Een luchtschipper geïnterviewd. 5 ZACÏÏMLIN SterkGoedkoop Elegant GEMENGD NIEUWS. 2 o tsj SneekBolswardHarlingen. MEY’s STOFFWaSCHE insecten. van ixi a cc p c/> UJ Hooge politiek en onechte pannekoeken. a. v. a. v. a. v. a. v. O I» 5,50 6,30 7,50 M 5,— 5,40 I 7,15 8,— 9,15 6,50 8- 8,45 9 9,40 9- 9,40 6,50 8- 8,45 7,— 8,15 8,55 7,15 8- 9,15 3,40 5,05 5,45 "to C O 5 eenigst afdoend middel tegen allerlei soort 2 3 s s 3 5,05 5,45 I Greenwich.) dagen: 12,15 12,55 2,15 9,20 10,40 11,20 <1 a 9,05 9,45 3,20 3,55 5,15 12,20 1,45 2,30 gen: 12,15 12,55 2,15 9,20 10,40 11,20 5,— 5,40 „los" geklon- Van Sneek Bolsward Te Harlingen Van Harlingen Bolsward Te Sneek Gij moet weten, dat zoodra de ballon eenige me ters gestegen is, het gas zich uitzet en daardoor aan vaart wint. Te Rotterdam was mijn ballon doornat, op het cogenblik evenwel, dat ik zou stijgen, breekt er een zonnestraaltje doorhet gas zette zich uit en snel gingen wij de hoogte in. Dus, gij zjjt overtuigd, dat uw materieel goed is, de ballon zoowel als de mand? En thans een onbescheiden vraag, zijt gij, behalve practisch ook wetenschappelijk ontwikkeld? Op beide vragen moet ik toestemmend ant woorden. Niet alleen dat vele kapiteins ter zee en anderen herhaalde reizen met denzelfden bal lon medemaakten, ook mijne vrouw gaat nu en dan met mij. Nog nimmer had ik een ongeluk ran eenige beteekenis. En te Amsterdam dan, toen gij op een dak nederdaalde!, met den heer Obreen als mede reiziger Toen is er geen ongeluk gebeurd, zeide de heer Leon Mary, terwijl hij met de voeten op de spor ten van een stoel wiegelde, als of hij aan boord van zijn luchtschip was. Op het oogenblik dat de heer Obreen uitstapte en ik van plan was het luchtruim te kiezen, stormde een menigte volks het dak op en maakte zich van mijn ballon meestermen greep mij bij armen en beenen, mij om betaling sommeerende voor de hulp mij veileend! Maar, om op uw tweede vraag terug te komen: Zeer zeker heb ik studie gemaakt van die lucht vaart, terwijl ik buitendien mijn diploma van ingenieur bezit, zoodat ik geacht mag worden wetenschappelijk te zijn ontwikkeld. Is het u bekend, dat er te Parijs drie acade mies op dat gebied zijn en niet minder dan 1200 luchtschippers in Frankrijk’s hooldstad Wat verder mij betreft kan ik constateeren 108 lucht leven gekomen. Dat zal ik niet ontkennen, doch met tegen woordigheid van geest, en overleg is er niet veel te vreezen. Jk blijf steeds bedaard, ook onder de moeielijkste omstandigheden en wanneer ik het luchtruim doorklief, gevoel ik mij zoo heerlijk, als wellicht niemand op aarde. Maar wanneer gij, zooals onlangs, in een half uur van Rotterdam naar Utrecht vliegt, moet ge u door de duizelingwekkende vaart met moeite in de mand kunnen staande houden. Volstrekt niet. Men gevoelt niets van de snel heid, waarmede de ballon zich beweegt. Het is alsof de laatste onbewegelijk in de lucht hangt terwijl de aarde, evenals een panorama zich voor uwe blikken voortbeweegt. „Ik bin skutter, korreperaal bij de skulterij en dat zal nou toch wel bewijs genog zijn, alsdat ik onschuldig bin," meende de meubelmakers- knecht M. toen hij zich wegens aanranding had te verantwoorden. Voorzitter: Dat is onzin. Kent u den ouden schoenmaker Meier BeklaagdePersoonlik niet, maar ik ken ’m van anzien. Voorzitter: Dat is ook voldoende. U moet den ouden man, die bovendien eenigszins zwak van geest is, in den avond van den 15en Februari 11. Stoomdruk Firma B. Cuperus Az. Bolsward. reizen te hebben gemaakt, zoowel in Frankrijk als Engeland, Duitschland, Zweden en België, Te Kopenhagen heb ik mij 2 maal met behulp van een parachute op een hoogte van 2000 M. laten neerdalen. Ik ontving daarvoor 150,0 gul den per keer. Ons dunkt, dat dit een gevaarlijk werkje moet zijn, merkten wij op. Niet zoo gevaarlijk als het lijkt, was het ant woord. Ik maak alleen van een parachute ge bruik, die aan den ballon verbonden, op een ge geven oogenblik losgelaten wordt. Ik spring dan niet uit de mand, terwijl de parachute zich opent gedurende den val, zooals een zekere miss Lau rens gewoon was te doen. Deze jonge dame is dan ook verongelukt. Uw vak, brachten wij in het midden, is toch een zeer gevaarlijk vak en behalve L’Hoste is menig luchtschipper door zijn beroep om het Het ontzettend ongeluk, hetwelk jl. Zaterdag den heer Dolman overkwam, ligt nog versch in elks geheugen. Naar aanleiding van het gebeurde heeft de V. C. aan kapitein Leon Mary eenige vragen gericht, waarvan wij de beantwoording hier laten volgen. Ik stond, zeide hij, toen wij hem vroegen of hij zijn medereiziger had zien vallen, met den rug naar hem gekeerd en was bezig te trachten den ballon van den schoorsteen af te houden, zoodat ik hem niet heb zien vallen. Men zegt, repliceerden wij, dat uw medereizi ger uit vrees uit het mandje heeft willen stappen terwijl anderen beweren, dat hij, op den rand zittende, er afgetuimeld is. Van vrees heb ik niets bemerkt; integendeel, bij het opstijgen wuifde, zooals elk een heeft kunnen zien, de heer Dolman met de handook heeft hij niet op den rand gezeten. Nimmer had ik een kalmer passagier. Maar op het oogenblik, dat uw ballon met groote snelheid in de hoogte steeg, begreept gij toch, dat uw passagier uit de mand was gevallen. Niet op het zelfde oogenblik, omdat ik te druk met mijn ballon bezig was, doch bij het afstooten van den gondel. Terwijl ik rugwaarts mij daar aan vasthield, kreeg ik ineens een kolossalen schok onraad bemerkende, duikelde ik achter over in den gondel, voor mijn eigen leven vree- zende. Bij kalmte gekomen, tastte ik naar mijn passagier en miste hem. Met razende snelheid steeg ik daarna 3500 meter, toen bewerkte ik stil stand en daaraa had de daling plaats. Onmiddelijk bij mijn aankomst te Zeist heb ik dan ook aan mijne vrienden in Utrecht getelc- Van Sneek Bolsward Te Harlingen Van Harlingen Bolsward Te Sneek grafeerd. En toen gij den ontzettenden afloop vernaamt Ik heb en ik schaam mij niet om het u te zeggen gehuild als een kind... Het is het eerste ongeluk van dien aard, dat op de 108 door mij gemaakte luchtreizen een mijner medereizigers overkomen is. Er wordt nu echter zooveel over mijn ballon, over mijn persoon gezegd, dat ik om mij te rehabiliteeren, besloten heb a.s. Zater dag weer te Utrecht op te gaan. Wat!- wederom in Tivoli? Neen, nu waarschijnlijk in Buitenlust, Malie baan, Het zal niet gemakkelijk gaan, een medereizi ger te vinden; elkeen is afgeschrikt cn O, neen die is reeds gevonden en wanneer ik nu maar een beetje mooi weer tref, zal alles op perbest gaan. Met regen zult gij zeker wel niet meer opstij gen vroegen wij weder. Waarom niet? was het antwoord. De regen heeft mij Zaterdag volstrekt niet ge hinderd. Gij moet u echter voorstellen, dat de ballon door het water zwaarder wordt cn van daar dat mijn schip niet zoo heel dadelijk de lucht in wilde. Juist, maar toen gjj dat merkte, waarom hebt gij den ballon toen niet met nog meer gas gevuld? Dat behoefde niet; ondanks do ongeduldige houding van het publiek en ondanks het late uur, ben ik met de vulling blijven doorgaan, totdat er gas genoeg was. Maar waarom kwam, nadat uw „los" geklon ken had, er niet de minste beweging in het ge vaarte Omdat de ballon wat nat was, ofschoon dit bezwaar niet heel groot is, omdat het water met groote snelheid verdampt. Trouwens met eenige hulp ging de ballon spoedig genoeg de lucht in. Een paniek in het leger. Bij een der on langs gehouden manoeuvres op de heide moet het volgende vermakelijke voorval hebben plaatsge vonden Teneinde in de gelegenheid te zijn uit den mond van den opperbevelhebber de bevelen op te van gen, die strekken moesten, den vijand zonder mededoogen in de pan te hakken, stonden alle officieren rondom den grooten man. Op dat oogenblik passeerde de betaalmeester en door het grillig spel van den wind vloog een bankje van vijf-en twintig gulden uit zijn tasch over de hoofden der dapperen. Met een blik, zooals Marius de ruïne van Car thago eens gadesloeg, zagen de helden die schro melijke vlucht van het kapitaal en als dooreen electrischen schok gedreven, sprongen ze, zonder verder naar hun chef te luisteren, in woeste vaart het wapperend banderol van de Nederlandsche Bank na, dat in grillige bochten over het nede rig heidekruid vloog. Na een wedloop van een kwartier was einde lijk een luitenant van de infanterie de gelukkige Horatius en, hoewel hij van het verworven klei nood dra moest afscheid nemen, smaakte de over winnaar het zedeliik en zalig bewustzijn, dat evenals men nooit weet hoe een koe een haas vangt, men er niet op zweren kan, dat een luite nant op het eind van de maand geen f25 kan buitmaken. In sommige militaire kringen wordt verzekerd, dat bet laten vliegen van het bankbiljet een strategische truc was, om den verborgen vijand uit zijn schuilhoek te lokken. Dit was echter verijdeld door de paniek onder de officieren of wel dat het pas bij den vijand traktementsdag geweest was. Het Neue Wiener Tageblatt verhaalt van een avontuur, dat den voorzitter van het interna tionaal tramwegcongres, Michelet, aan het Wes ter station te Buda-Pest overkomen is en veel gelijkenis vertoont met dat van Pieter Spa bij het kroningsfeest van Willem II te Amsterdam. in de Kerkstraat hebben geslagen. Beklaagde: Nou, die ouwe Meier mag nou ’n bietje licht angeroakt weze, moar van weges z’en zwakke geest, da-bestrij ik. Hij leest alle krante, en alles wat gedrukt stoat en wat ie te groaze kan krijge. Moar ze moake allegoar jool mit ’m en toe het-ie me op stroat angevalle, omdat-ie docht, dat ik ’m had beleedigd. Ik het ’m alleenig moar mit me hand terug geskove, omdat ik me anders niet kon redde. Dat ik, as korreperoal van de skutterij, me an die man niet zou vergraijpe, dat kan u toch wel snappe. Voorzitter: We zullen het wel van de getui gen hooren. BeklaagdeJoa, moar meneer, mag ik dan zullevers niet es effetjes vertelle, hoe ’tgekommeis? (Tijd van Werk 9,05 9,45 11,15 7<- 8,15 8,55 ’ti o 5,50 6,30 7,50 De echte waarmerken van het wonderbaar werkend ZACHERLIN zijn: le. De verzegelde flesch. 2e De naam ZACHERL. Prijzen 25 ets., 50 ets., f 1,—, f 2,—, Het SPUITJE 40 ets. V e r k r ij g b a a r bij de Depothouders Te Bolsward bij de heeren M. OOS VERB A AN Co. en R. J. VOS. Te Makkum bij den heer II. SCHOLTEN. Te Sneek bij den heer Jobs. W. MEIJER. Te Workum bij de firma SIMON BRANDENBURG!! en Tj. C. FABER. Michelet die juist een nieuwe hoed gekocht had, liep aan het station heen en weder een vriend op te wachten. Niet weinig verrast was hij, toen hij in den zak van zijn overjas een beurs en een gouden horloge ontdekte, die hem niet toebehoorden. Hij wendde zich tot een politie agent, doch deze verstond hem niet, daar Miche let geen Hongaarsch kende. Juist kwam daar een boertje aanloopen die beweerde, dat Michelet zijn beurs in de hand had. Gelukkig was een agent in burgerkleeding in de nabyheid, die Michelet verstaan kon. De noo- dige uitleggingen werden gegeven en Michelet vernam nu dat korten tijd geleden een zakkenrol ler gevangen genomen was, die een dergelijken hoed droeg als Michelet. Hij bekende dan ook spoedig Michelet voor een medelid van een inter nationale bende aangezien te hebben, wier leden elkander niet kenden, doch als onderscheidings- teeken een bijzonder gevormden hoed droegen. De hoedenmaker, waar Michelet zich een nieuw hoofddeksel had aangeschaft, had een 50 van die hoeden besteld gekregen. Voor de aardigheid had hij er wat meer vervaardigd en nu gebeurde het dat Michelet juist zulk een hoed kocht, ten ge volge waarvan Schlesinger, de zakkenroller, hem voor een lid der bende hield. De zwaluwen verzamelen zich; zij maken zich tot haar vertrek gereed. Een Afrikaansche tyran. Omtrent Loben- gula, den koning der Matabele*, schrijft men aan ’t D. v. N.Tijdens het verblijf van den heer Thomson te Boeloewayo had hij gelegenheid een strafoefening bij te wonen. Een man had zich vermeten van het koninklijke bier te drinken en was door Lo Ben’s soldaten gevangen genomen. De ongelukkige werd, bevend van angst, voor den koning gebracht. Men kon het den overtreder aanzien, dat hij zich wel bewust was, welk een verschrikkelijk lot hem te wachten stond. Zijn oogen puilden uit hunne kassen, het koude zweet parelde hem op het voorhoofd, en zijn knieen knikten, toen hij zich voor Lo Ben ter aarde boog. De koning gaf bevel hem goed vast te houden, en den onge lukkige strak aanziende, zeide hij„Gij hebt een neus en een mond, en twee ooren en twee oogen. Gij hebt uw neus misbruikt om aan het bier des konings te ruiken", en zich tot zijne om hem been staande soldaten wendende, snij af zijn neusZij sneden den neus van den ongelukkige af. Gij hebt uwen mond misbruikt om van het bier des konings te drinken; snij af zijn mond! Zij sneden beide lippen van den veroordeelde af, zoodat zijn tanden allen bloot lagen. Het was een afscbuwelijk gezicht. Lobengula wachtte eenige oogenblikken, zijn slachtoffer steeds strak aan ziende. Gij hebt gehoord dat het streng verboden is van het bier des konings te drinken, doch uw ooren zijn u van geen nut. Snij af de ooren die niet kunnen hooren! Ook aan dit bevel werd voldaan. De verminkte man zag den koning aan als smeekte hij om erbarmen. Doch tevergeefs. Zie mij niet aan, varken der aarde, riep Lo Ben uit, en tot zijn dienaren gewend beval hij „Bedek zijne oogen, opdat hij het bier des konings niet meer aanschouwe." En zij sneden het voorhoofd van den ongeluk kige open, en trokken het losgemaakte vel over zijn oogen. De koning beschouwde geruimen tijd zijn slachtoffer die vóór hem op den grond van smart lag te kiuipen. Plotseling scheen Z. M. woedend te worden, misschien had hij er spijt van dat hij in tegenwoordigheid van Europeanen zoo ver gegaan was. Zijne woede keerde zich tegen den verminkte. Hij beval zijn soldaten den ongelukkige met zware stukken hout te slaan en toen de koning de voltrekking van dit bevel gedurende eenigen tijd had staan aan te zien, gaf hij order daarmede op te houden en den ongelukkige verder maar aan zijn lot over te laten. De gemartelde lag eerst eenigen tijd bewusteloos, doch kwam eindelijk bij, en begon langs den grond weg te kruipen tot hij onder een wagen lag, waar hij bleef tot het donker begon te worden. Toen kroop hij verder naar de spuit, om zijne wonden af te wasschen. Hij kwam dicht langs den wagen van den heer Thomson, die later verhaalde dat hij nog nooit zoo iets gruwelijks gezien had. Het vel van zijn voorhoofd hing over zijne oogen, doch was ge heel droog geworden, en op sommige plaatsen gebroken en uitgesebeurd. Wie tamelijk gegoed is, brengt het met orde verder dau de rijke, die er maar op toeleeft. Krankzinnig genoemd te worden, is het lot van elk die iets erg buitensporigs vertelt, hetzij dat buitensporige nu waarheid is of niet. E. van Eeden. Het is natuurlijk dat iedereen ons verschil lend beoordeelt, omdat wij verschillend voor iedereen zijn. Waar men de vrouw laat eten van de bron der kennis, zullen de overige huisgenooten spoedig van de lucht moeten leven. Sidney. Met moet zich niet in de uitwerking van details verdiepen eer men goed weet, wat de grondslagen zijn, waarop men voortwerkt. Voorzitter Als u kort wilt zijn, vertelt u dan maar. BeklaagdeOp de veertiende Febrewarie was ’t Vastenavend en toe ware we oallemi al in de „vergulde appel" woar het vroolekies toegong. Toene we doar zoo oallegoar bij mekoar zatte, kwam de ouwe Meier d’er au. Hij begon doade- lijk te vertelle, en te vroago of we niet al wiste, datte we in het voorjaar oorlog zouwe krijge en alle stroatroinigers en lantoarnopstekers tot sol- doate zouwe worde gemuakt. ’t Was zeker, want hij had ’t uit de krant. De ouwe had de lief hebberij, om zoodra as-ie wat nuuws hoort, doa- delijk vao de eene herreberg in de andere te loope. Hij hat dan ook geen rust en wij woaren n’em gauw kwijt. ’N ketiertje loafer, joa, ’t zal wel sewat ’n ketiertje geweest zijn, toe kwam-ie terug, woedend en schimpend, dat me mit zoo’n ouwe man de spot dreve. En de worrd, die goeie vent, die schenkt een klein tikkertje in en ie wikkelt nog wat in ’n pepier en seitDar Meier, doar hrj-je n’en poar pannekoekies, neem die veur je vrouw mee. Moar eerst kan je me’n plezier doen. Goa es effetjes bij de koekebakker hier noast en hoal me voor ’n poar cente Zacherlin, van de beste, zeg moar dat ’t veur ’n rijke meneer is. Meier gaat en komt natuurlik terug om te zegge, dat ie d’er uit gesmete is. Voorzitter: Nu hebben we al genoeg van die grappen gehoord. Beklaagde: Jewel meneer, mijn speet ’t ook voor de ouwe man en voor mijn as skutter kor reperaal paste dat in ’t geheel niet. Ik nam dan ook twee in papier gerolde pannekoeken die nog op de toonbank lagge en stopte z’en em in de hand en zee: Hier Meier, goanou moarenskoof ’m toe zachies de deur uit. En voor die goeiig heid wor ik nog angevallen en mot ik nog boete betaale op de koop toe Dat kan ik mit m’en gewete niet overeen brenge. VoorzitterWat is dat dan met die overval? BeklaagdeIk gong de vollegede avond langs de appelemarkt en docht an niks kwoads, toe ik in eens wat hards teuge me neus voel en iemand tellekes zijt: „Zijn dat pannekoeke Zijn dat pannekoeke Toe ik omkeek zag ik de ouwe Meier, die in iedere hand een groote aardappel hield en me die op m’en neus wou stuk sloan, altijd moar vroagend of dat pannekoeke woare. De arme man was staapel gek en ik had een bom moeite, om ’m van me lijf te houwe. En d’er woare veul mensche bij en toe kwam d’er een pelisie-agent die ons van weges de oploop naar ’t bero bracht. Ik wist van niks, eerst loater hoorde-n-ik, dat een der gaste de pannekoekies had geruild veur twee aardappele, terwijl Meier hjj de koekebakker was. En nou wier ik onschul dig verdacht, omdat ik ze n’em in z’en hande heb gegeven." Door het getuigenverhoor werd duidelijk be wezen, dat de beklaagde de aangevallene was en zich slechts verweerd had. Hij werd dus vrijge sproken. VERKOOPSMAGAZIJNEN II E II M l O O 8 T E 11 IB A A A. goedkooper dan het wasichkion voor linnengoed. uit één stuk vervaardigd, is van echt linnen niet te onderscheiden, en V K- [tl I i “T

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Bolswards Nieuwsblad nl | 1893 | | pagina 4