NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD
BOLSWARÖ EN WONSER AOEEL
I
Vier en dertigste Jaargang.
1895.
No. 1.
I
BINNENLAND.
1
r
5!
VOOR
weezen
ABONNEMENTSPRIJS 80 Cents per 3 maanden.
Franco per post 95 Cents.
$XXXXX XXXXjjXXXX XXCXCD=CXC$
g DINSDAG 1 JANUARI.
$XXXXXXXXXh KXXXXXXXX^
hij van een ander leven, hij sterkt den zieke door
hoop op beterschap, de hoop, zij is het plecht
anker voor ieder menschenkind, de star die flon
keren zal, zoolang een menschenhart nog slaat.
Die hoop zij doet ons het nieuwe jaar met gejuich
begroeten, zij is oorzaak dat wij hem de tekort
komingen en zonden van zijn voorganger niet
aanrekenen, dat wij weder de beste verwachtingen
koesteren, zij maakt het ons gemakkelijk te roe
pen „het oude jaar is dood, leve het nieuwe
jaar
Was dan waarlijk het tijdperk dat nu afgeslo
ten wordt zóó slecht? Neen waarlijk niet! Daar
kunnen, in een zeer kort tijdsbestek, groote rampen
over het aardrijk komen. Wanneer de oorlogs-
fakkel wordt rondgezwaaid, wanneer de eerzucht
de vorsten aanzet om door plassen bloed over
duizendo lijken van jonge mannen, zich den palm
der overwinning te veroveren, dan worden de
inenschen als verscheurende dieren op elkander
aangejaagd om elkaar te vernietigen, dan worden
steden en dorpen prijs gegeven aan de vlammen,
vruchtbare velden worden verwoest, vrouwen en
kinderen vermoord of tot weduwen en
gemaakt en de schoone aarde in een jammerdal
veranderd. Gelukkig, hoezeer ook nu en dan de
spanning zich doet gevoelen, het zwaard bleef
in de scheede, voor de ellende van een oorlog
bleef Europa in 1894 bewaard; het vrede op
aarde, waarvan de nagalm nauwelijks is wegge
storven, het werd dit jaar geen bittere ironie.
Angst sluipt de paleizen binnen der machtigen,
de stulpen der armen, wanneer de doodsengel
zjjn gereedehjken scepter zwaait en niemand ont
ziende, allen wegmaait die zijn pad kruisen. Als
hij zijn gevaarlijke vriendinnen te hulp roept,
wanneer cholera, pokken en andere epidemische
ziekten hun verraderlijken intocht doen in onze
woningen, dan sidderen en beven wij, omdat wij
al te tastbaar herinnerd worden aan onze bestem
ming om weder te keeren tot stof. Gelukkig,
ofschoon wij niet geheel verschoond bleven van
deze vreeselijke ziekten, kunnen wij toch 1894
in dit opzicht een gezegend jaar noemen, gezegend,
omdat het middel gevonden werd waardoor de
angst van millioenen voor hunne kinderen is ver
anderd in gerustheid, nu in het heilserum een
voorbehoed- maar ook geneesmiddel tegen de
afschuwelijke croup werd erkend.
Maatschappelijk was 1894 niet slechter dan
andere jaren, al was er over het algemeen weinig
vooruitgang te bespeuren. Voor- of tegenspoed
van enkelen kan hier geen maatstaf zijn, de kwij
nende toestand van handel en nijverheid, de werke
loosheid, zij mogen wat meer op den voorgrond
treden dan vroeger het geval was, of daarom de
toestand zoo veel slechter is dan voorheen, zouden
wij ongaarne beweren, en wanneer wij rekening
Het PAARD van den TROMPETTER
I.
Ik naderde alzoo ongemerkt de veertigaan
het rustige en kalme leven van <een ouden vrijer
was ik zoo gewoon geraakt, dat ik bij iedere pas
sende gelegenheid uit den grond van mijn hart
do plechtige verklaring aflegdeliever alle moge
lijke kansen ter wereld wagon, dan die van het
huwelijk. Ik rekende echter buiten... dat zult ge
hooren.
Het was ongeveer in de laatste dagen van Sep
tember; ik kwam van Baden, on was van plan om
mij niet langer dan vier-en-twintig uren te Parijs
op te houden. Ik had een viertal vrienden genoodigd
om in Poitou bij mij to komen jagen, en daar zij
reeds spoedig to verwachten waren, moest ik mij
haasten om binnen acht dagen op „la Roche-Targé"
alles in gereedheid te brengen. In Parijs vond ik
een brief van mijn pikeur, en in dien brief
slechte tijdingende honden maakten het goed,
maar van do twaalf paarden, die ik op stal had,
waren er vijf, gedurende mijn verblijf te Baden,
ziek en kreupel geworden; bijgevolg zag ik mij
in de volstrekte noodzakelijkheid om voor de aan
staande jachtpartij nieuwe paarden te koopen.
Ik ging oons rondzien bij de paardenkoopers in
„les Champs Elysóesu,dio mij een prachtige ver
zameling z.g. „kapstokken en „bieken“ als jacht
paarden voorstelden, en welwillend aanboden tegen
den gemiddelden prijs van drieduizend francs. Nu
had hot Trente-et-quarante mij in Baden nog al
geplunderd, en dus had ik niet veel zin, en ook
zooveel geld niet, om den dag te beginnen met een
uitgave van plus minus vijftienduizend francs.
Daar herinnerde ik mij dat het Woensdag was,
eu Chéri zijn eersten najaars-verkoop hield. In
den loop van den dag begat ik mij naar de „Rue
de Ponthie“, en kocht daar zoo maar in ’t
wilde weg, zonder oonigo inlichting of eenig on
derzoek, in óén woord op goed geluk acht
paarden, die mij bij elkaar vijf duizend francs
kostten.
Bij die acht, dacht ik, zullen er wel vier of vijf
zijn die gebruikt kunnen worden. Er was er een
onder. die ik, eerlijk gezegd, alleen om zijn
„robe" kocht. die prachtig was. De catalogus
omsehreef dat paard niet als jachtpaard, doch
eenvoudig als: Brutus, rijpaard, aftands, goed
gedresseerd. Het was een groote grijze, appel
schimmel; maar nimmer nog, naar het mij voor
kwam, had ik een paard gezien zoo regelmatig en
zoo fraai getoekend.
Den volgenden dag vertrok ik naar „la Roche-
Targé“, en vier-en-twintig uren na mijn aankomst
worsteling plaats greep tusschen de stijfhoofdig
heid van het paard en do taaiheid der karwats,
vond het dier telkens gelegenheid een blik op mij
te werpen, vol uitdrukking van bevreemding en
ongeduld, maar ook van woede en verontwaar
diging. Het was duidelijk dat Schimmel mij iets
vroeg, dat ik niet geven kon, en aan mij de ge
hoorzaamheid moest weigeren die ik vergde.
Hoe dat alles eindigde? O, met mijn schan
de met groote schande voor mij! Ik werd uit
den zadel geworpen door een teer van het paard,
die even verraderlijk als prachtig was. Brutus
scheen te begrijpen, dat hij list moest aanwenden
waar geen overreding hielp, en na een oogenblik
van kalmte, waarin hij zeker nadacht, stond hij
plotseling recht overeind op de voorbeenen, don
kop op den grond de achterbeenen in de lucht,
geheel rechtstandig in ’t kort, met het gemak
en het volmaakt evenwicht van een clown die op
de handen loopt. Natuurlijk viel ik in het zand,
dat gelukkig nog al dik was.
Ik wilde onmiddellijk opstaan, maar mijn lin
kerbeen, waarin ik een gevoel ontwaarde alsof er
met een mes in was gestoken, belette het mij, on
een kreet van pijn slakende viel ik weer plat
neer. Het gelukte mij echter een zittende houding
aan te nemen; op het oogenblik echter dat ik
mij de oogen uitwreef om te zien wat er van dien
duivelschen schimmel was geworden, zag ik boven
mijn hoofd een paardenhoef, die zich langzaam en
zacht op mijn borst plaatste en mij noodzaakte de
volkomen horizontale houding weer aan te nemen.
Ditmaal op mijn rug.
Mjjn verwondering, maar ook mijn spijt, teleur
stelling en vrees, namen ieder oogenblik toe, en
ten laatste bleef ik met de oogen gesloten liggen
in afwachting van een doodelijken slag.
Eenklaps hoor ik een zonderling getrappel om
mij heen en voel op mijn gelaat een hagelbui
van kleine voorwerpen neêrkomen; ik open de
oogen en zie Brutus druk bezig met mij te
begraven, met \oor- en achterbeenen werkende,
met een vlugheid en behendigheid, die mij letter
lijk verstomden, krabde hij de aarde los en over
mij heen. Hij werkte met alle inspanning het
arme dier, en zag mij van tijd tot tijd angstig
vragend aan.
Vervolgensknielde hjj bij mijn graf!Ik
verzeker het u, Brutus knielde, in den letterlijken
zin van het woord, naast mij neder!
Toen ook dit een oogenblik geduurd had, sprong
hij weer op, verwijderde bij zich tot op eenigen
afstand en begon in een zuiveren cirkel om mij
heen te galoppeeren, zoo sierlijk en zoo volgens
de regelen der kunst, dat zijn uitstekende dressuur
mij, niettegenstaande mijn woede, geheel en al
boeide. ö’/ot volgt.
Als onze Lezers dit blad ontvangen,zal het jaar zijn
bop hebben volbracht, de matte grijsaard zal den
scepter uit handen leggen en afdalen in het graf,
om plaats te maken voor een ander, jonger jaar.
Een beeld van het levenAls de grijze wintervorst
zijn woede heeft botgevierd aan het aardrijk, wan
neer de strijd met de lente is volstreden en deze
als overwinnares'het veld heeft behouden, ontwaakt
veld en beemd, boom en struik, mensch en dier
tot nieuw leven. De velden tooien zich met gras
en bloemen, de boomen sieten zich met ontluikend
groen en knoppen, menschen en dieren ademen
vrijer en gevoelen zich frisscher, het ontwaken
der natuur uit den winterslaap doet zijn welda-
digen invloed gevoelen op al wat leeft en ademt.
De schoone lente maakt plaats voor den zomer,
de vruchten der aarde worden gestoofd in de
zonnehitte, de herfst met zijn wonderschoone
dagen, zijn zachte tinten doet zijn intrede on her
innert er ons aan dat weldra weder de strenge
ijskoning zijn regeering zal aanvaarden, dat de
natuur gaat sterven, om straks weder verjongd
te ontwaken tot nieuw leven. Met den tijd is het
niet anders. Wordt een jaar geboren, wij begroe
ten het als den brenger van beter tijd, wat de lente
is voor de natuur, dat is het aanbrekend nieuwe
jaar voor ons. Zoo vele illusion zijn ons verloren
gegaan, in het jaar dat achter ons ligt. Toen
wij het begroetten waren wij rijk aan idealen;
zij zijn verdwenen onder denijskouden adem der
werkelijkheid. Wij hadden leed achter den rug,
van den nieuwen jaarkring verwachtten wij herstel,
onze verwachting bleek ijdel. Wij hadden tegen
spoed in zaken, de slechte tijden deden zich aller-
wege gevoelen, het nieuwe jaar zoude ons ver
goeding schenken, maar deed het niet, en zoo zijn
er millioenen, die weinig reden hebben dankbaar
gestemd te zijn op den uitvaart van het oudejaar,
op St. Sylvesteravond. Maar toch, hoeveel droeve
herinneringen zich op dien avond ook mengen
mogen onder onze gewaarwordingen, toch treedt
de vreugde onze woningen binnen, een nieuw jaar
staat geboren te worden, misschien, neen stellig
zal dat beter zijn. De alwijze Schepper heeft in
de harten der menschen naast de goddelijke vonk
dor liefde ook de hoop nedergolegd, do hoop
zonder welke ieder bestaan dor en ledig zoude
zijn. Hoe ook ter neder gedrukt, de hoop doet ons
steeds weder verrijzen, zij wekt ons op om den
moed niet to verliezen, zij geeft ons lust en kracht
om weder den strijd te hervatten, om op nieuw
ons geluk te beproeven in de worsteling om het
bestaan. Zij verzoent don arme met zijn bestaan,
wat deze wereld hem niot schenken wil, verwacht
een
non na
bod
niet onder de f 3000 laten.
Een stevige boerendeern met een kap op
en nog onbekend met de Amsterdamsche aan
randingen, passeerde Zondagavond ruim 11 uur
den Parktuin, na aldaar bij de plantage de tram
te hebben verlaten. Zij werd staande gehouden door
een paar jammerende knapen, die haar om een
I aar centen vroegen. Haar medelijdend hart deed
haar heur zilveren knipje voor den dag halen,
toen een der knapen een greep naar het voorwerp
deed, welke echter mislukte. Zij wist den knaap
met baar forsehe handen te grijpen en gaf hem
met haar regenscherm zulk een pak slaag, dat de
bengel ten slotte met een bebloed gezicht zijn
makker in dó vlucht volgde.
Door den jongston stormvloed werd ook de
Vereeniging tot Landsverbetering op het eiland
Rozenburg zwaar getroffen. Duo polders werden
onder water gezet. Zes on tachtig stuks voe, ne
gen veulens on elf varkens verdronken. De schade
wordt begroot op f60,000.
Volgens een particulier schrijven uit Indië
bestond de troep Balineezen, die de colonne vau
den overste Frackers aanviel, voor vijf zesden uit
vrouwen. Het was ook de lans eener vrouw, die
luitenant van der Heijden de doodelijke wonde
toebracht. Deze jeugdige officier was van zyn
bataljon het eerst met zijn vaandel in depoeiie.
Hetgeheele vrouwenbataljon werd door do onzen
neergeschoten.
Dat deelnemen aan den strijd door vrouwen
vindt zijn verklaring in de omstandigheid, dat zij
toch gekrist worden, wanneer hare echtgenooten
sneuvelen. De wijze echter waarop zij deelnemen
aan do aanvallen, boezemt eerbied in en getuigt
voor den grooten moed der vrouwelijke krijgslieden.
Oplichters overal. Het is ongeloofelijk,
hoe alles in den laatsten tijd wordt aangegrepen
als een middel om op een gemakkelijke wijze
geld te krijgen. Zelfs de jongste watersnood doet
in deze dienst.
Aan verschillende woningen in de Wijnstraat
te Dordrecht vervoegde zich een man met het
„compliment van den waterstaat en dat er van
avond weer een erg hoog tij zou komen, zoodat
men den boel wel mocht bergen.Menigeen liep
er wezenlijk in en gaf den beleefden waarschuwer
nog een fooi, om later te bespeuren, dat er hoe
genaamd geen hoog water was, en men zich dus
noodeloos had laten bang maken.
Uit Maastricht. Levendig zal men zich
nog herinneren, hoe veel moeite men te Maas
tricht heeft gedaan om het vroeger vrij talrijke
garnizoen te behouden. Die moeite was vruchte
loos. Slechts een klein gedeelte bleef. En zonder
ling, een gedeelte der burgerij keert zich thans
op betreurenswaardige wijze tegen de soldaten.
Voor eenige dagen vermeldden wij, hoe een
patroelje beleedigd en de schildwacht aangevallen
was, zoodat de wacht te hulp moest komen.
Woensdag heeft weer een ergerlijk feit plaats
gehad. Op den schildwacht aan het kleeding-
magazijn werden schoten gelost, die door hem
met een schot werden beantwoord; niemand werd
geraakt. Door do politie is een onderzoek ingesteld.
Een gansch duin weg. Een duin aan den
buitenrand van do zandvlakte de Hors op Tessel
is door don jongsten stormvloed geheel wegge
slagen. Ook is eene geheelo rij duinen achter
de Westen met het strand gelijk gemaakt.
Oude behangsels. Te Hoorn werd onlangs
oud behang voor f 100 gekocht en dan
veel moeite. De kooper heeft thans een
van f 2000 afgeslagen, en wil het koopje
behalve hem over acht dagen als jachtpaard te
berijden. Ik besloot den teugel te wenden en naar
huis terug te keeren, toen eensklaps in het boseh
een geweerschot knalde.
Terloops zij gezegd, dat het schot van een mijner
jagers was, die daarvbor eenigen tijd later van
mijn vrouw een prachtig cadeau kreeg.
Op dat oogenblik was ik juist in het midden
van een kleine open vlakte, die volkomen rond,
het snijpunt vormde van zes rechte lange lanen.
Brutus, het schot hoorende, stond eensklaps onbe
wegelijk stilmet stijve beenen, gestrekte ooren
en den neus in den wind, scheen hij te luisteren.
Dit verwonderde mij zeer, daar ik met het oog
op de goede opvoeding, die het paard in zijn jeugd
ongetwijfeld ontving, reeds tot het besluit was
gekomen, dat de schimmel een oud officierspaard
moest zijn. Ik sloot de beenen aan Brutus ver
roerde zich niet; ik liet hem de sporen voelen
Brutus bemerkte er niets vanik gebruikte mijn
karwarts- Brutus bleef onbewegelijkik trachtte
hem rechts of links te wenden of achterwaarts
te doen gaan, maar het dier week geen duim
breedte van zijn plaats en scheen als aan den
grond genageld. Niettemin ik geef u de ver
zekering, dat ge niet behoeft te lachen, want
mijn verhaal is volkomen waar telkens als ik
beproefde hem vooruit te doen gaan, draaide hij
den kop naar mij toe en zag mij aan met een
onmiskenbare uitdrukking van ongeduld en be
vreemding vervolgens keek hij weer peinzend
voor zich uit en herstelde zijn standbeeldhouding.
Daar moest noodwendig een misverstand tusschen
ons plaats hebben. Ik las dit ten laatste uit
zijn oogenBrutus zeide mij zeer duidelijk„Ik,
paard, doe volkomen mijn plicht, maar gij, mensch,
weet niet wat u te doen staat.'1
Eigenlijk was ik meer nieuwsgierig dan ont
stemd. Wat een zonderling dier, dacht ik waarom
ziet het mij toch zoo vreemd aan Maar het
duurde mij te lang. Ik besloot om doortastend,
dat is met de karwarts, de voorstelling te doen
eindigen, toen een tweede schot viel.
Het paard nam een sprong, en ik hoopte, door
onmiddellijk daarvan partjj te trekken en Brutus
met teugels en beenen aan te zetten, zonder harde
middelen de baas te blijven.maar de schimmel
dacht er anders over en stond, na den sprong,
weer even stijf als zoo even. Mijn geduld was nu
ten einde. de karwarts kwam ongemakkelijk
neer.
Nu was het wel met de onbewegelijkheid, maar
ook met do lijdzaamheid van Brutus gedaan. Hij
begon te steigeren, te springen, te slaan. alle
denkbare houdingen, wendingen en standen; hij
verrichtte do onmogelijkste tuimelingen, de grillig
ste omdraaiingen; en terwijl een hardnekkige
aldaar kwamen reeds de paarden. Ik ging ze
onmiddellijk zien, maar hoofdzakelijk om Brutus,
die mij geen oogenblik uit de gedachten was. De
schimmel werd voorgebracht door een palfrenier,
in stap en aan de hand geleid. Hij had lange
tanden, diepe oogholten, gezwollen kooten om
kort te gaan allo kenteekenen van een eerbied-
waardigen leeftijdevenwel - - een krachtige
schoft, een fraai gebogen hals. hij droeg het
hoofd sierlijk, evenals den goed gevulden staart,
en had een onberispelijken rug. Dit alles echter
trok niet het meest mijn opmerkzaamheid.
Wat ik vooral bewonderde waren de aandach
tige, intelligente, nieuwsgierige blikken, waarmede
Brutus mij aanzag en do minste mijner bewegin
gen volgde. Zelfs mijn woorden schenen hem
belang in te boezemen, want hij boog den kop
naar mij toe als om te luisteren, en hield ik met
spreken op, dan begon het dier zacht en vroolijk
te hinneken.
De andere paarden werden achtereenvolgens
voorgebracht, maar die waren als alle paar
den. Brutus alleen had iets bijzonders en ik ver
langde zeer een toertje met hem te gaan maken.
Hij liet zich zadelen, de teugels aanleggen en
bestijgen, als een goed opgevoed paard, dat weet
hoe het behoort, en wij gingen samen den stal
uit kalm en waardig.
Ik was begonnen met hem op den trens te
nemen, en Brutus stapte flink en rustig.de hals
wat stijf en den kop min of meer omlaag. Maijr
nauwelijks liet ik hem de teugels voelen, of hij
stoof vooruit mot een snelheid en gemakkelijkheid
die mij verbaasden.den hals tot aan de borst
intrekkende en op het gebit knabbelende, alsof
hij het vermorselen wilde. Onmiddellijk daarop
oen korten, lichten stap aannemende en de bee
nen hoog oplichtende, deed hij zijn hoeven met
den regelmaat van een slaguurwerk op den straat
weg klinken.
De catalogus van Chéri had niet te veel gezegd
het was een uitstekend, zelfs al te uitstekend ge
dresseerd paard. Ik zette Brutus in draf en ver
volgens in galophjj ging in de verschillende
bewegingen over in korten draf, in korten
galop onverbeterlijk. Echter, telkenmale als ik
beproefde hem de kop te doen oprichten, trok
hij mij de armen bijna van ’t lichaam en scheen
iets op den grond te zoekentrachtte ik den
tijdmaat te versnellen, dan viel Brutus uit don
draf of uit den galop, maar steeds uit goeden
gang. Eindelijk begon hij met de hoogere rij
kunsthij draafde mot de voorhand en galop
pcerdo met de achterband.
Aha, dacht ik, nu ben ik er achterik heb
met een oud-lecrling van do school van Sauinur
of van Saint-Qvr to doen, en nu is alles mogelijk,
houden met het steeds veldwinnend ernstig stre
ven om de maatschappelijke toestanden te ver
beteren, een streven dat in 1894 meer dan in
vorige jaren’ tot zijn recht kwam, dan mogen wij
waarlijk het daar heen snellend jaar wel een vrien-
delijken afscheidsgroet brengen. Werkelijk het
was nog niet zoo slecht.
1895 doet zoo aanstonds zijn intrede en wanneer
wij het begroeten, dan knoopen wij aan dien groet
onze beste wenschen vast.
Moge in dit nieuwe jaar de vrede bewaard
blijven, moge de wereld gespaard blijven voor
epidemiën, moge de maatschappelijke welvaart
toenemen, moge wijsheid onze vroede mannen den
rechten weg toonen welke zij begaan moeten, opdat
wijze en eerlijke wetten worden gemaakt tot heil
niet van enkele bevoorrechten maar van alle stan
den; moge steeds meer en meer de aandrang
gevoeld worden om de sociale toestanden te ver
beteren door opheffing der misstanden, móge steeds
meer het besef veldwinnen dat het in bescher
ming nemen van de onterfden een plicht is die
rust op allen, welke het wel meenen met hun
evenmensch maar ook met hun land, moge een
ieder steeds meer doordrongen worden van de
waarheid dat ieder steentje tot dit doel bijgedragen,
het gebouw van maatschappelijke rust en orde
versterkt. De inenschheid zal daarvan de schoone
vruchten plukken en het jaar dat het werken
in deze richting ziet, zal oen gezegend jaar zjn.
Als wij dit artikel sluiten, dan is het, lezers,
met den hartelijken wensch dat het (I allen goed
moge gaan, dat 1895 U allen geluk eu voorspoed
moge bremzen en 1896 U allen zoo weervindt in
het land der levenden, dat gij met genoegen
kunt terugzien op het nu begonnen jaar.
ADVERTENTIEPRIJS: 50 Cts. van 1—7 regels. Ver
volgens 10 Ct. per regel. Overigens naar plaatsruimte.
'd
■'i
--wtaee
Bolswardsche Courant
'1