NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD
BOI.SWARB EN WONSERADEEL
Ontvangen
Opnieuw ontvangen
Had Grootje het mis?
I
Gemarineerile HARING.
1894.
Drie en dertigste Jaargang.
No. 10.
5 DONDERDAG 8 MAART. J
BUITENLAND.
BINNENLAND.
de nieuwe BONTEN,
nomii wkïïi
Witte Ge ei ere
Beddetijken, Dekens, enz. en;
hij 1 Faber, firm a J. JaW
VOOR
-
I
L.
n
Ki
ABONNEMENTSPRIJS80 Cents per 3 maanden.
Franco per post 95 Cents.
ADVERTENTIEPRIJS: 50 Cts. van 1—7 regels. Ver
volgens 10 Ct. per regel. Overigens naar plaatsruimte.
o
o
cc
CD
esj
doordrongen is, geheel
niet meer te zingen
Ach, waren alle menschen wijs
En wilden daarbij wel
Deze aarde ware een paradijs
Nu is zij vaak een hel.
want dan zoude de aarde werkelijk een paradijs
zijn.
menschen van alle natiën zich één voelen, dan zal
er geen broodnijd meer bestaan. Wat doet het er
toe of wij hier in Nederland zijn geboren of aan
het andere einde der wereldalle menschen zijn
broeders en zusters in den meest uitgebreiden zin
van het woordieder, die voor zich zelf werkt,
moet weten, dat hij werkt voor het algemeen wel
zijn, en als ieder op zijn beurt daar maar van
1 en al, dan behoeven wij
kinderen, meisjes en jongens, die tamelijk vrij
met elkander hebben omgegaan, nog nooit een
geval voorgekomen, dat een meisje op Neerbosch
ten val is gebracht. Dit is te danken aan de aan
houdende zorg en liefde mijner geliefde vrouw.
Had deze niet dag en nacht gewaakt voor de eer
baarheid van de weesmeisjes, wees daarvan ver
zekerd, er zou wat meer op Neerbosch hebben
plaats gehad, waar men met grond over had
kunnen lasteren, dan nu gelukkig het geval is.
Natuurlijk, en dit zal elk huismoeder moeten
toestemmen, die op dit punt eenige ervaring
heeft gemaakt, loopt men hierdoor gevaar, met
altijd als de liefste te worden beschouwd en dik
werf woont nog jaren daarna wraak in het harte
ook bij goede vrouwen, waar een oudere in jaren
hen in haar jeugd heeft tegengehouden om een
groote dwaasheid te begaan en zich in ellende te
storten. Dankbaarheid oogst men op dit gebied
zelden en toch is dit een zeer voorname factor
bij de opvoeding der meisjes."
Het tweede jaarverslag is verschenen van
den Bond ter bestrijding eener gruwelmode. ’tZal
wel niet noodig zijn te zeggen, dat daarmede be
doeld wordt het dragen van vogels.
Terecht verklaart het bestuur zich zeer teleur
gesteld over het feit, dat de wettelijke tusschen-
komst noodig is, en dat de vrouwen zelf niet meer
algemeen zich een tooi ontzeggen, die aan milli-
oenen vogels het leven kost; het stelt tegenover
deze onverschilligheid der vrouwen de daad van
de Regeering in Rusland, waar de vogelhandel
spoedig geheel zal verboden worden. Na op het
nadeel gewezen te hebben, dat het uitroeien der
vogels door het daardoor toenemen der schade
lijke insecten na zich sleept, herhaalt het bestuur
de vroeger gedane verzekering, dat het dragen
van struisvogelvederen geen enkel bezwaar kan
opleveren, naar aan de presidente bij een per
soonlijk bezoek van eenige struisvogelfarms in
de Vereenigde Staten gebleken was, dat de vo
gels van hunne lange vederen ontdaan worden
zonder eenig nadeel of pijn.
Een Hagenaar, K. H., klaagt in de Amster
dammer dat nergens een woord van waardeering
is te vinden over den „moed en de flinkheid"
waarmede de heer van Deth de zaak van Neer
bosch heeft aangepakt.
Gaarne geven wij toe, dat het onderzoek be
treffende Neerbosch het gevolg is geweest van
de verschenen brochures en dat deze dus ook in
direct oorzaak zullen zijn van de verbeteringen,
welke men in die inrichting mag verwachten.
Maar zou men hier niet eenigszins moeten den
ken aan de geschiedenis van Jozef, wiens broe
deren het kwade hadden beoogd, dat door God
ten goede geleid werd.
Had de heer van Deth voorzien, hoe het onder
zoek zou uitvallen, dan zouden wij nog zoo zeker
niet durven zeggen, dat hij zijne brochures zou
hebben geschreven.
Van den heer A. P. Staalman verscheen
een vlugschrift, waaraan hij den titel gegeven
heeft van: „Van Deth’s geheim onthuld." Daarin
wordt in bet licht gesteld hoe tal van beweringen
en mededeelingen van dezen aanklager van Neer
bosch volkstrekt onwaar zijn, ook die, welke hij
voorgeeft, dat hem door God zelf zijn ingegeven.
Het rapport der commissie heeft de on waarhe
den in van Deth’s brochure reeds voldoende aan
getoond.
Niet onbelangrijk is hetgeen de heer Staalman
meedeelt omtrent het ontstaan der quaestie. Daar
omtrent lezen wij, dat de vroegere onderwijzer te
Neerbosch, A. J. van Houten, den beer van ’t
Lindenhout voor de keus stelde, óf het aan te
zien, dat door hem eene brochure zou worden
uitgegeven, waarin schandalen van Neerbosch pu
bliek werden gemaakt, óf aan hem van Houten,
f 293 te betalen. Deze van Houten was uit mede
lijden te Neerbosch aangenomen op een salaris
f 250 boven kost, inwoning, bewassching en ge
neeskundige hulp. Hij was een stumperd met een
gebrekkigen arm en een stijf been, wat hem voor
zijne betrekking ongeschikt maakte. Bovendien
was zijn optreden te Neerbosch van dien aard,
dat het bestuur zich genoodzaakt zag hem te
raden naar eene andere betrekking om te zien.
Hem werd echter niet eens de tijd genoemd, wan
neer hij moest vertrekken. Voor de gevorderde
som van f 293 zond nu van Houten de volgende
rekening: voor de moeite, dat hij er zich inge
werkt bad, f 100; voor schade geleden aan klee-
ren en schoeisel, omdat hij in eene onbewoonbare
kamer heeft gewoond, f24; voor voedingsmiddelen,
die hij zich wekelijks heeft moeten aanschaffen
om geen gebrek te lijden, f 39; omdat hij heeft
moeten solliciteeren naar eene andere betrekking
f 30; voor het schrijven der brochure tegen de
de weesinrichting f 100; te zamen f 293.
En hiervan heeft van Deth gemaakt, dat er
vier heeren, die hij niet kende, bij hem zijn ge
weest en hem f 100.000 hebben aangeboden om
niet te schrij’ven, hetgeen bij heeft geweigerd
Arnh. Crt.
Naar aanleiding eener zinsnede in het ver
slag der commissie van onderzoek, schrijft de
heer van ’t Lindenhout in zijn kroniek van deze
week
„Dertig jaren lang is ouder meer dan 2600
Eerste kwaliteit ecllte! GOUDSCHE-, EDA
MER- en ZWITSERSCHE KAAS, alsmede
moet ook leven, en wie’nïët Werken «m-, isTnëk,
want de aandrang tot werken zit den gezonden
mensch in het bloed. Maar ge zult wel zeggen,
mijn jongen „wat slaat Grootmoeder door," maar
ge moet denken, ik was zooveel alleen den laatsten
tijd, alleen met mijn gedachten en met mijn zorg
voor uw toekomst, en zoo kwam ik er al van zelf
toe, mij in dingen te gaan verdiepen, die zoo nauw
samenhangen met die toekomstmaar het zal je
wel vervelen, dus laat ons nu maar ter ruste gaan."
„Neen! Grootmoederlief het verveelt mij niet,
integendeel het is, of er mij een licht is opgegaan,
over veel, wat mjj nog duister was, o ik wilde
zoo gaarne véél zijn voor mijne arme kameraden,
en nu ik weet, dat ik dat alles met u kan be
spreken, nu is het, of mij een taak wordt opge
dragen, een taak om te vervullen in het leven,
al is het dan maar van een bescheiden standpunt
ik wil aan mijn vrienden voorstellen hier s avonds
bij elkaar te komen en te overleggen of wij, al
is het nog maar zoo gering, niet iets kunnen doen
om dezen overgangstijd gemakkelijker te maken
en als ge ons dan eens met goeden raad helpen
wilt? Grootmoeder?"
„Neen, neen, Hermanvalt de oude vrouw
hem in de rede„dat kan niet, ik leef te veel
in de dingen die voorbij zijn, om het jongere ge
slacht te kunnen raden, en dat wil ik ook niet
doen. Ik wilde alleen maar gaarne één ding op
den voorgrond gesteld zien, en dat is kennis en
ontwikkeling voor de groote massa. Als de kern
van het volk maar eerst wat meer ontwikkeld is,
dan zullen er geen oorlogen meer zijn. Als de
Aan het station te Urjuni in Bolivia is
onlangs de gewezen generaal Daza door het ge
peupel vermoord. Ziehier de aanleiding
Gedurende den oorlog tusschen Bolivia en Chili
verdween generaal Daza met eenige honderd
duizenden dollars uit de staatskas naar Europa.
Het Huis van Afgevaardigden stelde hem des
wege buiten de wet en vonnisde hem als lands
verrader. De generaal zette zich te Parijs neder
en leefde er een aantal jaren. Toen de bodem
van zijne geldkist zichtbaar was geworden, keerde
hij naar Zuid-Amerika terug en koos Puno, in
Peru, tot zijne woonplaats. Zijn geval werd voor
den Boliviaanschen Senaat gebracht. Daar werd
hij niet als landsverrader veroordeeld, maar een
voudig als beroover der schatkist.
Te Berlijn heeft het eene verklaarbare
voldoening verschaft, dat de Czaar aan den Duit-
schen gezant te St. Petersburg heeft doen weten,
voornemens te zijn op het bal te verschijnen,
door dezen Woensdag te geven.
In verband met dit eerebewijs wordt tevens
verteld, dat de Czaar zich heeft uitgelaten, dat
de betrekkingen tot Duitschland niet slechts ver
beterd zijn, maar dat feitelijk een geheel veran
derde staatkunde tusschen beide Rijken aan de
orde is.
Eenige dagen geleden werd het stadje Cha
lons plotseling verrast door een Duitschen ulaan,
die in volle wapenrusting eenige straten door
reed tot vóór de kazerne der chasseurs-legers,
waar hij aan do uitrukkende wacht zijn lans,
sabel en karabijn overgaf en daarna geïnterneerd
werd.
Het gebeurt wel meer, dat een deserteur uit
het Duitsche leger op Fransch grondgebied komt,
waar hem dan wordt toegelaten, in dienst van
het vreemdenlegioen te trelen. Maar de pers
vindt het toch wat al te kras, dat de bedoelde
ulaan in volle wapenrusting een reis van twee
dagen door Frankrijk heeft kunnen maken zon
der te zijn lastig gevallen. Wat blijft er dan
over van de kostbare bewaking der grenzen
De klok had elf uur geslagen, en zij zat nog
steeds alleen, de oude grootmoeder, zij zat te tu
ren in het licht der vlammen, en vergat alles om
zich heen, zij was te moe om voort te gaan met
het breiwerk, dat in haar schoot lag, een kousje
voor een kleine naamgenoot, een kind van een
getrouwde dochter, die ver weg woonde, ergens
in Brabant, maar grootmoeder dacht op het oogen-
blik niet aan het kleine meisje, waar het kousje
voor bestemd was, maar aan een ander kleinkind,
een grooten krullebol van twintig jaar, het eenig
nagelaten kind van haar oudsten jongen, haar
Herman, die zij zoo vroeg had moeten afstaan,
eerst aan de zee, die hij verkozen had boven
„moeders pappot", zooals hij het noemde, en toen
aan de vreemde vrouw, die hij van verre had
meegebracht, en die haar nooit een dochter was
geworden, al was zij de vrouw van haar zoon.
Er was te veel verschil van geaardheid in die
beide vrouwen, zij hadden elkander nooit recht
liefgehad, als misschien op het oogenblik, toen het
kind werd geboren, dat een band had kunnen
worden tusschen deze tegenstrijdige naturen, als
er tijd voor was geweest, maar toen het zwakke
vrouwtje het leven aan den kleinen Herman had
gegeven, ging zij zelve heen, kalm en stil, zon
der lijden, al de kracht, die haar nog was over
gebleven, als erfdeel latend aan het kind, dat de
troost zijner oude grootmoeder zou worden, toen
zijn vader terugkeerde tot zijn oude beroep van
zeeman. De groote zee was altijd zijn geliefde
geweest; met onweerstaanbare bekoring riep zij
hem tot zich, en hij gaf aan die roepstem gehoor,
telkens en telkens weer, tot zij hem voor goed in
haar omhelzing hield gesloten.
Dit alles gaat het oog der oude vrouw voorbij,
nu zij eenzaam zit te turen in de vlammen. Het
is twintig jaar geleden, dat de kleine Herman
haar door de stervende moeder is opgedragen en
gedurende al dien tijd is hij haar alles geweest,
meer dan zijn vader haar ooit was, dien zij toch
zoo innig heeft betreurd. Waar is hij nu? In de
herberg Of bij vroolijke vrienden Daar denkt
hij zelfs niet aan, hij heeft haar nu reeds vele
Vriendelijk aanbevelend
arm is; dat is een treurige waarheid, maar het
is zoo; mij dunkt, ik zie nu reeds al het treurige,
dat er uit voort zal komenvoor de mannen is
het nog zoo slim niet, maar vrouwen en kinderen
zjjn er het ergst aan toe; en op het laatst moeten
zij uit gebrek weer toegeven, en al hebben zij dan
misschien al iets gewonnen, zij zijn dan ook zeer
veel achteruit gegaan. Toch is het misschien wel
goed, want het is dan toch eene verbetering voor
de toekomst, en het geslacht dat na hun komt,
zal er in elk geval voordeel van hebben.
Als ik zoo alleen zit, mijn jongendan wil ik
mij altijd zoo gaarne een voorstelling maken van
de wereld en de menschen, hoe die er uit zal zien,
en hoe die zullen zijn, lang nadat ik ben heen
gegaan, en dan zie ik een geslacht van arbeiders
opstaan, dat niet meer onder maar naast hun pa
troon staat, en dat in eiken tak van nijverheid
altijd het algemeen voordeel op het oog heefteen
geslacht, dat volmaakter en meer ontwikkeld is
dan wij het zijn, dat op onzen tijd zal terugzien
als op een eeuw van barbaarschheid en tirannie,
een geslacht, dat van kind af geleerd heeft, dat,
als het zichzelf bevoordeelt, het meteen werkt
voor het algemeen welzijn niet van ons Vaderland
alleen, maar van de geneele menschheid. Ik ben
maar een oude vrouw, maar ik geloof niet, dat al
dat getwist en al dat geharrewar goed is, ik ge
loof dat de algemeene gelijkheid pas zal kunnen
ontstaan door algemeene kennis. Ik geloof, dat
als de meesterknecht even knap en ontwikkeld
is als de patroon, en hij desnoods dien patroon
zou kunnen vervangen, en zoo vervolgens van
den meesterknecht op de andere arbeiders, dat dan
pas mag worden gesproken van Recht voor allen.
Wat geeft het, of er een fabriek wordt gesloten,
omdat de arbeiders het werk staken kunnen de
arbeiders zelve een fabriek oprichten Ge zult
zeggenneen, want zij hebben geen kapitaal
maar dat is het niet, ge moet zeggen neen want
zij hebben de kennis er niet voor, en dat is het
groote gebrek van onzen tijdde groote menigte
(enkelen natuurlijk uitgezonderd) is over het ge
heel niet afgunstig op de gelegenheid, die den rij
keren wordt gegeven om meer te leeren, zij is
afgunstig, omdat de bezittende klasse meer geniet,
zij kan niet velen, dat zij in koetsen rijden en
slemppartijen houden, maar zij moest niet kunnen
velen, dat zij alle middelen bezitten om zich te
jaren lang trouw gezelschap gehouden ’s avonds, 'e-
en dan zat hij te lezen of te werken. Hij gelijkt it-
niet op zijn vader, haar onrustige jongen, die nooit
vijf minuten achtereen kon stilzitten, neen, dan
gelijkt hij meer op zijn stille bedeesde moeder,
de vrouw, die zij eigenlijk te weinig had gekend, j,
en pas was beginnen lief te krijgen, toen zij voor
altijd heenging, maar in den laatsten tijd is hij
anders gewordener zijn een paar nieuwe werk-
lieden gekomen op het dorp, en die hebben hem od
verteld van veel onrecht dat er geleden wordt, en
van veel gebrek, en armoede ook. Hij heeft nooit
gebrek gekend, haar jongen, en zoolang zij er is
zal hij het ook nooit kennen, maar hij heeft een
warm hart voor de ellende van anderen, en zoo
is hij naar hen gaan luisteren, en met hen mee
gegaan om sprekers te hooren, die de ellende
onzer hedendaagsche maatschappij aan het licht
brengen alsof het j uist de ellende was van heden
alleen, en niet het ingewortelde kwaad van eeuwen
heren hij heeft gemeend, dat het alles waar was,
wat zij zeidenhij, met zijn jong, warm hart en
zijne vurige sympathie voor de lijdende mensch
heid, hij was een aandachtig hoorder, hij was te
jong, te rein en te goed om het kaf van het koren,
het ware van het onware te scheiden en zoo ging
hjj hoe langer hoe meer op in hun leer, en liet
zijne arme oude grootmoeder alleen, om toch vooral
alles te hooren, wat er hier en daar en overal
verkondigd wordt.
Op eens schrikt zij op uit haar peinzend droo-
men, de klok van half twaalf heeft haar tot de
werkelijkheid teruggeroepen, en zij meent toch ook
schreden te hooren in de stilte van den nacht.
Zij luistert nog even, en ja, er wordt een sleutel
in de deur gestoken, en met een vroolijk„Goe
den avondGrootmoeder," komt Herman de ka
mer in.
„Waarom nog op, Grootmoederhet is laat,
waarom niet naar bed gegaan ik had immers
gezegd dat het laat kon worden, er waren vele
vreemden, en ieder sprak op zijn beurtik heb
alleen geluisterd, maar het moet toch treurig toe
gaan overalnu zal er morgen een groote op
tocht plaats hebben, en dan wil'-men de patroons
dwingen om de werklieden beter te betalen, en
korter te laten werken, want het is schande, zoo
als het werkvolk nu wordt afgebeuld, en wat
meer vrijen tijd komt hun toch ook toe, niet waar
Grootmoeder
„Ja, mijn jongensprak de oude vrouw, dat
vind ik ook, want vrijen tijd hebben de werklie
den zeer noodig, dan kunnen zij wat meer lezen
en zich daardoor van wat meer dingen op de
hoogte stellen, zoodat zij niet blindelings behoe
ven te vertrouwen op alles, wat hun wordt voor
gepraat en wijs gemaakt, en dan kunnen zij zich
wat meer met hunne kinderen bezighouden, en
vooral, als zij dan wat ruimer verdienste hebben,
kunnen zij zorgen dat die kinderen wat beter op
voeding krijgen dan zij zelve hebben gehad, maar
er zullen er ook wel bij zijn, die hun vrijen tijd
en hun meerdere geld in de herberg brengen, en
dat is natuurlijk verkeerd, en dan zullen de
patroons maar zoo dadelijk bereid zijn, om hun te
geven, wat zij vragen
„Dat denk ik niet, Grootmoedermaar de spre
ker zeide, wij moeten hen maar dwingen."
nOch! Herman! men dwingt niet veel,als men
Wanneer men niet met het doel, maar alleen
met den uitslag had te rekenen, dan zou zeker
de klacht van K. H. gegrond zijn.
Voorheen werden jongelieden van goeden
huize, die den slechten weg waren opgegaan, wel
eens straatroovers in oude Engelsche romans tre
den ze bij herhaling op. De jongelui van onzen
tijd, welke in dien toestand verkeeren, maken ge
bruik van hunne inteflectueele opleiding en slui
ten zich aan bij schendbladen. Dit blijkt we
der uit hetgeen aan het U. D. wordt gemeld om
trent het blad de Vlinders. De Wespen erkenden
door hun naam nog, dat hun doel was te steken.
Onder den onschuldigen naam de Vlinders heb
ben de jongelieden van goeden huize een blad
opgericht, dat voor hen een middel tot chantage
is, waardoor zij hun bestaan vinden.
Door hunne eigene intieme relaties en hunne
omzwervingen op plaatsen, waar niet veel goeds
verricht wordt, zijn zij mot veel bekend, dat tot
de „ctironique scandaleuse" behoort, en daarvan
maken zij gebruik om hun edel bedrijf' uit te
oefenen, waarbij zij op de meest schaamtelooze
wijze te werk gaan. Menigeen, zegt de bericht
gever, moet van hunne oplichterij het slachtoffer
geworden zijn. Komt het tot eene strafvervolging
(en dit is waarschijnlijk), dan staat er een waar
schandaal-proces te wachten.
Dan stonden de straatroovers van weleer hoo-
ger, die legden ten minste nog moed aan den dag
en waagden hun leven bij hun bedrijf. Arnh. Ct.
Een verrassing. Te Haarlem is gisteren aan
een gouden echtpaar eene aangename verrassing
bereid geweest. Een zoon die in het N.W. van
Amerika ais missionaris werkzaam is, heeft name
lijk aan zijne ouders zijn hartelijken gelukwensch
toegezondeu in eene phonograaf. Het maakte op
de ouders en het groot getal familieleden en
kennissen een verbazenden indruk, toen men uit
de in werking gestelde phonograaf duidelijk de
stem van den zoon vernam, die zoover verwijderd
leeft.
Een medewerker van de Haagsche Courant
heeft de redevoeringen geteld, die thans reeds
over de kieswet zijn uitgesproken. Haar getal
bedraagt 137, te zamen beslaande 216 meter van
het Bijblad.
In een voor drukwerken meer gebruikte maat
zou dit gelijkstaan met 800 kolom.
Het gewicht van deze redevoeringen bedraagt,
het vel van 8 kolom op 15 gram gerekend, 1500
gram of anderhalf kilo.
Het politiek gewicht is uit deze becijfering
niet af te leiden.
Bolswardsche Courant
L
CD
O
CD
CD
CD
1=3
O