NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD
BOLSWARD EN W«HSEBAÖEE£
I
1
I
1
o
Landbouw vergadering,
op 12 Maart 1894.
Drie en dertigste Jaargang.
1894.
No. 11.
DONDERDAG 15 MAART.
I
f
TAKS HOUDING.
r
INGEZONDEN.
r
Zoetwatervisscherij
v i s c Li c u ir i i i«.
If
KORTVERSLAG
VOOR
e>
L
ABONNEMENTSPRIJS: 80 Cents per 3 maanden.
Franco per post 95 Cents.
ADVERTENTIEPRIJS: 50 Cts. van 17 regels. Ver
volgens 10 Ct. per regel. Overigens naar plaatsruimte.
I
M.H.
Maandagavond had de Vereeniging „Handel en
Nijverheid” alhier het voorrecht op hare verga
dering Dr. J. H. van der PALM van IJsbrechtum,
bestuurslid der vereeniging voor Zoetwatervisscherij
in Friesland, als spreker te zien optreden. Nadat de
heer SCHIEVINK de vergadering met een gepast
woord had geopend, begon spreker met zijn in
genomenheid te kennen te geven, op deze bijeen
komst over genoemd onderwerp als spreker te zijn
uitgenoodigd, wijl hij daarin een bewijs zag van
belangstelling voor die zaak. Hij wenschte in het
kort de wording en het doel dier vereeniging
uiteen te zetten, om vervolgens nader over het
kweeken van visch te spreken.
De visscherij was weleer in ons gewest een
bloeiende tak van nijverheid, doch de visch is door
verschillende oorzaken verminderd en in kwaliteit
achteruit gegaan. Om te trachten daarin verbete
ring te brengen zijn belangstellenden saamgekomen
en de vereeniging heelt aanvankelijk niet te kla
gen over sympathie. De pers heeft over ’t alge
meen de vereeniging zeer waardeerend besproken,
de Nederl. vereeniging voor zeevisscherij en ook
die voor de visscherij op onze rivieren beloofde
samenwerking en ook verschillende particulieren
zijn het streven der vereeniging toegedaan, die
op heden 5 afdeelingen en ruim 300 leden en
donateurs telt. De vereeniging stelt zich ten doel
de zoetwatervisscherij uit haar kwijnenden toestand
op te heffen en vermeerdering tè verkrijgen van
zulk een belangrijk voedingsmiddel. De toestand
daarvan is op heden niet rooskleurigde visch
vermindert gestadig en neemt in grootte af. De
redenen hiervan zijn vele. De schuld ligt vooreerst
aan de visschers zelf, die, door den hoogen prijs
verlokt, met steeds betere vischtuigen een scher
pere jacht op de visch maken en die door het
steeds vernielen van nog jonge visch de voort
teling groot nadeel toebrengen zoo zelfs, dat vele
vischsoorten indien het zoo voortgaat, wellicht over
een 25 jaren tot het verleden zullen behooren.
Vooral met de zegen wordt in kleine vaarten en
wateren een ware verdelging aangericht. Een
scherper politietoezicht en betere wetten ter be
scherming der kleine visch wordt door de ver
eeniging dan ook voorgestaan. En inderdaad ligt
er nog een ruim veld open, om op een bezadigde
oordeelkundige wijze de jonge visch in bescherming
te nemen. Door alleen visch van voldoende grootte
te vangen zou de voortplanting en tevens een
waardevermeerdering verkregen worden.
De vermindering der visschen komt evenwel
uit meer oorzaken voort. De visch heeft een ver
bazend groote voortplantingskracht. Enorm groot
is het getal eieren dat zij leggen, evenwel werken
zoovele oorzaken storend op het jonge broedsel,
dat misschien 99% verloren gaat. De golfslag
der stoombooten doet zeer groot nadeel aan
Algemeen was er instemming met het gehoorde,
zoodat zeker velen, tot inkuilen van groen voeder
zullen overgaan.
Besloten werd in dit jaar weder twee stieren
keuringen te houden en wel te Bolsward en te
Wommels, beide op eenen dag. De prijzen zullen
bestaan in Verg. Zilveren, Zilveien en Bronz. Med.
Tot keurmeesters werden benoemd de H.H.
IJ. v. d. Werf te Nijland, R. Kuperus te Roorda
huizum en M. Pekema te Winsum. De tijd
waarop, en de nadere regeling der keuring werd
aan het Bestuur overgelaten, ’t welk hiervoor in
tijds bekendmaking zal doen. Ten slotte werd be
sloten de volgende vergadering te Wommels te
houden.
van Landbouw
Veeteelt op Maandag 12 Maart 1894,
„het Blauwhuis' te Bolsward.
gen hieraan veel schade toe. De belangen der
industrie mogen evenwel niet uit het oog verlo
ren worden, en de zaak is in onderzoek in hoe
verre hier bescherming der visch mag worden
voorgestaan. Omtrent het inlaten van zeewater is
reeds gesproken. Voor vermindering der kostelooze
acten is reeds door de vereeniging gepleit en dit
hangt veel af van de meening der burgemeesters
daaromtrent. Eenstemmigheid der autoriteiten is
evenwel zeer gewenscht. Om het visschen met
dobbers te verbieden, zal moeielijk gaan, wijl ve
len daarmede een deel van hun bestaan zouden
verliezen, doch iets anders zou het zijn, als werd
voorgesteld geen kleine visch tot aas te nemen.
Een te lange sluiting van den vischtijd zou even
eens menig visscher schade berokkenen, en om
een vervroegde sluiting te bepalen, gelijk de Bruin
wil, vindt Spreker wel wat bedenkelijk, omdat in
Mei nog vele visschen kuit schieten. Evenwel is
hij dankbaar voor de opmerkingen en zal ze bij
het bestuur der vereeniging ter tafel brengen.
De heer R. J. VOS meent dat beperking der
vangst altijd voor eenigen schade aanbrengt, hij
zou dus wel bijzonder er op willen werken dat
vooral de aankweeking werd bevorderd, en hij
vernam dat de vereeniging daarmede reeds prac-
tisch werkt.
De heer van der PALM deelt nu nog mede,
dat in het bassin bij den spoorweg te Sneek reeds
proeven worden genomen met de aankweeking
van enkele vischsoorten, en dat wellicht nog een
tweede plaats voor de vischcultuur zal worden
ingericht.
De heer MÜLIER dankt den Spreker voor de
inlichtingen, en hoopt dat de vereeniging succes moge
hebben, waarop de heer SCHIEVINK zijn dank
brengt aan den Spreker voor de schoone en leer
zame rede, en aan de aanwezige leden en geïntro-
duceerden voor de betoonde belangstelling.
Wij geven aan dit verslag eene eerste plaats
in ons blad, omdat wij overtuigd zijn dat de ver
eeniging voor Zoetwatervisscherij inderdaad een
zeer nuttig doel beoogt. Al ligt onze gemeente
niet in een hoek waar de visscherij ooit veel te
beteekenen zal hebben, het pogen toch van een
kwijnenden tak van nijverheid tot verbetering te
brengen, om zulk een uitmuntend voedingsmiddel
te vermeerderen, ja als het kan onder ieders be
reik te brengen, verdient belangstelling en warme
waardeering.
Vooral in den tegen woordigen tijd waarin onze
provincie op zoo velerlei gebied kwijnt, dient elke
poging tot verbetering met beide handen te wor
den aangegrepen. Achten wij het van zeer groot
belang dat de bodem meer productief wordt ge
maakt, ook in een betere exploitatie van de vele
plassen op het gebied der visscherij zien wij een
provinciaal belang. De Redactie.
In de vergadering van de Leden der Afdeeling
„Bolsward van de Friesche Maatschappij van
Landbouw en Veeteelt, gehouden op Maandag
12 Maart 1894, waren 26 leden tegenwoordig.
Na lezing en goedkeuring der notulen, bleek
uit de rekening van den Penningmeester, dat de
ontvangsten over het afgeloopen jaar hebben be
dragen ƒ361,65, de uitgaven ƒ673,67 alzoo slui
tende met een nadeelig saldo van ƒ312,02. Be
schikkende over de ƒ400 uitstaande gelden, blijft
een voordeelig saldo van ƒ87,98. Bij het Bestuur
waren ingekomen eene circulaire met inteekenings-
lijsten van het Landbouw-comité, inhoudende eene
opwekking om zich op de Landbouw Courant
a ƒ1,per jaar te abonneeren. Verder een brief
van Mr. Sickenga te Wolvega over werkeloos
heid. ZEd. beveelt daarin aan om in iedere afdee
ling commission te benoemen, ter onderzoek en
bevordering van werkverschaffing. Daarna werd
gelezen een schrijven van het Bestuur van het te
Utrecht te houden Landbouw-congres, meldende
dat dit zal plaats hebben van 11 tot 15 Junia.s.
Hierna bracht de Commissie van onderzoek,
tot inkuilen van gras het volgende rapport uit
RAPPORT der COMMISSIE van
ONDERZOEK betreffende de resultaten
verkregen met het voederen van ingekuild
gras; uitgebracht in de Vergadering van
de Leden der afdeeling „Bolsward” van
de Friesche Maatschappij
en
in
Mijnheer de Redacteur!
Naar aanleiding van de rede gehouden door
den Heer C. Hummelinck op Zaterdag 10 Maart
in „de Doele” te Bolsward, neem ik de vrijheid
het volgende te schrijven.
Ofschoon er vele veehouders bij die rede aan
wezig waren, is toch ’t meerendeel in eene
teleurgestelde stemming teruggekeerd, daar velen
en ik geloof allen gedacht hadden te hooren hoeveel
ze voor hun melk konden krijgen en welke voor-
deelen daar dan aan verbonden waren.
Helaas, werd hiervan niets bekend gemaakt.
Wat de lede betreft, daarvan kunnen de vee
houders toch weinig profiteeren, daar het meer
een theoretische wenk was voor fabriekmatige
zuivelbereiding, ofschoon er dan wel iets goeds
zelfs zeer veel goeds in opgesloten was, want op
een goede behandeling der melk, ook tijdens het
vervoer, ’t zuiver schoon houden van al het ge
reedschap, gebruikt voor boter- en kaasbereiding,
en het vervalschen der melk enz. kan niet genoeg
gelet worden.
levens dat door fabriekmatige bereiding een
betere prijs voor de melk verkregen kan worden
(nl. dat een boer meer geld aan de fabriek krijgt,
dan wanneer deze door hem zelf verwerkt wordt,)
lijdt geen twijfel, maar dat de veestapel of de
aanfok daardoor zoude achteruit gaan is niet zon
der gevaar. Dit kan echter voorkomen worden
door eene goede behandeling van karnemelk en
wei aan de fabriek en ingeval de leverancier terug
ontvangt wat hem toekomt, zal hij aan zijn vee
kunnen geven datgene, wat bij zelfverwerking
wordt verkregen.
De coöperatieve fabrieken zijn daarom bijzonder
aan te bevelen.
Daar nu de nieuwe fabriek buiten de Blauwpoort
te Bolsward ’t doel heeft de leveranciers liefst
niets terug te geven, zal de aanfok zonder tegen
spraak belemmerd worden.
Degenen die hiermede bekend zijn, zullen met
mij instemmen, dat een veehouder die jong vee
wil voortbrengen, niet best zonder karnemelk of
wei kan.
Misschien zou dit wel kunnen, maar dan zal
hjj toch voeder moeten koopen en hiervoor moet
hij dan ook weder geld uitgeven.
Tevens is de karnemelk bijna onmisbaar voor
de koeien, die pas gekalfd hebben.
Daarom in het belang der aan fok is zoodanige
fabriek niet aan te raden, en moet de veehouder,
die zijn melk verkoopt, wel rekening houden of
de prijs der melk hoog genoeg is om de op
brengst te dekken, die bij anders buiten de melk
nog heeft.
Mijns inziens zoude zoodanige fabriek betere
Er komt meer licht in de duisternis die over
het zoo plotselinge uitbreken der crisis lag.
Het blijkt nu toch, dat van de tegenover ieder
die het tegendeel beweerde, volgehouden eenstem
migheid van het geheele Ministerie in zake de
Kieswet, meer schijn dan werkelijkheid bestond.
Zoolang alles goed ging, vernam men van
meeningsverschil in het Ministerie niets. Enkele
tegenstauders onder de Ministers figureerden van
tijd tot tijd zelfs naast Tak, met den schijn van
voorstander.
Ware de wet er doorgegaan, dan zou er geen
Ministerie zoo eensgezind zijn geweest, en zoo be
ginselvast als dit. Doch nauwelijks begonnen de
kansen te keeren of ook de meeningen keerden.
En zoo gebeurde het, dat de meerderheid der
Ministers den heer Meijier en de zijnen nader
stonden dan hun collega Tak.
En men mompelt zelfs vrij luid, dat deze meer
derheid dat tegenover de voorstanders van het
amendement-De Meijier niet onder stoelen of ban
ken heeft gestoken.
Zóó valt het te verklaren, dat de Minister Tak
tegenover het amendement-De Meijier namens de
regeering geen krachtiger houding heeft aange
nomen. Zóó krijgt het gerucht eenige beteekenis
als zou de Minister van Tienhoven belast zijn met
de vorming van een nieuw Ministerie, waarin do
ministers Smidt, Pierson en Seijffardt zouden
blijven.
Zoover is het echter nog niet gekomen.
Nu het vaststaat dat men vrij algemeen in den
lande overtuigd is, dat de uitbreiding van het
kiesrecht een eisch van het oogenblik is en blijft,
en een nieuwe poging door een nieuw ministerie,
gesteld dat men daarin het vertrouwen zou
stellen dat Tak nu eenmaal veroverd heeft, -
noodeloos tijdverlies zou baren, gelooft men dat
de Kroon Tak zal handhaven tegenover de Kamer,
opdat de natie zich kunne uitspreken.
Wordt de Kamer ontbonden, dan wordt de leus
bij de stembus natuurlijk vóór of tegen Taks wet.
Daardoor voorkomt men niet alleen noodelooze
agitatie naar aanleiding van de houding dezer
Kamer tegen de wet Tak, maar zou bovendien
wat vooral met het oog op de richting waarin de
verdere wetgeving zich zal hebben te bewegen
van het grootste belang zou zijn daardoor de
zoo gewenschte partij-zuivering worden verkregen.
nesten, een groote menigte sterft spoedig in be
dorven water, vooral doordat sommige fabrieken
hun atval in het water laten afvloeien, ook droogte,
vogels en andere oorzaken werken veelal schade
lijk in dit opzicht. Men kan dan ook de voort
brenging niet meer alleen aan de vrije natuur
overlaten, wil men goede verbetering, en men
dient door kunstmatige teelt te hulp te komen.
Reeds in 1853 werd deze zaak bij de prov. staten
ter sprake gebracht, doch zonder dat er eenig
succes werd behaald.
De vereeniging nu wenschtlo door in ont
volkte wateren vischjes te brengen, en 2o door
langs kunstmatigen weg visch aan te kweeken en
die later los te laten, om zoodoende de visch
weder te doen vermeerderen.
Alsnu werd de pauze gehouden, waarin spreker
een paar schetsteekeningen van eene inrichting
voor kunstmatige vischcultuur bij de aanwezigen
deed circuleeren.
In het vervolg der rede gaf spreker in eenige
hoofdtrekken aan hoe men bij die kunstmatige
vischcultuur kan te werk gaan. Het hoofdbe
ginsel is, de eitjes en jonge vischjes voor schade
lijke invloeden te behoeden, en gaat in de natuur
soms meer dan 99% verloren, er zijn bij die in
richtingen en proeven vaak meer dan 90% ge
slaagd, m. a. w. van 100 vischeitjes wordt ge
middeld niet 1 visch groot, doch bij eene kwee-
kerij vaak 90 stuks. Er moet bij het planten van
visch echter te rade gegaan worden bij de natuur,
in polders is baars, voorn en blei, in vijvers en
poelen karper en zeelt bij voorkeur aan te planten.
Er moet vooral geschikt voedsel zijn en overbe
volking is ook schadelijk. Spreker doet hierbij
vele interessante mededeelingen vooral ook om
trent het leven en het ontstaan van aal of paling,
om daarna te wijzen op de palingkweekerij te
Commachio in Italië, die van rijkswege geëxploi
teerd wordt eu groote winsten afwerpt. Zoo iets
kon heel waarschijnlijk ook in onze provincie wel,
en ook onze polders, vaarwaters, poelen en meeren
zij konden een grooten schat van visch opleveren,
wellicht zoo, dat ook de werkman zich aan een
schotel visch kon te goed doen.
Spreker geeft daarop nog eene uiteenzetting
der vischkweekerijen, ook hoe men dat in Amerika
aanlegt, en waaruit genoegzaam gebleken is, dat
zulke inrichtingen reeds lang met veel succes ge
werkt hebben. Spreker merkte nog op, dat de
mensch alles wat hem in de natuur tot nut of
voordeel kan strekken, tracht te vermeerderen,
hoe hij vele dieren fokt en verbetert, planten en
bloemen veredelt en aankweekt, doch het visschen-
rijk schijnt tot heden uitsluitend maar aan ver
delging te zijn prijs gegeven, hoewel het toch
zulk een krachtig en heerlijk voedsel is. Hij hoopt
dan ook dat hij door deze rede heeft aangetoond,
dat het streven der vereeniging voor zoetwater
visscherij op een gezond beginsel berust, en dat
haar streven niet nutteloos zal zijn.
Op de vraag of wellicht iemand der aanwezigen
over het gesprokene met Spreker vau gedachten
wilde wisselen of eenige nadere inlichtingen
wenschte, maakte de heer H. VISSER de op
merking dat het zeer nuttig zou zijn dat in het
voorjaar het visschen met kleine fuiken werd ver
boden, aangezien daardoor veel jonge visch wordt
bemachtigd.
De heer van der PALM is dankbaar voor die
opmerking en zal er nota van nemen dat een
visscherman het noodig acht, dat ook de zooge
naamde palingvisscherij in de maanden Februari,
Maart en April wordt verboden.
De heer HAITSMA MULIER acht het van
grootbelang voor de visch, vooral voor snoek,
dat niet ’s zomers zooveel zeewater wordt inge
laten. Do snoek wordt daardoor blind, kan dus
niet azen en moet sterven.
De heer van der PALM antwoordt dat hij
het ook zeer zeker in het belang der visch zou
achten indien geen zeewater werd ingelaten, even
wel de belangen van landbouw en scheepvaart vor
deren zulks, en tevens betwijfelt Spreker of wel
het brak water de eenige oorzaak is dat soms
zooveel snoek sterft, daar die visch toch niet zoo
teer is. Wellicht is de temperatuur van het water
hierop van invloed of misschien wordt aan een of
andere levensvoorwaarden wordt voldaan.
De heer H. de BRUIN maakte de opmerking
dat door mazen van 37 m.M. gelijk die bij de wet
bij zegens zijn voorgeschreven, nog snoeken van
1 pond en paling van 1.5 pond kunnen ontsnap
pen, terwijl hij verder een 6 tal punten heelt, die
z. i. verdelgend werken op de visscherij. lo dat
de afval van siroopfabrieken in de vaarten komt,
2o het vlasroten, 3o te veel afvoer van zoet water
in het voorjaar en het inlaten van zout water in
den zomer, 4o het aantal visschers is te groot, en
vooral dat met kostelooze acten, 5o de vischvangst
met de gebbe om kleine vischjes te krijgen voor
aas, 6o de vischtijd wordt te laat geopend en ge
sloten, van 1 Dec. tot 1 Mei was beter.
De heer van der PALM zegt daarop dat hij
zich met de opmerking omtrent de zegen niet kan
vereenigen, wijl hij stellig weet dat veel kleinere
vischjes dan 1 pond daarmede worden opgejaaad,
en de zegen afschaffen zal wel niet gaan, doch in
kleine wateren dienen ze geweerd te worden.
Omtrent het 6-tal punten dat de Bruin in het
midden brengt, merkt spreker op dat op de alge-
meene vergadering reeds meerdere daarvan zijn
ter sprake gebracht. Voorzeker doet de afval van
siroopfabrieken, doch ook van andere, bijv, aard-
a.^ appelmeelfabrieken veel schade aan de visch,
de I evenals het vlasroten, doch ook stoombooten bren-
Bolswardsche Courant
eenig
1
p
4
1
EN
XZ XXX XZXZXCXCXCXCXCDC
Waar wij in het laatst des vorigen jaars de eer en
het genoegen hadden de opdracht van een onderzoek
naar de uitkomsten, die zoo hier en daar met het
voederen van ingekuild gras worden verkregen in te
stellen, is het uwe commissie eene aangename plicht
te kunnen mededeelen, dat de uitkomsten van dit on
derzoek alleszins bevredigend mogen heeten om iede-
ren veehouder het voederen van ingekuild gras met
vertrohwen aan te bevelen.
Echter is het uwe commissie gebleken dat het ver
schil in de wijze waarop tot nog toe gras wordt inge
kuild zeer uiteenloopend is, dat de methode van in
kuilen een grooten invloed op de voedingswaarde van
het ingekuilde gras heeft, terwijl de deugdelijkheid
van het gras ook degelijk haar invloed zal doen gelden.
Door tal van veehouders, vooral in de zesde afdee
ling der Friesche Maatschappij van Landbouw, is dezen
voorwinter m. g. groenvoeder aan het vee toegediend,
terwijl de verkregen resultaten bepaald gunstig mogen
heeten, zoo zelfs, dat uwe commissie geen veehouder
bekend is, die na eenmaal genomen proef deze proe
ven niet wenscht te herhalen, niettegenstaande eene
dikwijls waar te nemen sterk riekende lucht, het voe
deren veel in den weg staat. Echter blijkt ook hier,
dat alle begin moeielijk is, daar ook dit bezwaar door
vele veehouders tot het dragelijke is teruggebracht.
Eene bepaalde richting, „op welke wijze het gras
in te kuilen” aan te wijzen, vermag uwe commissie
niet, daar op verschillende wijzen goede resultaten
kunnen worden verkregen.
Het hoofdidée moet zijn volkomene afsluiting van
lucht, benevens droge ligging, terwijl eene spoedige
bijeenbrenging van winddroog-gras de goede uitkomst
zal bevorderen.
Een der bezochte veehouders, de Heer S. Schilstra
te Roordahuizum, had zelfs een vrij groote hoeveel
heid gras met gunstig gevolg in de schuur in een der
hooivakken ingezet, met aarde toegedekt en een voet
zaagsel in het rond om den hoop aangebracht. Dezelfde
veehouder had ook eene vrij groote hoop buiten deur
eveneens met aarde bedekt, hetwelk vooral niet min
der was, wat reuk en blankheid betreft,
Verder is het uwe commissie voorgekomen, dat men
zorge zooveel mogelijk tijdens het voeren van groen
voeder de melk uit den stal verwijderd te houden,
daar de lucht van het gras zich zeer spoedig aan de
melk mededeelt en een bepaald schadelijken invloed
daarop uitoefent. Ook diene men te zorgen er geen
hoofdvoeder van te makeneen der bezochte veehou
ders schreef zelfs het slap worden en onoogelijk„uit-
zien zijner koeien toe aan een te overdreven gebruik.
Vrij zeker is het wenschelijk niet meer dan hoog
stens van het gewas in te kuilen en dan ook zal,
als men de melk uit den stal houdt, het voederen van
groenvoeder eer voor- dan nadee.lig zijn voor den zui
vel, daar de boter op deze wijze de grasboter meer
nabij komt.
Resumeerende, spreekt uwe commissie als hare over
tuiging uit, dat het doelmatig voederen vaniugekuild
gras bepaald eene goede toekomst heeft.
De Commissie,
Y. D. MIEDEMA.
N. R. KUPERUS.
H. ZIJSLING Dz.
DER