t.SWARI> EN WONSER ABEEL
uil awiTwa
in het land der Yankees.
Woensdag 8 Mei Donderdags en Zondags.
boelgoed
I
1895.
Vier en dertigste Jaargang.
F*
l ZONDAG 5 MEI.
XNCX XXXXXX^XXX XX XX X$
BOELGOED
17TÏWC1 171V A nVI?I?rri?lVTTI?UT All
D^rae. a.e 3 J l I A Al» V EK 1EA1 IE BL A D
ftnolnnp.fi
VOOR
Not. BRUINSMA.
maanden.
eerst nog harte-
lÜk
ADVERTENTIEPRIJS50 Cts. van 1—7 regels. Ver
volgens 10 Ct. per regel. Overigens naar plaatsruimte.
men snellen,
nemen
Kijkjes op de Wereldtentoonstelling
uur, ten huize van
1». v. d. BERG te Parraga,
Pnnnf-
Dranco per post
j per post Soüents.
sterfhuize van GOSSE KINGM A op Pjerk-
werderzyl,
van MEUBELEN, eenig oud PORCELEINl
TUINMANSGEREEDSC1IAPPEN, enz.
enz.
HOTEL- en
lil.
Ons eerste bezoek gold Oud-Holland. La
ten we thans eens zien, welke merkwaardig
heden zich nog meer aan ons voordoen. Oud-
Holland verlatende aan den kant van de
Ruijsdaelkade, voert onze weg ons door de
World-Bazar* naar een reusachtig water
bekken, in welks midden we een zeeschip
aantreffen, veel overeenkomst hebbende met
de booten van de maatschappij Nederland.
We zien voor ons een dier reusachtige zee-
kasteelen, gelijk we ze op den onmetelijken
Oceaan aantreffen, zijne masten ten hemel
verheffend. Het is een zeekasteel, in bouw
volkomen gelijkend op de Javastoomers, die
met hunne Javaansche kellners de zeeën
doorklieven van het moederland naar het
rijke Insulinde. Het leven op dit vastliggend
vaartuig zal echter hemelsbreed verschillen
van dat, ’t welk men op eene heusche mail
boot aantreft. Het schip toch is ingericht
voor restaurant; hier zullen feesten worden
gegeven en bals, vermakelijkheden en uit
spanningen, als in de groote hotels. Het
geheel maakt een prettigen, aangenamen in
druk.
Een der nieuwigheden voor deze tentoon
stelling is verder een reusachtige olifant, ge
heel van ijzer gebouwd, uitgezonderd de toren,
dien hij op zijnen rug draagt, die vier ver
diepingen hoog is, en de respectable hoogte
van 45 Meter bereikt. Het dier draagt aan
zijn snuit een verbazend groote electrische
lamp, die het terrein er om heen in eene
lichtzee zal herscheppen. Prettig voor de
bezoekers van het in de nabijheid gebouwde
„Erster Wiener Café1*, die, gezeten aan hon
derden tafeltjes, onder het genot van een
„potje** echt üuitsch bier, vandaar een zeer
aardig gezicht hebben op den olifant met
zijne omgeving. Wenteltrappen voeren ons
omhoog tot in het lichaam van den reus der
tropenwouden. Hier is alles er weer op inge
richt, om de bezoekers zooveel mogelijk van
het prettige en aangename van dit onder-
aardsch tranendal te doen genieten. Nog
hooger.... nog een paar treden, en ge zijt
genaderd tot het hoogste punt van den hou
ten toren, die op den rug van den kolossus
is geplaatst. Hier, 45 Meter boven den be-
ganen grond, hebt ge een verrukkelijk ge
zicht over het geheele terrein van den
„Worlds-fair1*, op de krioelende menschen-
massa beneden [Tmaar hier hebt ge tevens
een fraai vergezicht op het Zuiden en Oosten
der Amstelstad; U verlustigend in dat
schoone panorama, zult ge ongetwijfeld in
stemmen met de woorden van den grootsten
onzer dichters:
„Aan d’ Amstel en het Y, daar doet zich
heerlijk ope,
Zij, die als koningin, de kroon draagt van
Europe".
Die olifant draagt een specifiek Nederlandsch
karakter. Wij, Nederlanders, schijnen nu
eenmaal niet tevreden te zijn, wanneer we
er niet aan worden herinnerd, dat ons land
het land is van het Schiedammer nat. Daar
om moet de olifant, een der aantrekkings-
punten van onze Wereldtentoonstelling, ge
kroond zijn, niet met de Amsterdamsche
kroon, maar met eene reusachtigeflesch 1
Men zal toch niet bevreesd zijn, dat anders
de herinnering aan de Schiedammer te spoe
dig zal worden uitgewischt Zoo ver zijn we
in de eerste tijden toch niet 1 Maar de
flesch staat er eenmaalwe zullen haar den
geheelen duur van de tentoonstelling voor
oogen hebben en zij, die zich geroepen ge
voelen anderen van het gebruik van alcoho
lische dranken af te houden, zullen misschien
met des te meer kracht propaganda gaan
maken voor hunne zaak, omdat ze zjea.dat
digd heb
Welzeker niet, mijnheer. Ik heb over uw
voorstel nagedacht en besloten, dat...*
„Groote goedheid1* stamelde ik, haar han
den grijpend.
„Dat ik het aanneem!1*
Ik vloog op, als door een bliksemstraal
getroffen. Kon ik mijn ooren gelooven?
Daar hield het rijtuig stil, wij stegen uit
en stonden voor een prachtig huis.
„Mijn engel,1* zeide ik, „ik moet je nog
heden weerzien, stel in dien tijd je familie
van je besluit in kennis.11
„Zeker, kom maar. Maar weet je ook naar
wie je vragen moet?
„Neen, dat heb ik geheel vergeten.11
„Een rare minnaar,11 zeide zij lachend en
reikte mij haar kaartje over, waarop stond
Jenny Hamilton.
De trein vloog in razende vaart voort,
met eene snelheid van 79 kilometer in het
uur.
Het wilde snuiven der locomotief, het ge
raas van de wielen dat alles drong als
een liefljjke muziek in mijn oor.
Als een bliksemstraal voer ik voorbij sta
tions, door wilde Pampa’s en dichte wou
den, door eindelooze tunnels en over wan
kelende bruggen.
Het was mijn eerste reis in Amerika.
Talrijk waren de indrukken, die ik ontving.
Pas uit het conservatieve Engeland ge
komen, begreep ik hier voor het eerst den
dolkoenen geest, het „go-ahead* karakter
van de zonen van Uncle Sam. Ik gevoelde
mij gelukkig, geneigd alles te bewonderen,
en zag in alles poëzie.
Ik had ook wel reden mij gelukkig te
gevoelen, zooals ik daar zat in den expres-
trein van Dallas naar Sanct-Antonio.
Als een arme kommies met een salaris
van 50 gulden in de maand naar bed gaan
en opstaan als een rijk man, dat is een
buitenkansje, dat niet iedereen te beurt
valt.
Toen ik op een morgen opstond, vond
ik op mijn ontbijtbordje een brief van de
firma Skip, Strip en Oo. te Austin, Texas,
die luidde als volgt:
Austin, Texas N. S. A. 14 Juni 1891.
Aan Hippolit Verdi Eeq.
Newcastle upon Tyne
Waarde heer
Onze zeer geachte cliënt, mr. John Jacob
Hamilton, alhier, uw oom van moeders
zijde, is op den morgen van den 7den Mei
gestorven. Hij heeft u zijn vermogen be
staande uit 40.000 acres land in Texas aan
de Colorado en 750 000 Dollars in geld en
effecten nagelaten, onder de uitdrukkelijke
voorwaarde, dat u miss Jenny Hamilton,
zijn nicht, trouwt. Ingeval gij deze voor
waarde niet aanneemt, dan hebben wij de
opdracht u tienduizend dollars uit te be
talen. Het vermogen gaat dan over op miss
Jenny Hamilton.
Tot ’t ontvangen van verdere bijzonder
heden kunt ge u dadelijk na aankomst in
Amerika wenden tot ons bureau, K
street 17, Austin. Wij staan daar dagelijks
van 10 tot 1 uur ten uwen dienste.
Hoogachtend,
Skip, Strin Co.
Een raar testament! In den brief staat
niet of mijn nicht scheef, een bochel, of
blind is. Nu, wanneer ze mij niet aanstaat,
blijf ik maar liever de arme klerk, want
een meisje zonder liefde trouwen, neen,
dat nooit!
Terwijl ik in die gedachten verzonken
was, leunde ik tegen den achterwand. Ik
was ongeduldig om mijn nicht te zien.
Nog vier uur in deze kooi zitten, met slechts
een oponthoud van 10 minuten in Ken-
delia.
De coupé was zwak verlicht. Ik had
gedacht alleen te zijn, maar ik zag nu, dat
nog een tweede persoon in den waggon zat.
’t Was een dame, of liever een jong meisje
van ongeveer 18 jaar, dat zoo rustig zat
te slapen, alsof zy thuis was.
Werkelijk, de Amerikaansche meisjes
hebben moed, om zich zoo alleen, des nachts
in een byna onbeschaafd land in een trein
te wagen.
Als een meisje alleen reist, dan verliest
zij veel van de kinderlijke vrees, die haar
geslacht eigen is, en wat my als Italiaan
hoogst merkwaardig toescheen, is in de
nieuwe wereld iets heel gewoons.
Wat echter meer mijn opmerkzaamheid
trok, was de wonderbare schoonheid van
dit meisje. De lijnen van haar gelaat wa
ren buitengewoon feeder en liefelijk. De
gesloten fijngesneden mond verried een edel
karakter. De ravenzwarte lokken omspeel
den een gelaat, blank als albast.
Een lichte trek van melancholie lag op
het schoone gelaat. Zij was eenvoudig, in
’t zwart gekleed en zij had zich bevallig
in een plaid gehuld.
Ongeveer een kwartieruurs onderweg
zijnde, opende mijn lieve reisgenoote de
oogen. Ik kan geen woorden vinden om de
schoonheid van die oogen te beschrijven.
Zij waren van het zuiverste blauw en wer
den overschaduwd door lange, zwarte wim
pers.
Ik was werkelijk betooverd.
„O, nicht Jenny,11 dacht ik, „wanneer ge
eens wist aan welke gevaren men op reis
blootgesteld is, zoudt ge dan niet toe ko-
om mij onder uw hoede te
en ik verliet de coupé, na eerst nog harte-
van mijn medereizigster afscheid geno
men te hebben.
Zooals afgesproken was, volgde zij my
spoedig met de parapluie, en wij keerden
beiden met eenige politiedienaren terug.
De vogel was echter gevlogen en had
het taschje medegenomen.
Doch wij waren het gevaar gelukkig
ontkomen.
Een kwartiertje na dit voorval want
iets anders is dat in Amerika niet za
ten wij weder tezamen in een coupé en ik
zocht mijn bewondering voor haar in de
meest welgekozen woorden uit te drukken.
Zij nam mijn lofspraken met een lachje in
ontvangst, als was het de eenvoudigste
zaak van de wereld.
Wij waren, zooals te begrijpen is, goede
vrienden geworden. Zij vertelde mij, dat zij
een wees was en naar Austin op weg was.
Ik, mijnerzijds, vertelde haar met al de
vrijmoedigheid, aan mijn Italiaansch karak
ter eigen, de gebeurtenissen der laatste da
gen, en ook lazen wij nogmaals tezamen den
belangrijken brief.
„En kent ge uw nicht werkelijk niet?11
vroeg het meisje met een spotachtig lachje.
„Ik wist zelfs niet, dat ik er nog een had!*
„Dan zult ge wel zeer nieuwsgierig zijn
haar te zien.11
„Dat was ik ook, maar myn enthousiasme
is in dit uur aanmerkelijk afgekoeld,* zeide
ik, haar vast in de oogen ziende.
„Oho Waarom dat? Gelooft u dan,
dat zij leelijk is Zij bloosde bij die woor
den tot over de ooren.
„Neen, maar, mejuffrouw, ik wil eerlijk
zijn en openhartig bekennen wat mij op
het gemoed ligt. Sedert ik u gezien ïieb,
sedert ik uw bewonderenswaardigen moed
en uw lief karakter heb leeren kennen, is
het mij onmogelijk aan mijn nicht te den
ken.*
En daarna alle voorzichtigheid uit het
oog verliezend, ging ik voort
„Geloof mij, mejuffrouw, geloof wat ik
u zeg, ik bemin u ik heb u bemind
sedert het oogenblik, dat ik u slapend zag.*
„U bemint mij, mijnheer? Maar dat is
zeer ongelukkig en ik betreur het voor u.
Wat zou uw nicht wel zeggen, wanneer
zij dat gewaar werd
„Wat hindert mij dat? Ik ben besloten
mijn nicht alles te zeggen en ik zal haar
nooit nooit trouwen. Ik draag uw beeld
in mijn hart en ik zou eerloos zijn, wan
neer ik mijn nicht, die ik toch nooit lief
hebben kan, trouwde.*
„Och, het zal wel een voorbijgaande harts
tocht wezen, binnen een paar dagen hebt
ge my alweder vergeten.*
„O, mejuffrouw, ge verscheurt mij het
hart. Neen, ik ga naar New-Castle terug,
arm als tevoren, maar rijk door de herin
nering aan de gelukkige uren aan uw zijde
doorgebracht, O, wanneer ik hopen kon dat
u eens
„Nu, dat ik eens?*
„Wanneer ik hopen kon dat ge eens de
mijne zoudt worden.*
„De uwe. maar dat is onmogelijk;
bedenk dat ik maar een vreemde ben, een
meisje zonder geld.*
„Eeu vreemde zijt ge voor mij niet meer
daarvoor heb ik te goed in uw hart gelezen.
En wat schaadt my het andere Ik heb
immers mijn 10000 dollars. Ik zal arbeiden,
en my naam en positie veroveren. O, me
juffrouw, antwoord mij, mijn geluk hangt
aan uw lippen
„En uw nicht?*
„O, heb meelij, kwel mijn arm hart niet
langer. Geef mij tenminste eenige hoop
Zij werd een oogenblik ernstig en zeide
toen
„Hoever zijn wij nog van Austin af
„Nog een halfuur ongeveer,* antwoordde
ik met sidderende stem.
„Goed, in Austin zal ik u mijn antwoord
geven.
Ik bracht dit halfuur in doodsangst door.
Eindelijk, een schril gefluit de raderen
knarsten de trein reed langzaam wij
waren aan het station.
Mijn reisgenoote stee g uit, ik volgde haar
voorbeeld en zeide:
„Veroorloof mij, mejuffrouw, u naar een
rijtuig te geleiden
Zij legde haar hand op mijn arm en
tezamen verlieten wij het perron. Ik had
nog den moed niet, de aangelegenheid ter
sprake te brengen. „Waarheen gaat ge?“
„Naar Xstraat 14. Wilt u mij begeleiden?
U zoudt mij daarmede zeer verplichten.*
Mijn hart sprong op van vreugde ik zou
dus niet dadelijk van haar gescheiden wor
den.
„Mejuffrouw,* sprak ik, al mijn moed
tezamen rapend, terwijl het rijtuig door een
park reed, „ik hoop, dat ik u niet belee-
Plotseling werd mijn mede-reizigster
doodsbleek, en ik was juist van plan haar
te vragen, of zij onwel was, toen zij weder
bijtrok en een glimlach om haar lippen
speelde.
Daarna stond zij opeens op en zeide:
„Heda, mijnheer Twillight, kent gij uw
oude vriendin niet meer Ik hoop, dat uw
oogen er niet slechter op zijn geworden
sinds wij elkaar in de Schotsche Hooglan
den ontmoetten. O, mijnheer, het doet mij
zeer veel plezier u weder te zien
Tegelijk greep zij met ongewone energie
mjjn hand, en schudde die krachtig, waar
bij zij mij meteen een eigenaardigen druk,
gaf, de wenkbrauwen te zamen trok en mij
vast aanzag. Ik was als van den bliksem
getroffen. Ik dacht met een waanzinnige
te doen te hebben. Ik overlegde wat te doen,
toen zij mijn hand een nog steviger en be-
duidender drukje gaf als te voren. Tegelijk
nam haar gelaat zulk een smeekende uit
drukking aan, dat ik besloot haar niet tegen
te spreken en antwoordde dus
Zeker, miss Erfordzeker herinner ik
my uwer en den schoonen tijd aan uw
zijde doorgebracht nog Hoe gaat het uw
oudelui en uw zuster. Allen wel Ik ben
ontzaggelijk verheugd, u hier te ontmoeten,
want ik begon mij ontzettend te vervelen.
„Ja, en herinnert u je de Pandora nog,
waarmede wij over den oceaan voeren
En de kapitein, een excentriek persoon.
Ik ben nog steeds bezig mij te oefenen in
het teekenen, en werkelijk u zult zien, dat
ik sinds den tijd toen gij myn teekeningen
nog gezien hebt, zeer vooruit ben gegaan.
„Wil ik u eens uitteekeneu? In een
paar seconden ben ik klaar.*
Zij haalde een notitieboekje uit haar zak,
scheurde er een blaadje uit en teekende
eenige oogenblikken.
Toen reikte zij het mij over. Ik nam het
aan, en vond geen teekeuingetje of zoo iets,
maar de volgende woorden
„Om Godswil, blijf rustig. Houd mij voor
een uwer kennissen. Onder de bank ligt
een man met een revolver bij zich, schrijf
mij terug wat ik doen moet.*
Nu begreep ik de heele zaak, nu begreep
ik haar verbleeken, en ik bewonderde den
rustigen moed, dien zij toonde. Ik brak in
lachen uit.
„Ha, ha, juffrouw, gij hebt mij wel wat
te ouwelijk geteekend, wacht, zoo is het
beter
Eu ik schreef.
„Wees niet bevreesd. Vraag hoe ver ik
mede rijd, en op mijn antwoord vertelt ge,
dat ge vijfduizend dollars bij u hebt, en
dat ge mij verzoekt de coupé voor u gere
serveerd te houden.
„Ja, ja, zoo beter
Ik ga naar Austin, mr. Twillight, en ik
hoop, dat ik zoolang het genoegen zal
hebben met u te rijden.*
„Ach, dat spijt mij werkelijk. Ik moet te
Kendelia uitstappen. Kan ik u daar ook
soms van dienst zijn
„O jaIk heb vijfduizend dollars in mijn
reistasch en nu wilde ik gaarne deze coupé
voor mij gereserveerd houden. Hier hebt u
het noodige geld. Het is beter alleen dan
met slecht gezelschap, niet waar?*
„Zeker, mejuffrouwantwoordde ik,
blijde, dat zij mij zoo goed begrepen had.
Ik zal maken, dat u alleen blijft. En hier
heb ik een paar kranten, wanneer ge u
daarmede amuseeren kunt
Ik reikte ze haar over. Zij las hetgeen
ik op den kant geschreven had, n. 1.
„In Kendelia zal ik uitstappen, en den
stationchef en de politie waarschuwen. U
blijft zitten, maar zoodra ik uitgestegen ben,
bemerkt ge, dat ik mijn parapluie vergeten
heb en u brengt die mij na. Uw tasch
laat u op de bank liggen, dat zal den dief
op een dwaalspoor brengen. Dan volgt het
verdere natuurlijk van zelf. De dief zal zich
dan wel met het taschje uit de voeten ma
ken.*
Mijn reisgenoote stak de couranten in
het taschje. Toen deed zij alsof het niet dicht
kon. Ik begreep haar en vroeg of ik haar
behulpzaam kon zijn, terwijl ik meteen van
de gelegenheid gebruik maakte om haar
bewijs er uit te halen.
De dankbare blik en de warme handdruk,
waarmede zij mij beloonde, zeiden my dui
delijk, dat ik goed gehandeld had.
Gedurende eenige minuten zwegen wij.
Het meisje zag mij lachend aan. Ik voelde
dat ik dat wezen aanbidden kon, dat den
moed had om te lachen, met een loop van
een revolver op haar gericht. Ik hoopte
dat alles goed zou afloopen, doch ook had
ik uit voorzorgsmaatregel mijn revolver
uit den zak gehaald, gereed om den roo-
ver bij de eerste verdachte beweging neer
te schieten.
Eindelijk hield de trein te Kendelia stil
a S., ’s morgens 9‘/ï uur, ten huize van I
Meubelen,
VAN HET
REISWEZEN.
VAN
Smidsgereedschappen,
ENZ.
vardsche Courant