NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD 0Ï.SWA.R9 EN WONSERADEEI. 1 Openbare Vergadering DER „PATRIMONIUM’, Twee en dertigste Jaargang. 1893. No. 45. ISf DONDERDAG 9 NOVEMBER. en Barnsteenen [PIJPJES BINNENLAND. d e prijzen o p g e r u i m d. VOOR d AFDEELING ABONNEMENTSPRIJS: 80 Cents per 3 maanden. Franco per post 95 Cents. bezit te veel bezwaren oplevert, moet alles ge meente eigendom worden. Doch dan moet de ge meente verpachten gelijk nu de eigenaar, wat al heel veel op elkaar gelijkt. Bovendien heb ik veel gehoord wat ik niet kan onderschrijven. Er is vooruitgang in den bodem, zeide Spreker, maar er is ook wel achteruitgang. Hier in Friesland is in de laatste 20 jaren de bodem belangrijk in waarde gedaald, doch dat is ’s werelds beloop. Ik zou echter op de besprekingen van Patri monium zoo graag iets meer practisch hooren. De overgang van den bodem zullen wij niet be- Sprekerde Heer D. Mulder van Hommerts. Nadat de Voorzitter, de heer De Boer, de ver gadering met een gebed had geopend, begon Spreker, die tot onderwerp zijner rede had ge kozen „Het vraagstuk van den bodem met te vertellen dat in het voorjaar van het vo rige j aar in „het Militair Tehuis” te Leeuwarden een belangrijke vergadering is gehouden, waar door de Christelijke mannen deze stelling werd geproclameerd„de gemeente moet in het bezit komen van den bodem”. De christelijke pers heeft over dien eisch weinig gesproken, en toch dient die zaak overwogen te worden. Het pauperisme neemt steeds toe, alleen in Friesland en Groningen, die rijk gezegende provinciën van ons Vaderland, wordt 2 millioen jaarlijks voor de bedeeling ge- ëischt. >/5 deel der bevolking is behoeftig. 7/ln der inwoners heeft jaarlijks minder dan f400 in komen per huisgezin. Hechts '/io der bevolking heeft in Friesland per huisgezin jaarlijks meer dan f 9 )0 inkomen. Medelijden is er weinig, con currentie en broodnijd veel. Ernstige tijden zijn het, die wij beleven. De maatschappij is te ver gelijken bij de Amsterdamsche hondenkar, waar mede de honden, die geen belastingpenning dra gen, worden opgehaald, om in een bak geworpen en verdronken te worden. Het liberalisme, zegt Spreker, is de kar, het kapitalisme de vloed waar door velen verdrinken, en de slachtoffers, dat zijn de leden der maatschappij. En niet slechts in ons Vaderland, over geheel Europa, ja zelfs ook daarbuiten is de toestand zoo, heerscht armoede in hooge mate. Die toestand moet, veranderen. Het kapitaal hoopt zich op, doch een reformatie moet er komen. De historie geeft ons in deze de oorzaak aan der ellende, en daardoor wijst zij ons ook op het geneesmiddel. De bodem, oorspronkelijk gemeen schappelijk bezit, is in handen van enkelen ge komen, en dit euvel moet worden weggenomen. De socialisten verkondigen, dat privaatbezit diefstal is. Dit is eene onwaarheid en strijdt met Gods woord. Het privaat bezit is zoo oud als het menschdom, doch het gebruik en het bezit van den bodem was oorspronkelijk gemeenschappelijk. Dat beginsel moest in eere gehouden zijn, doch door de slavernij is het recht van den sterkste ten troon gekomen, en de overweldigers namen bezit van den bodem. Hadden zij dien grond nu nog maar gebruikt tot voeling der bevolking, doch dit is schromelijk verwaarloosd, en hieruit is allengs de treurige toestand gekomen, die reeds lang heerschte, doch steeds ernstiger gevolgen na zich sleept. In Oud-Rusland en Azië zijn nog sporen van gemeenschappelijk grondbezit, ook bij enkele andere volken, bijv, op Java, en hoe meer dit stelsel is in stand gebleven, hoe beter de economische verhoudingen zijn. Hieruit kan men dan ook zien, dat de reformatie zoo moet gericht worden, dat de bodem weer eigendom der gemeenschap wordt, opdat de ellendigste slavernij, die zonde en verderf met zich voert, verdwijne, opdat de toestanden in de achterbuurten der steden en ook zelfs op het platte land verbeterd worden. Zonder het privaat bezit op te heffen, moet de bodem voor allen zijn, gelijk het overeenkomt met de ordonnantiën Gods, en gelijk het in Israel was. De Israëlieten hadden den grond niet in eigen dom, wel huizen en voorwerpen. Groot grondbezit, dit is genoegzaam bekend, is van een maatschappelijk standpunt onverdedig baar, doch ook het klein grondbezit heeft vele bezwaren, en leidt tot misbruiken. Vooreerst zou in ons land de helft der bevolking er van ver stoken blijven. De waarde van den grond is verder zeer betrekkelijk. In en bij de steden is de bodem soms verschrikkèlijk duur. Door de samenwoning wordt de grond daar schaarsch en stijgt hoe langer hoe meer in prijs, en de menschen moeten daar niet naast, maar boven elkaar gaan wonen. Wie daar maar een klein gedeelte grond bezit, wordt allengs rijker, door het stijgen van den prijs. Zonder iets te doen, gaat zoo iemand vooruit. Het zelfde is over ’t algemeen het geval bij alle grondbezit. Worden de verkeersmiddelen beter, wordt de grond door den pachter verbeterd ’t is alles bij slot van rekening ten bate van den grondeigenaar, zelfs de staat is gedoemd, de be langen der grondeigenaren te bevorderen, en Spreker haalt zelfs voorbeelden aan dat, bijv, in Engeland en Schotland, ten koste der bewoners, eigenaars, door den bodem een andere bestemming te geven, zich verbazende voordeelen wisten te verschaffen. Dit nu is niet volgens Gods woord, en Spreker roept dan ook uit: „Weent en huilt gij rijken, over uwe ongerechtigheden en over uwe onrechtvaardigheid Na de Pauze vervolgde Spreker, dat het dus eene noodzakelijkheid is, dat de bodem weder aan de gemeenschap komt. De sociale kwestie is een internationale, en zij moet derhalve ook inter nationaal opgelost worden. De socialen willen den grond dan ook maar eenvoudig nemen voor de gemeenschap. Patrimonium wil dit niet. Zij wil dqn bodem onteigenen. De Grieksche en Romeinsche volken en hunne beschaving zyn verdwenen; toen In eene woning te Sassenheim, bewoond door den landbouwer T. Bergman, werd Zaterdagnacht ingebroken. De dief, door inklimming zich bevin dende in het woonvertrek, bespeurde tot zijne teleurstelling dat de kast, waarin het geld ge woonlijk werd bewaard, gesloten was. Hij had toen de verregaande brutaliteit zich in het slaap vertrek te begeven, licht te maken en den sleutel uit den zak van de vrouw te halen, welken hij op een stoel aan het bed zag liggen. Daarop is hij weer in het woonvertrek gegaan en ontvreem de uit eene portefeuille een bankbiljet van f25 en f 15 zilver uit een doosje. De vrouw, toen iets hoorende, maakte haren man wakker, die terstond op het gerucht afging en den dief het venster zag uitspringen. Wel zijn boer en knecht dadelijk gaan zoeken, en deed de politie ijverige nasporingen, doch alles bleef vruchteloos, hetgeen zeker in den aard der zaak zelve ligt, daar alleen geld is gestolen en geene andere zaken, welke getnakkdijk tot ont dekking kunnen leiden. Betreffende de Wageningsche ongeregeldhe den verneemt men nog nader Toen 11. Maandagavond aan den burgemeester, die zich in eene vergadering van het Dagelijksch Bestuur ten gemeentehuize bevond, ter ooren was gekomen dat het op straat wat onrustig was, begaf hij zich onmiddellijk naar den volksoploop. Ziende dat men met een roode vlag rondliep, vaardigde hij een bevel uit om den vaandeldrager aan te houden, waarbij de toeloop nog vermeerderde. Te midden dier aangroeiende menigte werd door hem in de schemering waargenomen, dat een persoon ijlings in bukkende houding uit de massa te voor schijn kwam, hem sluipend naderde, en, naar hij aanvankelijk meende, op behendige wijze een zwa- ren stoot of stomp gaf. Zijn eerste werk was dien leven, doch, gelijk ook de heer Pollema dit reeds opmerkte bijv, het pachtstelsel, afzonderlijk recht voor den grond, die dienden m.i. besproken. Ook de werkeloosheid en dat die voor een deel voort komt uit den invoer van bewerkte stoffen. De heer Mulder antwoordt ongeveer het volgende In de eerste plaats constateer ik, dat geen van beide Sprekers, die met mij in debat trad, de noodzakelijkheid en de rechtvaardigheid van mijn stelling dat n.l. de bodem gemeenteëigendom moet wordent heeft bestreden. Vervolgens moet ik den heer Pollema antwoorden dat ik niet juist de landnationalisatie voorsta, maar wel dat de bo dem aan de gemeenten komt, ook opdat de Staat hierover geen macht zal hebben. De Staatsmacht wordt er juist door gebroken, en deze eenigszins van de gemeenten afhankelijk. De heer P. heeft verder over verscheidene brochures gesproken en gezegd die zegt dit, die dat. Welnu, dan mocht ik ook bronnen raadplegen, gelijk ik deed, en dat voor dragen. De statistiek heb ik ook geraadpleegd, doch hierin is ten opzichte van het grondbezit geen rekening gehouden dat er 1200 millioen hypothe caire schuld rust op die landerijen. En de onteige ning van den bodem is in beginsel reeds aange nomen. Het land kan in het algemeen belang ont eigend worden, dit is trouwens ook volgens de ordonnantiën Gods. Ook in het wetsontwerp van Houten ligt die grondslag opgesloten, maar, en daarom keur ik dat voorstel af, dan komt de grond aan een ander particulier, wat ook Dr. Kuiper af keurt, zoodat de heer Pollema niet Dr. K. tegen mij moest uitspelen, doch ik het hem kan doen. Het verbeterde pachtstelsel, daar heb ik mee opgehad, maar daar is ook veel tegen. „Wieniet werkt zal ook niet eten” zou dan wel eens mank gaan, en dan de progressieve belasting, ja, dit zal misschien voeren tot hetzelfde, wat nu met de drankbelasting het geval is, n. 1. dat men eraan gewend raakt en er nooit weer afkomt. De 32 mill, voor jeneverbelasting kan de Staat immers nu ook al niet meer missen, zegt men. De heer Eerdmans vraagt, wat nut mijn spre ken heeft, daar wij het bij ons leven niet zoo krijgen als ik wensch. Hierop antwoord ik, dat er reeds zoo vaak is gesproken over de onder werpen die hij aangeeft, dat ik wel eens verder mocht tasten en eens duidelijk zeggen, wat wij, leden van Patrimonium, eigenlijk wenschen. Ik kan ook wel zeggenwaarom spreekt U over pachtstelsels, over invoerrechten Die zijn er ook nog zoo dadelijk maar niet. In ’t program van actie staat toch ook het woord onteigening aangehaald, waarom mag ik dat on derwerp niet aanhalen, ons ideaal niet vertolken Mijns inziens toch zal het niet vruchteloos zijn, in deze tijden de wapens te nemen uit de han den der socialisten. Door ons ideaal toch vervallen vele grieven. De gemeente verpacht de landerijen, maar dan komt de opbrengst ook aan de gemeen te, aan allen dus, en dat is lang niet hetzelfde als dat één eigenaar de pachtsom opstrijkt. Dat de Friesche bodem gedaald is, wist ik, maar ik heb ook steeds gesproken van „in doorsnede/ In rekeningen van gestichten, wier inkomen uit grond bezit voortvloeien, kan ik mijn bewering bewijzen. En hiermede meen ik de sprekers in hoofdzaak beantwoord te hebben. De Voorzitter brengt dank aan den Spreker, en aan hen, die met hem in debat traden en sluit te ruim 11 uur de vergadering, die vooral in bet laatste gedeelte wel geanimeerd was. Het bezoek was echter niet talrijk. SXXXXX XXXXX XXXXXXXX X persoon (die anders zeker onbekend verdwenen was) met groote behendigheid aan te pakken, waarbij hij nog eene geringe verwonding opdeed, en aan de omstanders, waaronder een politieagent over te leveren. Eenigen tijd later bemerkte hij eerst dat hij beneden de rip met een dolkmes was gestoken en hevig bloedde, waarna hij korten tijd in zwijm viel. De dader, die even te voren ook den wethouder Bronsveld met den dolk moet ge troffen hebben, legde aanvankelijk groote bruta liteit aan den dag. Ofschoon de burgemeester ge lukkig herstellende is, blijft zijn gang belemmerd, zoodat hij zich vooreerst nog niet veel mag in spannen. Een der lezers, werkzaam aan een der grootste bankinrichtingen te Amsterdam, meldt aan de Echo ter waarschuwing het volgende ’s Avonds tegen elf uur van zijn kantoor huis waarts gaande, ging hij, na in een „Bar“ op ’t Rokin een grogje te hebben gebruikt, huiswaarts. Daartoe liep bj tusschen de Beurs en de achter zijde der buizen van de Warmoesstraat. Op de helft van dien nauwen doorgang geko men, werd hij aangesproken door een vrouwsper soon, bij wie zich, uit de schaduw der huizen te voorschijn komend, twee manspersonen voegden. Hij werd aangegrepen, terwijl de mond hem werd dichtgebonden, om hem te beletten hulp te roepen; een portemonnaie, inhoudende f 12, werd hem ontrukt, waarna men hen de ledige porte monnaie naar het hoofd gooide. Had men evenwel en dit zullen de aan randers zeker met leedwezen hooren in zijn borstzak gegrepen, dan zou een klein fortuin hun deel geworden zijn. Wie zooveel geld bij zich heeft, doet verstan dig, zouden wij meenen, als hij geen grogje gaat drinken en achterbuurten vermijdt. Alle Nederlanders hebben recht op dezelfde bescherming vai overheidswege. Deze bescher ming strekt zich zelfs uit tot buiten de grenzen van het Rijk. Wanneer men een paspoort krijgt, verzoekt en eischt de Minister van Buitenlandsche Zaken, in naam des Konings, alle admiralen, ge- neralen, gouverneurs, commandanten en andere staatsdienaren, bargelijke als militaire wat zij ook mogen zijn, van de Vorsten en Staten van de be vriende eïi verbonden Mogendheden, om den hou der van het paspoort niet alleen te laten door trekken met zijn „hardes et bagages11 maar hem geenerlei last of belemmering aan te doen of te gedoogen dat hem die aangedaan wordt, en hem alle hulp en bijstand te verleenen of te doen ver- leenen, al hetgeen de Minister bereid is te erkennen. Meer kan men wezenlijk niet verlangen maar tot dusver stond er in het paspoort volstrekt niet dat men, om al deze gunsten deelachtig te worden, moest behooren tot deze of gene geloofsbelijdenis. Nous avons changé cela. Voortaan zullen bij het opmaken van buiten landsche paspoorten de godsdienstige gezindte, waartoe de houder behoort, zoomede de namen van het mede te nemen dienstpersoneel en de godsdien stige gezindte daarvan moeten worden vermeld. Voorheen deed dat er niet toe van welke ge loofsbelijdenis men was, om de hulp en den bij stand van de admiralen, generalen enz, te genie ten. Thans schijnt dit er wel toe te doen; zoo niet, waarom dan dit in het paspoort te vermelden. Maar, doet het er iets toe, dan moeten wij er uit afleiden, dat niet alle ingezetenen des lands gelijke bescherming genieten, zooals hun bij de Grond wet is gewaarborgd. Arnh. Crt. Ten plattelande was en is het misschien nu nog wel hier en daar de gewoonte, dat de school kinderen ieder een of meer turven medebrengen. Iets dergelijks is kort geleden ingevoerd endoor aanplakken bekend gemaakt op de poliklinische lessen van prof. Iterson te Leiden. De voorraad beschikbare stoelen nl. bedraagt 111, zijn deze alle bezet, dan gaat de deur op slot en alleen aau hen wor Jt verder toegang verleend die aan kloppen met hun eigen van huis of elders mede- gobrachten stoel onder den arm. Wellicht ge voelt zich deze of gene oud student door dit be richt opgewekt om een of meer zetels beschikbaar te stellen. Ingeval van bijdragen van geld zal de portier van het Academisch Ziekenhuis zeker wel voor aanschaffing willen zorgen. Kort ge leden waren er nog slechts 89 stoelen, wellicht heeft dus reeds de openbare liefdadigheid gehol pen, want bij aanschaffing van Rijkswege zou zeker dadelijk de voorraad voldoende zijn aan gevuld. De Manufacturier meldt, dat glacéhand schoenen eerlang in prijs zullen stijgen. Het blad zegt, dat een aantal groote fabrikanten een bijeen komst zal houden om de verhooging naarqualiteiten vast te stellen, wegens de aanhoudende stijging van den prijs der grondstof. Het publiek heeft het middel „in de hand“ om onder deze prijsverhooging niet te lijden. Men beperke zich in het dragen van handschoenen. Tot wering van koude heeft men ze niet noodig; men bedekt zijn gelaat ook niet en als onze neuzen, wangen en lippen tegen de temperatuur der buitenlucht bestand zijn, kan men de handen er ook wel aan blootstellen. Er zijn heeren die zelfs in de strengste win terdagen zonder handschoenen loopen en niet over koude klagen. In de beschaafde kringen draagt men geen glacéhandschoenen meer in schouwburg of concertzaal enz., waarom zal men die knellende bekleedsels van de handen op wandelingen dragen? Het is eene weelde, die niet door genot wordt gemotiveerd, ADVERTENTIEPRIJS50 Cts. van 1—7 regels. Ver volgens 10 Ct. per regel. Overigens naar plaatsruimte. de veroveraars kwamen vond het geen volk meer dat zijn bodem verdedigde, het volk had geen bodem, geen grond. De groote bezitters moesten wel in hun eigen belang gemeene zaak met den vijand maken. Solon en Lycurgus voorzagen zulks wel, doch het volk luisterde niet naar hun wijze raadgevingen. Het verband werd daar uit de maatschappij weggenomen, en die maatschappij - ging ten onder. In China, waar het gemeenschap pelijk grondbezit gedeeltelijk is blijven bestaan, bestaat ook nog de maatschappij, en daar is dus in dit opzicht ook van die „Zonen van het llemelsche rijk” wat voor ons te leeren. Bedenken wij het wel, zelfs de wilde volken zouden het ons kunnen leeren, zegt Spreker, dat het vraagstuk van den bodem gewichtig is. Wij hebben ook in onze maatschappij Wandalen en Hunnen. Overal waar de armoede ons aangrijnst, in de achterbuurten onzer steden, in de veldstreken waar Gods Woord niet wordt geëerd, daar leven er in wanhoop, gereed om toe te springen. Laten wij niet zeggen „Na ons komt de Zondvloed,” maar laat ons naar het ideaal streven dat wij voor staan. Het is Gods wil dat wij niet stilzitten. Elk stelsel heeft belijders en bestrijders; door wrijving van gedachten komt men tot de waarheid. Patri monium nu wiL verbetering in den toestand. Het groot grondbezit moet beperkt worden. Het klein grondbezit heeft ook te veel bezwaren, vandaar dat wij voorstaan: de bodem aan de gemeenten. De Staatsinmenging of de Staatsalmacht zal daar door niet te groot worden. Men kan den grond verpachten, gelijk Deventer en Kampen dit met hunne landerijen doen. Als de bodem is gemeenschappelijk bezit, zal de rente-standaard sterk dalen. Het werkvolk zal misschien zelf fabrieken kunnen stichten. Het ver bruik van alle producten zal toenemen, zoodat er meer werk komt. De verdienste zal enorm stijgen. De armoede zal geleenigd ja grootendeels ver dwijnen. Gods eer zal er groot door worden: Onze christelijke propaganda zal vleugelen aan schieten, omdat haar de middelen ruimer toe vloeien. Komt echter de sociale streving met geweld, dan, vaarwel Godsdienst, vaarwel vrijheid. De revolutie van 1789 zal slechts kinderspel zijn ge weest, bij wat ons dan te wachten staat. Hebt gij uw geslacht dus lief, roept Spreker ten slotte, hebt gij Gods ordonnantiën lief, rust dan niet, voor het gemeenschappelijk grondbezit op vreed zame wijze is verkregen. De heer Pollema van Nijland wenschte den referent van den avond er op te wijzen, dat hij een zeer warm verdediger was van landnationali satie, maar dat men zich, vooral op dat standpunt, voor overdrijving moet wachten. De Staatsalmacht zal daardoor vrij zeker een uitbreiding erlangen die ongewenscht is. De Staat is er, niet om de verzorger der behoeftigen te zijn, maar meer de regelaar tusschen de tegenstrijdige strevingen. Ook Dr. Kuiper opperde bezwaren, tegen het stel sel waarbij men de maatschappij te veel wil op lossen in den Staat. In Engeland, waarvan de Spreker de gevolgen van het groote grondbezit schetste, heerscht het Romeinsch recht en is de tusschenkomst van den Staat niet gewettigd. In Schotland heerscht, dit was mij bekend, ook uiter mate, het groot grondbezit. In ons land echter heeft de vermogensbelasting reeds geleerd, dat de verhouding niet zoo erg is. De Spreker van heden avond besprak uitvoerig dat de gronden in de steden veel duurder zijn, maar hij schijnt onbekend te zijn met van Hou tens wetsontwerp omtrent grondrenten, anders verbaast het mij, dat hij dat ontwerp niet heeft ter sprake gebracht en evenzoo de wet van 1807, die van de gronden bij de steden, de helft van hetgeen zij boven de normale waarde opbrachten in de gemeentekas wilde brengen. Spreker scheen nog al op te hebben met den toestand in Oud-Rusland, doch ik vraagmoet men daar gaan is daar vrijheid Immers daar heerscht zelfs geen conscientievrij heid. Ik had dan ook verwacht dat Spreker niet slechts op de land nationalisatie alleen zijn aandacht had gevestigd, wijl er meerdere middelen zijn om tot verbetering te geraken. Bolswardsche Courant V* a S OP llinsdag November, in „DE DOELE”. I SJw I ft '■^4*. -5 A1

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Bolswards Nieuwsblad nl | 1893 | | pagina 1