NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD
BOLSWABD EN WONSERAÖEEI.
I
DE REDE HELDT
iMET DEBAT.
1894.
Drie en dertigste Jaargang.
No. 46.
DONDERDAG 15 NOVEMBER. J
$xxxxxxxxx”xaxxxxxx
1
BINNENLAND.
Ij
t
I».
VOOR
<w i u i i: L
1
ABONNEMENTSPRIJS80 Cents per 3 maanden.
Franco per post 95 Cents.
ADVERTENTIEPRIJS: 50 Cts. van 1—7 regels. Ver
volgens 10 Ct. per regel. Overigens naar plaatsruimte.
$XKXXXXXXXhXXXMXXXXX:$
zooverre zal ik hem maar niet beantwoorden.
Verder bewijst hij zelf al weer mijne bewering,
dat men van hen geen verklaring aangaande hun
denkbeeldige maatschappij moet verwachten. Op
goed geloof af gooit men echter de maatschappij
zoo maar niet onderste boven. Dat bij Arnhem
vele rijke lieden wonen is waar, doch even waar
is het ook, dat hun getal bij de massa vergeleken,
zeer gering is. Ik heb gezegd dat de revolutie
gevaarlijk is, en heb dat zelfde hooren beweren
van meerdere sociaal democraten, die meer en meer
inzien, dat een algemeene revolutie vrij wel on
mogelijk is.
Ik heb heden avond niet gesproken over het kies-
recht-ontwerp, doch heb ook veel andere onder
werpen moeten voorbijgaan. Komt het ontwerp
er, dan zullen wij zien, wat het den arbeiders
geeft. Dat ik niet kan protesteeren tegen elke
beleediging of onjuistheid die in de Kamer gespro
ken wordt, is duidelijk als men weet, dat men
dikwerf vrij lang op een spreekbeurt moet wach
ten, en ook moet men wel eens zijn stem geven
aan een voorstel om redenen buiten dat voorstel
gelegen.
De heer Veltman houde mij ten goede dat ik
niet weet hoe de werkliedenwoningen hier bestuurd
worden, doch elders werkt het stelsel heel goed.
Dat de positie der arbeiders beter moet zijn om
de kinderen lang van het onderwijs te laten pro-
fiteeren, weet ik en die leemte moeten wij trachten
op te heffen. Dan vind ik, dat kiesrecht moet
vooraf gaan aan de Kamers van Arbeid, opdat de
keuze der afgevaardigden een meer rechtvaardige
zij, en ik wees er op dat de Christelijke liefde
meer moet voorzitten, zal men een verbeterde ar
menzorg krijgen, doch zeg ook met den heer Velt
man, dat er geen genade, maar recht moet zijn.
De heer J. G. Spoelstra bekomt nog even
het woord: 1°. om er tegen te protesteeren dat
de Soc. Dem. het kweeken van verbittering als
doel beoogen; 2°. op te merken dat het gemak
kelijk is zich onder voorwendsel van persoonlijk
heden van iets af te maken; en 3°. te zeggen
dat hij een minister, die geen goed werk levert,
zou willen wegjagen in plaats van hem en zijn
voorstellen te steunen.
De heer Heldt antwoordt, dat hij wel wil geloo-
ven, dat niet ieder begrijpt waarom een Kamerlid
soms zijn stem moet geven aan een begroeting,
om redenen buiten die begrooting, hoewel bet
toch enkele malen noodig is. Overigens staat
Spreker bij de regeering genoeg bekend als een
anti-militarist.
Hierna wordt, omstreeks 12 uur, de vergadering
door den Voorzitter gesloten.
Aan het DEBAT werd deelgenomen door
de Heeren D. de Vries, S. de Boer, J. Spoelstra en
J. Veltman.
De heer De Vties meende te moeten opkomen
tegen de beschouwing dat de arbeid is een koop
waar, en wel in het bijzonder vindt hij het als voor
zitter van het comité der werklieden vereenigingen
Weer een munt-vondst. Dat er ook in oude
gebouwen nog geld verborgen is, bleek naar
men uit Monnikendam schrijft Zaterdag
weer bij het sloopen van een oud pakhuis. In
de opening tusschen de balken vond men in zakjes
ruim 110 goudstukken, voor het meerendeel van
het jaar 162(1. In de nabijheid van dat pakhuis
werd vroeger al in andere huizen geld gevonden,
zoodat het vermoeden voor de hand ligt, dat in
Monnikendam nog meer schatten, hetzij onder
den grond of op andere wijze, verborgen liggen.
De verslagen over Marine en Oorlog zien er
alles behalve zoetsappig uit, zegt de llaagsche
correspondent der N. Gr. Ct. Toch is ’t algemeen
gevoelen, dat de Regeering ook met de deiensie-
hoofdstukken wel slagen zal, als zjj maar een
beetje voorkomend is tegen de rechterzijde en niet
uit ’t oog verliest, dat de steun, die den doorslag
moet geven als ’t eens spant, van dien kant moet
komen. Van een zijde, die gewoonlijk zeer goed
is ingelicht, is mij verzekerd, dat de marine- en
oorlogsbegrootingen eigenlijk beheërscht worden
door de houding, die de heer van Houten zal aan
nemen. Van Katholieke zijde is men niet geneigd
de meisjesburgerscholen te oubsidiëeren en zoo de
Minister niet toegeefc op dit punt en Hoofdstuk
V door de vereenigde kracht dei linkerzijde met de
nieuwe onderwgs-uitgaven mocht worden aange
nomen, de Katholieke i wraak zullen nemen op de
schepen van den Minister van Marine en op de
oorlogsbegrooting, die, bg de oppositie, welke daar
tegen ook van liberalen is te verwachten, dan
groot gevaar zullen loopen. De hoer van Houten
heeft het dus in handen. Het wordt een ruil
handel. Mocht de Minister van Binnenlaudsche
Zaken, dat inziende en ter wille van zijn amot-
genooten, een offer willen brengen al is dat
een beginsel, dat hem lief is dan nog is de
moeielijkheid niet opgelost. Want dan zal men
hem van liberale zijde daarover hard vallen en
misschien represailles nemen. Hoe hg dus doet,
brengt de heer van Houten hout bij ’t vuur.
Dat was te voorzien, maar toch zoo spoedig niet,
Zaterdagmorgen was men in de Haarlemmer
Houttuinen, bij de Brouwersgracht bezig met het
ophijschen van een haardkachel; het touw brak
en de man, die er ouder stond, kreeg de kachel
op het hoofd. Zwaar gewond werd hg naar
binnen gedragen terstond haalde men een dokter,
doch reeds een half uur later stierf hij.
Arum, 9 Nov. In de heden avond gehouden
departements-vergadering is tot bestuurslid in de
plaats van den heer J. Alberts benoemd de heer
A. Eelkema. Met het oog op de viering van het
75-jarig bestaan van het departement Arum c.a.
is besloten een schrijven dot het zuster-departe-
ment Witmarsum-Pingjum te richten, teneinde
de feestviering gemeenschappelijk te doen plaats
hebben. In de gecombineerde vergadering met
dat departement is een concept-reglement voor
de spaarbank in behandeling genomen.
Omtrent het instorten van een Amsterdam-
sche brug, schrijft de Amsterdamsche Courant
De afdeeling P. W. heeft geboft. De ineen
gezakte brug behoorde tot die invaliede bruggen,
die in observatie waren. Deze grijsaard, die het
een eeuw toeliet, dat men over zijn rug reed en
liep, werd zelfs als een zeer ernstige kranke
dagelijks bezocht.
Zaterdag waarschuwde de hoofdopzichter den
directeur en werd een inspectie ingesteld en hoe
wel de scheur niet grooter was geworden, meende
men bij het overrijden van een dokters koetsje
beweging te bespeuren.
Men besloot toen het verkeer zoowel voor rij
tuigen als voetgangers te stremmen, waarvoor
men het materiaal reeds aanwezig had.
Het is in dergelijke gevallen natuurlijk hoogst
moeilijk den juisten tijd te kiezen voor het: tot
hier toe en niet verder. Doch een zwaar beladen
wagen zou Zaterdagmiddag oorzaak hebben kun
nen zijn van een groot ongeluk. Indien dit ge
beurd ware ...arme ambtenaren van de P. W!
Gelukkig voor hen is het verkeer door hun
toedoen tgdig gestremd.
Gelukkig ook, omdat er aan het gebeurde nog
een kant is, dien men thans kanen wel zal moe
ten zien, n. 1. dat de Raad voortaan bij het be-
oordeelen van voordrachten van vernieuwingen of
verbeteringen wel zal doen meer oji het advies van
de gemeenteambtenaren die deze werken voorstel
len, af te gaan, dan op die van zuinige medeleden.
Om over een reparatie of een vernieuwing van
een brug te kunnen oordeelen, is het toch in
onze stad vooral noedig, dat men de geschiedenis
van die brug kent.
De Amsterdamsche bruggen zijn voor de amb
tenaren, wat de patiënten voor den dokter zijn.
Zelfs een collega kan niet over een patient
oordeelen, zonder den patiënt eenigen tijd te heb
ben waargenomen en in vele gevallen niet
zonder het gestel van den zieke te kennen.
Moge deze bezweken patiënt onze bouwdokters
in den Raad een aansporing zijn tot voorzichtig
heid in hun oordeel en tot omzichtigheid bij het
geven van een ander advies, dan dat van den
huisdokter,
te dezer stede, zijn plicht op te komen tegen de
beweringen van den heer Heldt, toen hij dit voor
jaar de vrouwenarbeid op de fabrieken goedkeurde,
toen Dr. Mouton, een der Commissarissen van
„Hollandia,“ zijne meening daaromtrent vroeg.
In een toen met den heer Heldt gevoerde corres
pondentie vindt hij een dubbelzinnigheid, omdat
in diens brief eerst de vrouwenarbeid wordt goedge
keurd, doch aan het slot hij bestrijders daarvan aan
spoort te zorgen dat door den vrouwenarbeid de
loonstandaard niet daalt. Vervolgens werd het
den schrijver (Sans-Souci) in de Bolsw. Courant,
zeer euvel geduid, dat deze o. a, vroeg of de ar
beiders er wel een overtuiging op na hielden, om
te besluiten met als zijne overtuiging uit te
spreken, dat door te strijden hand aan hand, de
20ste eeuw, de eeuw der arbeiders zal zijn.
De heer S. de Boer meende dat Spreker in
zijne rede een wel wat wankelend standpunt heeft
ingenomen. Zoo zeide hij, dat hij tegen werksta
kingen was omdat die nooit een algemeene staking
over de geheele aarde zou worden, en dat valt
toch moeilijk te berekenen: men weet niet wat op
den duur komt. De Spreker deed het voorkomen,
alsof werkkracht met koopwaar gelijk staat, en
dat moet toch niet het geval zjjn. Spreker was
tegen gemeenschappelijk bezit, en werd dit begin
sel ontrouw, toen hij wel de woningen als een
gemeenschappelijk eigendom van een vereeniging
aan prees.
De heer J. G. Spoelstra constateerde dat
iu de rede van den heer Heldt geen partij zoo
hard was aangevallen als de soc. dem. party. De
eerste helft zijner rede was daaraan geheel gewijd.
Met het oog op den korten tijd zal Spreker in
hoofdzaak slechts enkele der verwijten kunnen be
antwoorden. Om te zeggen hoe de toekomst-Staat,
dien wij ons denken er uitziet, gaat niet aan om
de eenvoudige reden dat wij ons niet met kaart-
leggen of het voorspellen der toekomst ophouden,
evenwel is het middel der revolutie, al noemt
de heer Heldt dat een Holleway of Sequah-mid-
del, het eenige dat zal helpen. Het is reeds
te lang gebleken, dat van de parlementen geen
heil is te wachten. De heer II. de vertegenwoor
diger der arbeiders inde 2e Kamer, geeft ons zelf
daarvan het bewijs, daar hij nog bitter weinig
heeft uitgevoerd. En dan vindt hij het moeielijk
de menschen in twee klassen te splitsen, en toch
niets is gemakkelijker dan de paria’s van de weel-
demannen, de bestolenen van de woekeraars, de
slaven van de nietsdoeners te onderscheiden, en
daar hij meent dat er weinig nietsdoeners zijn,
raad ik hem aan eens naar Arnhem en omstreken
te gaan. De heer Heldt die eens de blauwe kiel
droeg en de schaaf hanteerde, heeft zich verkocht
aan het kapitaal. Hij spreekt van de macht der
wapenen, doch ik vraag, wie vormen het leger?
Het zijn de zonen der arbeiders, en het wordt
meer en meer duidelijk, dat de Nederl. regeering
niet meer op haar legermacht kan bouwen. Het
verwonderde mij dat de heer Heldt geen protest
liet hooren toen Rutgers van Rozenburg in de
Kamer de arbeiders als stemvee betitelde, en hij
ook heden avoh| geen woord repte van het te wach
ten kiesrechtonrwerp.
Spreker beschuldigt ons, dat wij werkstakingen
organiseeren om meer ontevredenheid te kweeken,
dit is onwaar, doch de arbeiders hebben geen
ander middel ter verbetering, en de heer H. die
eenmaal, den oorlog de grootste vijand van den
arbeider noemde, stemde toch vóór de oorlogs
kosten.
De heer J. Veltman heeft van Spreker ge
hoord dat de Werkmansbloei zoo’n goede stich
ting is, doch hij merkt daartegen op, dat f72 geen
huurprijs is, dien een arbeider kan opbrengen.
Hij stemt met Spr. in, dat onderwijs tot 14 jaar
en langer nuttig zou zijn, doch vraagt, welk ar
beider kan de verdiensté zijner kinderen zoolang
ontberen Kamers van arbeid, die reeds in 1872
door Dr. Kuiper zijn aanbevolen, moeten er komen,
doch dient de kiesreehtwijziging niet vooraf te
gaan? En dan heeft de heer H. gesproken van
barmhartigheid, doch ik meen dat de soc. kwestie
wel niet meer door barmhartigheid kan worden
opgelost.
De heer Heldt hoopt in zijn repliek korter te
zijn dan enkele der Sprekers. De heer de Vries
besprak iets buiten mijne rede, maar toch wil ik
hem wel in het kort toelichten, dat ik inderdaad
meen, dat de vrouw evenveel recht op den arbeid
heeft als de man. De gehuwde vrouw evenwel
heeft in de eerste plaats hare plichten als moeder
in het gezin te vervullen. Wanneer vrouwenar
beid wordt gebezigd omdat hij goedkooper is, dan
die der mannen, vind ik het afkeurenswaardig,
en daar dit laatste hg „Hollandia* niet de drijf
veer is, zal men bij nader inzien geen dubbel
zinnigheid in mijn beweringen bemerken, terwijl
ik ook nog moet opmerken, dat al heeft Dr Mou
ton mijne meening gevraagd, niet ik de meisjes-
arbeid hier op de fabriek heb ingevoerd.
De heer de Boer meent dat ik een wankelend
standpunt inneem ten opzichte der werkstakingen,
doch hij bedenke dat de arbeiders de vrijheid
hebben een goed loon te eischen en dit desnoods
af te dwingen, doch ’t blijft waar, dat werkstaking
is gevaarlijk en in mijn oog ongeoorloofd wanneer
er geen voldoend reservefonds is, en er geen ge
grond uitzicht op verbetering bestaat.
Hoewel ik toestem dat arbeid geen koopwaar
I is, regelt die zich toch nog steeds naar vraag en
I aanbod, en ik kan er niets wankelends inzien,
I wanneer ik aanprijs dat vereenigingen eigenaars
der woningen moeten worden, dat is toch heel
I iets anders dan de gemeenschap.
I De heer Spoelstra was vrij persoonlijk, en in
Maandagavond werd in „de Doele” eene open
bare vergadering gehouden van de Werklieden-
vereeniging „Eendracht zij ons doel”. De zaal
was flink bezet; onder het auditorium waren ook
eenige vrouwen.
Als spreker trad op de heer B. II. HELDT
van ’sGravenhage, met het onderwerp„Het Alg.
Nederl. Werkl. verbond in de arbeidersbeweging".
Spreker begon met op te merken dat de maat
schappelijke samenleving veel te wenseben over
laat, het egoïsme te veel den boventoon voert, en
dat het loon voor den werkman te gering is om
zijn gezin te onderhouden. Als men denkt aan
de hygiënische eischen van woning, kleeding en
voedsel, de opvoeding en ontwikkeling der kinde
ren, aan gevallen van ziekte, ongelukken en den
ouden dag, dan weet elk, dat daarin voor den
werkman slecht is voorzien, en het is dus begrij
pelijk, dat men naar de middelen ter verbetering
omziet.
Spreker denkt niet aan het middel, door som
migen als het universeele beschouwd, n.l. ophef
fing van persoonlijken eigendom, dus grond en kapi
taal aan de geiqeenschap. Hij vindt geen bewij
zen dat dit middel zoo probatum is, en de voorstan
ders dier theorie doet men geen pleizier, door in de
onderdeelen af te dalen, waardoor de min of meer
dere onhoudbaarheid in het oog moet vallen.
Om de bestaande maatschappij zoo maar in eens
omver te werpen, lijkt Spreker een te gewaagde
onderneming, omdat men de menschen maar niet
zoo in eens beter kan maken, en bovendien de
revolutie hoogst moeielijk zal zijn, daar de regee-
ringen over vreeselijke verdelgingswapenen be
schikken.
Men heeft tegenwoordig 2 sociale stroomingen,
de parlementaire en de economische. De laatste,
de oude, onder Domela Nieuwenhuis, heeft de
strijd door verkiezingen enz. op den achtergrond
geschoven, maar wil nu de toestanden verbete
ren zonder het parlement. Het middel werksta
kingen wordt ter hand genomen, waardoor, omdat
de resultaten wegens onvoldoende voorbereiding
vaak negatief zijn, de ontevredenheid meer en meer
veld wint, wat volgens Sprekers meening tegen
woordig juist het streven is. De fractie die aan par
lementarisme doet, met Proelstra c.s. aan bet hoofd,
wil behalve die middelen, ook nog den weg der
verkiezingen bewandelen, en dus tracht zij uit
breiding van kiesrecht en zetels in het parlement
te bekomen. Beide fractiën trachten dus het kapi
taal ten ouder te krijgen, door een sterker ont
wikkeling van den klassenstrijd.
Spreker vindt het moeielijk een lijn te trekken
tusschen bezitters en niet-bezitters, en acht het
hoogst gevaarlijk de ontevredenheid te vermeer
deren. De deelnemers aan werkstakingen worden
meestal de slachtoffers, en Spreker ziet dan ook
uit naar andere, geleidelijke middelen ter verbete
ring, om het algemeen levensgenot te verhoogen.
In het tweede deel der Rede betoogt spreker,
dat om te komen tot een betere samenleving het
Alg. Nederl. Werkl.-verbond het oog heeft op
een geleidelijke verbetering door middelen, waar
mede volstrekt geen luchtkastelen worden gebouwd.
De overmacht van het kapitaal moet gebreideld
worden, evenwel met behoud van particulier eigen
domsrecht. Een goed georganiseerd vereenigings-
leven met verbetering van het kiesrecht, een wet
tig streven naar beter loon moet ontstaan. De
verbetering van arbeiderswoningen kan op ver
schillende wijze verkregen worden, het is noodig dat
de arbeider ten slotte eigenaar wordt van zijn
woning, die met hulp van rijk, gemeente of een
vereeniging gebouwd wordt. Ten platten lande
dient daarbij een lapje grond te zijn, en indien
die niet verkrijgbaar is, moet de gemeente het
recht van onteigening hebben.
Dan moet leerplicht ingevoerd worden, en ook
voor oudere kinderen in avondscholen en ambachts
scholen gelegenheid zijn tot ontwikkelingvoor
kinderen met aanleg moet ook middelbaar onder
wijs verkrijgbaar zijn. Een verbeterd toonstelsel
moet worden ingevoerd, een minimumloon en een
maximale werktijd dient bij alle openbare werken
voor elk bedrijf te worden voorgeschreven, zooals
dat hier en daar reeds geschiedt. Dan dienen er te
komen Kamers van arbeid, samengesteld uit pa
troons en werklieden, die den loonstandaard kun
nen regelen en de door de wet gewaarborgde
pachtcontracten. De werkl. dienen verzekerd te
zijn in gevallen van ziekte, ongelukken, bij invalidi
teit en op den ouden dag, terwijl een betere rege
ling van de armenzorg, de bedeeling niet als een
politiemaatregel, maar met een christelijk mede
lijden zoo moet helpen, dat het hulp is.
Deze verbeteringen, die slechts in hoofdtrekken
konden worden aangegeven, lijken Spreker de
verstandigste en doeltreffendste, die langs ordelijken
en wettigen weg voeren tot het doel. Spieker
besloot zijne rede met een opwekking tot het
vereenigingsleven, in het bijzonder tot het lid
maatschap van het Alg. Nederl. Werkl.-verbond.
Bolsward, 12 November 1894. De alhier
bestaande Rederijkerskamer A. d. v. e. n. d. o.,
gaf gisteren avond eene tooneelvoorstelling in de
sociëteit: „Amicitia.“
Opgevoerd werdenDe twee Zusters11 tooneel-
spel in zes bedrijven door J. Broeahotf Bzn. en
„Sokke mar meat'1 kluchtspil mei sang in ien
bedrjuw fen Waling Dgkstra.
Het Bestuur der genoemde Kamer had aan ons
een vriéndelijk schrijven gericht, waarin we als
vertegenwoordigers der pers tot bijwoning der
voorstelling werden uitgenoodigd. Gaarne hebben
we aan die uitnoodiging voldaan. Niet gaarne
echter zouden we willen beweren, dat we in
staat zijn, een in alle opzichten grondige en zaak
kundige beoordeelmg èn van de opgevoerde stuk
ken èn van de opvoering te kunnen geven. Toch
zullen we, omdat we meenen te moeten veronder
stellen, dat de uitnoodiging met dat doel tot ons
is gericht, ons dilletianten-oordeel in enkele
groote trekken mededeelen. Van het eerste stuk
kan men zeggen, dat het vrij goed in elkander
zit en door eene natuurlijke en langzaam zich
ontwikkelende intrige de aandacht der hoorders
van ’t begin tot het einde weet te boeien, ofschoon
men herhaaldelijk stuit op eentoonige, langdra
dige, saaie alleenspraken en samenspraken: we
noemen alleen het gesprek tusschen mevrouw
Bergheim en hare dochter en het verhaal van
den stervenden Willems.
„De twee Zuster»“ bleek voor de meeste leden
der Kamer veel te moeielijk te zijn. Er was door
verreweg de meesten wel met vlyt gestudeerd,
wat het „van buiten11 kennen der rollen betreft,
en dat is reeds een zaak van veel belang, maar
op de actie (het staan, gaan en maken van ge
baren) was nog al eens iets aan te merken.
Trouwens, hierin ligt voor dilettanten altijd de
grootste moeielijkheid. Zit men eenmaal zijne
rol op te zeggen, dan kost het wel eenige moeite,
bij eene meer of min heftige passage eene andere
houding aan te nemen of eene andere plaats in
te nemen dat leidt van de woorden af. En toch
is die afwisseling ge lurig gebiedend noodzakelgk.
Zoo had het tooneel tusschen moeder en dochter,
bovenbedoeld, er meer leven en natuurlgkneid
door gekregen.
In het algemeen meenen we den leden van
A.d.v.e.n.d.o. den raad te moeten geven, dien wij
vroeger zoo dikwijls kregen van lui, die in zake
dramatische kunst hun sporen verdiend hadden,
dezen raad n.l. wees zoo eenvoudig en natuur
lijk mogelijk in al uw doen en spreken. Uok op het
tooneel moet gestreefd worden naar „natuur en
waarheid.” En in strijd hiermee is het wanneer
een vrek, die „een toeval“ met doodelij ken afloop
krijgt, omdat bij meent, dat er dieven zijn inge
broken, zich zóó overdreven aanstelt in gebaren
en uitroep, dat zijn knecht terecht net lachen niet
kan lateu.
In strijd hiermee is het, wanneer personen, die
met elkaar staan te praten, regelmatig beurtelings
twee passen vóór- en achterwaarts gaan, in plaats
van hunne beweging in verband te brengen met
Bolswardsche Courant
I»
I
4