NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD BOLSWARB EN WONSER A.DEEL I VIER FIJNE JONfil I I :r. i Drie en dertigste Jaargang. 1894. No. 37. DONDERDAG 13 SEPTEMBER. BUITENLAND. BINNENLAND. HET ALGEMEEN ASS a n beeren: liefde tot zijn land en landgenooten nationaliteits gevoel VOOR Het VERTREK der KOLONIALE-RESERVE. in de eerste plaats de dien aard op zich hiertegen te Arthur. IJ ABONNEMENTSPRIJS80 Cents per 3 maanden. Franco per post 95 Cents. ADVERTENTIEPRIJS50 Cts. van 1—7 regels. Ver volgens 10 Ct. per regel. Overigens naar plaatsruimte. k I 1880 1890 - Te Het nationaliteitsgevoel, dat een volk groot maakt en machtig, is voor schoone daden de be weegkracht. Wie Zaterdagmorgen aan de Handelskade te Amsterdam is geweest, heeft zich weer met trots Nederlander gevoeld en een schitterend bewijs mee gedragen, dat, wat ons ook moge verdeelen, het vaderland geen gevaar loopt 1 O P HET AMSTELVELD. (Niet-werkstakende sigarenmakers.) I Dezer dagen heeft het hof te Stockholm uit spraak gedaan in een merkwaardige zaak. Baron K.uno von der Kettenburg te Hannover had na melijk, op grond van een in zijn bezit zijnden schuldbrief, de voldoening van een „twee eeuwen oude schuldvordering" door den Zweedschen Staat geëischt. Baron von der Kettenburg was door erfenis in ’t bezit van het document gekomen, dat gedagteekend is van den 6en December 1636 en waarbij een zekere koopman Kriewe aan de Z weed- sche Regeering 68,500 Zweedsche rijksdaalders tegen 6 pet. verstrekte. Het Stockholmsche hof heeft echter den eisch van den Hannoveraanschen baron afgewezen en hem veroordeeld in de kosten, omdat de houder der schuldbekentenis niet heeft kunnen bewijzen, dat hij op wettige wijze eigenaar van deze is geworden. De oude schuld der Zweed sche Regeering is intusschen tot 4,000,000 kro nen (2,640,000 gulden) aangegroeid. Zij was meer malen door verschillende Zweedsche Regeeringen als rechtmatig erkend, maar wegens ongunstige financieele omstandigheden niet voldaan. De kleine Koning van Spanje heeft te San- Sebastian inspectie gehouden over een „jongens- bataljon", dat uit spruiten van zijn leeftijd uit de aanzienlijkste geslachten van Spanje voor hem is gevormd. De knapen, volmaakt als soldaten van het leger uitgerust en gewapend, bleken uitstekend gedrild en onder tucht te wezen en exerceerden niet alleen met de meeste nauwkeurigheid, maar ook met den grootsten ernst, tot groot vermaak van den jongen Koning en van het geheele Hof. Toen de geweren aan rotten gezet waren, door schreed de Koningin-Regentes met haren van ge noegen stralenden zoon de gelederen, de knapen prijzend wegens hunne flinke houding en nauw keurige exercitie. „Twee van die prachtig mooie, wit brandende Havanna-sigaartjesen nog twee dat maakt vier en dan nog twee van deze fijne knakmedelletjes en dan nog twee, dat is samen acht overheerlijke, prachtige segaartjes, waarvoor je in de winkel mot betalen vierentwintig koperen centjes, die krijg je bij mij voor een heel gewoon dubbeltje of te wel één zoo’n klein tien-cent-stukkie... Nee meneer, grijp d’er nou nog niet naar, hou je dubbeltje nou nog evetjes vast meneer, want d’er komt nog meer bij. Als je deze acht piek-fijne sigaartjes meedraagt voor tien cente geld, dan krijg je van mijn nog op de koop toe één zoo’n mooi segaartje om je klandisie te houwe en dan nog ééntje om dadelijk op te steke, dat is al tien en dan nog eentje d’er boven op voor moeder de vrouw... Ja menschen, de vrouwen motten ook leere rooken, da’s goed voor de segarenmakers. Nou meneeren, wie nou nog één verslete dubbeltje in ’n hoekie van ze’n vessiezakkie het zitte, die draagt mijn segaartjes mee, en je zal zien, ’n andere week kom je d’er een heele kist van koope." Op deze wijze biedt sedert twee weken een man des Maandags op het Amstelveld zijn sigaren te koop aan. Het is een buiten-mannetje, een man netje met een klein rond boeren-gezichtje, bruin gekleurd door de zon en waarop, niettegenstaande de oogen zeer diep in de kassen liggen, een in nemend vroolijke trek ligt. Het misschien eens zwarte, nu echter groene ronde hoedje, schuin op het hoofd gezet, staat den man uitstekend en de deuk, die er aan den eenen kant in is, ontneemt er het stijve, het arme-kantoorbediende-achtige aan. De man heeft er slag van de omstanders in te palmen en menigeen vervolgt zijn weg, een dub beltje armer, maar elf sigaren in een net zakje rijker. Dat „zoo’n vreemde snoeshaan" daar zoo in eens op de markt is gekomen en alle klanten van de andere „sigarenhandelaars" - die nooit meer dan 10 sigaren voor een dubbeltje hebben gegeven weghaalt, vooral van de twee, die het dichtst bij hem staan, wordt door dezen natuurlijk met leede oogen aangezien en is een leelijk klontje uit hun pap. Maar wat zullen zij er aan doen, de nieuweling betaalt ook zijn marktgeld en er blijft dus niets anders over, dan hem met groote woorden en hard 574 760 men steen met het jaartal 1646, Adam en Eva weekbl. in den gevel Lekkerkerk vindt van een huis een waarop onder de beeltenissen van in het Paradijs het volgende opschrift voorkomt: Het A. A. 10 is 11, 8. soect die 20. Tot goed begrip van dit raadselachtig opschrift moet men de beide A’s in den eersten regel lezen als paar a. Als men dan nog de cijfers leest, zooals zij in het Fransch luiden, dan krijgt men het paaradies (dix) is ons (onze) wie 't (buit) soect die vindt (vingt). Aan het Scheveningsche strand voorbij het Waterververschingskanaal is weer een ongeluk voorgevallen, dat aan twee personen het leven heeft gekost. Drie Hagenaars gingen in den vroegen ochtend visschen aan zee, door een net een eind in zee voort te trekken. Waarschijn lijk zijn zij te ver gegaan. Twee hunner ver dronken, de derde wist zich te redden. „Met opzicht tot de tijdingen uit Lombok heerscht", zegt de Haagsche correspondent der N. Gr. Crt., „eenige ontevredenheid, omdat de officieele berichten zoo schaarscb, onbeduidend en veelal zooveel later dan die der dagbladen zijn. Nochtans weet ik, dat er dag aan dag lange depê ches uit Indié komen, waarvan de geheeleinhoud nu wel niet voor publiciteit vatbaar is, doch waarin altijd meer staat dat de menigte interesseert, dan de Staatscourant er van vermeldt. Er is voortdu rend overleg met Batavia over de middelen tot versterking van het Indisch leger. Vandaar ook de plakkaten voorde werving, met een gratificatie van f300 voor 2 jaren dienst in Indië. De toevloed is vrij grootmen kan dagelijks aan de hoofdwacht groepen van jonge mannen zien, soms 20 tegelijk, die zich komen aanmelden. Vandaar dan ook dat van de vrijwillige aanbiedingen, door studenten en geheele legerkorpsen hier te lande gedaan, om uit te rukken, wel geen gebruik zal worden gemaakt." Dat buitenlandsche bladen, met name de Duitsche, als zij over Nederland schrijven, grooten onzin vertellen, is algemeen bekend. Eon nieuw staaltje levert de Dusseldorfer Achlum, 7 Sept. De uitbreiding der boter- fabriek alhier is nu bijna tot stand gebracht en al de verbeteringen er aan bewerkstelligd, be antwoorden volkomen aan het doel, zoodat de vele onkosten er aan besteed, ook vele voordeelen opleveren en de fabriek thans in staat is, te con- curreeren met elke inrichting van het gebied der zuivelbereiding. In het Dagblad wordt het denkbeeld ge opperd om van den Vorst van Lombok te eischen eene ruime schadeloosstelling aan de nagelaten betrekkingen der gesneuvelden en aan allen,die door zijn verraad wonden of ziekten bekwamen, welke hen voor den militairen dienst ongeschikt maken. Er bestaat geen reden om zich hiertegen te verzetten, maar zou het niet goed zijn de huid eerst te verdeelen als de beer gevangen is? In 1869 werd in ons land het zegel op de dag- en weekbladen afgeschaft. Die afschaffing heeft natuurlijk het aantal dag- en weekbladen belangrijk doen toenemen. De volgende opgaven zullen dit nader aan- toonen. In 1869 verschenen h. t. 1. 160 dag- en Zeldzame oogenblikken van geestdrift doorleeft de natie naar aanleiding van de Lombok-affaire, die inderdaad haar goede zijde begint te vertoonen. In Indië, een elan onder onze dapperen om de hoon aan onze vlag bloedig te wreken, een re vanche, die naar wij hopen ons prestige in den Indischen Archipel slechts ten goede zal komen en die de oude Hollandscbe moed zoo moge aan wakkeren, dat er van alle kanten drang ontstaat om eerlang ook aan den noodlottigen Atjeh-krijg, die reeds zooveel offers al vielen ze niet bij zoo velen eischte, een einde te maken. Dan zou inderdaad van Lombok de victorie be ginnen. Die hoop leeft. Toen Zaterdagmorgen, die duizenden Amster dammers langs de Handelskade zich verdrongen, om die kranige Hollandsche jongens van aange zicht tot aangezicht te zien, hen een groet toe te werpen als bewijs van waardeering en aanmoe diging, toen moet elk Hollandsch hart een bij zondere ontroering hebben gevoeld, in het deelen van dezelfde gevoelens, het uiten van een zelfden eerbied voor deze jonge, kloeke zonen van het land, die evenals zooveel duizenden van hun voor gangers hopen als helden terug te keeren, of te sneuvelen op het oorlogsveld met den heiligen naam van het vaderland op de lippen. Toen het zeekasteel-, den kostbaren last lang zaam wegvoerde van bloedverwanten en vrienden, wier afscheidssmart getemperd, zoo niet onderdrukt werd bij zooveel deelneming, en een reusachtig vaarwel den dapperen namens de geheele natie Ondergeteekende maakt aan zijn ge van de Heeren J. BOKMAN, Workui die heden Donderdag aan de Markt te bezichtig volgende dagen aan den balk ter bezichtiging zul Aanbevelend, Neueste Nachrichten. In haar nommer van 3 Sep tember zegt zij: „De Lombok-expeditie bestaat niet meer. Men begrijpt dus dat Nederland treurt wanneer generaal Vetter meldt, dat de Neder- landsche expeditie door de Baliërs is aangevallen en vernietigd". Er op wijzende, dat van het Nederlansch-Indische leger, hetwelk 30,000 man telt, de helft Europeanen zijn, maar slechts voor het kleinste (N.B.) deel Nederlanders, zegt het blad: De meesten zijn desperados uit alle landen, die niets te verliezen en te winnen hebben. Het Nederlandsch-Indische leger is juist als het Fran- sche vreemdenlegioen. Duitsche deserteurs worden jaarlijks bij honderden te Harderwijk aangeno men. Het schijnt in Dusseldorf onbekend, dat te Harderwijk deserteurs niet worden aangenomen. De Duss. N. N. twijfelt er niet aan of wij zul len het eiland Lombok veroveren: tien duizend man, zegt het blad, staan teSoerabaia. Wij wisten het niet. Levend begraven. Zaterdagmorgen te Am sterdam in de vroegte kwam een schuitenvoerder aan een Westerdoksdijk naar zjjn zolderschuit zien, en vond die tot zijn verbazing omgekeerd, drijvende op eenige vaten vet, waarmee de zolder schuit beladen was geweest, van de stoomboot Zingari afkomstig De schuitenvoerder informeerde naar zijn kame raad Ko, doch vond hem niet; ook thuis niet. Daar Ko door niemand gezien was, kwam zijn makker op het denkbeeld dat Ko in het vooronder geslapen kon hebben en in de schuit zou zijn verdronken. Met een bootje naar de drijvende zolderschuit roeiende, hoorde hij weldra in de schuit om hulp roepen. Die hulp kwam spoedig opdagen van een der stoomschepen, doch te vergeefs. Toen besloot men hulp in te roepen van de werf der firma Hk. Jonker Zn., die welwillend werd verleend. De heer L. Jonker toog met eenige mannen, gewapend met een bok, naar het Dok om de schuit te doen kantelen. Men kwam echter spoedig tot de overtuiging, dat dit te laat kon zijn om den schuitenvoerder uit zijn benarde positie te verlossen. Men besloot dus om stop uit de kiel te halen, vooral omdat men Ko niet meer hoorde en vreesde dat het te laat zou zijn. Toen de stop uit de kiel was, spoot de bedorven lucht met geweld naar buiten en toen men begon een gat in de kiel te hakken, hief Ko een hoera aan voor zijn bevrijders. Spoedig was Ko verlost, werd hem een slok toegediend en bracht hem een gasthuiskarretje naar het Binnengasthuis, dat hij spoedig gezond en wel kon verlaten. De man was van 1 tot 4 uur levend begraven geweest staande tot aan de borst in het binnengestroomde water en ver- teerende de allengs meer en meer saamgedrukte lucht. Blauw als een lei kwam hij dan ook te voorschijn, dankbaar aan zijn redders, die hem van een wissen en verschrikkelijken dood redden. In de Amst. Ct. komt het volgende inge zonden stuk voor: Een woord aan ouders en voogden van minder jarige miliciens. Zoodra ’t in het garnizoen bekend werd, dat wij werden geroepen om twee jaar naar de Oost te gaan, hoorden wij op de kompagnie haast elkeen uitroepen: „Nou, maar ik schrijf naar huis om toestemming." Ja, een dichter onder ons maakte dadelijk een versje: Wij gaan naar Lombok toe En wij zijn den vrede moe Wij schieten met kruit en lood De Balineezen dood. En dat zingen we nou. Maar de toestemming zou die komen Ik ben er erg bang voor. Ouders en voogden, gij zijt weer de kinderen van de oud-strijders van 1830; gij moogt ons niet tegenhouden het voorbeeld van onze grootouders te volgen. Zij zouden zich in hun kist omdraaien. Heel Europa moot weten, dat het Nederlandsche bloed nog wel moed heeft, moed om in de bres te springen voor onze valsch vermoorde kameraden op Lombok. Dat moet gewroken worden en dat zal gewroken worden, wanneer gij ons uwe toe stemming geeft En gij, moeders, uwe zoons zullen tot hun spijt niet eens in ’t vuur komen. Onze luitenant heeft ons verteld, dat wij naar Indië gaan, om de sol daten daar in hun garnizoen af te lossendie soldaten kunnen dan allen naar Lombok, en wij blijven in reserve. U krijgt daarvoor van uw zoon 300 gulden, dat is een mooi sommetje voor twee winters; ik tenminste geef ze aan huis. Wij zien dan eens wat meer van de wijde wereld en komen over vier-en-twintig maanden heel wat slimmer en knapper terug dan toen wij heengingen. Wij hebben daar een heel goed leven; vraagt ’t maar aan oude soldaten uit Indië. Het traktement is ook groot, en daarom: geeft uwe toestemming als u straks een brief krijgt van uw zoon. De andere couranten willen dit zeker ook wel laten drukken, ik ben maar zoo vrij geweest dit eens te schrijven, de courant zal er wel de fouten uithalen, want ik ben wel niet geleerd, maar toch een echte Hollandsche jongen, die zijn laatstee druppel bloed over heeft voor Wilhelmina. Ik ben een milicien-scherpschutter van 1894, 6e regiment, 5e bataljon, le kompagnie. Hier hebben zich ook al 4 luitenants thana aangemeld. schreeuwen te overbluffen. Den geheelen dag is het dan ook een wedstrijd tusschen de drie man nen, wie het hardste kan schreeuwen, wie het radste van tong is, wie de meeste kwinkslagen kan uiten en wie het ’t langste kan volhouden. En in dien wedstrijd toont zich ons boertje lang niet de minste. Daar beginnen ze weer, luistert u eens even „Ja, burgers, hier in Amsterdam, zie je, daar hjj-je nou nog es eerleke konkurrentie, de eene, die hier op de markt staat, die gunt de andere ook wat, dat zijne even gelijk menschen, die d’er brood motte hebben. Allemaal verkoope we hier puike waar, voor tien om ’n dubbeltje, en nou komt er zoo’n vreemde kerel uit Vleute Een der om standers: „Nee, hij woont in Brummen." „Nou dan uit Brrrumme, die komt hier z’n smeerlapperij voor 12 of 13 of 14 om 'n dubbeltje verkoopen, wat weet ik veel. Zoo’n aap." „Zeg nog es aap, zeg dubbel aap, antwoordt het boertje met een lachend gezicht, toe zeg, scheld nog es ’n beetje, ik trakteer as je me kwaad maakt. Ja menschen, heel Vlooienburg staat van daag tegen me op, maar daar geef ik niks nie mendal om. Zes puike heerlijke havana-sigaren geef ik je voor een dubbeltje en dan krijg je d’er nog vijf op de koop toe. Een heele kist van honderd stuks, nou-meneeren, wie geeft er es 100 gulden voor, of 50 of 25 niemand Nou, pak an meneer, omdat jij ’t bint krijg je ze voor 90 centjes de honderd. Daar kan je toch waarachtig niet voor naar Havana gaan." „Naar Havana gaan," valt no. 2 weer in, „hoor je dat, mense, hij zeit naar Havana gaan. Da’s makkelijk genoeg mense, Havana leit hier vlak naast me. Alsj-n- een toerlesjoerkaartje neemt, dan kan je over tien menuutjes nog terug zijn. Ik geef je maar tien voor ’n dubbeltje en hij twaalf of dertien. Nou moet je zelf maar wete bij wie je koope wil, je mot zelf je voordeel maar begrijpe. Je hoeft werachtig met mijn geen mede- lijje te hebben, koop maar bij hem, en voor elke twaalf of dertien die je bij hem koopt voor een beissie (dubbeltje) geef ik je een van mijn heer lijke segaren kedo, as je die dan op je gemak thuis es prebeert, dan kom je d’er’n andere week tien bij me hale en dan laat je hem mit z’n elf staan. Laat-ie vandaag maar es veel verkoope, ’t komt allemaal best terecht. Ik sta bier jaar in jaar uit op de markt, bewijs genoeg dus dat mijn waar goed is. En as d’er wat aan mankeert, dan kan je bij mij komme reklemeere, ik woon Batavierstraat 62, maar bij hem... as z’n waar niet deugt,loop dan maar effe naar Vleute, God betert om ’t’m te zeggendat kan je ommes niet doen." Terwijl nu een derde een sigaar open snijdt, waarin niets dan vuil en stof is te bekennen, roept hijKaik mensche, dat binne me nou zijn puike Havana en Manilla-segare, ’t is me-n-een zoodje. De vent mot wachten op het afvallen van de blaren, om weer nieuwe segare te kanne maken smakelijk rooken De man die even had gezwegen, begon weer te praten. „Ha" zei hierop het boertje. Hij begint weer levendig te worden. Ze zeeje al, dat je dood was, buurmanKijk es, ze koopen bij mij drie porties tegelijk." „Drie porties? Die kan je in de snertzaal ook krijge. Drie portiesHè, wat een vreters, die drie porties tegelijk motte hebbe. Even gelijk as in de snertzaal. Maar wacht maar, as-ie z’n eerste portie opgerookt het, zal-ie naar ’n tweede niet meer verlange." „Buurman, vijf porsies „Och God die arme kooper!" „Menschen, als je voor een dubbeltje koopt, krijg je vijf sigaren toe, maar as je mijn nou-es een plezier wil doen, koop ze dan niet van me, werachtig, je zal me d’er plezier mee doen; koop nou is bij hem, hij mot toch ook leven „Ach wat, mense, ik heb vandaag alweer zoo’n muntje van 10 guide gebeurd, je hoeft met mijn geen medelijde te hebben, je mot bij mijn niet koopen as zijn segaren beter zijn, hoor, maar ik geef je dat muntje kedo, ja kijk maar goed, ’t is wel een echt, as je in de winkel een segaar van de vijf koopt, die beter is dan de mijne. Ik wil niet verdienen vandaag, ik werk vandaag alleen voor de konkerentie, maar as hij d’er zestien voor een beissie geeft, dan verdient-ie nog. Hij stopt d er boomblaaie-tabak in." „Wel menschen," antwoordt het boertje hierop, „as je de zaak niet vertrouwt, dan hoef je niet dadelijk te betalenje kan bij mij nog een jaar of twaalf krediet krijgen ookik woon in Arnhem, maar alle weken kan je me hier vinden en me komme betalen. Mijn vriend hiernaast die meent ’t zoo kwaad niet, neen hoor, maar z’n buren stoken ’m op." Zoo gaat ’t den geheelen dag door, voortdurend elkaar scheldend en nu en dan trachtend de aan dacht van elkaar af te leiden, de een door het klingelen van een groote bel, de ander door het blazen op een trompet. Voor de voorbijgangers is het een heel pretje en er loopt dan ook niemand voorbij, zonder een oogenblik stil te staan om het tooneeltje gade te slaan. Een hunner hoorden wTe zelfs zeggen: „Wie weet, of dat alles niet onder één hoedje zit en of al dat geschreeuw tegen elkaar niet louter re clame is „Zou ’t waar zijn Amst. Crt. Bolswardsche Courant 1 V) - i >1 T> •n •n T) V n 1894 357 n n n n •n n v r r> ll I I

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Bolswards Nieuwsblad nl | 1894 | | pagina 1