NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD
BOLSWARD EN WONSERABBBI.
SB
1894.
Drie en dertigste Jaargang.
No. 7.
Sans Souci.
INGEZONDEN.
BINNENLAND.
Populaire Correspondentie.
VOOR
ook hier toegepast te
Bolsward, 12 Februari 1894.
B. D. EERDMANS.
Werklieden-pensioneering.
hem naar Utrecht
ABONNEMENTSPRIJS80 Cents per 3 maanden.
Franco per post 95 Cents.
ADVERTENTIEPRIJS50 Cts. van 1—7 regels. Ver
volgens 10 Ct. per regel. Overigens naar plaatsruimte.
VI.
man dien het geldt,
den patroon;
dat als men te veel wil, er vaak niets van komt
en bovendien is zijne meening dat iedere gemeente
zelf moet trachten te doen, wat ook in dezen voor
hare samenleving goed is.
Overal zijn er wel degelijk dezelfde behoeften,
maar de toestanden zijn toch dikwerf verschillend.
Ik hoop dat dit artikeltje er toe zal bijdragen
dat in onze stad Bolsward de zaak der werklieden-
pensioneering eens ter hand genomen wordt.
Dadelijk kan zoon zaak niet gereed zijn, maar
laat men eerst overwegen doch dan ook trachten
een begin te maken.
BeginnenWie? Wel, mij dunkt dat de werk
lieden, die er het grootste belang bij hebben, de
zaak eens moesten aanvatten. Deze zijn behoorlijk
in vereenigingen alhier georganiseerd, laten ze dan
hunne meening in deze uitspreken en kenoaar
maken.
Wij hebben in onze plaats ook het voorrecht
te bezitten een Arbeidsraad Mij dunkt het ligt
als ’t ware voor de hand voor de werklieden-
vereenigingen, aan dien raad te vragen, zijn oor
deel en voorlichting over onderwerpen zooals ook
dit geschreven woord.
St. Anna Parochie. Donderdag 11. nam de
Officier van Justitie oy de Arrondissements
rechtbank te Leeuwarden conclusie in de bekende
kerkezaak alhier. Deze couclus.e luidde om de
eisch van de kerkvoogden Ferwerda c.s. tegen
de heeren Schat en De Boer tot overgave van
alle stukken en bescheiden niet ontvankelijk te
verklaren en wel op grond dat in alles de wet
tige vorm niet in acht genomen was. Vereenigt
de rechtbank, die 15 Maart e.k. uitspraak zal
doen, zich hiermede, dan zal men van voren af
moeten beginnen en de zaak zal dus nog langer
slepende moeten big ven. In dien tijd zal weer
en wind, vrij spel hebbende, het kerkgebouw
nog meer sloopen. Reeds heeft de wind
er reeds zoodanige verwoestingen op aangericht,
dat er noodzakelijk de hand aan moet worden
geslagen. Wie zal echter er mee beginnen.
We hebben reeds valsche bankbiljetten en
valsche kwartjes; nu zijn er ook nog valsche
guldens bij gekomen. Te Utrecht tenminste is
een zeer goed uagemaakte valsche gulden met
den beeldenaar van Willem II en het jaartal
1846 ontvangen. Het geldstuk heeft echter een
de pers, die in de gespannen attentie der abonné’s
zeker een dankbare belooning vindt.
Als nu de een of andere lezer met een goed
geheugen, maar niet al te geleerd wordt gemaakt
en hij zijn slag gaat slaan, na jaren natuurlijk
als deze historie reeds lang vergeten is. En dit
zou er waarlijk van kunnen komen, want door op
alle gebreken te wijzen, die de valsche biljetten
aankleven, zou men hem leeren wat verbeterd moest
worden om ze totaal op echte te doen gelijken.
Tot aardigheden geeft deze zaak ook aanleiding
ze zullen echter wel niet afkomstig zjjn van hen
die bedrogen uitkwamen, maar wel uit het brein
van deze of gene die het minst met bankbiljetten
(echte of valsche) te maken heeft.
Zoo gaf een advocaat, die aangezocht werd een
paar der verdachten te verdedigen, als antwoord
„mits ik met echte bankbiljetten betaald word,"
terwijl een ander rechtsgeleerde weigerde om
Krause te verdedigen, omdat hij zijn eigen vonnis
reeds op de biljetten van f 100 en hooger ge
drukt had.
Ook voor reclame dient het alweer! Wat krijgt
men toch soms op eigenaardige wijze verplichting
Een verstandig winkelier te Amsterdam, partij
trekkende van de omstandigheden, plaatst onder
het „on parle francais" een papier waarop voor
komt „hier worden bankbiljetten aangenomen."
Aardig voor de reclame, maar tevens ook het
bewijs hoe men in een koopmansstad direct dooi
de vrees van valsche munt bevangen wordt.
Hoewel ik hoorde, dat in Bolsward zich ook
reeds een valsch bankbiljet vertoond had en het
dus zaak zou zijn voorzichtig te zijn, kan ik er
bij mededeelen, dat dit biljet weder aan de circu
latie is onttrokken. Het zal toch goed zijn om
steeds de noodige omzichtigheid in acht te nemen,
want in weerwil van de ijverigste pogingen der
recherche kan een biljet ons spoedig genoeg be
reiken.
Bolsward genoot eenmaal, toen eene andere
bende valsche munters hare operaties begon, de
twijfelachtige eer om de eerste plaats te zijn waar
een valsch bankbiljet werd uitgegeven, ik hoop
van harte, dat onze plaats er verder van verschoond
mag blijven.
Mijnheer de Redacteur'.
Zou U zoo goed willen zijn onderstaande rege
len in Uw veelgelezen blad op te nemen.
Toen ik j.l. Vrijdag de vergadering bezocht,
waar de heer J. de Hart zoude optreden met het
onderwerp: „De Reus Alcohol en de Christen
Nazireër, verwonderde het mij ten zeerste daar
zoo n klein getal toehoorders aan te treffen, en
wel om de volgende redenen
„Is het aantal personen, dat in Bolsward over
tuigd is van de verwoestingen en treurige tooneelen,
veroorzaakt door den Drankduivel, dan zoo klein,
dat het niet eens het getal 30 behalen kan.”
„Zyn er in de stad Bolsward dan zoo weinigen,
die willen medewerken aan het belang van zoo
vele huisgezinnen, die den strijd „willen" en „dur
ven" aangorden tegen den Reus Alcohol, onder
wiens heerschappij zich zoo velen „moeten" krom
men en door het „eerste" glas zich in de gelegen
heid stellen in „den jeneverkolk te verdrinken."
Jongelingen en mannen, welke den ernst der
tijden voor oogen hebben, wilt u aansluiten bij de
C'hr. Nat. Geheel-Onthoudersvereeniging, en wilt
medewerken, opdat vele dronkaards door een goed
voorbeeld voorafgegaan hun belang en dat van
hunne medemenschen mogen inzien, en den weg
verlaten welke ze zijn ingetreden.
Velen zullen u uitlachen, die „waterlui," doch
stoort u daaraan niet, wilt manmoedig strijden,
opdat ze mogen leeren inzien dat „waterlui* het
goede met hen voor hebben.
Anderen zullen zeker zeggen, maar de Chr.
Nat. Geheel-Onthoudersvereeniging beweegt zich
op godsdienstig standpunt en heeft den Bijbel tot
grondslag, en daarom kunnen we niet medewerken
tot dat schoone doel. Dat zijn praatjes. Er moet
iets op „gezocht" worden.
Indien ge U met bovengenoemde Vereeniging
niet kunt vereenigen, welnu, sluit u dan aan bij
de Ned. Vereeniging tot afschaffing van Sterken
Drank, welke in principe één is met de Geheel-
Onthoudersver. (personen van aherlei richting
worden daarbij toegelaten) en ge zult evenals wij
strijden, opdat al wat „dronkaard" genoemd wordt
van den aardbodem moge verdwijnen.
Jongelingen, mannen en ook gij vrouwen, welke
bij deze zaak zooveel belang hebt, indien het
mocht gebeuren dat spoedig weer een spreker
zou optreden tegen den „Keus Alcohol," blijf dan
niet tehuis om onder een glaasje... de „water
lui" te bespotten, schittert niet door afwezigheid,
maar komt allen op om den strijd aan te binden
tegen den Drankduivel, sluit u aan en vorm een
macht, om gezamenlijk te strijden tegen alles wat
bedwelmend maakt, tegen alles wat den redelijken
mensch tut een dier kan verlagen, en uwe pogiugen
zullen zeker rijkelijk gezegend worden.
U Mijnheer de Redacteur, reeds by voorbaat
dankzeggend voor de plaatsing, noem ik mij,
Een bezoeker.
agent om de daders op te sporen en te straffen
en daarom verdient de wijze van den heer Kuipers
wellicht aanbeveling om ook hier toegepast te
worden.
Doch nog moeilijker taak heeft een politie-agent
der 2e klasse ’s avonds na elven als hij een hond
tegenkomt, die zich schuldig maakt aan het straf
bare feit om niet zoetjes naar huis te gaan, doch
uitgelokt door het mooie weer of om andere voor
honden overwegende redenen nog een straatje om
loopt, zijn meester fluitende en zoekende latende
en handelende tegen het bepaalde bij art. 120 der
verordening.
Zulke honden mogen worden opgevangen en bet
scheen wel dat in de eerste tijden dat de politie
verordening werkte, ze „moesten" worden opge
vangen, want menigmaal zag ik een nachtwacht
op „snelgewiekten voet" de deugnieten, die nog
harder konden loopen dan zij, achterna zitten, met
het gevolg natuurlijk dat zij ze niet alleen niet
te pakken kregen, doch een luid blaffen (waar
schijnlijk in de hondentaal een hatelijk uitlachen)
de rustig sluimerende Bolswarders deed opschrikken.
Ik zeg zoo dat ze moesten worden opgevangen
in de eerste tijden en dat zal men wel met mij
instemmen als men slechts éénmaal zoo’n gratis
voorstelling, waarbij de vervolgde soms tusschen
de beenen van den vervolger door vloog, had bij
gewoond. Men zou dan ook dadelijk de con
clusie trekken dat de man het waarlijk niet voor
zijn pleizier deed.
gevraagd wordt
lo.
2o. de steun
3o. de steun van menschen die daarvoor wat
kunnen geven, en
4o. i
meenten, gestichten
zoo noodig de steun van den staat, dege-
l van liefdadigheid enz. een en
ander vindt zijn reden ook met het oog op het
armwezen.
Dat een dergelijk pensioenfonds in het belang
der samenleving is, zal, meen ik, door niemand
betwijfeld worden. Heeft iemand bijv, op 60-ja-
rigen leeftijd eenig pensioen te ontvangen, dan is
hij niet meer in de noodzakelijkheid, den vollen
arbeid te verrichten.
Zoo de krachten het toelaten kan hij zich met
verlichten arbeid nog bezig houden, terwijl voor
jongere krachten weder een plaats open komt,
wat in dezen tegenwoordigen toestand niet zoo
spoedig het geval is. Ook zou zulk een verwisse
ling in het belang zijn van den patroon, doch het
hoofdidee is rust te gunnen aan ouden van dagen.
En wat is het heerlijk, op gevorderden leeftijd te
kunnen rusten, dan niet geheel van familie, diaco
nieën of het gemeentelijk armwezen afhankelijk
te zijnDeze gedachte, dat vooruitzicht zal zelfs
de jongeren met moed bezielen.
De vraag rijst echtermoet zulk een fonds
nationaal, provinciaal of soms gemeentelijk zijn
De ondergeteekende zou op geen der drie iets
Amice
Op ’t oogenblik dat ik deze begin te schrijven
wijst mijn kalender op 12 Februari, mijn klokje
op 10 uur des voormiddags, mijn thermometer op
47u F. en mijn barometer op slecht weer, regen en
wind en alzoo schijnt het me toe, dat wij in de eerste
tijden nog geen kans hebben op winterweer. Mijn
kamer ligtop hetNoorden, we zijn nog pas het hartje
van den winter gepasseerd, we zgn in de maand
waarin van oudsher de meeste hardrijderijen wer
den gehouden en nu in 1894 moet ik me steeds
afvragen; „zal ik stoken of niet?" en beantwoord
ik die vraag toestemmend dan kan ik het met een
matig turfvuurtje af. Ja zelfs komt de vraag dik
werf' bij me op of ik met of zonder overjas zal
uitgaan en of ik mijn slaapkamer zal verwarmen
of een dekentje minder zal nemen.
W at kosten al die vragen niet een hoofdbreken
om ze tot eene practische oplossing te brengen
ten einde te trachten de periodieke verkoudheden
te ontloopen. Doch wat we hiertoe ook aanwenden
deze ontgaan we niet en men hoort dan ook al
gemeen zeggendat thuis alles heel wel is, behalve
de verkoudheid, die gewoon een deel van ons
physiek leven uitmaakt. Maar troost is er: want
van alle kanten hoort men hetzelfde, verkoudheid,
influenza, bronchitis aan de orde van den dag,
troost u, want de dokter verklaarde mij zelfs dat hij
en zijn familie verkouden is en was het met mij
eens dat er voor de Nederlandsche natie in ’t
algemeen en voor de Friesche in ’t bijzonder, nog
geen vooruitzicht bestaat om van hare nationale
verkoudheid af te komen.
Slechts flinke vorst met Noord-Oostewind zou
ik als middelen noemen om die verschillende aan
doeningen ver van ons verwijderd te houden, maar
wat krijgen we in plaats van het weer waar
wij krachtens den tijd van het jaar recht op hebben
Storm en regen, als ’t mogelijk is, liefst te zamen,
die ons ongesteld maken en thuis doen zitten, die,
als we ons op straat bewegen in gevaar brengen
een minder gewenscht hoofddeksel te krijgen in
den vorm van een dakpan, een halven schoorsteen
als anderszins, terwijl wij voorts in voortdurende
vrees verkeeren, dat de hechtheid van ons huis,
van ons dak of van onze schutting niet aan
de krachten van den wind zal kunnen weerstand
bieden, iets wat ons minder aangenaam stemt en
terecht, want zoo iets is ook alleen goed om een
timmermanshumeur wat op te vroolijken.
En die krijgen wat te doen, want de schade aan
huizen en daken, aan schuttingen en schoorsteenen
is groot. Ook de tent van de Ijsclub kreeg er van
langs, het bestuur vertrouwde zeker het weerglas
niet, anders had het voor opruiming kunnen zorgen
vóór de storm deze verwoesting, die haar weer
klank wel in de kas zal doen hooren, aanrichtte.
In de Friso van 7 Februari j.l. trok de navol
gende advertentie mijne aandacht:
Deurtjeschellers en Glazenkloppers.
„Klaas en Tjeerd, beide zonen van Taede de
„Vries, Age Bavius en nog twee jongens, waar-
„van een met lang haar en den ander met bijna
„geen haar, worden verzocht zich aan te melden
„aan het bureau Friso, ten einde de reden op te
„geven waarom zij zoo hardnekkig en langdurig
„Zondagavond, tijdens mijne afwezigheid, aan de
„schel hebben getrokken en op de ramen geslagen."
Y. KUIPERS.
Voorwaar een leuke manier om de boosdoeners
aan de kaak te stellenDoch of het wat helpen
zalIk zou haast niet eens durven gelooven dat
ze aan de beleefde uitnoodigiug des heeren Kuipers
gevolg hebben gegeven, wel wetende dat hen bij
hunne visite op het bureau van Friso wel geen
koffie met koek zou worden aangeboden, doch dat
hun daar eene wel verdiende berisping wachtte.
Maar dacht ik ook alweer, moet nu de heer
Kuipers die jongelui op hun plicht wijzen Zou
dat niet aan Workum’s rustbewaarders kunnen
worden opgedragen? of zou de politieverordening van
die plaats daar geen aanleiding toe geven En met
zekeren trots dacht ik toen direct aan onze zoo
kranig samengestelde politieverordening, waar ook
straf bedreigd tegen hem, „die kennelijk niet met
het doel om een boodschap te doen of een bezoek
te brengen, doch om de inwonenden lastig te zijn
of te foppen aan den openbaren weg de huisbellen
in beweging brengt zoodat zij geluid geven en
zich dus schuldig maakt aan wat in het volks-
spraakgebruik bekend is onder „deurtjebellen."
Die zich in Bolsward schuldig maakt aan het feit
bedoeld in deze „langen Reden, kurzer Sinn"
zal gestraft worden met eene geldboete van ten
hoogste vijf gulden, ‘t Is nu maar jammer dat de
bengels van wien men zulke euveldaden verwacht,
niet beter met art. 161 van onze politieverordening
bekend zijn of niet beter de waarde van twee
rijksdaalders kennen, dan zouden ze het de goede
dienstmeisjes, die zich nu ’s avonds het vuur uit
de sloffen loopen van de keuken naar de deur,
viceversa, niet zoo lastig maken.
Want geloof maar niet dat het „deurtje bellen"
met de nieuwe politieverordening de wereld uit
is geraakt. Misschien juist omdat het zoo goed
omschreven is, is de aandacht er meer op geves-
stigd en de lust der belhamers weder gaande ge-
Eenmaal per jaar, als ik me niet ver
gis, vergadert de spiegelglas verzekering-maat
schappij, met het doel den leden bekend te maken
met den toestand en de werking der onderneming ge-
durendehetafgeloopen jaar.En voorde Directiemoet
het wel eene aangename taak zijn, verslag uit te
brengen, want steeds kan zij wijzen op vooruitgang,
op een uitstekenden finantieelen toestand.
Uit het verslag over 1893, bleek dat de totaal
ontvangsten (met inbegrip van de saldo’s van
vorige jaren) bedroegen f 1181.995.
De uitgaven bedroegen f 104.42, zoodat er een
saldo zuivere winst resteert ad f 1077.575.
De Maatschappij heeft dus een aardig fondsje
in reserve en kan gerust de toekomst tegemoet
gaan.
Zoo’n bestuur kan toch al soms voor vreemde
vragen gesteld worden, vragen die wel is waar
pleiten voor den goeden geest des vragers, voor
zijne sympathie voor de instelling, doch die het
bestuur wel eens in een lastig parket kunnen
brengen. Zoo vroeg een der belangstellenden op
de vergadering, zeker denkende dat hij bij moeder
de vrouw zat, aan het bestuur wat nu toch eigen
lijk wel het beste was om een spiegelruit schoon
te makeneen spons of een ragebol. Een spons,
betoogde hij als antwoord op eigen vraag, kon
goed zijn, doch bevat dikwijls steentjes die natuur
lijk de ruit zouden beschadigen, een ragebol, hoe
wel ouderwets, prefereerde hij toch (Zeker om
den modder te verdeeleu.) Gelukkig voor het be
stuur gaf een ander lid te kennen dat volgens
hem eigenlijk een glazenspuit het beste middel
was om de ruiten te reinigen en of nu de eerste
vrager daar genoegen mee nam of niethet
bestuur kon zich van de beantwoording dezer
vraag, die toch niets met de verzekering gemeen
had, ontslagen achten. Wellicht kan de man zich
verdienstelijker maken als h j onder de huismoeders
deze vraag eens stelt met uitloving van een prijsje
aan de beste oploster en zeer zeker zal hij juist
de geschikte persoon zijn om in eene met deze
te beleggen vergadering voor te zitten.
Een ander lid stelde voor één vast persoon aan
te stellen die op gezette tijden bij al de verzeker
den de ruiten schoon kwam maken. En hoewel
zoo iets nu ook buiten den werkkring der Maat
schappij geacht kan worden en dus ook weer een
vraag is niet aan het rechte adres, zoo vind ik
hier toch iets goeds in, als zoo iemand door de
leden onderling Aangesteld wordt. Men zal dan
iemand aan eenige bijverdienste kunnen helpen
en de zekerheid erlangen dat de ruiten steeds
worden schoongemaakt, door iemand, die er be
paald „slag" van heeft.
Vol vrees ook al hier, is men overal voor de
valsche bankbiljetten, wier verspreiding, althans
voor de pers, dit voor heeft, dat er eens wat te
schrijven valt, t Is weer eens iets nieuws en de
onthullingen, die dagelijks gedaan worden, geven
aanleiding om kolommen te vullen en ook al om mop
pen te tappen. En hiervan profiteeren èn uitgever
èn publiek, vooral het laatste wil aan het einde
der eeuw, iets dat prikkelt, iets dat spant, iets dat
de belangstelling zij ’t dan ook zenuwachtig
gaande houdt.
Hoe gelukkig dus de ontdekking van een bende
valsche munters, samengesteld uit menschen, die
men haast niet met elkander in contact zou kun
nen brengen. Romantisch voorwaar, wordt het
verhaal, van de juffrouw van de Achtergracht
numero zooveel, die aandeel in de zaak nam (zeker
om nog meer te verdienen), niet minder belang-
stelling-opwekkend zijn de avonturen van Charles.
Wie zou dat zyn? Hoe zou die meer heeten?
En dat scheen toch wel een hoofdpersoon te zijn,
want in het koffertje, dat voor 1-
gezonden werd, zat maar eventjes voor f216,000
aan valsch papier, maar zoo mooi nagemaakt, dat
het bijna echt was.
Slechts enkele gebreken komen er in voor en
dan nog maar kleine gebreken en deze fouten
Dit is gewis een onderwerp, waarover reeds
veel gedacht en geschreven is. In den regel is
zulks het geval met elke zaak van eenig aanbe
lang, en het kan dus gelden als blijk van hare
waarde.
Het bespreken eener zaak is echter niet vol
doende. Wanneer ze nuttig en noodig blijkt, dient
ze ook tot stand te komen, anders toch strekken
de overwegingen tot niets en zijn ze nutteloos.
En ontkennen kunnen wij m. i. niet, dat belangen,
waarvan men kan zeggen dat ze urgent zijn, ten
onzent meestal wat heel langzaam tot stand komen.
Wie is niet van meening, dat een pensioenfonds
voor werklieden er dient te zijn Immers, zoo
vele standen in de maatschappij hebben dat, het
zij dat zij het door zich zelf of met behulp van
anderen tot stand gebracht hebben, waardoor zij
hebben gezorgd op den ouden levensdag voor zich
zelven of de nagelaten betrekkingen, door behulp
van een pensioenfonds in het levensonderhoud
eenigszins te voorzien. Ik verwacht toestemming,
wanneer ik meen, dat het voor de werklieden zelf
moeilijk gaat, daarin behoorlijk te voorzien. Maar
wij weten, dat er eene roeping is, welke Ue mensch
heeft ten opzichte van zijnen naaste, en dat ook
patroon en werkman zeer na aan elkander verbon
den zijn, dat hij of zij, die met geld en gaven be
voorrecht is, eene roeping heeft anderen ten
zegen en hulp te wezen, en gelukkig, kunnen wij
niet ontkennen, dat in onze samenleving dit nog
wordt betoond.
Na die overwegingen kom ik er toe dat tot de
totstandkoming van een werkliedenpensioenfonds
de steun van den
van
$XXXXXXXXXjXXXXXXXXX
DONDERDAG 15 FEBRUARI.
$xxx xx xxxx ^xxxxxxxx x^
mede te deelen aan de lezers is thans de taak van
doffen klank.
Bolswardsche Courant
18*
Ml