NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD BOLSWABD EN WONSERADEEE 1895. No. 5. Vier en dertigste Jaargang. "i DONDERDAG 31 JANUARI. VOOR arde kin- n te ever ABONNEMENTSPRIJS: 80 Cents per 3 maanden. Franco per post 95 Cents. het I van drie leb." een straf gen ii aar den min- van taal, i be- n er king Jtiid, ach- rgste Heen hem hem k bij zen twee zijn, niet iwen naars zigen wet digd, iblik ladig i, die i, eo even vaak nder ;aan. mis, ogen pols- aan- weeg had igen, haar mwe een deze aarin tellig n. an en- lagen ADVERTENTIEPRIJS: 50 Cts. van 1—7 regels. Ver volgens 10 Ct. per regel. Overigens naar plaatsruimte. rrand jaree ban. doet einde ngeei ge-' laden i heb- ootsfe blijkt weet smber oende ngein tijd te rende rboyi Mtg'te e ge- «den, ir ge- ikken ‘ggen half dooi .ziek- geot- ruim voor- ibaat lel te erdeu been s dei was goed werd olies, rden. vee kan toch i bri- rberg i, die i een dus verdeeld, eveuzoo de wijze van heffing. Vroe ger had men hier schaalrechten, dat waren rech ten in verhouding tot den prijs. Dit is in 1835 afgesebaft, doch zou m. i. thans alle aanbeveling verdienen, want men dient den bouwboer te hulp komen, terwijl ook van andere stoften, en vooral luxe-artikelen, een invoerrecht dient te worden geheven. Er rijst evenwel bij de heffing der graanrechten een gewichtige vraag, en wel, of de voordeelen niet in de zakken van de landeigenaars zullen terecht komen, en daarom ben ik het ook met den geachten inleider eens, dat er in ons pachtstelsel verbetering moet komen. Dat pacht stelsel is m. i. de kanker van ons gewest en zul len graanrechten iets ten goede uitwerken, dan dienen vooraf maatregelen genomen te worden en met wat overleg zal men hiertoe best kunnen ge raken dat de voordeelen den pachter en daar mede ook den arbeider ten goede komen. De heer B. D. Eerdiuans wil zich bepalen tot eenige wenken, daar hij niet die studie kon maken als de vorige sprekers, doch hij sluit zich gaarne aan met het slot van den laatsten spreker, dat voor en aleer de graanrechten worden geheven, er een waarborg moet zijn, dat zulks slechts den pachter en niet den eigenaar ten goede komt. Dat de meeningen over het al of niet noodige van in komende rechten zoo verschillen, zal wel voort spruiten uit het particulier belang, evenwel dient men bij een vraagstuk als dit het algemeen be lang steeds voorop te stellen. Het is mijne meening, vervolgt Spreker, dat als een productie geen voordeel afwerpt, zij ten gronde moet gaan, en de handwerken gaan in onzen tijd schier alle achteruit. Het stoomwezen neemt in letterlijken zin velen het werk uit de handen, overproductie is er het gevolg van, en de vrije onbelemmerde uitbreiding van het stoomwezen is dus m.i. wel degelijk aan bedenkingen onderhevig. Bij het pachtsysteem hier in de provincie geldt nog steeds het borgwezen, en dit is vaak een reden dat te hooge pacht-ommen worden beloofd en aangenomen. De pacht is m.i. een zaak tusschen twee personen en het borgwezen, voor zoover het in dit opzicht schadelijke gevolgen heeft, diende te vervallen. De heerschende werkeloosheid is aan het stoom wezen en den vrijen invoer vrij zeker voor een groot deel te wijten, en dat het vrijliandelstelsel vooral kleine werkgevers ten gronde richt, is naar mijne meening zeer bedenkelijk. Daar voor deze en dergelijke vraagstukken een groote mate van studie en ervaring dient vooraf te gaan, zal men een beslissing nemen, acht ik mij onbevoegd een beslist oordeel te vellen, doch meen te mogen opmerken dat er een groote omkeer van zaken en toestan den is teweeg gebracht. Ik meende slechts te mogen noemen enkele zaken, die dezen ommekeer in de hand werkten, en als wij beschouwen dat dit geen verbeteringen zjjn, dan mogen wij er niet in berusten, als bet blijkt dat er middelen zijn, die wel verbeteringen kunnen brengen. Den heer K. Piantinga komt het voor, dat op het gebied der protectie de meening van velen wordt beheerscht door egoïsme, en dat moet toch niet zoo zijn. Het is mijne meening, zegt Spreker, dat het volk belang heeft bij goedkoop brood, bij goedkoope waren. Wat de heer Pol- lema in het midden bracht over de landbouwver- gaderingen te Doetinchem en te Groningen pleit voor mijne bewering, dat eigen voordeel te veel, het algemeen belang te weinig den doorslag geeft, en ik kan mij slecht voorstellen dat de 2e en le Kamer zich zullen laten vinden om een verhoo- ging van invoerrechten op nijverheidsgebied te bewerken, doch dat zij er toe besluiten eenige rechten op inkomende granen te heffen, geloof ik niet. Een volk dat zich moet inspannen om te blijven bestaan, wordt een Hink volk, terwijl het bij pro tectie zou gaan slapen. Ik las dezer dagen een artikel waarin iemand in bedenking gaf, of de mogendheden van Europa niet China moesten behoeden voor algeheele over- heersching van Japan, opdat die laatste rijk later, door zijn goedkoope werkkrachten Europa niet zal overvleugelen door zijn goedkoop te leveren artikelen. Om het graan te belasten met of */3 der waarde, komt mij niet goed voor, want ook vooral de arbeiders hebben belang bij goed koop brood. De heer I. V. d. Weij merkt daarna op, dat China en Japan zoo ver van huis liggen, dat wij ons daarover niet hebben te bekommeren, en dat alles goedkoop moet zijn, gelooft hij niet, want dat geeft niets als er niet verdiend wordt. Hij vindt dat de nationale nijverheid krachtig beschermd moet worden. De heer Eisma. Ik heb met genoegen de verschillende sprekers gehoord, en al is het mis schien dat het applaus, dat vooral de sprekers, die de protectie voorstaan, ten deel viel, instem ming beteekent, toch houde men het mij ten goede, dat ik mijne meening vasthoud en een andere beschouw mg heb over goedkoop brood. Ik geloof niet dat duur brood hooger verdiensten geeft voor den arbeider. Ik zou anders denken, wanneer wij in Nederland alleen of hoofdzakelijk graanbouw hadden, maar er leven er te veel, die op andere wijze ban brood verdienen. Dat die graanrechten op de wijze der vroegere schaalrechten moeten worden geheven, heeft ook bij mij bedenking. Om bijv, te zeggen: het graan zal f 12,— kosten, dan er maar zooveel belasting bij, dan begrijpt men toch, dat dit dure graan moet gebruikt worden, want om het op te stapelen of te vernietigen, daarvoor is het toch immers niet bestemd. De toestand van vóór 1835 geldt werken? Begrijpt men dan niet, dat juist de uit- landsche granen veel beter zijn dan de onze? En als men den bouwboer beschermt, heeft dan de veenboer geen recht op bescherming, door van steenkolen en briquettes belasting te heffen en dit zou weer ten nadeele van fabrieken en dus der nijverheid werken. Prof. Vissering zegt dan ook een protectiestelsel is zoo omvangrijk, dat er geen beginnen aan is en den een voor te trekken boven den ander is onbillijk. Het is dan ook mijn ge voelen, zegt Spreker, dat wij geen graanrechten moeten hebben, daar de consument het zal moeten betalen. Op een congres te Antwerpen werd op gemerkt dat in Denemarken, dat ons op het ge bied der zuivelbereiding vooruitstreefde, de toe stand van den boer veel beter is dan hier en in België. Als oorzaken dier verbetering werden aangegeven betere verdeeling van den grond door het klein grondbezit, benevens het onderwijs in landbouwstreken. Het is dan ook opmerkelijk dat de Deensche nijverheid, voor zoover die door invoerrechten beschermd wordt, kwijnt, terwijl de landbouwer, die vrij is, er bloeit. De Deensche boeren stellen dan ook prijs op het vrijhandel- stelsel. Men zal dus merken, aldus besloot Spreker, dat ik mij kant tegen protectie, en dus m. i. het vrij- handelstelsel voor ons land niet mag worden prijs gegeven, ja, dat dit zelfs het middel kan zijn, om den toestand hier weer gezond te krijgen. Wat evenwel de invoerrechten op bewerkte stoffen aangaat, dit dient beter geregeld te worden, en een verhoogden invoer, vooral op voorwerpen van luxe en gemaakte goederen is misschien zelfs noo dig. De invoer van grondstoffen evenwel late men vrij. Daar deze vergadering ten doel heeft het vraag stuk der protectie van beide zijden te bekijken en te bespreken, wordt ieder verzocht, die iets daaromtrent heeft mede te deelen, hij zij voor- of tegenstander, het woord te vragen. De heer Pollema van Nijland bekomt nu het eerst bet woord en dankt de vereeniging H. en N. dat zij dit gewichtig vraagstuk hier in het openbaar ter sprake brengt, en den Voorzitter, die zijne denkwijze zoo onbewimpeld heeft uitgespro ken. Ik stem met Spr. in dat het tarief van in voerrechten dient herzien te worden. Ik heb even wel hier een vijftal brochures voor mij liggen, waaronder ik vooral noem die van den heer Jan sen, gewezen ontvanger der accijnzen te Maastricht, waarin op deugdelijke gronden wordt aangetoond dat in ons vaderland de landbouwende nijverheid worden opgeofferd aan den handel, speciaal aan den groothandel. Er is dan ook reeds een groote beweging om daarin verandering te brengen. De prov. Staten van Limburg en ook die van Gro ningen zullen wel volgen, hebben reeds der Re- geering er op gewezen dat de landbouw en nij verheid allengs ten gronde gaan. In en buiten de Kamer wordt de aandacht hierop meer en meer gevestigd. Dat de geachte Inleider ook het bimetallisme hierbij ter sprake bracht, is m. i. minder noodig. Niet dat dit niet met den landbouw in verband zou staan, maar, hoewel ik mij gaarne voor den dubbelen geldstandaard wil verklaren, eischt dit vraagstuk evenwel zoo veel studie, dat ik het beter zou achten ons heden avond alleen bij de graanrechten en de bescherming der nijverheid te bepalen, aan welke kwestie, door de motie van den heer Dobbelmann een goeden stoot is gegeven. De vraag is dus protectie of vrijhandel en dan aarzel ik niet te antwoordenals het getij ver loopt, moet men de bakens verzetten, en dus de bestaande tarieven van invoerrechten dienen her zien te worden, omdat er groote leemten in zijn. Zoo b.v. moet van houten schoorsteenmantels be taald worden, terwijl de marmeren vrij zijn. Het is hoogst noodig dat op bewerkt hout hooge in voerrechten gesteld worden, want die kolossale in voer is een reden, dat houtzagerijen ten gronde gingen en de timmerknecht vaak een groot deel van het jaar zonder werk rondloopt. In Limburg waren eenige ijzerfabrieken, die draadnagels fa briceerden, doch nu mogen draadnagels vrij in gevoerd worden, ruw ijzer evenwel is belast en het gevolg is geweest dat, naar ik meen, 11 van de 14 fabrieken den ongelijken strijd tegen het buitenland niet konden volhouden. De Inleider van heden avond sprak, dat men het moest beschouwen, alsof er één land en één volk op de aarde bestaat, en ik zou daarin kun nen meegaan, als ook de naburige rijken zoo han delden. Nu die evenwel alle concurrentie weren, en hun grenzen sluiten, kunnen wij niet anders dan hun voorbeeld voLen. In Frankrijk kwijnt de landbouw zeide Spieker, doch ik merk daarbij op, dat dit niet voortkomt uit de graanrechten, maar wel voornamelijk door den verbazenden omvang, welke de graanbouw daar genomen heeft, en die graanrechten maakten mogelijk, dat Frankrijk in korten tijd de ontzag gelijke oorlogsschatting aan Duicschland kon voldoen. Om Amerika met ons land te vergelijken, gaat moeielijk, het verschil is groot en te veelzijdig, maar ik stem toe, dat Denemarken óns veel te leeren geeft. Het trok dezer dagen mijne aan dacht, dat blijkens verslagen van landbouwver- gaderingen te Doetinchem de boeren tegen het heffen van graanrechten zijn, en te Groningen juist omgekeerd. Do verklaring hiervan zal wel zijn, dat in den Achterhoek de boeren hoofdzake- Igk voor eigen consumtie verbouwen, en die in Groningen produceeren voor de wereldmarkt. De meening omtrent het noodige der graanrechten is nu niet meer, men had toen geen cosmopolitisme. Bovendien vergete men niet, dat de naburige staten zeer zeker represaillemaatregelen zullen nemen. De verhoogde graanprijzen zullen verhoogde pachtsommen bevorderen en het voordeel zal in de zakken van enkele grondbezitters komen, ten koste van het algemeen. De arbeiders, de duizenüe arbeiders die door de nijverheid hun brood ver dienen, zullen van dat dure brood moeten gebru.ken ter wille van de graaubouwers en ja, hunne ar beiders. Door den kolossalen aan voer ui c Amerika, dat hier zijn goedkoope waar levert, wordt de graanprijs wel erg gedrukt, maar laten onze land bouwers dan een artikel bouwen dat meer winst gevend is. Duur voedsel voor mensch en nimmer gewenscht zijn. Dat evenwel voor de nijverheid, ook dat zeide ik straks, eene betere regeling moet gemaakt worden, omdat de bestaande tarieven de neer Pollema gaf hiervan reeds een paar staaltjes tot dwaasheden leiden, is ook mijne zienswijze, doen grondstoffen, waaraan wij ook »oor onze nijver heid behoefte hebben, dienen vrij ingevoerd te worden. Het algemeen belang moet met onder doen voor het belang van euxelen, en is noop dan ook dat het Wetgeveud licuaam zien zeer voorzichtig zal toonen. Liever late men een en quête vooraf gaan, opdat men voorat degelijk ga onderzoeken, wat meu zal moeten doen. Het geheele Nederlandseue volk heeft belang bij dit vraagstuk. Dat de verkeerdiiedeu opge heven en veroeteringen worden aangebracut, wie zal het laken Maar men zie wel toe, wat men doe. De staat zelf met de verpaeuting zijner domeingoederen geeft een zoo treurig vooroeeld. Het egoïsme spreekt inderdaad nog een te hoog woord bij deze kwestie. Als men den landbouwers beschermt, zullen ook de veenboe.en om oelastmg van steenkolen vragen en waar zou het einde zgn? Om de verschillende sprekers op deu voet te volgen, en te zeggen waar ik met hun meega eu waar niet, zou te veel tgd vorderen. De vraag is echter deze: Graanrechten of niet? De Nijverheid beschermen ja of neen, en is zulks in het belang van geheel Nederland De heer G. S. Dijkstra meent dat eenige belasting op buitenlandsche granen niet veel in vloed op den prijs van het brood zal nebben, daar voor 10 jaren, toen het graan f 28 kostte, de broe den van een dubbeltje al vrij gelgk waren aan die van heden, nu het graan slecnts f7 kost. De heer Pollema wenscht den Voorzitter nog even te wijzen op eene vergissing. Hij zeide dat de veen boeren zouden komen als wij beginnen met de graan boeren te beschermen. Ik moet daar tegen opmerken, dat de veenooeren reeds bescher ming hebben gevraagd, en dat adres had m. i. steun verdiend, zal niet de veen-industrie verloren gaan. De Voorzitter spreekt ook van represaillemaat regelen bij onze naburen, doch wat zullen die meer doen. Oaze koeien, schapen, huiden enz. zijn rondom reeds belast. En als de Voorzitter zegt, de boeren dienen wat anders te bouwen, dan vraag ik, wat dan De teelt der suikerbieten hangt ook al af van de concurrentie met het bui tenland, en hoe zal de boer blijven bouwen, als het de moeite niet loont? Wat het dure brood betreft, och, dit beschouw ik meer als een spook, dat op den weg wordt gejaagd, want ik vraag nog eens, wat geeft het als het brood al goedkoop is, en men geen cent op zak heeft ’t Is mijne meening steeds, dat gaat het den boer goed, het velen goed gaat. Ik meen overigens in de woorden van den Voor zitter iets tweeslachtigs te hebben opgemerkt. Hij is wel voor bescherming der nijverheid en niet voor die van den graanbouw. De reusachtige in voer op het gebied van den landbouw (in 1890 10 mill, alleen aan graan) maakt het mijns in ziens noodzakelijk, dat de bakens moeten worden verzet, vooral nu ook de naburen dat reeds heb ben gedaan. De heer fïoogeveen is in beginsel voor vrij handel, en daar ook bij onze naburen, die bescher mende rechten heffen, evengoed als hier te lande malaise heerscht, ziet hij meer heil in een verkor ten arbeidsduur en een verhoogden loonstandaard. De heer Ba rd mans. De vereeniging Handel en Nijverheid heeft meer belang bij de bescher ming der nijverheid, omdat dit meer direct tot haren werkkring behoort. Ik wensen dan ook te vragen of die vereeniging zich zal uitspreken om bij de Regeering aan te dringen op verbetering van den socialen toestand. De graanrechten, daar is veel voor en veel tegen te zeggen, en dat is meer een zaak van geneel Nederland, dus ik vind bet beter dat wij ons tot de nijverheid bepalen. Omtrent de graanrechten wil ik evenwel nog opmerken, dat m. i. de sleont- ste graansoorten het zwaarst belast dienen te wor den, en ook het meel, omdat dit als reeds be werkte stof is te beschouwen. De heer Pollema deelt naar aanleiding van dit laatste gezegde nog mee, dat een meelhande laar onlangs een groote meelfabriek zou bezoeken en een Amerik. schip in lossing zag. Hij schrok evenwel hoe vuil en bedorven dat koren was en toch werd er later goed meel van gemaakt. De heer Eisma beschouwt dit meer als rail* lerie en hij zou wel willen uitroepen„Eere dan aan de kunst 1“ Evenwel dit verhaal is een cou rantenberichtje, en daarom behoeft men er nog geen geloof aan te hechten. Het was mij heel goed bekend, dat de turf* industrie reeds op bescherming heeft aaugedron-» Maandagavond werd in „de Doele“ de door de vereeniging „Handel en Nijverheid" uitgeschreven algemeene vergadering gehouden, ter bespreking van het onderwerp VR1JHA.NDEL of PRO TECTIE? en zulks naar aanleiding der motie van den heer Dobbelmann. De Voorzitter dezer vereeniging, de heer C. W. Eisma, had op zich genomen, dit onderwerp in te leiden. Na een inleidend woord omtrent het doel dezer bijeen komst, gaf hij eerst lecture van de rede door den heer Dobbelmann gehouden in ’s lands vergader zaal en van de door dat Kamerlid voorgestelde motie luidende: De Kamer, van oordeel dat eene herziening en uitbreiding van ons tarief van in voerrechten tot verbetering van den toestand van landbouw en industrie en in het belang der schat kist dringend wordt geëischt, gaat over tot de orde van den Dag.“ De motie werd ondersteund door 5 heeren en maakt derhalve een onderwerp van beraadslaging uit. Vervolgens gaf hij lecture van een adres der Nederlandsche Patroonsvereeniging „Boaz" te Amsterdam, waarin uitvoerig op gemotiveerde redenen van de Regeering bescherming wordt ver zocht van de Nederlandsche Nijverheid, door een wijziging van het tarief van invoerrechten, in verband en in aansluiting met bovengenoemde motie. Daarop zette de Voorzitter als inleider zijne meening uiteenHij ziet in deze motie en het adres een poging om te komen tot spoedige en goede hulp voor Landbouw en Nijverheid, die tegenwoordig in ons vaderland kwijnen. Als reden en oorzaak der malaise wordt dan genoemd het vrijhandelstelsel. Spreker is echter van oordeel, dat bij vele redeneeringen weinig rekening wordt gehouden met de wereld, maar veelal het oog alleen of voornamelijk wordt gehouden op den beperkten kring der naaste omgeving. Door den veranderden toestand, dien stoomwezen en telegraaf hebben in het leven geroepen, moet men den ge zichtskring verder uitbreiden dan dit vroeger noodig was. De leemten in de productie kunnen door de snelle middelen van vervoer steeds spoedig aangevuld worden en alle kunstmatig opgezette middelen om in eenig land of gewest eenigen tak van bedrijf te helpen, moeten op den duur onhoudbaar zijn en ten gronde gaan, ja om als kaartenhuizen somtijds ineen te vallen. De wereld moet een natuurlijke richting in, alsof er één volk bestaat. Een bescherming der nijverheid, een heffing van invoerrechten lijkt, bij een opper vlakkige beschouwing heel verleidelijk, doch het is als een spelen met licht, zeer gevaarlek, wijl men later vaak voor de zeer treurige gevolgen komt te staan. In Frankrijk bijv, waar bescher ming van landbouw en nijverheid door invoer rechten werd ingevoerd, kwijnen deze thans even goed als hier. De ware oorzaak der kwijning verdwijnt dan ook niet met het weren van concur rentie. Mijns inziens, zegt Spreker, is het kwijnen van den landbouw in dit gewest veeleer gelegen in de manier waarop verpacht wordt. Zoowel bij publieke verhuringen als die bij gesloten briefjes wordt nog steeds te hooge pacht beloofd, terwijl alle risico aan de zijde van den pachter blijft. Dat verder de Staat niet de macht heeft om de markt te dwingen, bewijst het zilver, waarmee de Amerikaansche Staten een ongelukkige poging hebben gewaagd. Het zilver werd van Staatswege opgekocht om den koers op de hoogte te houden, doch gelijk ieder kon voorzien, moest deze strijd onmogeljjk zijn. Indien niet de productie van het zilver afneemt of stilstaat, zal het evenwicht nooit hersteld worden. Uit een met zorg en nauwkeurigheid opgemaakt verslag is gebleken, dat in 1893 ook in Amerika de graanbouw, vooral tarwe, met verlies is gedre ven, en gelijk het gaat met de zilverproductie, ging het ook met het graan. De prijs zal echter weder normaal worden, wanneer het evenwicht tusschen consumtie en productie zal zijn hersteld. Het is het natuurlijk beloop van zaken, en geen maatregelen zijn daar afdoende tegen te nemen. Men is niet wiskunstig zeker wat de oorzaak is der tegenwoordige malaise. Velerlei oorzaken heb ben daartoe meegewerkt, als het stoomwezen, de overproductie, coöperatie, weelde en meer andere. Als het echter de spoorwegen zijn, die door het vervoer den graanprijs deden dalen, is er niets aan te doen, want die weer op te breken zal niet gaan. Is het de macht der machines, dan is in dat op zicht ook geen verandering te brengenom de concurrentie met het buitenland te weren, gaat m. i. al evenmin, daar ons land behoefte heeft aan graaninvoer, en bovendien goedkoop brood en goedkoop veevoeder zijn een te onmisbaar voor recht, om het op te offeren. Ten anderen rijst de vraag: waarom juist den landbouwer te beschermen ten koste van het algemeenMen heeft nagecijferd dat zelfs bij het lagere tarief, dan nu wordt bedoeld en dat inder tijd door het Kamerlid Bahlman werd voorge steld, het een verho «ging van den broodprijs zal hebben van per hoofd f 2 en meer, wat voor een talrijk arbeidersgezin toch nog al bezwarend zal drukken. En wat wordt er met het heffen van die graanrechten gewonnen Is het ten bate van het volk Komt het den boeren of wel den grond eigenaars ten goede Is het rechtvaardig ten gerieve en ten voordeele van meelhandelaren en grondeigenaren hooge graanprijzen in de hand te Bolswardsche Courant j, op ir de jreld jees- gij igen Jgij eluk i, te óen. daar- inog oners j bij ijkt, je!

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Bolswards Nieuwsblad nl | 1895 | | pagina 1