NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD
BOLSWABD EN WONSERADEEE
1895.
No. 5.
Vier en dertigste Jaargang.
"i DONDERDAG 31 JANUARI.
VOOR
arde
kin-
n te
ever
ABONNEMENTSPRIJS: 80 Cents per 3 maanden.
Franco per post 95 Cents.
het
I van
drie
leb."
een
straf
gen
ii aar
den
min-
van
taal,
i be-
n er
king
Jtiid,
ach-
rgste
Heen
hem
hem
k bij
zen
twee
zijn,
niet
iwen
naars
zigen
wet
digd,
iblik
ladig
i, die
i, eo
even
vaak
nder
;aan.
mis,
ogen
pols-
aan-
weeg
had
igen,
haar
mwe
een
deze
aarin
tellig
n.
an en-
lagen
ADVERTENTIEPRIJS: 50 Cts. van 1—7 regels. Ver
volgens 10 Ct. per regel. Overigens naar plaatsruimte.
rrand
jaree
ban.
doet
einde
ngeei
ge-'
laden
i heb-
ootsfe
blijkt
weet
smber
oende
ngein
tijd te
rende
rboyi
Mtg'te
e ge-
«den,
ir ge-
ikken
‘ggen
half
dooi
.ziek-
geot-
ruim
voor-
ibaat
lel te
erdeu
been
s dei
was
goed
werd
olies,
rden.
vee kan toch
i bri-
rberg
i, die
i een
dus verdeeld, eveuzoo de wijze van heffing. Vroe
ger had men hier schaalrechten, dat waren rech
ten in verhouding tot den prijs. Dit is in 1835
afgesebaft, doch zou m. i. thans alle aanbeveling
verdienen, want men dient den bouwboer te hulp
komen, terwijl ook van andere stoften, en vooral
luxe-artikelen, een invoerrecht dient te worden
geheven. Er rijst evenwel bij de heffing der
graanrechten een gewichtige vraag, en wel, of de
voordeelen niet in de zakken van de landeigenaars
zullen terecht komen, en daarom ben ik het ook
met den geachten inleider eens, dat er in ons
pachtstelsel verbetering moet komen. Dat pacht
stelsel is m. i. de kanker van ons gewest en zul
len graanrechten iets ten goede uitwerken, dan
dienen vooraf maatregelen genomen te worden en
met wat overleg zal men hiertoe best kunnen ge
raken dat de voordeelen den pachter en daar
mede ook den arbeider ten goede komen.
De heer B. D. Eerdiuans wil zich bepalen
tot eenige wenken, daar hij niet die studie kon
maken als de vorige sprekers, doch hij sluit zich
gaarne aan met het slot van den laatsten spreker,
dat voor en aleer de graanrechten worden geheven,
er een waarborg moet zijn, dat zulks slechts den
pachter en niet den eigenaar ten goede komt. Dat
de meeningen over het al of niet noodige van in
komende rechten zoo verschillen, zal wel voort
spruiten uit het particulier belang, evenwel dient
men bij een vraagstuk als dit het algemeen be
lang steeds voorop te stellen.
Het is mijne meening, vervolgt Spreker, dat
als een productie geen voordeel afwerpt, zij ten
gronde moet gaan, en de handwerken gaan in onzen
tijd schier alle achteruit. Het stoomwezen neemt
in letterlijken zin velen het werk uit de handen,
overproductie is er het gevolg van, en de vrije
onbelemmerde uitbreiding van het stoomwezen is
dus m.i. wel degelijk aan bedenkingen onderhevig.
Bij het pachtsysteem hier in de provincie geldt
nog steeds het borgwezen, en dit is vaak een
reden dat te hooge pacht-ommen worden beloofd
en aangenomen. De pacht is m.i. een zaak tusschen
twee personen en het borgwezen, voor zoover het
in dit opzicht schadelijke gevolgen heeft, diende
te vervallen.
De heerschende werkeloosheid is aan het stoom
wezen en den vrijen invoer vrij zeker voor een groot
deel te wijten, en dat het vrijliandelstelsel vooral
kleine werkgevers ten gronde richt, is naar mijne
meening zeer bedenkelijk. Daar voor deze en
dergelijke vraagstukken een groote mate van studie
en ervaring dient vooraf te gaan, zal men een
beslissing nemen, acht ik mij onbevoegd een beslist
oordeel te vellen, doch meen te mogen opmerken
dat er een groote omkeer van zaken en toestan
den is teweeg gebracht. Ik meende slechts te
mogen noemen enkele zaken, die dezen ommekeer
in de hand werkten, en als wij beschouwen dat
dit geen verbeteringen zjjn, dan mogen wij er niet
in berusten, als bet blijkt dat er middelen zijn,
die wel verbeteringen kunnen brengen.
Den heer K. Piantinga komt het voor,
dat op het gebied der protectie de meening van
velen wordt beheerscht door egoïsme, en dat moet
toch niet zoo zijn. Het is mijne meening, zegt
Spreker, dat het volk belang heeft bij goedkoop
brood, bij goedkoope waren. Wat de heer Pol-
lema in het midden bracht over de landbouwver-
gaderingen te Doetinchem en te Groningen pleit
voor mijne bewering, dat eigen voordeel te veel,
het algemeen belang te weinig den doorslag geeft,
en ik kan mij slecht voorstellen dat de 2e en le
Kamer zich zullen laten vinden om een verhoo-
ging van invoerrechten op nijverheidsgebied te
bewerken, doch dat zij er toe besluiten eenige
rechten op inkomende granen te heffen, geloof ik niet.
Een volk dat zich moet inspannen om te blijven
bestaan, wordt een Hink volk, terwijl het bij pro
tectie zou gaan slapen.
Ik las dezer dagen een artikel waarin iemand
in bedenking gaf, of de mogendheden van Europa
niet China moesten behoeden voor algeheele over-
heersching van Japan, opdat die laatste rijk later,
door zijn goedkoope werkkrachten Europa niet
zal overvleugelen door zijn goedkoop te leveren
artikelen. Om het graan te belasten met of
*/3 der waarde, komt mij niet goed voor, want
ook vooral de arbeiders hebben belang bij goed
koop brood.
De heer I. V. d. Weij merkt daarna op, dat
China en Japan zoo ver van huis liggen, dat wij
ons daarover niet hebben te bekommeren, en dat
alles goedkoop moet zijn, gelooft hij niet, want
dat geeft niets als er niet verdiend wordt.
Hij vindt dat de nationale nijverheid krachtig
beschermd moet worden.
De heer Eisma. Ik heb met genoegen de
verschillende sprekers gehoord, en al is het mis
schien dat het applaus, dat vooral de sprekers,
die de protectie voorstaan, ten deel viel, instem
ming beteekent, toch houde men het mij ten goede,
dat ik mijne meening vasthoud en een andere
beschouw mg heb over goedkoop brood. Ik geloof
niet dat duur brood hooger verdiensten geeft voor
den arbeider. Ik zou anders denken, wanneer
wij in Nederland alleen of hoofdzakelijk graanbouw
hadden, maar er leven er te veel, die op andere
wijze ban brood verdienen.
Dat die graanrechten op de wijze der vroegere
schaalrechten moeten worden geheven, heeft ook
bij mij bedenking. Om bijv, te zeggen: het graan
zal f 12,— kosten, dan er maar zooveel belasting
bij, dan begrijpt men toch, dat dit dure graan
moet gebruikt worden, want om het op te stapelen
of te vernietigen, daarvoor is het toch immers
niet bestemd. De toestand van vóór 1835 geldt
werken? Begrijpt men dan niet, dat juist de uit-
landsche granen veel beter zijn dan de onze?
En als men den bouwboer beschermt, heeft dan
de veenboer geen recht op bescherming, door van
steenkolen en briquettes belasting te heffen en dit
zou weer ten nadeele van fabrieken en dus der
nijverheid werken. Prof. Vissering zegt dan ook
een protectiestelsel is zoo omvangrijk, dat er geen
beginnen aan is en den een voor te trekken boven
den ander is onbillijk. Het is dan ook mijn ge
voelen, zegt Spreker, dat wij geen graanrechten
moeten hebben, daar de consument het zal moeten
betalen. Op een congres te Antwerpen werd op
gemerkt dat in Denemarken, dat ons op het ge
bied der zuivelbereiding vooruitstreefde, de toe
stand van den boer veel beter is dan hier en in
België. Als oorzaken dier verbetering werden
aangegeven betere verdeeling van den grond door
het klein grondbezit, benevens het onderwijs in
landbouwstreken. Het is dan ook opmerkelijk
dat de Deensche nijverheid, voor zoover die door
invoerrechten beschermd wordt, kwijnt, terwijl
de landbouwer, die vrij is, er bloeit. De Deensche
boeren stellen dan ook prijs op het vrijhandel-
stelsel.
Men zal dus merken, aldus besloot Spreker, dat
ik mij kant tegen protectie, en dus m. i. het vrij-
handelstelsel voor ons land niet mag worden prijs
gegeven, ja, dat dit zelfs het middel kan zijn, om
den toestand hier weer gezond te krijgen. Wat
evenwel de invoerrechten op bewerkte stoffen
aangaat, dit dient beter geregeld te worden, en
een verhoogden invoer, vooral op voorwerpen van
luxe en gemaakte goederen is misschien zelfs noo
dig. De invoer van grondstoffen evenwel late men
vrij.
Daar deze vergadering ten doel heeft het vraag
stuk der protectie van beide zijden te bekijken
en te bespreken, wordt ieder verzocht, die iets
daaromtrent heeft mede te deelen, hij zij voor- of
tegenstander, het woord te vragen.
De heer Pollema van Nijland bekomt nu het
eerst bet woord en dankt de vereeniging H. en
N. dat zij dit gewichtig vraagstuk hier in het
openbaar ter sprake brengt, en den Voorzitter, die
zijne denkwijze zoo onbewimpeld heeft uitgespro
ken. Ik stem met Spr. in dat het tarief van in
voerrechten dient herzien te worden. Ik heb even
wel hier een vijftal brochures voor mij liggen,
waaronder ik vooral noem die van den heer Jan
sen, gewezen ontvanger der accijnzen te Maastricht,
waarin op deugdelijke gronden wordt aangetoond
dat in ons vaderland de landbouwende nijverheid
worden opgeofferd aan den handel, speciaal aan
den groothandel. Er is dan ook reeds een groote
beweging om daarin verandering te brengen. De
prov. Staten van Limburg en ook die van Gro
ningen zullen wel volgen, hebben reeds der Re-
geering er op gewezen dat de landbouw en nij
verheid allengs ten gronde gaan. In en buiten de
Kamer wordt de aandacht hierop meer en meer
gevestigd.
Dat de geachte Inleider ook het bimetallisme
hierbij ter sprake bracht, is m. i. minder noodig.
Niet dat dit niet met den landbouw in verband
zou staan, maar, hoewel ik mij gaarne voor den
dubbelen geldstandaard wil verklaren, eischt dit
vraagstuk evenwel zoo veel studie, dat ik het
beter zou achten ons heden avond alleen bij de
graanrechten en de bescherming der nijverheid te
bepalen, aan welke kwestie, door de motie van
den heer Dobbelmann een goeden stoot is gegeven.
De vraag is dus protectie of vrijhandel en dan
aarzel ik niet te antwoordenals het getij ver
loopt, moet men de bakens verzetten, en dus de
bestaande tarieven van invoerrechten dienen her
zien te worden, omdat er groote leemten in zijn.
Zoo b.v. moet van houten schoorsteenmantels be
taald worden, terwijl de marmeren vrij zijn. Het
is hoogst noodig dat op bewerkt hout hooge in
voerrechten gesteld worden, want die kolossale in
voer is een reden, dat houtzagerijen ten gronde
gingen en de timmerknecht vaak een groot deel
van het jaar zonder werk rondloopt. In Limburg
waren eenige ijzerfabrieken, die draadnagels fa
briceerden, doch nu mogen draadnagels vrij in
gevoerd worden, ruw ijzer evenwel is belast en
het gevolg is geweest dat, naar ik meen, 11 van
de 14 fabrieken den ongelijken strijd tegen het
buitenland niet konden volhouden.
De Inleider van heden avond sprak, dat men
het moest beschouwen, alsof er één land en één
volk op de aarde bestaat, en ik zou daarin kun
nen meegaan, als ook de naburige rijken zoo han
delden. Nu die evenwel alle concurrentie weren,
en hun grenzen sluiten, kunnen wij niet anders
dan hun voorbeeld voLen.
In Frankrijk kwijnt de landbouw zeide Spieker,
doch ik merk daarbij op, dat dit niet voortkomt
uit de graanrechten, maar wel voornamelijk door
den verbazenden omvang, welke de graanbouw
daar genomen heeft, en die graanrechten maakten
mogelijk, dat Frankrijk in korten tijd de ontzag
gelijke oorlogsschatting aan Duicschland kon
voldoen.
Om Amerika met ons land te vergelijken, gaat
moeielijk, het verschil is groot en te veelzijdig,
maar ik stem toe, dat Denemarken óns veel te
leeren geeft. Het trok dezer dagen mijne aan
dacht, dat blijkens verslagen van landbouwver-
gaderingen te Doetinchem de boeren tegen het
heffen van graanrechten zijn, en te Groningen
juist omgekeerd. Do verklaring hiervan zal wel
zijn, dat in den Achterhoek de boeren hoofdzake-
Igk voor eigen consumtie verbouwen, en die in
Groningen produceeren voor de wereldmarkt. De
meening omtrent het noodige der graanrechten is
nu niet meer, men had toen geen cosmopolitisme.
Bovendien vergete men niet, dat de naburige staten
zeer zeker represaillemaatregelen zullen nemen.
De verhoogde graanprijzen zullen verhoogde
pachtsommen bevorderen en het voordeel zal in
de zakken van enkele grondbezitters komen, ten
koste van het algemeen. De arbeiders, de duizenüe
arbeiders die door de nijverheid hun brood ver
dienen, zullen van dat dure brood moeten gebru.ken
ter wille van de graaubouwers en ja, hunne ar
beiders. Door den kolossalen aan voer ui c Amerika,
dat hier zijn goedkoope waar levert, wordt de
graanprijs wel erg gedrukt, maar laten onze land
bouwers dan een artikel bouwen dat meer winst
gevend is.
Duur voedsel voor mensch en
nimmer gewenscht zijn.
Dat evenwel voor de nijverheid, ook dat zeide
ik straks, eene betere regeling moet gemaakt
worden, omdat de bestaande tarieven de neer
Pollema gaf hiervan reeds een paar staaltjes tot
dwaasheden leiden, is ook mijne zienswijze, doen
grondstoffen, waaraan wij ook »oor onze nijver
heid behoefte hebben, dienen vrij ingevoerd te
worden. Het algemeen belang moet met onder
doen voor het belang van euxelen, en is noop
dan ook dat het Wetgeveud licuaam zien zeer
voorzichtig zal toonen. Liever late men een en
quête vooraf gaan, opdat men voorat degelijk ga
onderzoeken, wat meu zal moeten doen.
Het geheele Nederlandseue volk heeft belang
bij dit vraagstuk. Dat de verkeerdiiedeu opge
heven en veroeteringen worden aangebracut, wie
zal het laken Maar men zie wel toe, wat men
doe. De staat zelf met de verpaeuting zijner
domeingoederen geeft een zoo treurig vooroeeld.
Het egoïsme spreekt inderdaad nog een te hoog
woord bij deze kwestie. Als men den landbouwers
beschermt, zullen ook de veenboe.en om oelastmg
van steenkolen vragen en waar zou het einde zgn?
Om de verschillende sprekers op deu voet te
volgen, en te zeggen waar ik met hun meega eu
waar niet, zou te veel tgd vorderen. De vraag is
echter deze: Graanrechten of niet? De Nijverheid
beschermen ja of neen, en is zulks in het belang
van geheel Nederland
De heer G. S. Dijkstra meent dat eenige
belasting op buitenlandsche granen niet veel in
vloed op den prijs van het brood zal nebben, daar
voor 10 jaren, toen het graan f 28 kostte, de broe
den van een dubbeltje al vrij gelgk waren aan
die van heden, nu het graan slecnts f7 kost.
De heer Pollema wenscht den Voorzitter nog
even te wijzen op eene vergissing. Hij zeide dat
de veen boeren zouden komen als wij beginnen
met de graan boeren te beschermen. Ik moet daar
tegen opmerken, dat de veenooeren reeds bescher
ming hebben gevraagd, en dat adres had m. i.
steun verdiend, zal niet de veen-industrie verloren
gaan.
De Voorzitter spreekt ook van represaillemaat
regelen bij onze naburen, doch wat zullen die
meer doen. Oaze koeien, schapen, huiden enz.
zijn rondom reeds belast. En als de Voorzitter
zegt, de boeren dienen wat anders te bouwen,
dan vraag ik, wat dan De teelt der suikerbieten
hangt ook al af van de concurrentie met het bui
tenland, en hoe zal de boer blijven bouwen, als
het de moeite niet loont?
Wat het dure brood betreft, och, dit beschouw
ik meer als een spook, dat op den weg wordt
gejaagd, want ik vraag nog eens, wat geeft het
als het brood al goedkoop is, en men geen cent
op zak heeft ’t Is mijne meening steeds, dat
gaat het den boer goed, het velen goed gaat.
Ik meen overigens in de woorden van den Voor
zitter iets tweeslachtigs te hebben opgemerkt. Hij
is wel voor bescherming der nijverheid en niet
voor die van den graanbouw. De reusachtige in
voer op het gebied van den landbouw (in 1890
10 mill, alleen aan graan) maakt het mijns in
ziens noodzakelijk, dat de bakens moeten worden
verzet, vooral nu ook de naburen dat reeds heb
ben gedaan.
De heer fïoogeveen is in beginsel voor vrij
handel, en daar ook bij onze naburen, die bescher
mende rechten heffen, evengoed als hier te lande
malaise heerscht, ziet hij meer heil in een verkor
ten arbeidsduur en een verhoogden loonstandaard.
De heer Ba rd mans. De vereeniging Handel
en Nijverheid heeft meer belang bij de bescher
ming der nijverheid, omdat dit meer direct tot
haren werkkring behoort. Ik wensen dan ook te
vragen of die vereeniging zich zal uitspreken om
bij de Regeering aan te dringen op verbetering
van den socialen toestand.
De graanrechten, daar is veel voor en veel tegen
te zeggen, en dat is meer een zaak van geneel
Nederland, dus ik vind bet beter dat wij ons tot
de nijverheid bepalen. Omtrent de graanrechten
wil ik evenwel nog opmerken, dat m. i. de sleont-
ste graansoorten het zwaarst belast dienen te wor
den, en ook het meel, omdat dit als reeds be
werkte stof is te beschouwen.
De heer Pollema deelt naar aanleiding van
dit laatste gezegde nog mee, dat een meelhande
laar onlangs een groote meelfabriek zou bezoeken
en een Amerik. schip in lossing zag. Hij schrok
evenwel hoe vuil en bedorven dat koren was en
toch werd er later goed meel van gemaakt.
De heer Eisma beschouwt dit meer als rail*
lerie en hij zou wel willen uitroepen„Eere dan
aan de kunst 1“ Evenwel dit verhaal is een cou
rantenberichtje, en daarom behoeft men er nog
geen geloof aan te hechten.
Het was mij heel goed bekend, dat de turf*
industrie reeds op bescherming heeft aaugedron-»
Maandagavond werd in „de Doele“ de door de
vereeniging „Handel en Nijverheid" uitgeschreven
algemeene vergadering gehouden, ter bespreking
van het onderwerp VR1JHA.NDEL of PRO
TECTIE? en zulks naar aanleiding der motie
van den heer Dobbelmann. De Voorzitter dezer
vereeniging, de heer C. W. Eisma, had op zich
genomen, dit onderwerp in te leiden. Na een
inleidend woord omtrent het doel dezer bijeen
komst, gaf hij eerst lecture van de rede door den
heer Dobbelmann gehouden in ’s lands vergader
zaal en van de door dat Kamerlid voorgestelde
motie luidende: De Kamer, van oordeel dat eene
herziening en uitbreiding van ons tarief van in
voerrechten tot verbetering van den toestand van
landbouw en industrie en in het belang der schat
kist dringend wordt geëischt,
gaat over tot de orde van den Dag.“
De motie werd ondersteund door 5 heeren en
maakt derhalve een onderwerp van beraadslaging
uit.
Vervolgens gaf hij lecture van een adres der
Nederlandsche Patroonsvereeniging „Boaz" te
Amsterdam, waarin uitvoerig op gemotiveerde
redenen van de Regeering bescherming wordt ver
zocht van de Nederlandsche Nijverheid, door een
wijziging van het tarief van invoerrechten, in
verband en in aansluiting met bovengenoemde
motie.
Daarop zette de Voorzitter als inleider zijne
meening uiteenHij ziet in deze motie en het
adres een poging om te komen tot spoedige en
goede hulp voor Landbouw en Nijverheid, die
tegenwoordig in ons vaderland kwijnen. Als reden
en oorzaak der malaise wordt dan genoemd het
vrijhandelstelsel. Spreker is echter van oordeel,
dat bij vele redeneeringen weinig rekening wordt
gehouden met de wereld, maar veelal het oog
alleen of voornamelijk wordt gehouden op den
beperkten kring der naaste omgeving. Door den
veranderden toestand, dien stoomwezen en telegraaf
hebben in het leven geroepen, moet men den ge
zichtskring verder uitbreiden dan dit vroeger
noodig was. De leemten in de productie kunnen
door de snelle middelen van vervoer steeds
spoedig aangevuld worden en alle kunstmatig
opgezette middelen om in eenig land of gewest
eenigen tak van bedrijf te helpen, moeten op den
duur onhoudbaar zijn en ten gronde gaan, ja om
als kaartenhuizen somtijds ineen te vallen. De
wereld moet een natuurlijke richting in, alsof er
één volk bestaat. Een bescherming der nijverheid,
een heffing van invoerrechten lijkt, bij een opper
vlakkige beschouwing heel verleidelijk, doch het
is als een spelen met licht, zeer gevaarlek, wijl
men later vaak voor de zeer treurige gevolgen
komt te staan. In Frankrijk bijv, waar bescher
ming van landbouw en nijverheid door invoer
rechten werd ingevoerd, kwijnen deze thans
even goed als hier. De ware oorzaak der kwijning
verdwijnt dan ook niet met het weren van concur
rentie.
Mijns inziens, zegt Spreker, is het kwijnen van
den landbouw in dit gewest veeleer gelegen in
de manier waarop verpacht wordt. Zoowel bij
publieke verhuringen als die bij gesloten briefjes
wordt nog steeds te hooge pacht beloofd, terwijl
alle risico aan de zijde van den pachter blijft.
Dat verder de Staat niet de macht heeft om
de markt te dwingen, bewijst het zilver, waarmee
de Amerikaansche Staten een ongelukkige poging
hebben gewaagd. Het zilver werd van Staatswege
opgekocht om den koers op de hoogte te houden,
doch gelijk ieder kon voorzien, moest deze strijd
onmogeljjk zijn. Indien niet de productie van het
zilver afneemt of stilstaat, zal het evenwicht nooit
hersteld worden.
Uit een met zorg en nauwkeurigheid opgemaakt
verslag is gebleken, dat in 1893 ook in Amerika
de graanbouw, vooral tarwe, met verlies is gedre
ven, en gelijk het gaat met de zilverproductie,
ging het ook met het graan. De prijs zal echter
weder normaal worden, wanneer het evenwicht
tusschen consumtie en productie zal zijn hersteld.
Het is het natuurlijk beloop van zaken, en geen
maatregelen zijn daar afdoende tegen te nemen.
Men is niet wiskunstig zeker wat de oorzaak is
der tegenwoordige malaise. Velerlei oorzaken heb
ben daartoe meegewerkt, als het stoomwezen, de
overproductie, coöperatie, weelde en meer andere.
Als het echter de spoorwegen zijn, die door het
vervoer den graanprijs deden dalen, is er niets aan
te doen, want die weer op te breken zal niet gaan.
Is het de macht der machines, dan is in dat op
zicht ook geen verandering te brengenom de
concurrentie met het buitenland te weren, gaat
m. i. al evenmin, daar ons land behoefte heeft
aan graaninvoer, en bovendien goedkoop brood en
goedkoop veevoeder zijn een te onmisbaar voor
recht, om het op te offeren.
Ten anderen rijst de vraag: waarom juist den
landbouwer te beschermen ten koste van het
algemeenMen heeft nagecijferd dat zelfs bij het
lagere tarief, dan nu wordt bedoeld en dat inder
tijd door het Kamerlid Bahlman werd voorge
steld, het een verho «ging van den broodprijs zal
hebben van per hoofd f 2 en meer, wat voor een
talrijk arbeidersgezin toch nog al bezwarend zal
drukken. En wat wordt er met het heffen van
die graanrechten gewonnen Is het ten bate van
het volk Komt het den boeren of wel den grond
eigenaars ten goede Is het rechtvaardig ten
gerieve en ten voordeele van meelhandelaren en
grondeigenaren hooge graanprijzen in de hand te
Bolswardsche Courant
j, op
ir de
jreld
jees-
gij
igen
Jgij
eluk
i, te
óen.
daar-
inog
oners
j bij
ijkt,
je!