NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD t BOLS WARD EN WONSLRADEEL Verschijnt Donderdags en Zondags. Vier en dertigste Jaargang. 1895. Cust om lei^n, •M t No. 37. DONDERDAG 27 JUNI. BINNENLAND. VOOR A HOTEL- ABONNEMENTSPRIJS80 Cents per 3 maanden. Franco per post 95 Cents. ADVERTENTIEPRIJS: 50 Cts. van 1—7 regels. Ver volgens 10 Ct. per regel. Overigens naar plaatsruimte. IX. O u d-H o 11 an d. XK/.'XXXXh XXXXXXX Vóór we Oud-Holland gaan verlaten om de verdere merkwaardigheden van de Ten toonstelling in oogenschouw te nemen, zij het me vergund U nog eenige algemeene aanwijzingen te geven. Deze zijn te vinden in een boekske, dat in een aardig kleed is gestoken, en dat tot titel draagt„Oudt- Hollant Weghwijser met printverbeel- dinghen.“ Het is uitgegeven door het bestuur van Oud-Holland, doch, zooals het „Extract uyt de Privilegie11, op de eerste bladzijde aanduidt, samengesteld door den heer Mar tin Kalf. Daar de prijs van het werkje, vijftig cent, misschien oorzaak zal zijn dat land naga en daar lees van al die kloeke mannen, die te land en ter zee vriend en vijand bewondering afdwongen voor hun flinken moed en hun nimmer verloochenende levenslust en ik vergelijk daarmee onze kna pen, die met een gezicht alsof ze de ge heimste diepten van het leven hadden ge peild, langs ’s Heeren wegen slenteren zie, dan maakt zich een gevoel van bittere te leurstelling van mij meester en ik beklaag ons arm Nederland, dat overvloed van baar den en vooral van knevels, maar gebrek aan volbloedige, van levenslust tintelende mannen heeft/ „Och, arme, wat wordt ge treurig en wat beklaag ik je als aanbidder van den volmaakt verleden tijd. Kijk eens hier, ik wil bij niemand achterblijven in waardeering van ons voorgeslacht, maar of het alles wel zoo mooi was als gij zegt en of we wel bij hen ten achter staan, dat blijf ik, op zijn zachtst uitgedrukt, ontkennen. Zeker het waren levenslustige broeders, die mannen der zeventiende eeuw. Er moeten van de figuren, die Hals en Jan Steen en Van der Helst ons geteekend hebben, heel wat ori- gineelen hebben rondgeloopen. Maar als levenslust eenig en uitsluitend beteekenen moet het zitten achter de kan, dan zou een moderne Jan Steen tegenwoordig ook niet ver naar modellen behoeven te zoeken. Die vaderen waren moedig, wie zou dat ontken nen en ik wil graag voor hun dapperheid den hoed afnemen, maar waar het op aan komt is het bewijs, dat wij, als de nood aan den man komt, het er minder goed zouden afbrengen en ik betwijfel, of ge mü dat be wijs zoudt kunnen leveren. Wat drommel, leert de historie op Lombok ons niet het tegendeel? Hoor eens, als ik aan levens lust denk, dan denk ik meteen en bij voor keur aan de pogingen, die sedert jaren met veel succes worden aangewend om ons volk kloeker en mannelijker te maken. Ik denk aan zooveel gymnastiekbonden, roei- en zeil- vereenigingen, zwemscholen enz. enz., die tegenwoordig overal bestaan en bloeien. Ik roep me dan zoo graag de jongelui voor den geest, die aan die mannelijke oefeningen deelnemen en soms met succes den buiten lander den prijs betwisten. Wat wou je praten van gebrek aan levenslust en lijden aan werkelijkheid? Kom op onze plaatsen van publiek verkeer en zeg me of ge kunt wanhopen aan ons volk, zoolang we zulke stoe re gestalten hebben als men daar aantreft. Onze voorouders waren dapper en vol levens sap, zegt ge, zonder knevel of baard welnu wij zullen het zijn met zoo’n sieraad, dan heeft het oog meteen ook iets „Is het dan zoo heelemaal mis, als onze geneesheeren klagen over toenemende zenuw achtigheid en de ouden van dagen zich be droeven over het weinig weerstandsvermogen onzer tegenwoordige jonge mannen en vrou wen „Nu, laat die ouden van dagen er ge rust buiten. Met alle respect voor hun leeftjjd, durf ik beweren, dat ze bevooroordeeld zijn. Zij klaagden en steenden in hunnen tijd ook, maar zijn nu vergeten, wat hun toen deerde. En die zenuwachtigheid komt zonder twijfel door te weinig, of door beuzelachtigen arbeid. Gewen den jongen mensch reeds vroeg aan volhardende en nuttige bezigheid, dat zal zijne spieren stalen en zijne zenuwachtigheid op de vlucht drijven. In arbeid en matig heid liggen de zekerste waarborgen voor de kracht van individuen en volken. Dus niet klagen of zuchten, niet steunen en zeuren, maar vroeg en spa de handen flink uit de mouwen en dapper aan den arbeid. Dan komt ongetwijfeld de lust om te leven meer en meer/ het niet in ieders handen komt, zij het mij vergund eenige aanhalingen er uit te doen. In het tweede hoofdstuk, getiteld „Binnen de Veste“ vinden we het volgende o.a. aan- geteekend „Reeds bij den eersten oogopslag ontwaren we, dat we eigenlijk niet in een land, maar in een stad zijn, eenvoudig Oud-Holland ge noemd, omdat de karaktervolle poorten, ge bouwen en gevels, met den meesterlijken bovenbouw van het Rij ksmuseum tot achter grond, niet bepaaldelijk aan ééne stad, maar aan verschillende gemeenten van het geheele land zijn ontleend. Het stadje telt ongeveer tachtig huizen, deels naar bestaande gebouwen of afbeel dingen, deels naar eigen vinding met ver werking van oude onderdeelen. Hier en daar is een verdieping of bij bouw opgeofferd aan de eenmaal afgebakende grenzen. Bouwstoffen zijn geleverd door Nijmegen, Zaltbommel, Enkhuizen, Oudewater, Alk maar, Amsterdam, Poeldijk, Middelburg, Dordrecht, Veere, Haarlem, Zwolle, Utrecht en Heemstede. Vreemd is het, en zeer zeker zal U zulks ook dadelijk opgevallen zijn, dat Friesland, zoo rijk aan schoone, ouderwetsche gevels, niet mee schijnt te tellen. Ongetwijfeld had den de Kanselarij te Leeuwarden, het Stad huis te Franeker of te Bolsward of zoovele andere, een goed figuur kunnen maken. Ja, er zijn gevels op Oud-Holland, en genoeg, die, hoewel fraai, in de verste verte niet kunnen halen bij de bovengenoemde. Of zou men „arm Friesland1* in dezen óók maar over het hoofd hebben gezien Gemakshalve zullen we ons intusschen maar voorstellen, dat we in de voornaamste stad der Zeventien Vereenigde Nederlanden zijn, in Het schiprijck Amsterdam, vol nauwbe- huijsde huijsen. De vlaggentooi, die evenals het wapen eene voor ingewijden verstaanbare taal spreekt, werkt die voorstelling in de hand. Want al waait van de huizen uit andere oorden de stedelijke banier, aan de kleuren van het wapen ontleendal wappert er de geliefde Prinsen- en Statenvlag, oranje, blanje, bleu, afgewisseld door rood, wit en blauw, en al wordt ook ’s Graven vlagge, van geel met klimmenden leeuw van rood, in eere gehouden, hoog boven alles uit ontplooien zich de Amsterdamsche kleuren. En geen wonder. Met eigen wapen en eigen klok vormen zij immers de zinnebeelden van eigen recht en vrijheid/ Oud-Holland wordt gedurende de geheele tentoonstelling het brandpunt van vermaak. De heer Martin Kalf zegt dan ook, over de feesten sprekende „Daarenboven dringen zich tal van her- inneringsdagen op, die, binnen den tijdskring der Tentoonstelling vallende, meer of minder feestelijk gevierd zullen worden/ Hier volgen een tiental datums, die het bestuur van het stedeke feestelijk wil herdenken. Vergeten we dan niet hierbij te noemen de exercitieën van het Vendel Piekeniers en Soldeniers van Prins Maurits. „Maurits is de vinder en vader eener rekrutenschool, die eenmaal heel Europa ten voorbeeld strekte. Hij, door tijdgenoot en nageslacht als „genie in de krijgskunde" vereerd, bracht regel en samen werking bij de dragers van alle wapens, en schiep zich een gedenkteeken, voor ons nog aanschouwelijk in het, ook in ’t fransch vertaalde prachtwerk: „Wapenhandelinghe van roers, musquetten en de spiesen, achter- volghende de ordre van Sijne Excellentie Maurits, Prince van Orangie, enz. enz. Figuurlijk afghebeelt door Jacob v. Geijn" (Amsterd. 1608)/ Welnu, de vendels van Oud-Holland, naar deze handleiding gedrild, brengen hulde aan zijne nagedachtenis". En waarlijk, de exer citieën van het vendel zijn boven alle lof verheven. Opvallend zijn voor een tegen woordig militair de verbazend gerekte com mando’s. En toch.... al zijn de commando’s lastig, verbazend lastig zelfs, de uitvoering laat niets te wenschen over. „Het is, alsof er aan een touwtje getrokken wordtwas eene der bewonderingen, welke ik van de aanschouwers hoorde en werkelijk, de man had gelijk. Zeer eigenaardig is ook het uitvoerings (2e) commandodit wordt ge geven door een slag op de trommel, op een wenk van den hopman. Allen, piekeniers en hellebaardiers zoowel als „serjeuts" en de hopman, allen onzen welgemeenden dank voor het schoone schouwspel, ons te genieten gegeven. Dit alléén is een bezoek aan de tentoonstelling waardig. H. BURGERSDIJK. A’dam, 24 Juni ’95. Kijkjes op de Wereldtentoonstelling en REISWEZEN. „Er valt niet aan te twijfelen en te ontkennen is het dus kwalijk, dat de levens lust er bij de menschen totaal uitgaat." „Hoe weet je dat? Ik dacht werkelijk, dat het er met de lui nog niet zoo kwaad uitzag „Niet kwaad uitzag? Maar ik ver zeker je, dat het er wel degelijk erg kwaad uitziet. Heeft het dan nooit je opmerkzaam heid getrokken, hoe hand over hand eene levensbeschouwing van de somberste soort meer algemeen begint te worden Heb je nimmer gehoord van die levensmoeheid, die in onze dagen veel meer dan vroeger hare slachtoffers maakt onder aanzienlijken en geringen, en hen den last van het leven met kwalijk verholen tegenzin doet dragen „Wel zeker heb ik dat. Ik heb in mijn leven pruttelaars ontmoet in soorten en ook afgeleefden van velerlei leeftijd. Maar ik ontmoette er nooit zooveel om daaruit het besluit te durven trekken, dat het met de wereld en hare menschen op een eind loopt. Te allen tijde zijn er sukkels geweest, die alles even naar vonden en daarom de we reld ontvloden. Maar die sukkels vormden gelukkig de kleine minderheid en de groote menigte vond het op ons wereldje nog heel prettig en liet zich het leven kostelijk sma ken. Als de eersten zich afzonderden en zich in hunne bitterheid allerlei ontberingen oplegden, dan vierde de groote hoop zijn dolste feesten en daarin had die groote hoop gelijk, meen ik." „Je begrijpt me verkeerd, ’t Is vol komen waar dat er altijd lieden zijn geweest, die de vroolijkheid dezer aarde niet konden of niet wilden genieten. Maar zooals je terecht zegt, dat waren enkelen. Tegen woordig, en dat maakt juist mijne zorg gaande, komen er zooveel van dat soort. Zenuwlijden van allerlei aard vernielt het menschdom. Er is geen tijd meer tot kalme vreugd en blijmoedig genoegen. We leven te snel. Van de eene zorg en moeielijkheid in de andere, zoo gaat het dag in dag uit. En omdat de menschen toch iets genieten willen van het lieve leven, wordt reeds in de eerste jeugd van elke gelegenheid ge bruik gemaakt, met zooveel ijver gebruik gemaakt zelfs, dat er op later leeftijd niet meer te genieten valt, óf omdat men alle genot reeds gesmaakt, óf zich voor ieder ge not reeds onvatbaar en ongevoelig heeft ge maakt. „Kom, kom, niet al te bitter! Heb jij in de jongste tijden of voorheen nooit kermis gehou den hier of in den omtrek, en heb je daar nooit dol veel jool gehad Niets van die levensmoe heid opgemerkt, is ’t wel Alles onver- valschte pret, is ’t niet? Lieve meisjes bij de vleet en vroolijke bejaarden meer dan een scheepslading vol, is ’t niet zoo En op ieders gezicht de zuivere, heerlijke pret zoo duidelijk te lezen, wat blief je Kijk, vent, ik word nu al een dagje ouder en de kinderen worden grooter en daarom zit het er nu niet meer zoo aan als vroegermaar geloof me, dat ik voor een enkele maal nog zoo dolgraag mag meedoen." „Dat wil ik heel graag gelooven, maar dat is hier de kwestie niet. De vraag is, of er geen duizenden zijn, die voor gulle vroolijkheid den neus optrekken en zich slaven maken eener zwartgallige en sombere levensbeschouwing; of het aantal van hen, die iedere wereldsche pret zonde achten voor God, ook niet toeneemt, en of zoodoende de gulle, ronde vroolijkheid onzer vaderen geen gevaar loopt van ons, hunne kinderen, te gaan wijken." „Je neemt bepaald de dingen te ernstig. Geloof me, er zijn geen duizenden van die zwarte-levensbescnouwers, maar hoogstens honderden. En zoomin als ééne zwaluw lente maakt, zoo min maken die honderden de kern of de kracht van ons volk uit. Dat doen de honderdduizenden van onzen bur ger- en boerenstand en de tegenstand, dien ze bieden aan elke poging om kermissen of markten op te heffen, bewijst, dat die lui alles behalve geblaseerd zijn. En als je spreekt van een mysticisme, dat in onze dagen vorderingen maakt, dan zou ik je raden, je daarover niet al te veel te veront rusten. Elk mensch en ieder volk heeft van die buien gehad maar ze drijven wel weer over en altoos is het nog gebleken, dat de oud-hollandsche vroolijkheid er warmpjes en wel onder zat en zich met woeker schade loos stelde voor de gedwongen en onnatuur lijke rust. „Ik wou, dat ik je gelijk kon geven, maar als ik de geschiedenis van mijn vader- Het is de tijd niet voor veel redeneeren, maar ook zonder dat wordt er tienmaal en nog menigmaal minder vergaderd dan voor twee, zelfs één jaar. De loos opgeworpen naam „anarchisten" is uit het gesprek en „anarchisme" was Friesland zoo goed als volstrekt vreemd. „Volkspartij" is nu met het attribuut „Nederlandsche" bestempeld, doch we hooren ’t nog weinig. Sociaal- democratie enz. is uit het gesprek, doch volgens velen, niet uit de harten. Toch vernemen we weinig van vergaderen. Dan, ’t is zomer. Onlangs sprak de heer Troelstra te Kollum en wees er op hoe in Duitsch- land en Frankrijk zich de oogen der massa ik meen buiten die partij meer openen. En zoo kon het ook hier zijn de naam socialist is al bleeker rood of het oog kan de roode kleur allengs beter verdragen. In den stille wacht men op de kieswet, maar is verre van illusies in dezen voedsel te geven. Of ’t goed gezien is Maar toch ook de Algemeen-stemrech- ters" schijnen tijdelijk van huis. Men vreest, of liever neemt aan, dat de wijn heel goed aangelengd kan worden voorgezet en wil in elk geval geen quasi algemeen stemrecht als in Belgie (1 of 2 of 3 stemmen van den kiezer) en ook een couloirstelsel. Er is gewezen op kiesdwang of welverplicht stemmen. Dat is op zich-zelf niet kwaad en zeker niet slechter dan dienstplicht of (als elders) schoolplicht. Maar die lui, die daar op wezen, zeiden ook zooveel als wij zullen ons troepje kiezers wel netjes aan ’t kiezen van onze (welgezinde) mannen krijgeni. a. w. fabrikanten, reeders, superieuren van uw personeel.... ge verstaat immers Arnh. Crt. De generaal-majoor, inspecteur der infanterie, heeft, na zijn terugkeer uit Vlis- singen, een langdurig onderhoud gehad met den auditeur-militair te Vlissingen, maar geen termen zijn gevonden tot strafver volging. Verschillende maatregelen zijn daarentegen aan de Regeering voorgesteld tot verbetering van den toestand bij het algemeen depót van discipline. De 25 deserteurs. Van de 25 huzaren, die voor eenige weken uit het garnizoen Venlo deserteerden, zijn er reeds velen terug. O. a. waren er twee die eerst de Leidsche feesten medemaakten, en zich toen bij de wacht aanmeldden. In een sigarenwinkel van de firma Weinthal Co. te Rotterdam, kwamen een Fransch sprekende heer en dame, op het oog zeer nette lieden. De heer kocht eenige sigaretten en voorgevende geen ander geld te hebben, betaalde hij met een stuk van 5 lire. Zonder aanmerkingen werd dit geldstuk tegen eene waarde van 5 francs in betaling genomen en op verzoek van den Fransch sprekenden heer bovendien nog 6 gelijke geldstukken mede tegen eene waarde van 5 francs per stuk ingewisseid. Eenigen tijd daarna moest de winkelier tot zijn schade bemerken, dat hij er leelijk ingeloopen was. De gewisselde 5-lirestukken bleken name lijk te zijn van het voormalig Koninkrijk Napels en Sicilië uit den tijd van Koning Ferdinand en zijn niet meer gangbaar. Aan zilver hebben zij eene waarde van circa 80 cent. Aangezien het Fransch sprekende paar nog ruim voorzien was van deze geldstuk ken, bestaat er gegrond vermoeden, dat zij pogingen in het werk zullen stellen om er andere winkeliers ook elders eveneens te laten inloopen. Op een bevolking van ruim 6000 inwoners komen te Baarn niet minder dan ongeveer 800 vélocipèdes voor. In de wachtkamer van het Postkantoor kwam Zaterdag een bediende van een be kende firma in goud hier ter stede en legde een pakje, dat f 1800 aan goudswaarde bevatte naast zich neer daar hij een brief kaart moest schrijven. Bij het verlaten van het gebouw vergat hij het mede te nemen. De oppasser Zwalif had dit evenwel be merkt en deponeerde het bij den directeur. Een half uur later kwam de bediende, die zijn verlies bemerkt had, het weder terug halen; natuurlijk was hij uitermate ver heugd toen zijn schat weder in zijn bezit was. Amst. Crt. Zware dienst. Het personeel van de Haarlemsche tram doet 17*/i uur dienst, met l'/j rustuur; eens in de 10 dagen een vrijen dag, maar af en toe nog nachtdienst, waardoor de diensttijd tot 23*/a uur wordt verlengd. Het personeel klaagt. r» >1 Bolswardsche Courant I VAN HET

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Bolswards Nieuwsblad nl | 1895 | | pagina 1