NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD
BOLSWARD EN WONSERAÖEEE
5
I
I
I
I
I'
i
L
I
I
li
BE K8SLI8SIHS.
j
li
1894.
Drie en dertigste Jaargang.
No. 12.
F
DONDERDAG 22 MAART.
I
De heer DE MEIJIER.
BUITENLAND.
B I N N E N L A N IL
1!
VOOR
eens-
er
ABONNEMENTSPRIJS 80 Cents per 3 maanden.
Franco per post 95 Cents.
ADVERTENTIEPRIJS50 Cts. van 1—7 regels. Ver
volgens 10 Ct. per regel. Overigens naar plaatsruimte.
I
-
I
liberale vlag uitsluitend
onder de lading opneemt.
Voor of tegen de kieswet zal de onvervalschte
leuze moeten zijn, die bij de a. s. verkiezingen
behoort te weerklinken.
De nieuwe verkiezingen zijn uitgeschreven op
Dinsdag 10 April.
Harlingen. Ofschoon de gemoederen na de
alhier gepleegde vreeselijke misdaad langzamer
hand tot. bedaren komen, hoort men den naam
van den moordenaar nog dagelijks noemen en
doen allerhande verhalen aangaande het verleden
van ds. J. Barger dat ook niet van een inge
togen levenswandel moet getuigen de ronde.
Zoo vertelt men onder meer, dat tien B. onge
veer een paar jaar geleden een bezoek bracht bij
een werkman, lid zijner gemeente, deze juist be
zig was een paar boeien te vervaardigen, welk
werk hem door de justitie was opgedragen. B.
bekeek deze voorwerpen met de meeste belang
stelling en kon niet nalaten ze even aan te pas-
1’
tot onmacht gebracht. Ditzelfde verschijnsel,
waarvan onze parlementaire geschiedenis zoo
menig voorbeeld oplevert, openbaarde zich ook
bij de behandeling van de kieswet. De stemming
over bet amendement-de Meijier voltooide het
werk.
Toen heeft, gelijk het Vaderland het zeer juist
uitdrukt, de liberale partij het sterkste libeiale
Kabinet afgebroken, dit wij sinds het eerste Mi-
nisterie-Thorbecke hebben gekend.
Omtrent het al of niet wenschelijke eener
Grondwetswijziging, uit de Standaard zich in de
volgende woorden
„Nu daarentegen de Kamer getoond heeft, hoe
in art. 80 een elastieke macht schuilt, die, in het
eindelooze rekbaar, aan allerlei conservatistische
belustheid op machtsbehoud gelegenheid biedt om
zich achter het conscientie-bezwaar van gebon
denheid aan de Grondwet te verschuilen, komt
de vraag of voorafgaande terzijzetting van dezen
hinderpaal niet raadzaam ware."
Dat is mooi gezegd
Naar wij vernemen is het nog niet bestemd
of de examens voor commiezen der Rijksbelas-
tingen dit jaar zullen gehouden worden. Ver
schillende personen die aan de examens zouden
deelnemen en den controleur in hun district om
inlichting vroegen, bekwamen nog geen antwoord.
Toch moet aan het houden der examens zeer
worden getwijfeld, daar deze gewoonlijk in April
worden gehouden en men er thans niets van ver
neemt. Bovendien is het zeker dat er nog adspi-
raoten in overvloed zijn, doordien er door de
afschaffing en vermindering der zout- en zeep-
accijns veel minder commiezen noodig zijn. Voor
de vele personen die zich veel moeite en kosten
hebben getroost om voor de examens klaar te
komen, zou dit een groote teleurstelling zijn.
Een man op krukken in den Haatr, die ver
geten had bij den militieraad vrijstelling van
dienst aan te vragen, is bij de grenadiers inge
deeld eu onmiddellijk naar het hospitaal gezonden.
Een „incident11 in den Raad. De gemeente
raadszitting te Utrecht kenmerkte zich verl. week
dooreen even buitengewoon als grappig incident,
dat ook nog wel pleit voor de naïevieteit, die ons
volk, ondanks de vele „voorlichtingen," waaraan
het in den laatsten tijd wordt blootgesteld, toch
nog is blijven behouden.
Ér was publiek op de tribune, drie mannen met
zulke onheilspellende gezichten, dat wij verslag
gevers, die door langdurige ervaring een zeker
inzicht in die zaken hebben, al dadelijk begrepen
dat er iets niet in den haak was. Een maakte zelfs
de opmerking dat onze tafel erg precies in het
midden van de zaal stond, en dat een „sardine-
busje," dat daarop neerviel en ontplofte, ver
schrikkelijke uitwerking moest hebben.
Gelukkig werd al onze aandacht in beslagge
nomen door den burgemeester, die voortging op
kalrnen toon de ingekomen stukken voor te lezen.
Maar eensklaps, hij was daar nog niet ver mede
gevorderd, toen hij mededeelde, dat er een request
voorlag van een belastingplichtige, J. G. Pieters,
sprong één van de drie mannen van de bank
waarop hij gezeten was, posteerde zich vlak tegen
over den voorzitter en riep met donderende stem
„present Meneer!1
De verbazing der vroede mannen was niet ge
ring en heel komisch op te merken, vooral omdat
het eene veibazing was, die geen af breuk aan de
deftigheid mocht doen. Zelfs de heer Kaag, die
anders nog wel eens van een grapje houdt, was
er stil onder! Alleen de burgemeester permitteerde
zich een oogenblik uit den band te springen, en
riep met verheffing van stem: „wilt u zwijgen!"
Pieters sloeg aan, antwoordde „asjeblieft meneer!"
en bleef stokstijf tegenover den voorzitter staan.
Deze ging kalm voort met de mededeeling dat
het bedoelde request eene reclame behelzende
over te hoogen aanslag volgens de wet, veel te
laat was ingezonden om voor behandeling in aan
merking te komen, en vroeg of een van de heeren
daaromtrent nog iets had op te merken. Allen
zwegen, behalve Pieters, die alweer met luide
stem uitgalmde: „.Ia, ik, meneer!" Toen stak de
burgemeester dreigend den hamer omhoog en
voegde den inprovisator toe: „als ge niet zwijgt,
dan zal ik u uit de zaal liten verwijderen."
Dat hielp, want Pieters liet daarop volgen
„Neen, dat hoeft niet, dan zal ik wel uit mijn
eigen gaan." En hij ging, maar kon toch niet
nalaten om aan de deur te roepen: „en dat noe
men ze nou een openbare vergadering!"
Weinige oogenblikken later verlieten ook de beide
mannen, die met hem gekomen waren, de zaal,
en de werkzaamh<dm werden verder geregeld
voortgezet.
Men schrijft uit Noord-Brabant
Thans is het contracteeren van suikerbieten
voor de volgende campagne zoo goed als geëin
digd, en wordt zoowel door de fabrikanten als
landbouwers naar droog weder verlangd, daar
de grouden voor de bietenteelt bestemd, voldoende
van vochtigheid zijn doortrokken. Het beetwortel-
zaad is reeds aan de suikerfabrieken aangevoerd,
en zal spoedig aan de beetwortelagenten worden
verzonden, om vervolgens aan de landbouwers
te worden overhandigd voor het bezaaien hunner
gronden, die zij dit jaar met bieten zullen betalen.
Zoowel de fabrikanten als de landbouwers koes
teren de hoop, dat dit jaar vroegtijdig met het
zaaien van bieten zal kunnen worden aangevan
gen. Omtrent de uitgestrektheid, die dit jaar met
bieten zal worden beteeld, valt nog niets met
l te zeggen.
Paasch-Zondag 25 Maart, zal te Brussel een
groot congres der liberale partij in België worden
gehouden. Het oorspronkelijke plan was, een ver
gadering van de verschillende fracties te houden,
doch men kon niet tot eenheid komen over de
vaststelling van bet program. De progressisten
willen eenige eischen van de socialistische partij
inwilligen, doch de doctrinairen verzetten zich
daartegen.
Waarschijnlijk zullen er nu twee congressen
gehouden worden, een van de radicalen, en het
andere van de conservatief-liberalen.
In de Oostenrijksche hoofdstad komen met
het uitbotten der hoornen in het Prater de
werkstakingen weder aan de orde.
In de groote lampenfabriek van Ditmar en
Brunner is het werk gestaakt, omdat de arbeiders
den negenuurs-werkdag verlangen.
In de textief-fabiiek van de firma Faber werd
voor eenigen tijd, in het stille seizoen, de arbeids
dag tot 8 uur beperkt. Tot haar verrassing merkte
de firma, dat de werklieden in 8 uur tijds, door
de grootere oplettendheid, evenveel produceerden
als anders in negen uur en bij stukwerk evenveel
verdienden. De firma voerde toen den achtuurs-
dag in haar werkplaatsen in, en heeft daardoor
niet alleen de dankbaarheid der arbeiders ver
worven, doch tevens een aanzienlijke besparing
van kosten verkregen.
De koetsiers, conducteurs en wissel wachters
der Neue Wiener Tramway Gesellschaft, onge
veer 500 personen, hebben den arbeid gestaakt.
Deze Maatschappij voorziet in den dienst der
voorsteden. Het personeel verlangt een 12-uurs-
werkdag en meer loon.
sen. Naar men zegt, hebben bedoelde boeien, die
nog ongebruikt waren, bij de arrestatie van B.
voor het eerst dienst gedaan. Zeker eene zeer
toevallige omstandigheid.
Drama te Harlingen. Men schrijft aan de
Prov. Gr. Ct. uit Harlingen Naar wij vernemen,
moet mevrouw Barger, die met voorbeeldelooze
aanhankelijkheid haren man getrouw bleef er
eindelijk in toegestemd hebben, om echtscheiding
aan te vragen. Trouwens ook buiten het vree-
selijk tragisch voorval zou daarvoor nog wel re
den zijn geweest. Voor en na komt het uit, welk
een Quilp de deugniet voor zijn zachtaardig, goed
vrouwtje is geweest. Toen dit mengsel van zedelij
ke verdorvenheid en huichelarij door zijne echtge
noot bij een laatste bezoek werd gevraagd „Kan
ik nog iets voor je doen moet zijn antwoord
geweest zijn: „Ja, zorg dat ik mijn nagelschuier
krijg." Men zegt, dat hij den agenten, die hem
bewaakten, toen ze hun ontbijt gingen gebruiken,
de vraag deed: „En gaat dat hier zoo maar zon
der bidden In allen gevalle is het waar, dat
hij, zijn ontbijt aanvaardende den morgen na den
moord zich niet schaamde te bidden en na het
gebruik te danken. De eigen vader van Barger
moet hier gezegd hebben: „Ik heb altijd verdriet
van hem beleefd, maar zoo iets had ik nooit ver
wacht". ’t Is verwonderlijk, hoe deze onmensch,
zoo lang hij hier woonde, dat is bijna 6 jaar, zich
steeds zoo heeft weten te maskeeren.
Omtrent hetgeen plaats had voor en na de
aanneming van het amendement-de Meijier en de
gevolgen, schrijft de Haagsche correspondent van
de N. Gr. Ct.
Met volkomen zekerheid durf ik verklaren,
dat op den avond, aan de verklaring van den
heer Tak voorafgegaan, dus Woensdag 7 Maart,
een bijeenkomst der Ministers plaats had, waarin,
mèt den heer van Tienhoven door de heeren van
Dedem en Pierson, die het amendement-de Meijier
niet absoluut verwerpelijk oordeelden, pogingen
werden aangewend om den Minister Tak tc be
wegen zich er bij neer te leggen, doch dat de
Minister van Binnenlandsche Zaken, gesteund
door de vier andere ambtgenooten, stellig weigerde
daaraan te voldoen. Dit feit en ik herhaal,
dat ik het als feit kan vermelden gaf mij
aanleiding om te vermoeden, dat de minderheid
van den Ministerraad, die H. M. de ontbinding
der Kamer ontraadde, uit drie leden bestmd.
Het is echter zeer wel aan te nemen, dat de
Minis'er van Buitenlandsche Zaken na 't votum
der Kamer en toen het er voor de Rsgeering op
aankwam te kiezen of te deelen, alléén is blijven
staan. Nu waren, daargelaten de persoonlijke
gevoeligheid van een of meer zijner ambtgenoo-
ten, over de te hunnen opzichte met de intrek
king der wet gevolgde wijze van handelen die
intusschen (ook dat moet noodwendig uit ’t zoo-
even meegedeelde voortvloeien) geen verrassing
meer voor ’t Kabinet kon zijn de Ministers
het allen hierover eens, dat er voor een collec
tieve ontslag-aanvraag geen grond aanwezig was.
En waar de Minister Pierson zijn belasting-her-
vorming niet wenscht af te breken, integendeel,
met opoffering van alle personeele consideratiën
zijn taak zoo mogelijk wil ten einde brengen
waar ook de heer van Dedem de gewichtige
door hem voorbereide maatregelen op koloniaal
gebied liefst wenscht te verdedigen en uit te
voeren, - daar is ’t volkomen verklaarbaar dat,
zoodra de breuk tusschen Kamer en Kabinet
daar was, al de Ministers, met uitzondering van
den heer van Tienhoven, van oordeel waren, dat
de eenig mogelijke oplossing, in ’s lands belang,
de ontbinding was van de Kamer.
Men gelooft vrij algemeen in staatkundige
kringen, dat het daartoe ook zal komen en dat
wel tegen 't advies van de beide Kamerpresiden
ten, maar zoo voegen sommigen er bij in
overeenstemming met het gevoelen van jbr. van
Panhuijs, aan wiens oordeel de Koningin-Regen-
tes bijzondere waarde heet te hechten. Wel had
menigeen verwacht dat H. M. den heer Röell,
die reeds als opvolger van den heer Tak werd
gedoodverfd, nog zou hooren, maar het schijnt
met de voorbereiding van de oplossing der crisis
uit te zijn. Komt het tot een Kamerontbinding,
dan is het bijna zeker dat de heer van Tienho
ven uit het Ministerie zal treden, want de ver
houding tusschen hem en den heer Tak is van
dien aard dat, wat ook gebeure, hun samengaan
verder niet mogelijk schijnt, dank zij vooral ze
kere minstens ontijdige „diplomatieke" onder-
handelingen, die de premier reeds tijdens de
Kamerdebatten had gevoerd over een eventuecle
reconstructie van het Kabinet! Indien dan ook
de dagbladen, die men kan sedert een paar
dagen precies nagaan uit welke bron, hetzij recht
streeks of indirect zoo volkomen waren inge
licht omtrent hetgeen er in den Ministerraad is
voorgevallen, ook op de hoogte waren gesteld
van hetgeen er buiten deze officieele vergade
ringen was voorgevallen, zouden zij zich niet t at
voertuigen hebben laten gebruiken voor de on
juiste voorstelling alsof de heer T k zijn ambt
genooten had misleid. Zij zouden dan hebben
ingezien en misschien zelfs beaamd, dat de Mi
nister van Binnenlandsche Zaken op min of moer
autocratische wijze optrad om het beginsel der
Regeering in den strijd te redden.
Er is geen grooter vijand van de liberale
partij dan de liberale partij. Eene partij die
door hare beginselen de krachtigste moest zijn,
zag voortdurend door veideeldheid in eigen boe- I uiewu za
zem de toepassing hater beginselen verijdeld en zekerheid
Een der meest bescheiden, „gewone" figuren I
van de linkerzijde is in de jongste dagen eensklaps
op den voorgrond gekomen.
Hij, de „geachte afgevaardigde uit Zaandam,"
heeft de „crisis" min of meer op zijn geweten. Hij
De heer De Meijier, de onschuldigste, gemoede
lijkste, minst oorlogzuchtige man ter wereld
Kent u meneer De Meijier? Niet? Ja, vanuit
de openbare tribune kan ik u hem ook niet too-
nen, want hij zit heelemaal achteraan, op het aller
achterste bankje van de linkerzijde links
In de laatste jaren spreekt hij weinig. Men
weet dat de partij „op hem rekenen kan." Hij is
net zoon figuur, om bij het vooruit berekenen
van eene stemming zonder aarzeling onder de
„voorstanders" of de „tegenstanders" te schrijven.
Nu ja, natuurlijk, De Meijier, liberaal, dus
voor, of dus tegen.
Weet u hoe hij er uit ziet? Een groot, breed
hoofd op een tamelijk forsch gebouwd lichaam.
Gezonde kleur, grijzend haar, gebogen neus en
wat vooruitstekende lippen. Van eene gezonde,
weldoorvoede, tevreden, pleizierige dikte. Een man,
die ’s middags zijn paar glazen wijn drinkt, zijn
sigaar rookt, dan een poosje gaat lezen, ’s avonds
met een vriend ’n beetje praat of een partijtje
whist of schaakt. Zijn gezicht, zijne zachte grijze
oogen, zijn weeke, in-gemoedelijke stem drukt
goedhartigheid uit. Hij is dominee geweest, de
heer de Meijier, ziet u, zoo’n dominee van de
meer-vooruitstrevenden, van de „verlichten." Niet
zoo’n dominee als bijvoorbeeld de heer Donner,
streng, bleek, beenig, witdassig, streng met een
grafstem waar je wee van wordt en die gescha
pen schijnt om het lot van den rampzaligen zon
daar te teekenen.
Welneen, mensch! Meneer De Meijier is eene
prettige dominee geweest, een man met een ;warm
hart", die de beginselen van „menschenliefde"
verspreidde. En nu bedoel ik geen vrome, maar
de zuivere, heilige waarheid. Zoo’n dominee, die in
een gezelschap een aardig opgewekt mensch kan
zijn. Een dominee, om een ui mee te tappen,
zonder dat hij nijdig wordt. Een dominee, die
deelneemt aan de reunies van oud-studenten. Een
„moderne dominee" in een woord, nu weet u
’t toch wel!
Meneer De Meijier praat op eene manier, die
bestemd schjjnt (wat den toon aangaat) om een
verstokten rijkaard te vermurwen, zijnen misdeel
den broeder wat „van zijn overvloed" te geven.
Dat beeld komt nu in mij op, en waarachtig,
het lijkt mij uitstekend om den indruk weer te
geven die het spreken van den heer De Meijier
bij de behandeling van art. 4 der kieswet op mij
maakte, gelijk hij daar in de kamer stond teluisteren.
„Geloof mij", had de heer De Meijier precies
op denzelfden toon kunnen zeggen, „het is niet
voor mij zelf^ dat ik, spreqk, het is niet uit winst-
Aan alle gepraat, aan alle veronderstellingen
omtrent de oplossing der crisis is een einde
gekomen.
De Kroon heeft een beslissing genomenhaar
Ministerie gehandhaafd tegenover de Kamer en
daarmee het door dit Ministerie namens II. M.
de Koningin der Kamer aangeboden wetsvoor
stel tot uitbreiding van het kiesrecht.
Dat wij ons over deze beslissing verheugen,
behoeft niet gezegd.
Wij houden ons vast overtuigd, dat de Koningin-
Regentes geen beter inzicht kon toonen in den
wensch van de meerderheid der natie.
De natie zal dit hoogeljjk in haar waardeeren.
Waar alle hervormingsgezinden terecht juichen
over dezen loop van zaken, daar zal die juichtoon
echter spoedig plaats moeten maken, voor den
ernst van het oogenblik.
Want niet op een zegepraal als deze voorloo-
pige overwinning komt het aan.
Bij de aanstaande verkiezingen zal het moeten
bewezen worden, dat de meerderheid der natie
werkelijk hervormingsgezind is en dat zij voor
alles, om tot hervormingen te komen, het kies-
rechtvraagstuk geregeld wenscht te zien.
Het zal er dus op aan komen, niet dat een
kleine, doch dat een zoo groot mogelijke meerder
heid van hervormingsgezinden naar de nieuwe
Kamer gezonden wordt, die de kieswet tot een
goed einde brengt.
Daarvoor is het voor alles noodig, dat
royaal kleur worde bekend en dat men onder
hervormingsgezinden
bejag, het is niet uit ijdelheid, maar het is uit
medelijden met dien ongelukkige, óók uwen
broeder, dat ik tot u kom. Welaan, mijn vriend,
reik mij de hand en geef mij uwe gave voor den
arme. Luister naar mijne woorden en er zal vrede
en liefde heerschen in uw midden". Denk u
deze woorden, gesproken door een braaf, gemoe
delijk predikant. Vervang dan den tekst door
wat er bij die gelegenheid moest staan, hebt
ge wat verbeeldingskracht, dan ziet gij ds. De
Meijier voor u.
De groote sanguinische figuur van den weldoor-
voeden, goedhartigen man liep in de laatste dagen
vóór de crisis in de kamer rond, zoo onrustig
en bewegelijk, dat men medelijden met hem moest
krijgen. Zijn vriendelijk, gevuld gezicht was ron
der dan anders; zijn mond stak nog wat meer
vooruit en scheen wel iedereen te willen zeggen:
„Geloof mij toch, vriend, ik doe het alléén om
eendracht te bevorderen, niet om te scheiden".
Hij vloog van den een naar den ander. Eenige
oogenblikken later stond hij naast den minister
Tak, over dezen heengebogen, met den tekst van
zijn amendement in de hand. Gansch het wezen
van den heer De Meijier smeekte: toe, geef toch
wat prijsik zou zoo positief graag zien, dat we
allen goede vrienden bleven! En naast hem zat
dat zware, ineengedrongen lichaampje van den
minister, met het congestieuse hoofd op de dikke
romp geschroefd, als een beeld van onverzettelijk
heid naast een beeld van „toenadering."
Wij beklagen meneer De Meijier, dat hij
klaps zoo n rol heeft gespeeld. Hij is de man om
in eene vergadering van goedmoedige mensebjes
op te staan en een speech te houden, die uwe
oude veete eensklaps wil oplossen. En dan zien
wij hem staan te midden van de „opgeheven boka
len" schitterend van vergenoegdheid, dat hij het heeft
klaar gespeeld, met een hart vol zaligheid weer
gaande zitten. Meneer De Meijier is de man om
een Congres te openen met eene rede, die „in
gespannen belangstelling" wordt aangehoord en
daarna met „daverend applaus" begroet. Hij is
de man om eene „mooie grafrede" te houden, dat
een mensch de tranen in de oogen komenom
I een huldespeech af te steken bij een jubileum;
voor dat alles is de brave, weldoorvoede, goed
hartige, humane, zachtmoedige heer De Meijier
als geknipt.
Maar om een crisis uit te lokken in het Par
lement om de leidsels te grijpen van het staats-
I bestuur en met listig overleg zijn slag te slaan,
wanneer ’t er op aankomt, neen, daarvoor is een
I Lobman noodig
Wat dit aangaat, aarzel ik niet om met den
heer Haffmans te zeggen: „het lijkt nergens naar.
I Het is een misverstand."
En ik geloof, dat meneer de Meijier mij in zijn
I hart gelijk geeft: als hij van een ander gevoelen
I is, hij zegge het gerust, hoor
Zondagsbl. Amst. Crt.
Bolswardsche Courant
I
K
I
I
■1
I
f