NIEUWS-EN ADVERTENTIEBLAD BOES WARD EN WOMBAOEBI. No 26. Verschijnt Donderdags en Zondags. Vier en dertigste Jaargang. Oe roof van het doodvonnis. r 1895. BINNENLAND. Rijnlandschen Druiven- Borst-Honig VOOR ’Iffl «soe»—- ADVERTENTIEPRIJS: 50 Cts. van 1—7 regels. Ver volgens 10 Ct. per regel. Overigens naar plaatsruimte. ABONNEMENTSPRIJS: 80 Cents per 3 maanden. Franco per post 95 Cents. I. l’ $xxxxxxx>dCxxxxxxxx$ ZONDAG 19 MEI. DXXCXCXZXc XIXSDCXC^XZXCDCXCXIXCXC X hij rond en een van een „ik heb en al zyn vragen Destijds was alles nog niet zoo ingericht als tegenwoordig spoorwegen en telegraaf waren nog zeldzaam, ook hadden wij geen brandweerkorps, maar de burgers moesten zei ven in die behoefte voorzien en de bluschmiddelen waren zeer gebrekkig. Er konden drie huizen af branden, voordat de eerste spuit in de gelegenheid was, water te geven Zoo kwam zekeren dag het onheil over myn huis. Mijn gezin, dat toen reeds uit vrouw en vier kinderen bestond, woonde niet op den beganen grond, maar op de eerste verdieping; het was wel geen nieu- werwetsch huis, doch zou in geval van brand weinig weerstand kunnen bieden. Dichtbij onze woning was de brand ontstaan en snel hadden de vlammen haar aangetast. Het was des morgens om vier uur, alles was in diepe rust. Toen ik ontwaakte en met schrik uit het bed sprong, baanden de vlam men zich in de benedenverdieping reeds een weg. Bij zulk eene gelegenheid geraakt wel de kalmste in verwarring. Ik spoedde my naar het venster, rukte dit open en riep met alle macht: „Brand! Help De nachtwacht gaf het alarmsignaal: vele ramen werden geopend, alles schreeuwde dooreen, maar wie zou ons helpen Myn vrouw had de kinderen uit hun bed gerukt in vliegende haast wat aangekleed, vaarna zy radeloos op de knieën zonk. De veg was ons door de vlammen versperd. )e eerste, die tot ons wist door te dringen ras de politie-agent Muller, dezelfde, die Workum. Donderdag tegen den avond bracht men ons de tijding „daar is een sloep met zes man omgeslagen, het is nog niet bekend hoeveel zijn verdronken en gered. Gelukkig bleek het later dat allen gered waren. De zaak heeft zich aldus toegedra gen. Op de zeedijk zag men een vaartuig, het kon zijn een belboei die losgeslagen was, het konde ook zijn een schip met nood vlag in top. Dadelijk waren eemge wakkere mannen gereed zeewaarts te gaan en twee sloepen, elk mtt zes personen bemand, zet ten koers naar het slingerend vaartuig. Een der sloepen, nog een nieuwe en toebehoo- rend aan Alle Fortuin, kreeg even buiten den steenen dam een rukwind in het zeil, de boot schepte water, en bij hun ijver om aan hooger kaut te gaan, kantelde het vaar tuigje en wierp zijn bemanning in zee. Het was een harde dobber daar in het holle water, maar de mannen hielden vast wat ze houden konden en werden daarop tegen den dam geslagen. Na bijna twee uren daar in het koude water te hebben verkeerd wer den ze gelukkig gered door Eeuwe Feen- stra, Piebe Visser, Jan Visser en Johannes Visser, die van Workum uit met een boot ter hulp waren toegeschoten. De namen der schipbreukelingen zijn Alle Fortuin, Jakle IJsselsteijn, Schelte Visser, Keimpe Feenstra, Sjoeid Wiersma en Minze Visser. Ze zijn er gelukkig goed afgekomen, maar de nieuwe boot van Foituin is bijna waar deloos geworden, wijl hij door het hevige werken op den steenen dam zijn zjjde en een stuk boeg verloren heefteenige tege moetkoming zal in dezen niet ongepast zijn. Het gestrande vaartuig is heden gebleken te zijn een klok ken boe1, die bij Texel weg geslagen is. Het vaartuig bezit een zware klok en is zwaar geballast, het zit vast op de hoogte van ongeveer de Workumerhek op het strand en zal wel geligt moeten worden. Friso. Warns, 15 Mei. Slechts 41 van de 141 kiezers maakten bij de gisteren gehouden stemming aan het bureau alhier van hun ik nam de twee kleinere kinderen in één arm, greep den oudsten jongen, die zeven jaar was, by de hand en stormde met hen evenzeer de brandende trap af. Als door een wonder, wisten ook wij met zijne hulp de straat te bereiken. Daar jammerde mijne vrouw „Ach God ons Fransje, waar is het kind?” Ja. wij hadden in den schrik en verwar ring den jongste nog niet gered onze kleine lieveling was nog in het brandende huis. Ik vloog weer naar den ingang, vlam men en rook dreven mij terug. Maar de politieagent verdween in den dichten walm, terwijl ik door krachtige armen teruggehouden werd. De straat was inmiddels met menschen gevuld en de eerste spuiten waren aangekomende brand ver lichtte het terrein, zoodat men alles zoo goed als bij dag kon zien. Mijn kind! Mijn kind!4 kreet mijne vrouw. Men trachtte haar tot kalmte te brengen. Boven aan een venster der tweede verdieping verscheen een man met het in doeken gewikkelde kind op den arm. „Een ladderriep hij met luid klinkende stem. „Gauw een ladderIk kan er niet meer door!“ Ik had al mijne geestkracht verloren en sloot de oogen voor het ontzettend schouw spel. Om mij heen een dof rumoer van hon derden stemmen. Er werd een zware lad der naar het brandende huis gesleept. Plotseling werd mij eene weeke, warme massa in den arm gelegd, teedere armpjes omklemden mijn hals en een fijn stemmetje fluisterde: „Vader!4 Maar in hetzelfde oogenblik klonk een geweldig, donderend gekraak, het dak van het huis stortte in. Onze kleinste was gered, ik kwam tot het bewustzijn van het geluk, dat al de mijnen in veiligheid waren. Maar tevens nam ik waar, dat een aantal menschen bezig waren met den politiedienaar Muller, die onmachtig neergestort was. Ik snelde naar hem toe en nam zijn hoofd op mijn knie, hij opende de oogen. „Hoe zal ik u danken! Gij hebt mijne vrouw en kinderen gered.” „Geen dank!” fluisterde hij, slechts een schuld betaald. Met zware brandwonden overdekt, werd hjj weggedragen en sedert weet ik het: Men moet niet te haastig een mensch on gelukkig maken Den volgenden dag was geheel Limerick in beweging wegens den stoutmoedigen roof. Bij hoopengingen de menschen naar den ge- vreesden eik, de geheele omtrek werd door zocht, maar van den roover was niet het geringste spoor te ontdekken, zelfs de koe rier kon geen nadere inlichtingen geven. Met dat al werd het vonnis van den krijgs raad over Patrick zoolang verschoven, tot een nieuw bevel van den koning zou zijn ontvangen. In dien tusschentijd kon Pa trick’s vader misschien vernietiging van het vonnis verwerven. Jane had intusschen verlof gekregen haar vader in de gevangenis op te passen. Geen oogenblik verliet zij hem en aanhoudend trachtte zij hem te troosten en op te beuren. Reeds waren veertien dagen verloopen en de graaf begon te hopen. Op eens ging het gerucht, dat het verzoek om gratie van den kanselier door Oranje was afgewezen en dat hij ten tweeden male het doodvonnis had onderteekendden volgenden dag zou de koerier met het doodvonnis te Limerick zijn. „Gods wil geschiede,” zeide de gevangene, toen hij die treurige tijding ontving; ook voor Jane was dit bericht een zware slag, maar zij gaf haar hoop niet op. „Neen vader,” zeide zij, „gij moogt nog niet ster ven.” Het werd avond, de maan wierp door donkere wolken een bleek licht over de kale heide en geen geluid stoorde de dood- sche stilte. Daar stormt een ruiter met lossen teugel over de eindelooze vlakte, ’t is de koninklijke renbode. Angstig ziet 1 i in zijn rechterhand houdt hij geladen pistool. Bij het voorbijrijden een groot rotsblok klinkt eensklaps pistoolschot; het paard steigert en in ’t wilde geeft de koerier vuur. Opnieuw knalt een schot en het paard stort gewond ter aarde, zijn berijder medeslepend in zijn val. Op hetzelfde oogenblik zet de roover den koerier de knie op de borst. „Geef uw wapens af!” beval hij. De bode gehoor zaamde vervolgens nam de roover de por tefeuille met stukken in beslag, sprong op een paard, dat achter het rotsblok verbor gen stond en verdween in de duisternis. Nog meer dan den eersten keer was de bevolking van Limerick in opschudding maar de volksgeest was gunstig gestemd voor Willem Patrick. Zelfs was er reeds eene samenzwering ontworpen om de te rechtstelling te verhinderen. Met aandoe ning vernam de gevangene dat zijn dood vonnis weer veertien dagen was uitgesteld. Weenend omhelsde hij zijne dochter en zeide: „Waarlijk hier is Gods hand merk baar.” Opnieuw herhaalde Patrik’s vader zijn verzoek bij den kanselier en na lang aan houden gaf Willem van Oranje gehoor aan zijn smeeken. Niet voor de derde maal zou hy hetzelfde doodvonnis onderteekenen en weldra werd bekend, dat graaf Willem Patrick in vrijheid zou worden gesteld. Ongehinderd kwam nu de koerier met dat bericht te Limerick aan. In stilte verliet Patrick de gevangenis en begaf zich naar het kasteel van Fenny- Moor, waar hij door de bevolking met stormachtige vreugde werd begroet. Toen hij allen hartelijk had gegroet en zijn dank baarheid voor hun gehechtheid had betuigd, trad zijne dochter Jane op hem toe en reikte hem een pakket over, „Ziedaar, vader,” zeide zij, „lees dit, maar werp het dan aanstonds in ’t vuur.” De graaf opende het pakket en toen hij den inhoud zag duizelde het voor zyne oogen. Hij verbleekte en had moeite zich overeind te houden hij had zyn doodvon nissen in handen. „Goede hemelriep hij uit, „Jane, hoe komt gij daaraan Zijne dochter zweeg bleef onbeantwoord. Maar toen ’s avonds vader en dochter alleen door de lanen van het park wan delden en de graaf opnieuw wilde weten, hoe die stukken in haar bezit waren geko men, moest Jane het bekennen, dat zij het zelf was geweest die de koeriers had over- eUeiHie WlJUUruiVcirunwuku-1-- uit Mainz spoedige hulp en verzachting. Gega- I ^nrandeerd echt verkriji.- rni/ba^r te Bolsward, by R. fy/J. VOS, te Sneek bij Z Joh. W. MEIJER, firma behoorlijk betaald wordt en verdiende te pronk gesteld te worden. Ja dat verdien ik, antwoordde hij op smeekenden toon, maar hoor mij eerst aan de mijnen hebben honger en ik zelf gevoel me zoo ellendig, dat ik ternauwernood mij overeind kan houden. Sedert drie dagen hebben mijn vrouw en kinderen haast niet te eten gehad, ik ben pas kort in dienst en was geruimen tijd aan ziekte en andere rampen ten prooi. Had ik gebedeld, ik zou deze betrekking niet verkregen hebben. Ik zweer het u, dat ik mij vast voorgenomen had, u het gestolene te betalen, zoodra ik mijn loon zou hebben ontvangen, dat overigens al zeer gering is, want ik ontvang f325 in ’t jaar. Mijne vrouw was gisteren bij u en vroeg wat crediet; maar u zei, dat u het niet geven kon. Doe nu met mij, wat gij wilt ik weet, dat ik met mijn gezin verloren ben Hij sprak die woorden onder heftig snik ken. Ik was diep bewogen. Ga mee naar huis, zei ik en wij liepen zwijgend naast elkaar voortde gestolen ham had ik meegenomen. Toen ik in mijne woning gekomen was, stak ik in den reeds gesloten winkel licht aan, om met den on gelukkige alleen te zijn mijne vrouw moest niets hooren van ons gesprek, want vrouwen kunnen maar moeielijk zwijgen. Hoor eens, sprak ik, wat ik nu doe, is eigenlijk niet zooals ’t behoortik mag je niet aan een welverdiende straf onttrek ken, waar je morgen wellicht een armen drommel, die iets van geringe waarde ont vreemdt, aan de justitie overgeeft, omdat dit je plicht is. Maar toch zooals ik een maal genade en vergiffenis hoop te ver werven, waar ik gezondigd heb, zal ik ook u vergeven en uit den nood helpen, zoo veel in mijn vermogen is. Ik nam nu een mandje, vulde dit met allerlei levensmiddelen en gaf dit den po litie-agent. Neem dat en breng het je vrouw en kinderen. De man zag vol verbazing en erkente lijkheid met zijne groote, door den honger holle oogen op mij neer. Wees gezegend voor uw edelmoedigheid, stamelde hij, blijkbaar zeer ontroerd. Gij verdient, dat het u welga. Gij hebt mij van ellende en schande gered, voor u en de uwen zou ik myn leven geven Ik zeide niets meer, maar drong den man voortmij zelven kwamen de tranen in de oogen. Hij bleek later werkelijk oprecht dank baar te zijn en was de hem bewezen goed heid niet onwaardig geweest, want meer malen liet ik naar hem informeeren en steeds kon de beste getuigenis van hem worden afgelegd. Op mijne ondernemingen rustte hooger zegen, mijn vermogen nam toe; ik kon mij in eene andere stadswijk, waar meergegoe- den woonden, een huis koopen en een grooten winkel openen. Daarna verloor ik mijn politiedienaar uit het oog. Jacobus II, koning van Engeland, die door onzen stadhouder Willem van Oranje van den troon was gestooten, landde den Hen Mei 1689 op de lersche kust, waar de Ieren als één man opkwamen voor de zaak der Stuarts. Maar Oranje liet Jacobus niet met rust, snel verzamelde hij zijn krijgsmacht en dwong den gevallen vorst na den slag aan de Boyne naar Frankrijk te vluchten. Dagen van bitter lijden en harde ver drukking braken toen aan voor Ierland en enkele graafschappen bleven zelfs na de vlucht des konings in vollen opstand. Onder hen, die den krijg voortzetten, behoorde in de eerste plaats Graaf Willem Patrick. Maar ’t mocht hem niet baten; in een hinderlaag gelokt, werd Patrick gewond, zyn dapperen werden verstrooid en hijzelf geboeid naar Limerick gevoerd. Spoedig werd hij voor een rechtbank gebracht, die hem tot de galg veroordeelde. Slechts enkele levens dagen restten hem nog, totdat de bekrach tiging van het doodvonnis van Dublin zou komen, waar Willem van Oranje zijn hoofdkwartier had. Hartroerend was Pa trick’s afscheid van vrouw en kinderen, waarvan slechts een hem niet had bezocht, zyn oogappel, de vreugde van zyn vader hart, zijne dochter Jane. Het werd duister in zyn eenzame cel. Opeens klonken voetstappen in de gang. De grendels der deur werden weggescho ven en de cipier trad binnen, gevolgd door eene dame. jVader, liefste vader!” riep Jane, want zij was het, en wierp zich in de armen van den weenenden man. „Praat niet te lang,” bromde de cipier, terwijl hy zijn lantaarn neerzette en het vertrek verliet. „Zijt gij gekomen, mijn kind, om den laatsten zegen van uw vader te ontvangen „Neen, neenantwoordde Jane, „gij moogt nog niet sterven.” Geruimen tijd trachtte de graaf zijn dochter tot kalmte te brengen, haar met de gedachte aan zijn dood te verzoenen; maar zij wilde er niets van hooren. „Gij moogt niet sterven herhaalde zij, „grootvader is een vriend van den kanse lier, wien Oranje al zijn vertrouwen schenkt, hij zal voor u spreken.” „’t Is te laat, de koerier, die mijn dood vonnis brengen moet, is reeds onderweg. Binnen drie dagen is alles afgeloopen en in dien tyd kan uw grootvader Dublin niet bereiken om genade te vragen.” Jane staarde strak voor zich uit. Zij hief het hoofd op, gaf haar vader de hand en zeide„Laat ons hopen, vader, ik zal u redden.” „Maar waar hoopt gij op „Op God en op mijn moed.” Op dat oogenblik trad de cipier binnen en na eene hartelijke omhelzing verliet Jane de gevangenis. Den volgenden dag verliet een eenzame wandelaar de stad. Hij droeg een armoe dige kleeding, een breedgeranden hoed en had een knoestigen stok in de hand. „God hoede u, jonkman, als gij heden nacht reizen moet,4 riep een poortwachter. Maar de reiziger gaf geen antwoord. Hij vervolgde zijn, weg ondanks het gure weer en werkte zich met moeite tegen den wind op. Aan den weg stond een groote boom, bij de bewoners in den omtrek bekend en gevreesd als „de bloedeik,” en onder de takken daarvan zocht de moede reiziger een schuilplaats. Langzamerhand was het zoo duister geworden, dat men geen drie passen voor zich kon zien en altijd nog woedde de storm .over de kale heide. Op eens klinkt in de verte de hoefslag van een paard. Wie anders kon die ruiter zijn dan de renbode des konings? Voorover gebogen op zyn paard, wilde de koninklijke bode den „bloedeik” voorbijrijden, toen zijn paard plotseling tot staan werd gebracht De rui ter hief het hoofd op, maar terzelfder tijd zag hij den loop van een pistool op zijn borst gericht en hoorde hij een stem, die hem toeriep„Stijg af, of ge zijt des doods.” Hij wilde zijn zwaard grijpen, maar eens klaps werd hij door een krachtige hand van het paard gesleurd en viel half ver doofd op den grond. Van dat oogenblik maakte de roover gebruik, in een oogwenk had hy den ruiter zijn portefeuille ontstolen, die de bevelen inhield van Willem Van Oranje en ijlde er mee weg over de een zame heide. a z< V Wed. S. H. va.n Dorsen en te Har lingen bij P. L. MIRANDE. recht (voorrecht gebruik. Kiesrecht is kiesplicht ’t lijkt er wat op! De algemeene stemrechters kunnen het er mede doen, ich indertyd aan diefstal had schuldig emaakt. Hij nam een vloerkleed van den rond, wikkelde daarin myn vrouw en t oeg haar midden door de vlammen heen Bolswardsche Courant »n ft.

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Bolswards Nieuwsblad nl | 1895 | | pagina 1