NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD BOLSWARO EN WONSERAOEEX I 1894. No. 15. Drie en dertigste Jaargang. I N M E M O R I A M. INGEZONDEN. VOOR dezen gruwel Redactie. na- De Commissie, D. de VRIES. S. de BOER. Tj. de BOER. ABONNEMENTSPRIJS: 80 Cents per 3 maanden. Franco per post 95 Cents. $XXKXXKXXXhXXXXXXXKX$ DONDERDAG 12 APRIL zoowel op zedelijk als stoffelijk gebied, want alleen met het doel om maar meer verdiensten te maken worden de vrouwen van hunne plaats als huismoeder, de meisjes van de leerschool om het eenmaal te worden, weggerukt om arbeid te doen, nu: vrouwenhanden onwaardig. Ik blijf volhouden, hoe verderfelijk vrouwenar beid ook in mijne oogen kan zijn, dat de meis- jesarbeid op „Hollaudia* eene taak omvat, die door niemand anders dan door meisjes verricht kan worden en daarom zeer natuurlijk in geen enkel opzicht eenigen invloed kan uitoefenen op den loonstandaard. Sans—Souci. Wij verzochten Sans Souci nadrukkelijk om de uitdrukkingen in het ingezondene „opwekking van bijzondere vermoedens" en „niet vrij van spe culatie'1 onbeantwoord te laten, als niet ter zake doende, tenzij het de bedoeling is om met „diklee" woorden, effect bij te zetten. Omdat wij overtuigd zijn, dat Sans Souci ge heel onbevooroordeeld deze druk besproken kwestie heeft nagegaan en eerst na een grondig onderzoek zijne meening ten beste gaf, had de Commissie, naar onze meening beter gedaan met die uitdrukkingen, waarvoor zij niet den minsten grond heeft, achter wege te laten. i van zijne drukke bezigheden werd weggerukt van zijne familie, die in hem zoo onuitspre- p kelijk veel verliest en van zijn personeel, dat I in hem niet slechts een uitstekend en zorg- il dragend patroon, maar ook en bovenal een oprecht en deelnemend vriend ziet heengaan. Het stemt tot weemoed, als men bedenkt, j dat de weezen in hem een zoo hoog ernstig, R welmeenend voogd verliezen, die tot in het ,i diepst zijner ziel overtuigd was van de groote j verantwoordelijkheid, die op de schouders f rust van allen, die de opvoeding van kinde- D ren moeten behartigen en die dan ook naar die overtuiging met de grootste toewijding j zich aan die heerlijke taak wijdde. j Bolsward heett in dezen voortreffelijken i man veel, ontzettend veel verlorendat zul- len allen erkennen, die hem in zijne hoofd betrekking hebben loeren kennen voor hen f was hij een raadsman, een helper, een steun, die ten allen tijde met de meeste opgewekt heid ieder van dienst wilde zijn een raads man, voor wien het geen ijdele phrase was, 1 wat we hem eens hoorden zeggen„het groote, schier onbegrensde vertrouwen, dat flj me zoo ruimschoots wordt geschonken, is mij de grootste belooning, maar legt mij ook de zwaarste verplichtingen op.” Dat zullen allen erkennen, die met hem hebben samen- gewerkt in het eene of andere college, die in hem een helderdenkend medelid hebben verloren, j dat zullen allen erkennen, die ondervon- j j den, dat het hart hem op de rechte- plaats zat en dat zijne humaniteit, zijne menschen- liefde niet bleek uit zijne deelnemende woor den alleen, maar bovenal uit zijne daden van belangelooze liefde en toewijding. De man, die heden grafwaarts werd ge- bracht, laat leemten achter, die moeielijk i zullen zijn aan te vullen. Een nuttig, werk zaam leven werd afgesneden. Mocht het j voor de treurende familie ten minste eenige vertroosting zijn, dat de herinnering aan hun l I dierbaren afgestorvene eene gezegende is. Velen, zeer velen treuren om zijn heen- gaan, velen, zeer velen zullen hem lang missen; maar ook: velen zullen zijne gedachtenis in hooge eere houden. Zijne assche ruste in vrede! ADVERTENTIEPRIJS: 50 Cts. van 1—7 regels. Ver volgens 10 Ct. per regel. Overigens naar plaatsruimte. Mijnheer de Redacteur! Wees zoo goed voor onderstaande ons nog eenige plaatsruimte in uw blad toe te staan. Daar uw populaire correspondent, in uw vorig nummer, zijne verwondering te kennen geeft, dat niemand (ook niet de Directeur van „Hollandia”) ons heeft geantwoord op ons ingezonden stuk van 15 Maart j.L, meent mijnheer toch, dat onze ar gumenten, waar wij zoo heftig mee aankomen, gemakkelijk van grond zijn te ontdoen. Na ons eerst een verwijt te hebben gemaakt, dat wij het reisje naar Viaardingen (door den Directeur ons tegen volle vergoeding aangeboden) van de hand hebben gewezen, komt mijnheer tot de slotsom, dat wij half werk hebben gedaan. Doch mijnheer schrijft meer en wel ’t zelfde wat de Directeur ons mondeling gezegd heeft, ’t geen bjj ons bijzondere vermoedens wekt, en dat natuur lijk evenmin onze argumenten grondeloos maakt, als de Directeur dat heeft kunnen doen Om kort te zijn, laten wij slechts twee onzer argumenten hier volgen en stellen u dan eenige vragen ter beant woording: le Argument. De vrouw is de aangewezene per soon om op een bepaalden leeftijd een huishouding te bestieren, waartoe zij niet in staat is, wanneer zij op de fabriek is opgekweekt. Is nu de fabriek van den heer Hummelinck een fabriek waar kunstmatig werk wordt verricht, of is het een instelling waar zij leeren naaien, breien, of met kinderen omgaan? Leeren zij daar, op die fabriek, een huishou ding bestieren? Kunnen zij op die fabriek zich geleidelijk eigen maken, en zoo noodig voorzien van die zedelijke STA.OSH* lifl) WK. Bolsward. Morgenavond zal onze gemengde Zangvereniging haar eerste concert geven. Uit gevoerd zal worden „die biblischen Scenen van Luise Adolpha Le Beau „Kuth." Het is vooizeker geen gemakkelgke taak om voor eene nieuw opge richte Zangvereeniging een geschikt werk te vin den, dat niet alleen van hare krachten niet te veel vergt, maar ook boeiend genoeg is om de lust voor zang aan te kweeken, en tegelijk in hooge mate de aandacht van bet publiek ver dient. Wjj gelooven echter met recht te kunnen zeg gen dat de Heer Otto Wernicke in het kiezen van een zoodanig werk zeer gelukkig is geweest. Le Beau’s compositie is op het gebied der kleinere oratoriën een belangwekkend werk, euvelen,die met belangstelling de uitvoering tegemoet zien, zal het misschien aangenaam zijn, vooraf' een weinig omtrent het werk te worden ingelicht. Drie schoone gedeelten uit de bijbelsche geschiedenis van Ruth worden er in behandeld. Het „Trauer- chor“ waarmede begonnen wordt, brengt ons da le lijk onder den indeuk. Het kenschetst ons de smait der vrouw, die eerst haar man en nu haar beide zonen moest missen, en die der vrouwen wier echtgenooten dia zonen waren. Het besluit van Noë.ni om naar haar land terug te keeren geeft zij ons zelve in weemoedige tonen te kennen, doch op harreljke wijze smeeken haar hare heide schoondochters, haar te mogen vergezellen. En als Orpha zich laat overtuigen om te blijven, dan uit Ruth zich in innige tonen en in de be kende woorden, „Waar gij zult henen gaan, zal ik óók henen gaan." Hierop volgt een indrukwek kend koraal waarvan het eerste vers a capella gezongen wordt en eerst bij het tweede het orkest invalt. Het tweede gedeelte verplaatst ons op de korenvelden van Boas ten tijde van den oogst, terwijl de maaiers aan het werk zijn. Een vroolijk lied tchildert ons de bidrjvigheid op het land, en dan volgt de ontmoeting van Boas met Ruth, hun gesprek is een dinkbaar nummer voor de solisten. Daarna herhaalt zich het maaierslied, dat door zijne frischheid en opgewektheid zeer boeit. Nu volgt het derde gedeelte, dat begint meteen wisselzang tusschen Boas en Ruth, die in een duet, eindigt. Zoo ergens in dit werk, zoo heeft ons hier de schoone muzikale opvatting bijzonder getroffen. In luide jubeltonen geeft nu het koor zijne vreugde over de gelukkige verbintenis te kennen, totdat een koor van engelen de profetie verkondigt, dat uit hun geslacht de Verlosser ontspruiten zal. Het geheel eindigt met een eenvoudige fuga, waar in Jehovah geprezen wordt. Dat we hier uitstekend uitgevoerde portret ten kunnen bekomen, is van algemeene bekend heid. Maar we meenen nu aanleiding te hebben, het publiek te wijzen op een feit, dat in den vollen zin des woords vermeldenswaardig is. De zoo gunstig bekende Photograaf Jakob de Vries Gzn., wiens portretten glansrijk de verge lijking kunnen doorstaan met het beste, wat er op dat gebied kan worden geleverd, heeft getoond, dat hij steeds met den tijd vooruit gaat. In een buitenlandsch tjjdsebrift las hij van eene nieuwe uitvinding op 't gebied dir photografie. Dadelijk nam hij proeven, om te onderzoeken, of' die uit vinding werkelok een vooiuitgang kon heeten. Na tal van onderzoekingen is hy erin geslaagd, portretten te maken zóó schoo zóó door en door artistiek, dat we er werkelijk vol bewonde ring door waren. Deze portretten wijken zeer af van de gewone, meestal gladde, glimmende plaatjes, men zou meenen, met de aller fijnste kopirgiavures te doen te hebben. De tinten zijn zóó zacht, de nuanceering is zóó verbazend fijn, ’c geheel is zóó sprekend, dat we meenen, niet te veel te zeggen, als we beweren, dit komt de volmaakt heid zeer nabij. We zagen o.a. het poitret van eene dame, uie een’ kanten kraag om haddie kraag scheen 1 is op de plaat te liggenmen zou meenen, dat ding er te kunnen afnemen. Veel meer dan op de allerbeste photografiën komen Onze gemeente heeft een zwaar verlies geleden de heer W. A. PEEREEOOM is niet meer. In hem heeft gemeente en pro vincie een man van beteekenis verloren. Een man van beteekenis èn van wege zijne buitengewone bekwaamheid, èn van wege zijne bewonderenswaardige werkkracht èn van wege zijne niet genoeg te prijzen hu maniteit en hulpvaardigheid. Van zijne bekwaamheid gaf hij in 't be lang der gemeente doorslaande bewijzen, toen hij als lid van den gemeenteraad de ziel was van het stadsbestuur. Velen zullen zich her inneren, hoe men als aan zijne lippen hing, wanneer bij op de hem eigene, kernachtige, zaakkundige wijze de belangen van zijne vaderstad bepleitte, hoe hij op glasheldere wijze zijne denkbeelden in uitstekenden vorm wist te ontwikkelen. Van zijne bekwaam heid gat hij ook bewijzen door de werkzaam heid, die bij als bestuurder van zoo menige nuttige instelling aan den dag legde de vele nuttige zaken, die Bolsward tot eere strek ken, hebben in den heer Peereboom een hunner meest bekwame bestuurders verloren we wijzen alleen op het Weeshuis, op de Spaarbank, op de vereeniging „Werkmans- bloei.“ Van zijne bekwaamheid gaf hij ook doorslaande bewijzen als voorzitter-kerkvoogd der Hervormde Gemeente, voor welke be trekking hij in ’t laatst van ’t vorige jaar bedankte, nadat hij haar gedurende ruim tien jaar op zoo uitstekende wijze had ver vuld. Zijne strikt onpartijdige leiding, zijne door en door zaakkundige adviezen, zijn hoogst aangenaam gezelschap zullen tot in lengte van dagen bij ’t college van kerkvoogden in aangename en tevens in weemoedige herin nering blijven. Zijne werkkracht was onvermoeidwaar hij geroepen werd, mede te werken in ’t belang van zijne medeburgers, overal en al tijd was hij bereid, zijne krachten en talen ten te besteden ten bate van de maatschappij. Zijne humaniteit en hulpvaardigheid waren boven allen lof verheven, Het stemt tot weemoed, als men bedenkt, dat een zoo uitnemend mensch in de kracht van den mannelijken leeftijd en te midden Kunnen zij dat alles daar leeren? Wij vragen met belangstelling nogIs dat werk op die fabriek wel als geknipt voor meisjes? 2e. Argument. V rouwen-arbeid doet den loon standaard dalen, die naar ons bescheiden meening soms al veel te laag is. Wat toch zou geschieden, wanneer alle vrouwen uit de kantoren, fabrieken, mijnen en van het veld werden gedreven? Zeer natuurlijk er zou behoefte aan werkkracht komen. De loonen zouden toch daardoor stijgen, het groote getal mannelijke werke- loozen zou verminderen, zoo niet geheel verdwijnen en de man, die werken wil, kon in zijn behoefte, als ook in dat van zijn gezin voorzien, 't geen toch in een goed georganiseerde maatschappij ook ’t geval moet zijn. Dat de jongens van zoo’n fa briek, man geworden zijnde, niet meer dan een paar guldens konden verdienen, zou door u dan ook niet gezegd kunnen worden. De Directeur zou dan wel genoodzaakt zijn anders over de brug te komen. Wat betreft de zindelijkheid en de zedigheid op de fabriek van den heer Hummelinck, hierop zul len wij (zoo we hopen) over eenige jaren terug komen, doch schrijver dezes heeft op verschil lende fabrieken ellendige, ja besehreienswaardige ervaringen opgedaan. Wij zullen geen ruimte meer vergen om die toestanden op dergelijke fabrieken te schilderen, daar zou gema'ikelijk een boek mee te vullen zijn. Die ervaringen echter maken ons ongerust over de toekomstige vrouwen die ook op bovengenoemde fabriek zullen opgroeien. Hierom is het mijnheer, dat wij meenen, dat U volstrekt geen nut met uw schrijven over deze kwestie hebt gedaan, waarschijnlijk wel het tegen overgestelde. Dit, ons antwoord, zal hen die er belang bij hebben, te laat in handen komen daar er, wellicht ook door uw schrijven, al enkelen hunne meisjes al naar die fabriek hebben gezon- ANTWOOBD. Het zou verwaand zijn te zeggen er ook maar eventjes aan gedacht te hebben, dat mijne bewe ring ter bestrijding van de betoogen der Commis sie, gevormd uit de drie werklieden-vereenigingen, ook maar even hunne overtuiging kon doen wankelen. Want waar zij weigerde de zaak in den grond te onderzoeken, door persoonlijk naar het broeinest der verderving te gaan (wat de fabriek te Vlaar- dingen toch wel in hunne oogen zijn moet’', daar schreef ik hun een stijfheid toe, die in weerwil van elke overtuiging onoverwinnelijk is. Ik wil in het kort Uwe vragen trac iten te be antwoorden on zeg U daarom dat U volkomen gelijk hebt dat de meisjes op de fabriek geen naaien, stoppen of breien leeren. Zij leeren er ook niet met kinderen omgaan, evenmin als de besturing van een huishouding. Volkomen waar, doch tamelijk overbodig om dat te vragen. Ik vermeen echter dat de meeste meisjes op den leeftijd, waarop zij op „Hollandia" hunne in trede zullen doen, wel volleerd zullen zijn in het hanteeren van brei- en naainaald. Voor zooverre dit niet zoo is en zij dus de uitmuntende leiding aan de hier bestaande naaischool niet hebben ge volgd, dan aan de moeders om hun het ontbre kende nog te leeren, in de uren waarop de dag taak geëindigd is. De omgang met kinderen! Waar leeren ze die? Toch zeker niet thuis? Op den leeftijd waarop ze nu naar „Hollandia" gaan, zenden de moeders ze anders veelal naar huisgezinnen met kleine kinderen waar men ze, voor één of twee kwartjes in de week, van den vroegen morgen tot den laten avond achter een kinderwagen ziet loopen, met ge zichten zoo lamlendig mogelijk van de meer dan groote verveling die het noodwendig gevolg is van het geestdoodende baantje dat hen is opgelegd. En dat is toch zeker niet leeren met kinderen omgaan, terwijl het toch het lot der betrokken meisjes is. Ze leeren op die wijze kinderen afsmu- wen, soms ik zag het wel eens kinderen slaan en dat alles is een gevolg van de verveling, die nadeelig op humeur en ook vaak op karakter werkt. Dan liever de meisjes een paar jaren naar de fabriek, waar ze tegen een voor meisjes behoorlijk loon, een netten arbeid kunnen verrichten: een arbeid ik herhaal het jongens handen on waardig, doch voor meisjes als geknipt. Na de fabriek verlaten ti hebben, bestaat er, dunkt mij, geen enkel bezwaar om moeder nog wat in de huishouding te helpen, ze kunnen dan nog genoeg leeren, als ze ten minste van het reeds geleerde veel vergeten zijn, en als ze dan in de huwelijksboot stappen, kunnen ze het bewijs le veren, dat de meisjes-arbeid op de fabriek „Hol landia" in geen enkel opzicht verkeerd op hen ge werkt heeft, integendeel zalnaar ik hoop hun zucht naar orde en netheid worden taegeschreven aan de leerschool in nauwgezetheid en zindelijk heid daar doorloopen. In de meeste opzichten heeft de Commissie weder gelijk, dat vrouwenarbeid den loonstandaard doet dalen, doch de Commissie meent toch voor zeker niet dat die loonstandaard geconcurreerd kan worden door den meisjesarbeid op meerbe- doelde fabriek Wilde zij dan werkelijk dien arbeid aan jongens opgedragen zien Het zouden waar lijk nuttige leden van de maatschappij worden als ze hunnewerkzaamheden begonnen met busjes, met melk te vullen en etiketten op die busjes te plakken. Ik geloof dat geen vader zijn jongen daarvoor leenen zou, of ’t zou iemand moeten zijn, die meer het oog gevestigd houdt op direct voor deel, dan, zooals bet belang van zijn jongen ge biedend eischt, verder in de toekomst ziet. Volkomen juist dat de loonstandaard daalt op fabrieken en in mijnen waar door vrouwen en meisjes werkzaamheden worden verricht die door mannen en jongens belmoren te geschieden. Zeer begrijpelijk is dit voor een ieder, daar men toch weet, dat de eerstgenoomden veel min laat voor ons schrijft. Wij verzoeken U derhalve, onze vragen te beantwoorden en dien twijfel, zoo U kan, bij ons weg te nemen. En de ouders roepen wij ten slotte nog toe Zend uwe Dochters niet naar de fabriek! Gij Moeders vooral, zijt toch verplicht uwe kin deren eene plaats in de maatschappij te laten in nemen, niet minder dan gij zelf hebt, dan moet gij ze ook een opvoeding geven, zoo als gij ge noten hebt. En het zedelijk peil der Moeders is hier in Bolsward niet van dien aard, dat wij tot do gevolgtrekking kunnen komen, dat hier al reeds vrouwen zijn, die in een fabriek zijn opgekweekt. Neen, Goddank nog niet en wij hopen dat het ook niet zoo ver komt. Zeker geleerd schrijver zegt: Zoo men niet tot inkeer komt, wordt de maat schappij uit zijn grondvesten gerukt; doordat men de Moeders bjj de kinderen wegneemt en de Doch ters uit de huishoudingen, om zo naar de fabrie ken, do mijnen of op ’t veld te voeren. Mag men liet zeggen: wee dengene, die aan dezen gruwel meewerkt U mijnheer de Redacteur hartelijk dank voor de opname dezes. werkt de vrouwenarbeid dan ook verderfelijk^ er is een relief in, die verbazing wekt. den. wij betwijfelen dan ook, ot uw schrijven vrij van speculatie is% daar u eigenlijk juist te Bolswardsche Courant

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Bolswards Nieuwsblad nl | 1894 | | pagina 1