan het
station hunner woonplaats, wanneer lont geroken
wordt, onttrokken zullen worden.
Met het oog daarop is dan ook herhaaldelijk
vergunning verleend om een drankhuis te openen,
wanneer door den aanvrager twee vergunningen
werden afgekocht.
Gedep. Staten van Zuid-Holland schijnen aan
het oude argument geen waarde toe te kennenal
thans te Rotterdam is deze door het Gemeente-be-
stuur gestelde voorwaarde, waaraan verscheidene
personen voldaan hadden, niet goedgekeurd en
werd de gevraagde vergunning door hen niet
bekrachtigd.
Als bijzonderheid bij de jongste verkiezing
voor den gemeenteraad te Tilburg wordt gemeld,
dat zich het geval voordeed, dat een ingezetene,
die in twee Tilburgschecouranten door „vele kie
zers11 werd aanbevolen, geen enkele stem bekwam.
Men schrijft uit Helmond
„Gisteren had hier eene ijselijke misdaad plaats.
Een zekere S., bjj politie en justitie bekend, zat
hier in een café in „de Haag,14 toen de brouwers
knecht M. v. d. Ven daar binnentrad. Na dezen
een paar glazen bier afgebedeld te hebben, wilde
hij een derde hebben en daar v. d. V. meende
voldoende getrakteerd te hebben, zocht de be
ruchte S. twist met hem. Wijl v. d. V. dit niet
verkoos, verwijderde hij zich uit de herberg,
allengs achtervolgd door 8., die hem onverhoeds
aangreep, in een sloot wierp, en vervolgens bijna
de linkerhand afsneed, en minstens een zestal
sneden over het gelaat en den hals gaf.
Zoo voorbijgangers den kerel niet van zijn
slachtoffer getrokken hadden, had men wellicht
een menschenleven te betreuren. Door bloedver
lies als anderszins was v. d. V. weldra buiten
kennis. Men spoedde zich naar den dichtstbijzijnde
geneesheer Dr. Dentz, die den gewonde verbond,
met de meeste zorg behandelde en den verplegers
de meeste attentie aanbeval. De dader bood zich
vrijwillig in handen der politie aan. In tegen
stelling met den Spithoutschen staat 8. hier als
den Helmondschen „boelmaker44 bekend. Elk
weldenkende hoopt, dat hem door eene flinke
straf de lust om op dergelijke onmenschelijke
wijze te handelen, voor immer zal vergaan.
Zeker weet nog niemand hoe het met de
kieswet loopen zal, zegt de Haagsche correspon
dent der N. Gr. Ct. Maar het debat is niet nut
teloos geweest. De positie van den heer van
Houten is er door verzwaktde Grondwets-op-
positie is tot een gemakkelijk vorwinbare terug
gebrachtde archi-conservatieve elementen zijn
stellig in de minderheidde gematigde fracties
van alle partijen staan ongeveer op één rij. En
waar nu de Minister met grooten tact zich bereid
heeft verklaard tot overleg, tot overweging van
alle amendementen die ’t beginsel onaangetast
laten, het beginsel dat de kenmerken van ge
schiktheid en welstand zullen zijn kennis van
lezen en schrijven en het in eigen onderhouden
dat der zijnen voorzien, is de mogelijkheid geens
zins uitgesloten dat men het tot een vergelijk
zal brengen, al krijgen de uitersten aan beide
kanten dan niet ten volle hun zin.
Als een gemeenteraad van oordeel is, dat
het pleizier aan een kermis verbonden, niet op
weegt tegen de zedelijke en geldelijke nadeelen,
haar afschaft is begrijpelijk. Minder begrijpelijk
echter is het, dat bij haar verkort en acht dagen
lang de kermisvermakelijkheden toelaat, maar
niet gedoogt dat zij ook den negenden en tienden
dag plaats hebben, gelijk een traditioneel gebruik
medebracht.
Wat men verkeerd oordeelt, moest niet acht
dagen lang gedoogd worden is het niet verkeerd,
waarom dan die twee laatste dagen er maar niet
bij gelaten.
Zoo vraagt men zich af, als men leest wat nu
te Haarlem is gebeurd en waartoe, op verzoek
van tegenstanders, werd besloten, naar men wil,
zonder bezadigd overlegd. Op die wijze bevredigt
men geen der beide tegenover elkander staande
partijen, maar krijgt beiden tegen zich.
De inkorting van de kermis heeft ook dit na
deel boven eene afschaffing, dat terwijl een af
geschafte kermis geleidelijk uit de herinnering
verdwijnt, de verkorting der kermis telken jare
weder door de kermis zelve in het geheugen
wordt gebracht.
Men kan aannemende dat de kermis ver
keerd is het verkeerde dulden of verbieden,
maar het halveeren, dat gaat niet. Wil men de
kermis langzamerhand laten doodbloeden, gelijk
hier en daar feitelijk plaats heeft, dan is de weg
daartoe door Haarlem ingeslagen, naar wij meenen
de goede niet.
Uit Heerlen meldt men aan de Limb. Koerier,
dat de onderaardsche bewoner P. teMusschemi-
gesbroek, gemeente Heerlen, als verdacht van
vergrijp tegen de zeden, door de maréchaussée
der brigade gevankelijk naar Maastricht in het
huis van bewaring is overgebracht. Dat de man
in een niet alledaagsche woning huisde, blijkt uit
het feit, dat de politie zich op klaarlichten dag
kon overtuigen, of hij al dan niet daarin aanwezig
was, niet anders dan voorzien van een licht.
Zijn woning is voor eenige jaren door brand
in elkander gestort; hij heeft toen goed gevonden,
het puin enz. te laten liggen en zijn bivak in
den kelder op te slaan.
Terwijl in Nederland nagenoeg geen plaats
meer is in de gevangenissen en er nog een dui
zend opgelêgde vrijheidsstraffen moeten „uitge
zeten44 worden, wappert in Zurich de witte vlag
van de gevangenis, ten teeken dat zij ledig is.
Men kan over dit feit veel redeneereu en tal
Ook dit voorjaar vertrokken weer honderden
kloeke mannen en vrouwen uit Friesland naar
Amerika, teneinde daar een beter levenslot te
vinden, dan de Friesche bodem zijnen kinderen
aanbiedt.
Onder hen bevond zich ook „mijn turtschipper-
ske.44 Ze ging heen zooals hare twee kinderen
heengegaan waren met droefheid in ’t hart,
maar met de overtuiging, dat het zoo niet langer
kon, en dat het beter was, te gaan, dan op den
vaderlandschen bodem geheel te verarmen.
Met leedwezen zag ik de moeder, die het laatst
heenging, vertrekken even moedig als droevig,
met tranen in de oogen ging ze de verre reis aan
vaarden, bukkende voor de noodzakelijkheid, dat
het zoo niet langer kon.
Ze was in den tijd dat ik haar leerde kennen,
weduwe geworden. Maar de droeve slag die haar
trof, sloeg haar niet terneer, ’t Was Gods wil ge
weest, zeide ze; Gods wegen waren onbegrijpelijk,
maar men moest ze eerbiedigen. Hij deed het
uit bestwil voor zijne kinderen, en hoe zwaar de
slag ook viel, ze moest verdragen worden eens
zou alles tot klaarheid komen. Daarom, met
moed de pelgrimsstaf maar weer aanvaard.
En dat deed ze. Met hare beide zonen, aanko
mende jongens, ging „mijn turfschipperske44 de
vaart naar de venen en terug met de lading naar
de stad ondernemen. Haar man stond nu niet
meer aan ’t roer die plaats moest thans door
haar vervuld, en de jongelui, nog tamelijk onbe
dreven in de vaart, moesten door haar worden
geleid.
Maar al ging het niet altijd zooals ’t moest,
vertelde ze mij, het ging dan toch en ze voelde
blijkbaar, dat de Heer haar sterkte in haar moei
lijke taak.
Men ziet hieruit dat „mijn turfschipperske44 or
thodox was, als behoorende tot de christelijk ge
reformeerde gemeente. Zij liep niet met haar
godsdienst te koop, zooals er wel zijn’t was
geen zemelaarster, maar een kloeke, ferme, zin
delijke, nette vrouw, die met haar godsdienst ook
niet pronkte of zich op hare rechtgeloovigheid
liet voorstaan, maar alleen in een vertrouwelijk
gesprek uiting gaf aan wat er in haar gemoed
omging en wat strijd ze hier op aarde te strijden
had.
Doch hoe kloek ze ook medewerkte om de
plaats van haren overleden echtgenoot mede te
vervullen, hoe ze ook werkte om met hare beide
zonen het schip boven water te houden, ze kwam
allengs tot te ontdekking, dat het helaas niet
aanging, de tijden werden al slechter en slech
ter, de verdienste op de turf en de aftrek van dat
artikel verminderde, zoodat eerst de oudste en
daarna een jongere zoon besloot liever het land
te verlaten, dan hier ten onder te gaan. Welde
den ze nog vooraf menige poging om aan den wal
een behoorlijk stuk brood te verdienen maar
ook aan den wal was, volgens haar, alles bezet,
zoodat de eenigste uitwegnaar Amerikawas.
En zoo gingen hare kloeke, gezonde, ferm uit
de kluiten gewassen, goed onderwezen jongens,
naar Amerika.
Toen ze daar een paar jaren geweest waren en
het land roemden, dat voor ieder die werken wilde
een behoorlijk middel van bestaan gaf en toen ze
vroegenof „moeke44 ook maar niet wilde over
komen en reeds de vracht voor den tocht over
zonden of, zoo moeke de reis niet aandurfde, dan
voor andere doeleinden te besteden, toen besloot
„mijn turfschipperske44 daar ze hier toch den kost
niet meer verdienen kon, de groote reis te aan
vaarden.
En zoo kwam ze mij voor ’t laatst goedendag
zeggen en bedanken voor de gunst, zooveel jaren
genoten.
Met leedwezen zagen we de kloeke vrouw ver
trekken en betreurden de droevige omstandighe
den, waardoor brave burgers, werkzame menschen,
die den grond waarop ze woonden en de instel
lingen waaronder ze geleefd hebben, hartelijk lief
hadden, maar die van dat alles verjaagd werden,
om des broods wille.
Zoo kreeg ik dan voor het eerst een anderen
turfschipper. De man zei, dat hij mij beste waar
voor niet te veel geld geleverd had en dat ik er
op aan kon, dat ik mijn getal eerlijk gekregen had.
Ik leerde dien man nog niet kennen en wil
daarom in ons beider belang maar hopen, dat hij
waarheid gesproken heeft.
Toen de turf op den zolder was, kwam de man
om zijn geld. Ik vroeg of hij want dat deed
„mijn" turfschipperske44 altijd kwitantie had
meegenomen.
Neen, dat niet, maar we vertrouwden elkaar
wel, zei hij.
Nu, dat hij mij vertrouwt, daarop heb ik niets
tegen, maar daar onze kennismaking nog van zoo
korten duur was, wenschte ik toch maar liever
in ’t bezit van een kwitantie te zijn.
Met pleizier, zei de man, hij zou wel een halen.
Dat behoeft niet, antwoordde ik, ’k zal wel even
een schrijven, dan kan je teekenen.
En zoo gebeurde het, en toen ik hem de kwi
tantie ter teekening voorlei toen zei de jonge
man, dat hij alleen een kruisje zetten kon en van
lezen en schrijven geen verstand had.
Ik teekende toen zijn naam onder de kwitantie
en nadat ik hem de plaats gewezen had - zijn
naam kon hjj niet eens onderscheiden teeken
de hij, zeer gebrekkig, een kruisje. Ik telde hem
het geld voor, met de bemerkingZie man, dat
Bolswardselie Courant
'ii!
F
ME»
X
ft.