NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD
BOLS WABO EN WONSEB ADEEL
Oudejaarsavond.
BERICHT.
Kerstboomversierselen.
Drie en dertigste Jaargang.
1894.
No. 52.
DONDERDAG 27 DECEMBER.
BUITENLAND.
BINNENLAND.
ft
Voor spoedige inzending
der advertentien houden wij ons aanbevolen.
VOOR
vrouwen, die door zijn
ABONNEMENTSPRIJS 80 Cents per 3 maanden.
Franco per post 95 Cents.
ADVERTENTIEPRIJS50 Cts. van 1—7 regels. Ver
volgens 10 Ct. per regel. Overigens naar plaatsruimte.
^XXXXXXXXXh X13XDCXCXCXCDXDC X
om
Het
straat en
avond.
Op 1 Januari 1895 zal een nommer van dit
Blad verschijnen, waaiin
Nieuwjaarswenschen
kunnen worden geplaatst t O,£JS.
Dit nommer zal bij alle ingezetenen
van Bolsward worden bezorgd, waardoor Adver
teerders verzekerd kunnen zijn, dat hunne geluk-
wenschen dien dag onder de oogen van alle
belanghebbenden komen.
Firma B. CUPERUS Az.
op dien stoep daar om den hoek.“ Ze is zoo moe.
Hu, wat is die stoep koud. Zou Jantje ook al
geld genoeg hebben Neen, maar ik heb het.
En het handje slaat op den zak. Wacht, nog
even met mijn rug tegen het hek. Wat is ’t hier
prettigals ze nu die goeie zus eens kon zien.
Arme, kleine Miep, die zooveel knepen van
het „wijf'* had gehad, omdat ze nog zoo lang een
opvreetster zou blijven. Ze was het toch niet lang
geweest. God had haar weggenomen had de geeste
lijke gezegd. God wie zou dat zijn Hield
God ook kinderen Maar die was er zeker goed
voor. Want de geestelijke was toch ook goed.
Hij had haar geld gegeven en haar toegelachen.
Hè ja, lachen dat kon Miep ook. Zoo bijv,
als ze ’s avonds appels van ’t wijf stolen en die
dan stilletjes opaten.
Het moede hoofdje neigt al meer en meer op
de borstde armpjes vallen krachteloos neer.
Daar slaat het bakje plat tegen de borst en luid
rinkelend
„O God, ik ben in slaap gevallen
„O God
De jongens grabbelen om de stukken en het
ongelukkige, straks nog zoo blijde bedelaarsmeisje
wordt door een paar sterke armen weggedragen.
Het was een vroolijke, drukke, goedverlichte
straat en ’t was een aangename, droge winteravond.
Daar werd een arm, arm meisje weggedragen.
Witmarsum, 19 Dec. Onze Nutsvergade-
ring voor het volk, gisteren avond gehouden, was
druk bezocht. Een honderdvijftig personen wa
ren op de zaal van den logementhouder Weiland
bijeen, om te hooren, wat de spreker van het
Hoofdbestuur, de heer Enklaar van Deventer,
hun had te zeggen. De roep die den spreker
voorafging en het onderwerp zijner rede: „Leon
Gambetta” waren zeker wel in staat, de ver
wachting hoog te spannen. Wij hopen dat het
den spreker moge gelukt zijn aan die verwach
ting te beantwoorden. De onverdeelde aandacht,
waarmede de heer Enklaar werd gevolgd, toen
hij Gambetta schetste als redenaar, als staats
man en als vurig patriot, mag zeker als bewijs
gelden, dat hij den juisten toon wist aan te slaan.
En ofschoon wij, koude Friezen, met ons kik-
vorschenbloed, ons haast niet kunnen indenken
in het vurig"temparament van den zoon uit het
warme zuiden, toch meenen wij, dat wij bij wij
len een sprankje van het heilig vuur in ons bin
nenste voelden gloren, als de redenaar ons den
bezielenden patriot in al zjjn majesteit voor oogen
stelde. Toch beseffen wij er iets van, ofschoon
dan ook eenigszins wazig en als in de verte, hoe
één man duizenden wist te beheerschen, te leiden,
te bezielen. Hoe de macht van zijn woord moed,
vertrouwen en kracht kon storten in de harten
der moedelooze, wantrouwende, krachtelooze me
deburgers. En ten slotte begrijpen wij de ver
plichting, die er op ons, medeburgers van een
zelfde vaderland rust, om ons te spiegelen in het
zuivere beeld van eenen man als Gambetta en
te werken, al is het dan ook onvolkomen en ge
brekkig, aan het welzijn van ons vaderland, d.
w. z. aan de verheffing onzer medeburgers.
Fran. Crt.
aan de N. R. Crt.
Uit Harlingen wordt
geschreven
„De goede gevolgen van de genomen maat
regelen bij de verkooping van Stienstra’s inboedel
doen zich reeds gevoelen. Te Fraueker was ook
iemand, die weigerachtig was in de betaling
zijner belasting en die ook een gerechtelijken
verkoop zou uitlokken doch toen zich verleden
Vrijdag de mare verspreidde van den afloop der
executie bij Stienstra, liep deze burger ijlings
naar den ontvanger en voldeed hetgeen hij schul
dig was.
Als men nu in aanmerking neemt, dat de
socialisten in onze omgeving reeds snoefden Als
die verkooping bij Stienstra in de war loopt, dan
krijgt men over bet gansche land verzet tegen
het betalen der belastingen, dan wordt het leger
afgeschaft en dan zijn wij de baas, als men dat
weet, dan begrijpt men zoo iets van den wrevel,
die bij de anarchisten aanleiding gaf tot het uit
schrijven van eene protestmeeting.
Zoo er al mijlpalen in het leven zijn, waarbij
de mensch een korte stonde vertoeft om een blik
in het verleden te werpen en plannen voor de
toekomst te maken, dan kan daarvoor in de aller
eerste plaats de oudejaars-avond in aanmerking
komen.
Na welvolbrachten dagtaak en zoo mogelijk
na in de kerk de godsdienstige sluiting van
het jaar te hebben medegevierd, is het voor ieder
onzer een behoefte, om thuis, bij den warmen
haard, te midden van onzen familiekring eens na
te denken over het bijna ten einde gesnelde jaar,
het debet en credit op te maken, niet alleen wat
het finantieele of wat zaken, maar vooral wat
onze handelingen op zedelijk en maatschappelijk
gebied betreft.
In dat oogenblik een oogenblik dat we zeer
kostbaar mogen noemen komen ons in de eerste
plaats onze tekortkomingen voor den geest. O,
hadden we hem of haar, die ons om raad of hulp
vroeg, wat beter, wat onbaatzuchtiger, wat min
der uit de hoogte behandeld, wat zouden de zaken
anders en beter geloopen zijn, 't Is waar, op het
oogenblik, dat onze raad of hulp gevraagd werd,
wisten we niet anders te handelen, maar toch be
merkten we al spoedig, dat het eigenbelang of het
eigen-ik ook een woordje had meegesproken en
onze raad of hulp niet zoo geheel onbaatzuchtig
was geweest. Wel was het in den aan vang mo
gelijk, met de een of andere opoffering onze fout
te herstellenmaar valsche schaamte hield
ons terug, en nu, op oudejaars-avond, nu we zoo
gaarne alle onrecht ongedaan zouden willen maken,
is het laat.
Daar zijn familieleden, die in den loop van het
jaar om de een of andere reden meestal een
kleinigheid of een verkeerd begrepen woord
in onmin zijn geraaktieder van hen meende ge
lijk te hebben en toch nu, bij kalm nadenken
op oudejaars-avond, blijkt het zonneklaar, dat
ieder schuld aan de verwijdering haddat men
zoo graag zijn haan koning wilde laten kraaien
en daardoor tot geen toenadering kwam. Gaarne,
zeer gaarne zou men thans allen vereenigd zien
men zou met vreugde zijn onrecht erkennen doch
zie, het oorspronkelijke kleine verschil heeft reeds
zulke groote vormen aangenomen, dat toenadering
hoe langer zoo moeielijker wordt.
Is het zoo in den familie- en vriendenkring,
niet minder blijken de tekortkomingen op maat
schappelijk gebied. Wat toch hebben we niet ge
werkt, gewroet en opgeofferd om bij de een of
andere verkiezing den candidaat onzer richting
de zege te doen behalen; wat was het prettig in
den roes der overwinning te mogen deelen; wat
was de tegenpartij in ons oog klein, nietig en
machteloos. Op oudejaars-avond komt dit alles
ons weer helder voor den geest, meteen echter
bemerkten we, dat de wapenen, die ons ter over
winning voerden, niet altijd even eerlijk en rid
derlijk waren, dat we onze tegenpartij meer had
den moeten eerbiedigen. We wilden zoo gaarne
dat we eerlij ker waren geweest, doch te laat.
Wat was het een genot, als leider van het ver
drukte volk op te treden; te spreken in allerlei
soort van bijeenkomsten over de sociale nooden
werkstakingen te provoceerenmeetings te organi-
seeren om aan te dringen op den achturigen arbeids
dag of landnationalisatie, zaken, die met alge
meen kies- en stemrecht aan de spits als met
een tooverslag onze aarde tot een paradijs zouden
maken. Bij dit alles had men niet vergeten, de
groote schare op te zweepen tegen „het kapi-
talisme."
Men meende zijn best gedaan te hebben en zag
met welbehagen op zijn werk terug. Daar komt
oudejaars-avond met zijne mijmeringen en ge
dachten de bleeke schimmen van hen, die, luiste
renden naar zijn opruiende taal, hun werk en
da,ardoor hun brood verloren, komen den volks
leider voor den geest; hij ziet de ontevreden ge
zichten van mannen en vrouwen, die door zijn
toedoen tot werkstaking overgingen en er nog de
wrange vruchten van plukken; hij bemerkt dat
met achturigen arbeidsdag, landnationalisatie, alge
meen, kies- en stemrecht nog lang niet de heil
staat kan worden verwacht, die hij de menigte
voorspiegeldehij gevoelt dat hij onwaarheid sprak,
toen hij vele als onmensehen voorstelde; en bij al
dat mijmeren gevoelt de ijverige volksleider dat
ook zijne tekortkomingen vele waren.
Geen oogenblik is geschikter om tot zichzelf'
in te keeren, dan de oudejaars-avond.
Daarom, nu met een paar dagen de laatste avond
van 1894 weer aanbreekt, dan dat in onze oude-
jaars-avond-mijmeringen ook aangename herin
neringen mogen voorkomen. Zorgen we in de eerste
plaats ons-zelf te volmaken en anderen tot zegen
te zijn, dan draagt de oudejaars-avond voor ons
en voor anderen werkelijk vruchten.
Hooren we 1894 met 12 doffe slagen afscheid
nemen om voor altijd in bet niet te zinken, moge
dan het jaar 1895 door ons met een vroolijk
welkomuit volle borst kunnen worden ontvangen,
dan zullen wij zeker steeds trachten den goeden,
eerlijken weg te bewandelen.
Het asphalt in de woelige drukke straat was,
ondanks het vele geloop, helderder dan men met
den ganschen winter had gezien. De sneeuw, die
eenige dagen achtereen viel, was des nachts weg
geruimd en nu vroor het sterk.
De winkelkasten waren heller dan gewoonlijk
verlicht, de goederen daarin netter en aardiger
geschikt en hier en daar stelde men zelfs een
kerstboom met vele kleine schitterende lichtjes
ten toon.
De menschen, goed ingepakt, slenterden van
ruit tot ruit om de mooie, nieuwe voorwerpen te
zien en bleven van tijd tot tijd staan, wanneer
een prachtig stuk, een bizonder mooie uitstalling
hun aandacht trok.
De jongens en de meisjes, rijken zoowel als
armen, stonden vooraan, de neuzen tegen de ruiten
gedrukt en met den mond het glas afvegende, dat
door hun adem bewasemde de ouderen meer naar
achter, zich houdend, alsof ze daar stonden, alleen
op hun kinderen te wachten.
was een vroolijke, drukke, goedverlichte
’t was een aangename, droge winter-
Daar ging een arm meisje door die straat. Ze
was dun en slecht gekleed. De oude, versleten
kaper deed vergeefsche pogingen om het korte
vaal-bruine haar te bedekken. Zij had een geel
bleek, ziekelijk gezichtje; flauwe,hongerige,fletse
oogjes staarden uit diepe kassen, die nog dieper
schenen door de blauwe strepen daaronder. Haar
wenkbrauwen waren wat vuil-gele haartjes en
het wipneusje ging bij het lage voorhoofd plotse
ling diep in het hoofdeen groote mond, met
dikke, blauwe lippen verhoogde het onsympathieke
van het beenige gelaat, dat er uitzag als een oude-
vrouwen-gezicht. De hals was bedekt met een
groengore bouffante en het zwakke, kleine
lichaampje was gestoken in een te groote geel
bruine katoenen japonnetje, waaronder men nauwe
lijks de punten van een paar groote mans-bottines
zag uitsteken.
Zij had een bakje voor het middel hangen, een
deksel van een houten doos, zooals die in mode
winkels worden gebruikt om gemaakte bloemen
en veeren in te bewaren, dat met een touwtje om
haar hals was gebonden en neiging scheen te
hebben om plat tegen het lijfje aan te slaan.
Twee kleine handjes, blauw, paars, stijf, ver
kleumd, steunden het bak,e een weinig.
Zoo slofte zij voort, rillend en huiverend en
telkens klonk een schor, moedeloos stemmetje
„Versieringen voor den kerstboom 1 versieringen
voor den kerstboom
Ja, in het bakje lagen roode en gouden glazen
ballen, ronde schijfjes en lange, dunne, gekrulde
repen rood, brons, zilver en goud. De gekleurde
blikken schijfjes glinsterden als zij langzaam een
winkelkast voorbij sjokte en het licht op den in
houd viel.
„Versieringen voor den kerstboom, voor den
kerstboom 1“ herhaalde het stemmetje, eentonig en
onwelluidend.
Maar welk goed gekleed en doorvoed mensch
luistert naar het krijschend geluid van een arm
kind.
Een arm, arm kirïd.
Hoe vaak had ze al op en neer geloopenhoe
dikwijls hadden de verkleumde handjes, die ze
telkenmale in den mond bewasemde om ze te ver
warmen, de gekleurde glaasjes en blikjes doen
rinkelen want ze moest wat verkoopen. Als
ze ’s avonds haar onderdak niet kon betalen, zou
het „wijf" zoo heette ze de moeder, (neen, dat
woord is te schoon) de houdster van een elftal
dier kinderen haar dezen nacht niet open doen
en dan zou ze een ganschen kouden nacht
Want ze moest wat verkoopen
En weer klonk het, nog moedeloozer, nog
heescher„kerstboomversieringen voor den kerst
boom mooi zijn ze, heel mooi!**
Ha daar schijnt een groen lichtje in haar oog
te tintelen, „ze zijn keurig mooi meheer; fijn!**
Een hand grijpt in het bakje, rommelt even
en trekt dan weer weg. Er matzilvert een groot
stuk geld op het blaadje. Spoedig is ’t door het
kromme, blauwe stompje gegrepen en veilig ge
borgen in den grooten mantelzak.
„Heerlijk, drie dagen eten en drie nachten sla
pen Drie onbezorgde dagen
Ze is koud. Nu gauw naar ’t wijf. Is‘t daar
dan warm Neen, maar tochzacht slapen op
een hard leger en zoet droomen.
Ze gaat verder. „Wacht laat ik even rusten
Het gemeentebestuur van Amsterdam heeft
besloten dat tot ondersteuning, hetzij door in ’t
werk gesteld te worden voor sneeuwopruiming
of voor diensten op ijsbanen dezen winter slechts
diegenen in aanmerking zullen komen, die vóór
1 Augustus 1893 in het bevolkingsregister aldaar
zijn ingeschreven.
Een verstandige maatregel, die navolging ver
dient, omdat daardoor de toevloed van werke-
loozen uit andere gemeenten naar groote steden
eenigszins wordt voorkomen.
Blijkens een brief in Recht voor Allen is
zekere R. die bij de werkstaking in de waskaar
senfabriek een hoog woord voerde, hoewel hij
niet tot het personeel behoorde, met de werksta-
kerskas op den loop gegaan. Dit heeft waar
schijnlijk tot de staking der werkstaking het zijne
bijgedragen.
Als in vorige jaren kan men weder nieuw
jaarsbrieven, kaartjes enz., vooruit op de post
doen brengen, om ze op nieuwjaarsdag te doen
bezorgen. Een kruis over de geheele lengte van
het adres getrokken, moet aantoonen, dat de stuk
ken voor de bezorging op dien dag bestemd zijn.
In Amsterdam doet zich weder dezelfde
kwestie voor als op tweeden Kerstdag van ver
leden jaar. De politie heeft eene charge gemaakt
op de menigte en nu wordt weder beweerd, dat
daaraan geen sommatie was voorafgegaan.
De inspecteur van politie, op wiens last dit
geschiedde, beweert, dat hij wel en zelfs tot
tweemaal toe heeft gesommeerd alvorens hij tot
eene charge last gaf, nadat de agenten met stee
nen en spaanders waren geworpen. Hij erkent
dat de diamantwerkers zelven, die in groote
massa vereenigd de stad doortrokken, zich rustig
gedroegen, maar andere personen de plegers van
die daden waren.
Dat diamantwerkers nochtans de slachtoffers
van den uitval der politie waren, is dus te be
treuren, maar konden deze zelven niet inzien,
dat wanneer zij in middaguren in zulk een
menigte door de straten trekken, dit aanleiding
moet geven, dat kwaadwilligen, die niet anders
verlangen dan de orde te verstoren en het der
politie lastig te maken, of erger nog, zulke ge
legenheden aangrijpen om de orde te verstoren?
In de bedoeling van de diamantwerkers heeft
het wel niet gelegen om de politie te molesteeren
maar dat dit zeer licht, ja zeer zeker, met hun
optocht gepaard zou gaan, konden ze toch inzien,
daargelaten nog of de orde gediend of bevorderd
wordt door zulke wandelingen van duizen
den personen door de bevolkte straten eener
drukke stad.
Gladder dan flesschentrekkers. Een 22-jarig
mannetje, buiten de Muiderpoort te Amsterdam
woonachtig, schijnt het gemakkelijk te vinden
in zijn onderhoud te voorzien op een wijze die
in de laatste jaren al meer en meer in de mode
komt, n.l. met flesschentrekkerij.
Alleen ging het hem echter blijkbaar te moei
lijk, hij zocht een paar kereltjes op, die het met
z|jn inzichten eens waren, en samen vestigden
zij zich in bovengenoemde wijk als kompagnons.
Een dag of twaalf geleden hadden ze vaneen
der grootste handelaars in die artikelen een trap-
naaimachine „op zicht" gekregen; gewoonlijk
wordt, voor zoo’n betrekkelijk kostbaar stuk op
zicht gegeven wordt, eerst een onderzoek ingesteld
naar den besteller, maar in dit geval gebeurde
dat niet, omdat de bediende uit den winkel in
den 22-jarige, een schoolkameraad van de H. B.
8. herkende en meende dezen wel te mogen ver
trouwen.
De machine werd dus geleverd, maar hoe vaak
er ook om rapport gevraagd werd, de persoon
die daarom kwam, werd telkens met een kluitje
in het riet gestuurd. Men begon achterdocht te
krjjgen, ging onderzoeken en kwam er achter
met wat voor ’n heertje men te doen had.
Hoe nu de machine terug te krjjgen, dat was
de groote vraag. De bediende, die de machine
verkocht had, vond er echter wat op.
Met een 10-tal aan de zaak verbonden per
sonen ging hij ’s morgens naar het kantoor der
firma, waar hij echter niemand thuis trof.
Om 1 uur was hij echter gelukkiger, toen kwam
„mijnheer" met een zijner kompagnons thuis.
Twee personen gingen naar binnen „om naar
de waterleiding te zien", wat hun werd toege
staan. De deur was toen open en alle bedien
den onder aanvoering van dengeen die de ma
chine verkocht had, traden binnen en vroegen
mijnheer te spreken.
De beide kompagnons zagen dadelijk met wie
zij te doen hadden en door de groote overmacht
heelemaal in de war antwoordden zij op de vraag:
„Hebt u nu de machine lang genoeg op zicht
gehad, kunnen wij die nu weer weghalen" angstig
bevend„Ja."
De toestemming, zonder welke natuurlijk niets
kon worden uitgericht, was nu verkregen en twee
der personen haalden de machine te voorschijn
en brachten die buiten.
De heertjes kregen echter spijt van hun ant
woord herkregen weer een beetje den moed en
het gevolg hiervan was, dat een vechtpartij ont
stond, waarbij de „kompagnon“ met een derheeren
worstelend op straat terecht kwamen. Daar
kwam de politie er bij te pas, en het slot van
de geschiedenis was, dat de „kompagnon" werd
ingerekend.
Dank zij het krachtig optreden zjoer flinke
bedienden, kwam de firma dus weer in het b‘zit
van haar naaimachine.
Zooals gewoonlijk zijn er veel Poolsche joden
in Liverpool, die wachten op eene gelegenheid
om naar Amerika te emigreeren.
Kort geleden nu riep een van hen de hulp in
van den agent eenar Stoombootmij., om haar
zusje van Polen te laten overkomen naar Enge
land. De vrouw was te arm om zelf te gaan of
een ander te sturen om haar te gaan halen.
Na eenig beraad gaf de agent haar een adres-
strook, waarop in drie talen geschreven stond
„Aan de beambten van de Sooorwegmaatschap-
pij! Gelieve dit meisje naar Hamburg te zenden,
aan het adres van den agent voor de Liverpool-
sche Stoombootmij. Deze agent zou haar dan
verder naar Liverpool expedieeren.
Of het plan zou slagen was twijfelachtig, daar
het meisje, pas 10 jaar oud, niets dan Poolsch
kon spreken, de reis, pl.m. 100 mijlen, tot Ham
burg een lange was en de kleine reizigster dagen
lang zou zijn overgelaten aan de goedheid van
wildvreemde en misschien weiuig welgezinde
menschen.
Menschelijk gevoel en sympathie beschermden
echter de kleine, die tot groote verwondering van
den agent te Liverpool met de adresstrook om
den arm aan zijn kantoor werd afgeleverd, na
een week onderweg te zijn geweest.
Bolswardsche Courant
4
.1