NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD BOLSWARD EN WONSEBADEEL I L I 1 I 1894. Drie en dertigste Jaargang. No. 2. I I I i BINNENLAND. INGEZONDEN. Populaire Correspondentie. v. j VOOR Sans-Souci. ABONNEMENTSPRIJS: 80 Cents per 3 maanden. Franco per post 95 Cents. ADVERTENTIEPRIJS: 50 Cts. van 1—7 regels. Ver volgens 10 Ct. per regel. Overigens naar plaatsruimte. 3 Januari ’94 (Te laat ingekomen voor ons vorig ^XXXXXXXXX^XXXXXXXXX DONDERDAG 11 JANUARI. XXX XX XXX K XXX XXXXX X i 4 de stad moet. Waarlijk, Mijnheer de Redacteur, ik moet u zeggen dat ik nu eens op een dorp genoten heb en ik zou de ingezetenen van Witmar- sum wel in overweging willen geven meer belang stelling te toonen in eigen vereenigingen, want, een ieder kan het begrijpen, op deze wijze moet de lust tot degelijke studie bij de leden van der gelijke vereenigingen verloren gaan. Wel werden mij omtrent die geringe opkomst zoo onderhands redenen opgegeven (buiten ziekte) die ik hier niet wil vermelden. Ik wil daarvan dit alleen zeggen, dat het in het belang van alles is, wanneer men weet „fe geven en te nemen", en als dat wordt toegepast dan kan het niet anders of de vruchten van eendrachtige samenwerking zullen niet uitblijven. U dankende voor de plaatsing, verblijf ik met achting, Uw dw. dn. M. nummer. Red.) Geachte Redactie Daartoe aangezocht, ben ik zoo vrij in de vol gende regelen den indruk weer te geven die de tooneelvoorstelling van „Tjeerd Velstra" te Wit- marsum, op 1 en 2 Januari gehouden, op mij ge maakt heeft, tot opname waarvan ik u beleefd verzoek. Het hoofdnummer „de Kleinzoon", bekroond tooneelspel, is eenig, zoowel wat de in houd betreft als de prachtige gemoedelijke taal. Aan de groot moeder (Mej. T. Postma) komt in de eerste plaats een woord van hulde toe voor de meesterlijke wijze waarop zij deze veel beteekenende en hoogst moeielijke rol heeft vertolkt. Uit haar geheele spel bleek, dat ernstige studie bij haar heeft voor gestaan en zij zich geheel en al in hare rol had ingewerkt. Haar succes bleef dan ook niet uit en dit ware zeer zeker nog grooter geweest wanneer de titelrol „de Kleinzoon" in handen was geweest van iemand die meer geschikt was eene dergelijke rol te begrijpen en dan als van zelf met meer gevoel te spelen, hetgeen nu veel te wenschen over liet De heeren Hu wal la en Postma komt mede een woord van dank toe voor de uitstekende wijze waarop zij zich van hunne taak kweten, terwijl grootmoeder waardig werd bijgestaan door haar gezelschapsjuffrouw (mej. Swart.) Het tweede stukje „Sabaere dronken" werd vrjj goed opgevoerd, doch in tegenstelling met het eerste, kan ik hierover niet bijzonder roemen misschien is het wel aan het stukje zeil te wijten. Het slotnummer was waarlijk eene verrassing. „Misdaad en straf of de zegepraal der liefde", roerend drama in drie afdeelingen, spelende ten tijde der middeleeuwen, werd zeer goed vertolkt. De aantrekkelijkheid dezer vertooning werd niet het minst verhoogd door de korte afdoende inhoud van elke afdeeling, de pracht der costumes, het bengaalsch vuur en het hiervoor zeer geschikte decoratief. Dit alles werkte dan ook samen dat de vertooners uitbundig werden toegejuicht. De slotsom mijner beschouwing is, dat deze tooneelvoorstelling als buitengewoon welgeslaagd kan worden beschouwd en dat de kamer „Tjeerd Velstra" die, zooals mij is medegedeeld, bijna op- gedoekt zou zijn, door deze enkele uitvoering haar naam opnieuw en voor goed gevestigd kan achten en bij voortdurende degelijke studie en leiding, tot eene hoogte kan komen zooals zij misschien nog nooit, tenminste niet in vele jaren geweest is. Dank aan de Kamer, maar niet het minst aan hem die dit jaar voor het eerst de leiding op zich had genomen, voor den genoegelijken avond, den aan wezigen verschaft. Nu ik toch aan het schrijven ben, moet mij nog één ding van het hart, n.l. mijne verwondering, dat vooral den eersten avond zoo weinig publiek aanwezig was. Op dorpen als Witmarsum hoort men wel eens de verzuchting dat er niets te be is dat zij toch steeds hunne baan in goede orde hielden. Op deze wijze wordt recht en billijkheid be tracht en niets onbillijks gevergd. Die dempingdie demping 1, dacht ik, toen ik het adres van „eenige ingezetenen," zeker groo- tendeels Blauwpoorters, las. Ik geloof, dat als de Raad nu niemand naar de oogen had te zien, die ingezetenen niet aan een doovemansdeur zouden kloppen, ja, ik zou haast durven beweren, dat het adres dan niet noodig zou geweest zijn, want dat die demping dan reeds voor lang geschied was. Doch, zoo men zegt, is de Croesus van Bolsward, het St. Anthonie gasthuis, er tegen en de heeren Voogden dier instelling dat kwalijk riekende en ongezondheid verspreidend water rondom hun tuin begeerende te houden, deden iedere poging tot demping afspringen. Waarom vraagt ge, doch het antwoord blijf ik er op schuldig; alleen vergroot ik het vraag - teeken achter dat woord. De gronden, die onze ingezetenen in hun adres aangeven zijn alle zoo steekhoudend, zoo overwegend, dat men aan eene afwijzing bijna niet zou durven gelooven. Want 'het onnut voor de doorvaart van het vaarwater wordt betoogd, er wordt gewezen op’de kosten die het steeds eischt door de walbeschoéiïng en het onderhoud van vier bruggen, terecht wordt gezegd, dat het al zeer schadelijk voor de gezond heid is door de onfrissche dampen die het ’s zomers uitwasemt, dat de demping het groote gevaar op heft waaraan rijtuigen en voetgangers steeds bloot staan bij het passeeren van de tram op den hoek der Dijkstraat en Kade en zeer juist wordt er ge wezen op de aanmerkelijke verfraaiing die de stad hierdoor ondergaat, als ook op de verbetering die de toegangsweg tot onze veemarkt verkrijgt. Alleen begrijp ik niet goed wat adressanten er mee willen zeggen, dat die markt thans langs een omweg of langs „sluipwegen" te bereiken is. Langs sluipwegen Komdie hebben we in Bolsward toch niet en als ze er waren dan geloof ik toch niet dat mijne stadgenooten die betreden zouden. Een minder gelukkig gekozen uitdrukking zeker of ze moest slaan op het vee, dat naar de markt wordt gevoerd en op den tocht daarheen wel eens andere paden kiest dan den beganen weg. Dit zag ik ten minste met de laatste kalvermarkt, toen een kalf zijn pad zocht onder een wagen en onder dit soertuig „kruip door, sluip door" speelde! Hoe hetecbter zij: het verzoek heeft alle recht van bestaan, het is gedaan met de beste bedoelingen voor onze stad en ik hoop daarom, dat er einde lijk eens termen gevonden worden om het in te willigen. Eere wien eere toekomtDaarom thans hulde aan het bestuur van de Ijsclub „Bolsward" voor den kranigen wedstrijd, die heden gehouden wordt en dien terwijl ik dezen schrijf in vollen gang is. Geluk mag het bestuur ook wel en van harte ge- wenscht worden, we hebben zoo menigmaal dat zelfde bestuur in vorige jaren, terwijl het steeds alle pogingen in het werk stelde om wedstrijden te organiseeren, moeten condoleeren, omdat het we der steeds in de-contramine was. Fortuna schijnt het echter ditmaal beter met de club voor te heb ben, want bij heerlijk winterweder en goed ijs heeft ze niet de minste concurrentie te weerstaan, immers op bijna geen enkele plaats wordt heden wedstrijd gehouden, zoodat deze, van dit seizoen de eerste, groote hardrijderij, naar men verwachten mag, door tal van personen van verre en nabij bezocht zal worden. Een kolossale vergrooting, van de trouwens bij wedstrijden toch steeds te kleine consumptietent, geeft dan ook te kennen, dat het bestuur deze ver wachting deelt. Het was een goed idéé van de Directie om zich aan te sluiten bij den Nederlandscben Schaatsen- rijdersbond, hierdoor toch en omdat nu de wed strijd geschiedt volgens reglement en onder con trole van dien Bond, krijgt hij een meer officieel karakter, wordt hij meer geanimeerd en wordt er door flinke rijders aan deelgenomen. Want al is nu niet het aantal rijders opgekomen, dat in vele groote bladen tamelijk voorbarig genoemd was enkele bladen noemden nota bene zoowat alle bekende hardrijders op toch mogen wij een schoonen wedstrijd verwachten als wij onder de mededingers aantreffen rijders als: onze bekenden Y. Rodenhuis en Marten Kingma die zich beiden in Noorwegen geoefend hebben en verder de goed aangeschreven namen van Wely, Terlet, van der Schaaf en meer anderen. Bolsward 's ijsclub oogst vandaag succes en eer in, het ijverige Bestuur ziet zijne pogingen ter dege slagen en zal hierin en in de dankbaarheid der leden en van andere bezoekers zijne schoonste belooning vinden. Tot mijn genoegen zag ik dat het kleedtentje vereischt volgens de reglementen van den N. S. B. aanwezig is. In dat tentje moet zeer toe te juichen maatregel even als voorheen de maag den in den tempel der godin Vesta een man het vuur onderhouden en zorgen dat er steeds een temperatuur van 80n Fahrenheit heerscht. Het is te hopen dat dit tentje bij volgende wedstrijden steeds dienst zal doen, want de vroeger gebruikte gelegenheden waren waarlijk wel wat al te pri mitief. Met zekeren trots ik ben bij het ijsvermaak en ik blijf er bijkunnen we ook weer van onze stad getuigen dat daar het eerste is tot stand gekomen de Bandy-club, zich ten doel stellende het beoefenen van het ijskoltspel, ^waarvan wij alhier verleden winter een_wedstrijd zagen tus- schen een Hollandsche en een Engelsche club. Wel is Bolsward op den voet gevolgd doorHee- renveen in de oprichting, doch ook hier hebben wij toch de primeur. Gelijk ik bemerkte, zijn de leden reeds druk bezig zich te oefenen in dit spel, dat veel vlug heid, behendigheid en geoefendheid vereischt en dat geheel gespeeld wordt volgens het reglement dat in de bakermat (Engeland) dienst doet. Het is een opwekkend gezicht de stoere man nen, soms opeengedrongen, soms geheel verspreid elkander een goal te zien betwisten. De oninge wijde weet niet wat ze daar najagen, de bal die gebruikt wordt is ook zoo klein Doch des te meer geoefendheid komt er bij te pas. Ik hoop maar dat de werkende leden spoedig zoover zullen zijn gevorderd, dat zij een wedstrijd kunnen uitschrijven, in welk geval ons weder een geanimeerden dag te wachten staat. De heer Estervan, die mij in de courant van 7 December 1893 eenige vragen stelde zal zich wellicht verwonderen geen dezer behandeld te zien. Wat moest ik hem antwoorden nu er reeds zoo’n tijd over verloopen is? Op zijn vraag wat ik denk „over den ijver van onzen schuttersraad' over eene schietbaan" verwijs ik hem als antwoord naar mijne brieven van vroe ger, waarin ik steeds den ijver van dat college heb geprezen, als strijdende voor de daarstelling van iets dat bij de wet geëischt wordt. Waar de heer E. mijn oordeel vraagt „over den prijs die de melkboeren voor de. melk durven vra gen," zeg ik, hulde brengende aan zijn econo- mischen geest die in deze vraag doorstraalt, dat deze prijs wel in evenredigheid met de productie zal staan. Mijn opinie „over het geschreeuw, dat men Za terdagsavonds op straat hoort met het venten van nieuwsbladen" is, dat ik dat geschreeuw even ver velend althans even eentonig vind, als dat van den koopman met stroobokkings, doch dat daarin dit verschil ligt, dat de koopman in cou ranten, Zaterdagsavonds eene dosis ontevredenheid verwekkende artikelen tracht te verkoopen en Wellicht zelf ontevreden thuis komt als hij zijn verdienste natelt, terwijl de laatste meer tevreden menschen maakt, want hij tracht artikelen aan den man te brengen die het verhemelte streelen en de maag vullen. De bemoeiingen van Sneek om hier een timmer- I ieden-vereeniging te vestigen* onderwerpt de heer E. voorts aan mijn overweging. Maar het ant woord daarop kan ik schuldig blijven, want uit hetgeen de Bolswardsche timmerlieden doen om hier zoo’n vereeniging te vestigen, kan men vol doende nagaan hoe de Sneeker pogingen gewaar deerd worden. Ook „de discussiën bij de jaarvergadering van de IJsclub Bolsward" waarover de steller mij wilde hooren, laat ik loopen. Het is ons genoeg dat de club bloeit en dat zij in weerwil van de aan vallen, die zij op zoo’n vergadering wel eens van deze of gene zijde moet verduren door haar Bestuur goed beheerd en in stand wordt gehouden. En hoe ik nu denk over een adres aan den Raad van de bewoners van het Oordje om „een brugje voor te laatkomers bij stoombooten Ach mijnheer Estervan, laat ik hierop geen commentaar leveren, doch die adressanten den raad geven te zorgen niet te laat meer te komen Saint, amice, tot later. t. t. Appelscha. De plotseling invallende vorst heeft hier aan bijna alle werkzaamheden een ein de gemaakt. Noch aan den dam, noch in de re- servebosschen kan gewerkt worden, zoodat eens klaps alle arbeiders zonder verdienste zijn. Houdt de winter eenigen tijd aan, dan zullen de arm- verzorgers eene moeilijke taak krijgen, want er zijn hier veel behoeftigen. Verscheidene verve- ners hebben hunne werklieden reeds aangezegd, dat zij in het voorjaar niet op turfgraven moeten rekenen, aangezien er nog eene groote massa turf op het veld staat, welke eerst dient afge scheept te worden. De gewone jaarlyksche veen- verkooping van h. h. Compagnons is den vorigen herfst niet gehouden, omdat de verveners geen behoefte hebben aan nieuwe perceelen. De koude maakt ook elders de werkzaamheden buiten onmogelijk. Zoo zijn onder Oosterwolde eene menigte steenkloppers bezig, doch ook deze kunnen niet doorwerken. Het Deventer Dagblad meldt het volgende onmenschelijke feit dat daar ter stede heeft plaats gehad. Op het Hofje in de Walstraat hebben in den nacht van Donderdag op Vrijdag de bewoners van een huisje moeten slapen, terwijl de voordeur er door den eigenaar was uitgenomen. Persoonlijk heeft het blad zich van het feit vergewist, dat de voordeur er uit was, en dat de opene ruimte met een paar zeer doorluchtige zakken was aangevuld. Wanneer men daarbij weet, dat de bedstede, waarin die menschen moeten slapen, recht tegen over die voordeur, zich op drie a vier meter af stand daarvan bevindt, en er maar een enkele deken in die bedstede was, dan zal men zich kun nen voorstellen, wat die menschen in den zoo konden nacht met zijne 27 a 28 graden vorst hebben geleden. Het feit is door den eigenaar bedreven, omdat naar het zeggen dor vrouw, zjj en haar man twee en een halve week huishuur, ge zamenlijk ten bedrage van twee gulden, ten ach ter waren. Onze correspondent deelt ons hieromtrent nader mede, dat de eigenaar openlijk berouw over zijn daad erkend heeft en aan deu bewoner een week huur heeft geschonken, evenals hij aan elt gezin nen met Kerstmis deed. Zaak De Jong. De berichten omtrent de instructie in zake De Jong zijn in den laatsten tijd schaarscb. De instructie is dan ook zoo goed als gesloten. Zij heeft weinig succes gehad in weerwil van de groote moeite en wanhopige pogingen, door de justitie ingesteld om op het spoor der misdaden te komen. Hij blijft zichzelven volkomen gelijk, houdt zijn onschuld aan vrouwenmoord hardnekkig vol schrijft zelfs zeer gemoedelijke brieven aan de beide vrouwen, die natuurijs besteld worden, doch steeds onbesteld terug keeren. De Jong heeft echter de verzekering gegeven, dat wan neer zijn zaak voor de rechtbank komt, men raar zal staan te kijken. De beide vrouwen zal hij daar doen verschijnen. Als hij uit de gevangenis komt heeft hij be loofd met verschillende lui te zullen afrekenen, vooral met de couranten, want hij begrijpt hoe weet ie ’t dat deze nog al wat van hem verteld hebben. Dat belooft dus wat! Een nieuwe instructie is thans tegen hem ge opend in zake oplichting. Ook daarbij verloochent hjj zijn gewone sluw heid niet. Zelfs poogde hij door het verkeerd opgeven van het jaar waarin hij gevonnisd werd onder het bereik der oude strafwet te vallen, in plaats van de thans vigeerende, die hooger straf bedreigt. Daar de oplichterij bewezen kan worden, hoopt men het heer althans voor een jaar of vier on schadelijk te maken in dien tijd kan nog veel aan het licht komen over het verdwijnen der vrouwen. Urk is zonder geneesheer. Moet die toestand zoo blijven? vraagt de Hoornsche Ct. Kan de Hooge Regeering in dien geneeskundigen nood niet voorzien Indien de Commissaris der Ko ningin in Noord-Holland aan den Minister van Binnenlandsche Zaken daarvan kennis geeft en deze aan zijn ambtgenoot van Marine verzoekt om tijdelijk een officier van gezondheid, die on gehuwd en op non-activiteit is gesteld, naar het eiland te zenden onder genot van activiteits-trka- leven valt en dat men, om eens te genieten, naar tement, dan is vooreerst in den nood voorzien, Bolsward, 8 Januari 1894. Amice Na dan ruim een jaar geleden mijn laatsten „populairen brief" te hebben geschreven, acht ik het een voorrecht de zoo lang gestaakte taak te kunnen voortzetten en wil ik dan ook dezen brief aanvangen met den wensch, dat mijne correspon dentie voortaan geregeld kan worden geleverd, dat ik mij voortdurend in de belangstelling van de lezers der „Bolswarder" mag blijven verheugen, dat zij, indien het noodig mocht blijken, niet zullen schromen mij te wijzen op begane fouten en roep ik al Uw lezers van vroeger en de vele, die naar ik hoop er in den tijd van mijn stilzwijgen zijn bijgekomen, bij dep aanvang van 1894 een harte lijk „Prosit!" toe. Waar ik mij steeds zooveel mogelijk beweeg binnen den cirkel van Bolsward’s gebeurtenissen en ik graag hieromtrent mijne gedachten ten beste geef, daar hoop ik, dat 1894 voor onze goede stad rijk aan vermeldenswaardigheden mag zjjn, dat er in het tijdvak dat voor ons ligt, veel zal voor vallen dat der vergetelheid ontrukt moet worden, doch ik vlei mij ook, dat ik bij de vele schrijvens- stof die mij dan in de pen gegeven wordt, er voor mij weinig of geen redenen tot mopperen zullen voorkomen. In het verslag van de jongste vergadering van den gemeenteraad las ik niet zonder verbazing het adres van den alhier gevestigden sociaal-de- moeratischen bond, aangaande het salarieeren van baanvegers door de gemeente. Hoewel het gansche verzoek mij al dadelijk zeer overdreven leek, kon ik toch onmogelijk mijn lachen bedwingen als de steller van het request aan het slot daarvan den wensch uitspreekt, dat dit „bescheiden" verzoek mag worden ingewilligd. Zie dat woordje „bescheiden" ter nadere om schrijving van hun verzoek, was daarvan de oor zaak. Een nog al zeer bescheiden verzoek voorwaar! om de gemeente zoo maar eventjes voor eene uit gave van pi. m. f 500 te plaatsen. En dit bedrag is niet overdreven, want als er ongeveer 40 baan vegers zijn aangesteld, die naar het bescheiden verzoek van voormelden Bond ieder f 1.25 per dag moeten ontvangen en ik reken, dat zij gedurende den winter gedurende slechts 10 dagen hun emplooi uitoefenen, dan zou bovengenoemde som ten laste der gemeente komen. En waarom is salaris noodig Zou het geven van baancenten dan vervallen Natuurlijk niet, want dat aloude gebruik zou men niet willen na laten en als het dan bekend is dat vele baan vegers op drukke plaatsen door elkaar dagen ma ken van 3 a 4 gulden, dan is toch waarlijk het verzoek aan de gemeente om hun een vast loon van f 1.25, dus boven hun verdienste, te geven, verre van bescheiden. Het motief dat de Bond nu nog aanbaalt als hoofdkwestie, „dat het toch beneden alle recht en billijkheid, ja zelfs onmenschelijk is, eerst iemand te laten werken, die dan om de belooning moet bedelen" is volmaakt waar. Zoo iets zou, ook vol gens mijne meening beneden alle recht en billijk heid en ook verschrikkelijk woordzelfs onmenschelijk zijn. Maar geschiedt dat dan hier? Mij dunkt dat kan niet. Bedelen wordt ten strengste geweerd immers? En heeft nu het uitoefenen van het beroep baanvegen ook maar eenige glimp gemeen met bedelen Ik voor mij beschouw het ontvangen van baancenten juist als de belooning, die de baan vegers van de verschillende rijders bekomen, voor het onderhoud der banen, dus als betaling voor gedaan werk. Nu is er wel eenige risico aan verbonden, de eene dag is niet even voordeelig als de andere, de eene baan trekt minder rijders dan weer een die van eene andere richting komt, doch die ri sico wil toch iedere baanveger wel aan en ik ge loof niet, dat er veel zullen zijn, die ze zouden willen veranderd zien in een zekerheid met een maximum van f 1,25 per dag. En vooral niet als ze weten, dat op de begroo- ting van 1894 eene post voorkomt om daaruit aan die baanvegers, die minder drukke banen hebbende, dus ook minder inkomsten maken, zoo noodig eene tegemoetkoming te verstrekken, wanneer gebleken r ’ii l’ Bolswardsche Courant 1 Jr

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Bolswards Nieuwsblad nl | 1894 | | pagina 1