NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD
BOLS WARD EN WONSERADEEL
I
I
fe
I
I
I 1
Li
Verschijnt Donderdags en Zondags. Vier en dertigste Jaargang. 1895.
DONDERDAG 20 JUNI. C
xcx: DX5OOCXCDXXx.x x^xxx
No. 35.
i
E
r
BINNENLAND.
r
1
VOOR
HOTEI
ABONNEMENTSPRIJS80 Cents per 3 maanden.
Franco per post 95 Cents.
ADVERTENTIEPRIJS: 50 Cts. van 1—7 regels. Ver
volgens 10 Ct. per regel. Overigens naar plaatsruimte.
van het plein, welke nu aan de
kan bogen op eenige aardige
Een kunst, die ieder ontwikkeld mensch
beoefenen moet.
Het is de kunst van slordig schrijven.
Ter wille van de waarheid dienen we vooraf
te zeggen, dat zeer velen reeds ver in die
kunst gevorderd zijn. Doch er zijn altijd
nog menschen, die niet willen begrijpen,
dat het volstrekt noodeloos is otn zich op
goed leesbaar schrift toe te leggen. Aan
die menschen zijnde volgende raadgevingen
opgedragen, opdat hunne oogen eindelijk
eens zullen opengaan.
Net en duidelijk schrift verraadt ten eer
sten eene eenvoudige burgerafkomst en
geeft verder recht te veronderstellen, dat
gij op de eene of andere lagere school on
derwijs hebt ontvangen. Hoe meer onlees
baar uw schrift is, des te meer is het een
teeken van voornaamheid en genialiteit.
Onder het schrijven kunt gij gerust de oogen
sluiten en vooral moet gij nooit leesteekens
plaatsen, want het is zeer aangenaam en
boeiend voor den lezer als hij moet raden,
wat gij eigenlijk zeggen wilt. Wanneer gij
een brief schrijft, dan dienen vooral beide
kanten van het papier volgeschreven. Moe
ten er dan toch nog eea 50-tal regels op,
dan is het zeer aanbevelenswaardig deze
er dwars doorheen te krabben. Schrijft ge
met potlood, dan moet het schrift, vóór
iemand het leest, eerst drie dagen in den
zak worden gedragen, hetwelk de tempera
tuur van den lezer aanmerkelijk zal ver-
hoogen.
Wilt ge een stuk in de courant schrijven
(en dit geldt in ’t bijzonder HH. Corres
pondenten) doe het dan vooral niet met pen
en inkthet geschrevene kan licht te dui
delijk zijn en dan de opmerkzaamheid van
den letterzetter en den uitgever niet vol
doende boeien. Zijt gij echter door een of
andere omstandigheid genoodzaakt wel met
de pen te schrijven, leg er dan, vóór gij
een blad omslaat, vooral geen stuk vloei
papier tusschen dit is reeds lang uit de
mode. De letterzetter is er heel trotsch
op, als hij een honderd of' wat bijna on
leesbare woorden heeft ontcijferd.
Op eigennamen moet gij nooit letten, want
de zetter kent den naam van ieder man,
vrouw en kind op de geheele wereld.
Laat gij een klad op het papier vallen,
noem dan uw tong te baatde voordeelen
van deze methode zijn onschatbaar.
Als gij uw naam moet schrijven, gebruik
dan vele sierlijke krullen, maar zorg, dat
de letters onleesbaar zijn of heelemaal ont
breken de twee eerste letters zijn eigen
lijk al voldoende.
Neem bovenstaande raadgevingen toch
vooral nauw ter harte en spoedig krijgt gij
het voorkomen van een groot geleerde, een
echt gentleman: een gewichtig personage.
l)r. Ct,
bil
de rijke zijn geheele kapitaal besteedt ten
algemeene behoeve. Wie zou dan later, als
het kapitaal geheel versmolten was, de ar
men bijstaan en helpen
Bovendien, er wordt zoo menigmaal iets
geëischt, waartoe men althans men weet
dit niet zelf niet in staat is, en wij hou
den ’t voor een goeden stelregel
„Vorder van anderen niet meer dan gij,
onder gelijke omstandigheden, zoudt willen
of kunnen doen voor hen.“ Wij zien nu al
menigmaal, dat de menschen hun vrienden
in den steek laten, als deze tot armoede ver
vallen, hoe zouden die schijnvrienden, als ze
zich eens rijkdom verwierven, dan wel han
delen tegenover hunne medemenschen
Van rgkdom een juist gebruik te maken,
zoodat hij een zegen is voor den bezitter en
voor anderen, is een moeielijke kunst. Te
vreden te zijn met een bescheiden deel, zie,
dat heet meer dan eene moeielijkheidhet
is de ware levenswijsheid.
Ooststelling'werf. Door den regen is
alles hier zeer verkwikt. De felle zonneschijn
en de sterke oostenwind hadden de zand
gronden krachtig doen uitdrogen en behoefte
aan regen deed zich dan ook allerwegen
gevoelen. Het hooien wordt door dit weder
wat tegengehouden, maar duurt het niet
te lang, dan wil de boer zich dit gaarne
getroosten. Het gras in de weiden toch
begon sterk te verminderen en had een be
langrijk verlies van melk bij het vee ten
gevolge. Ook de tuinvruchten leden door
de droogte, meer nog dan de veldvruchten.
In één opzicht was het droge weer gunstig,
n.l. voor de nieuwe turf. Met deze staat
het er thans vrij wat beter voor dan in het
vorige jaar. Reeds nu kan er afgescheept
worden, ’t geen in de veenderijen zeer te
pas komt, omdat de goede kwaliteit oude
turf totaal is afgevoerd. Trouwens de scheep
vaart neemt af en zal in deze gemeente al
dra tot een minimum beperkt worden, daar
over een paar dagen de Appelschastervaart
wordt gesloten en ook de Bakkeveenster-
vaart gestremd is. Fran. Crt.
Een oude badgast. Het badseizoen te
Scheveningen is Zaterdag geopendnog
steeds is de grijze heer W. P. Terlaak de
eerste bader.
Een bewijs, dat ons Vaderland zoowel
reuzen als dwergen heeft opgeleverd bewijst
het volgende: In de vorige eeuw reisde Jacob
van Sneek het land rond hij had een lengte
van 226 centimeter. De reus van Spaarn-
woude, die omstreeks het jaar 1306 leefde,
was 241 centimeter lang. Trijntje Corne-
lisse Keever, een burgemeestersdochter uit
Noord-Holland, overleed in 1633, 19 jaar
oud en 228 centimeter lang. Wijbren Lol-
kes overleed den 8sten October 1801 te Ijlst
en was 761 jaar oud; op volwassen leeftijd
was hij 70 centimeter lang. Jane Paap, 2
December 1789 te Zandvoort overleden, was
39J jaar oud, lang 76J centimeter en wegende
14, KG. Admiraal Tom Pouce, die in 1865
op de Haagsche kermis te zien was, was 26
jaar, 97 centimeter lang en woog 11 KG.;
hij sprak 5 talen. Wilhelmina Ju, geboren
te Leiden, was op 26jarigen leeftijd 48 cen
timeter lang.
VIII.
Oud-Holland. (Het Marktplein).
En thans zijn we dan genaderd tot het
marktplein, het andere gedeelte van Oud-
Holland. Van uit de Prinsestraat komende,
ligt het links voor ons. Geheel ingesloten
door schilderachtige gevels, maakt het geheel
een prettigen, aangenamen indruk. Enkele
van de fraaiste, meest in het oog vallende
gebouwen hoop ik later wat meer en detail
te behandelen. Aan onze rechterhand zien
we het stadhuis, zooals het vroeger was, met
zijn zware kolommen en hoogen toren.
Flinke, forsche lijnen boeien het oog. Eene
vergelijking, niet wat uitgestrektheid, maar
wat schoonheid betreft, tusschen het tegen
woordige stadhuis van Amstels veste, en dat
van weleer, zal ongetwijfeld in het voordeel
uitvallen van het laatste. We treden het
binnen, omdat we worden gelokt door een
bord, waarop met duidelijke letters staat:
„Hindelooper kamer*. Nu is het een feit,
dat een Fries, die de Hindelooper kamers te
Leeuwarden in het Friesch-Museum heeft
gezien, altijd teleurgesteld wordt bij het be
zichtigen van dezelfde merkwaardigheid in
den vreemde, ’t Is mij tenminste altijd zoo
gegaan. Komt het misschien, doordat die te
Leeuwarden zoo natuurlijk is, als men maar
wenschen kan? Het antwoord zal bevesti
gend luiden. De Hindelooper kamer in het
Rijks-Museum hier is mooi, evenals die op
Oud-Holland, maar die indruk, welke men
krijgt bij het bewonderen van dat kunststuk
in het Friesch Museum, krijgt men hier niet,
krijgt men nergens, tenzij men hetFriesche
Doolhof zelf met een bezoek vereert.
We zijn hier dan ook spoedig „uitgezien“
en begeven ons weer naar buitendie vreugde
duurt echter kort, want, nauwelijks zijn we
weer op het Marktplein gekomen, of we wor
den onwillekeurig getroffen door het opschrift
„Friesche Boerenjongens", dat ons naar bin
nen lokt in de zéér net versierde zaal, waar
van Gorkum’s boerenjongens worden ver
kocht, en niets anders. De kastelein en z’n
dochter zijn „op en top" Friezen. Onder het
genot van de welbekende Boerenjongens van
Van Gorkum kunnen we hier zeer aardig
even van onze wandeling uitrusten, te mid
den van Friezen, van „landgenooten". Waar
lijk, het zal u goeddoen, zoo te midden van
allerlei vreemden, een hoekje gevonden te
hebben, waar ge uwe taal hoort spreken,
waar ge bediend wordt door eene echt Frie
sche deerne, en waar ge misschien nog ken
nissen ontmoet, die ge hoog en droog in Fries
land waandet. Want geen Fries, geloof ik,
die bij zijn bezoek aan de Tentoonstelling zal
verzuimen hier even naar binnen te gaan.
Doch laten we hier niet te lang vertoeven,
want onze tijd is beperkt. We gaan voorbij
de Nijmeegsche Poort en wandelen zoo tot
aan den hoek, waar Bamberg, de bekende
Bamberg zich heeft gevestigd. „In den oolyc-
ken Koockelear"; zoo luidt het opschrift van
eene beschrijving van het kunststuk, dat bij
u zal vertoonen. Op het gebied van goochel
kunst hebben de meesten onzer echter al
zóóveel gezien, dat de lust, om ook dit won
der nog te gaan „bezichtigen", niet bijzonder
groot is, en we maar tevreden zijn, nu we
Bamberg in zijn lang rood kleed, met zijne
lange, grijze haren hebben mogen zien, ge
flankeerd door. een 18e eeuwsch
Hollander.
De zijde
beurt is,
geveltjes, vooral dat in het midden, met zijne
Kijkjes op de Wereldtentoonstelling
en REISWEZEN.
Men hoort tegenwoordig zooveel op rijk
dom en kapitaal afgeven, dat men bijna be
vreesd zou worden rijk te zijn. Die het voor
recht mist, schatten te bezitten, zou, als hij
eens rijk werd, met zijn goud dit en dat
doenniets zou meer zijne vreugde uitma
ken, dan zijn geld aan te wenden tot heil
zijner medemenschen. Een goed voornemen.
Men vergeet echter, dat niets veranderlijker
is dan een menscher zijn dan ook niet
weinig voorbeelden van personen, die het
tot den staat van rijkdom brachten, doch
het geld alleen voor zich zelven hielden die
tot in de ergste mate gierig werden, of ook
die het er in zeer korten tijd doorbrachten,
alsof het geene waarde had.
Goed gebruikt, is rijkdom een zegen, een
bron van genot, van vreugde en geluk. Die
rijkdom bezit, kan zich aanschaffen, wat hij
begeerthij kan reizen op eigen erf, en trek
ken naar vreemde oorden en aldus eene al
gemeene ontwikkeling opdoen, die het leven
veraangenaamt en toegang tot verschillende
kringen verschaft. De rijkdom stelt in staat
vreugde te wekken bij hen, die hulp en steun
behoeven, tal van nuttige instellingen teschra-
gen, belangrijke ondernemingen van handel
en nijverheid te bevorden en mede te wer
ken tot het uitvoeren van groote werken.
Alleen de groote naijver en afgunst doen
sommigen, of wel velen het kapitaal ver
achten en den dood zweren aan het privaat
bezit.
Ik geloof echter vast en stellig, dat de
meesten dier vjjanden van het kapitaal, wan
neer ze tot rijkdom kwamen, onmiddellijk
anders zouden oordeelen, en het dan ieder
kwalijk zouden nemen, die durfde vertellen,
dat het bezit van grooten rijkdom een vloek
voor den minderen stand, voor de geheele
maatschappij is.
De opeenstapeling van rijkdom in handen
van enkelen kan natuurlijk wel schadelijk
zijn voor zeer velen, als n.l. die ophooping
geschiedt ten koste van te gering betaalden
arbeid. Zulke gevallen zullen er natuurlijk
in de maatschappij wel voorkomen, maar het
gaat toch niet aan die gevallen te gaan ge-
neraliseeren. Dat zou zijn met opzet de leu
gen te huldigen, Zoowel onder de rijken
als minder bevoorrechten treft men zelfzuch-
tigen en liefdeloozen aan, die in de eerste
plaats steeds vragen naar eigen voordeel.
Wij zien echter niet in, waartoe het ze
nuwachtig jagen en streven naar rijkdom
dient. Het wordt schier in eiken stand aan
getroffen en bepaalt zich niet tot een rustig,
een bedaard zich inspannen om tot hoogeren
staat en stand te geraken, maar in een on
stuimig begeeren.
De smid, die zijn bestaan vindt, wil dat
zijn zoon dokter wordtde winkelier meent,
dat zijn zoon minstens een groothandelaar
moet worden en zoo staat de geheele maat
schappij op stelten, en de tevredenheid is
ver te zoeken. Wat minder begeerte naar
rijkdom en hoogheid zou voor de rust en het
geluk der menschen wenschelijk zijn.
De laatste zitting der Tweede Kamer
telde slechts twee leden meer dan de helft,
zoodat zij maar juist bevoegd was om be
sluiten te nemen. Acht-en-veertig leden
ontbraken. Daaronder zijn er zeker eenigen,
die door ziekte of om wettige redenen af
wezig kunnen geweest zijn, maar ruim een
veertigtal mannen verschenen uit vrijen wil
niet in de vergadering, die zij behoorden
bij te wonen. Dit wegbhjven is vooral te
laken nu de Kamer betrekkelijk weinig
werk had en den langsten tijd vacantie kon
nemen.
Tegenover het feit dat aangedrongen wordt
op uitbreiding van het kiesrecht, terwijl
zoovelen zich onthouden van dat recht ge
bruik te maken, staat nu blijkbaar, dat
velen van hen, voor wier verkiezing zoo
sterk geijverd werd, hun mandaat slecht
vervullen.
Ook dit kan niet strekken om het prestige
der Tweede Kamer te verhoogen.
Arnh. Crt.
De heer de Savornin Lohman zal nu
ook, evenals de heer Kuyper, het twistge
schrijf met desen staken. Hij acht het nutte
loos langer tegen elkander te strijden. Het
courantenlezend publiek zal dus van die
vervelende polemiek tusschen geestverwan
ten verschoond blijven als ten minste de
beide heeren de kracht over zichzelvon
hebben om zich aan hun voornemen te
houdengoede voornemens worden niet
altijd nagekomen.
Door dit schrijven is echter de breuk niet
geheeld, en de heer A. Mackay voorziet
zelfs dat in den eersten tijd alle hoop op
vereeniging ijdel is. Dit deelt hij mede in
een brief aan de Standaard, als verklaring
waarom hjj zijn ontslag genomen heeft als
lid der Kiesvereeniging, waarvan hij tot
dusver voorzitter was.
uitgebouwde torentjes is karakteristiek. We
vinden aan dezen kant een sigarenwinkel
„bij Jan Toeback" staat in den gevel; eene
bakkerij, een West-Friesch melkhuis (dat
een bezoek overwaard is, zoowel om de
goede en goedkoope consumptie, als om de
aardige, nette inrichting van alles) en verder
eenige herbergen en taveernes. Hieraan is
Oud-Holland rijkdoch niet alleen Oud-
Holland, de geheele tentoonstelling is
niet misdeeld van inrichtingen, waar men
den inwendigen mensch kan versterken
ofverslappen. Zóó sterk als sommigen
het soms willen voorstellen, alsof de geheele
tentoonstelling één groote herberg is (en
heusch, zoo zijn er!) is het echter niet.
Men verhaalt zelfs, dat iemand, die een
ander uitnoodigde met hem de tentoonstelling
te bezoeken, ten antwoord kreeg„Merci,
’k heb nog geen dorst." Dit is echter over
drijving.
We nemen nu de 3e zij van het markt
plein deze is voor de helft bijna ingenomen
door één groot café, de „Stadsherberg." Tot
nog toe heeft deze zich in een druk bezoek
mogen verheugen. De laatste zij kan er
zich op beroemen uit niets anders dan her
bergen te bestaan.
We verlaten het plein door de Beursstraat.
Aan den linkerkant is een flinke restauratie,
waar men een goed diner a 1 gulden kan
gebruiken. Aan de overzij vinden we, behalve
de kleedkamer van den heer Wolf met zijne
muzikanten, nog de winkel van „Mr. Kruis",
goud- en zilverdrijver. In de uitstalling
merkten we op, prachtig gedreven zilver
werk, lepels enz.
De commissie, belast met de inkoopen voor
de Tentoonstellingsloterij heeft ook hier meer
dan één voorwerp van hare gading gevon
den. Wist ge nog niet, dat er eene loterij
wordt gehouden Zeker toch weltentoon
stelling en loterij zijn toch zaken, die bijna
immers altijd samen gaan. Prachtige voor
werpen zijn reeds aangekocht. Voor 50 cent
wordt u de kans geboden op den Hoofdprijs
een gouden zuil ter waarde van 100,000,
op andere prijzen, ter gezamenlijke waarde
van f 50,000, of op. een niet (en
dit is verreweg de grootste kans.) Mocht ge
echter nu of later een of meer loten in han
den krijgen, dan. geluk er mee.
H. BURGERSDIJK.
A’dam, 16 Juni ’95.
„Dat is nu het achtste briefje van avond,"
zei Cornelisse„het is vervelend om rijk te
Oornelisse was een eenvoudig man,
die van zijn vader, wiens eenige zoon en van
een oom, wiens eenige neef hij was, mis
schien ruim eene tonne gouds geërfd had.
Hij was gehuwd en had een rustig leven,
dat besteed werd aan behoorlijk eten, drin
ken, slapen en wonen, ’t Liefst bemoeide
de man zich met geene enkele aangelegen
heid, die het algemeen belang ten doel had.
Eene openbare vergadering zou hij voor ik
weet niet wat, niet willen hebben bij wonen.
Hij paste er ook niet, want bij had van wei
nig zaken kennis en hij gevoelde zich in ge
zelschappen niet op zijn gemak. Was Cor
nelisse nu een gierigaard, een vrek Wel
neen Hij was de eenige rijke op ’t dorp
en hij en zijne vrouw deden veel goed. Alle
armen werden geholpen, en velen dezer
meenden recht te hebben op hunne hulp, ’s
Winters avonds stond het niet stil aan de
deur, en ik kan me best voorstellen, dat deze
eenvoudige menschen het vaak lastig von
den rijk te zjjn.
Als er eene goede zaak moest bevorderd
worden, die veel geld vereischte, hoorde men
gewoonlijk de opmerking, dat Cornelisse het
wel alleen zou kunnen doen. Dat was ook
waar, maar wanneer hij gedaan had, wat
men zoo al meende, dat bij wel kon of moest
doen, wij zijn er zeker van, dat hij al lang
steenarm zou zijn geworden vóór men over
tuigd was, dat hij het eigenlijk niet had
moeten doen.
Het is onredelijk, dunkt ons, dat de eischen
soms zoo ver gaan, dat men verlangt, dat
zijn."
^>5
Bolswardsche Courant,
L
VAN HET