NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD BOLSWARD ra WOHSBaAÖBK. Nils Jansen’s Eindexamen. 1 I 4 I No. 46. Verschijnt Donderdags en Zondags. Vier en dertigste Jaargang. 1895. I I .1 r I 1 VOOR <3 in ABONNEMENTSPRIJS80 Cents per 3 maanden. Franco per post 95 Cents. ADVERTENTIEPRIJS50 Cts. van 1—7 regels. Ver volgens 10 Ct. per regel. Overigens naar plaatsruimte. Kijkjes op de Wereldtentoonstelling $xx30ocxxxXdcxxxxxxx$ ZONDAG 28 JULI. XIII. De „Prins Hendrik'. Van den ontwerper van de Tentoonstel ling voor Hotel- en Reiswezen was het een zeer aardig idéé, ook eene boot op het ter rein te brengen. In den tegenwoordigen tijd, nu reizen en trekken aan de orde van den dag is, zijn spoortreinen en boot zaken, waar mee bijna ieder reeds één of meer malen een tochtje heeft ondernomen. Niet onaar dig ware het geweest, indien men naast eene mailboot, zooals de Prins Hendrik, ook een ouderwetsch voertuig had geplaatst, b.v. een barge; het verschil tusschen het reizen oud tijds en tegenwoordig, in onze eeuw van stoom en electriciteit, was dan duidelijk aan het licht gekomen. Want heusch, het wil er bij ons Jong-Holland, en vooral in groote steden, bijna niet in, dat men vroeger eene gróóte reis meende te maken, eene reis, waar koffers en kisten voor gepakt moesten wor den, waarvóór men eerst nog een hartroerend afscheid van zijne vrienden moest nemen, wanneer men eene afstand moest afleggen, ’t zij in een hobbelende diligence, 't zij in een trekschuit, welke men thans, getrokken door het vurig stoomros, in weinige uren aflegt. Het verschil is dan ook reusachtig groot. We mogen er echter de Tentoonstellings commissie nog dankbaar voor zijn, dat ze ons in elk geval nog iets gaf, waardoor we er aan herinnerd worden, dat deze tentoon stelling er eene is van het Hotel- en Reis wezen eene mailboot. En waarlijk, dit is het eenige, dat betrek king heeft op den titel, welke de tentoon stelling draagt. Velen hadden verwacht, dat deze tentoonstelling ons een beeld zou geven van het reizen vroeger en tegenwoordig, van de tegenwoordige gemakkelijke hotels en loge menten in tegenstelling met de gebrekkige inrichtingen van dien aard in vroeger dagen. Niets van dat alles! Alléén de boot, de „Prins Hendrik", ligt daar, in een reusach tig waterbekken, om ons niet te doen ver geten, dat we eene tentoonstelling bezoeken van het Hotel- en Reiswezen. Is dit mis schien eene der redenen, waarom de boot zoo’n druk bezoek ten deel valt? Want dit is een feit, dat de boot een der grootste aantrekkelijkheden is van de Ten toonstelling (Oud-Holland niet meegerekend). Waar zoo duizenden dan de „Prins Hendrik" tnet een bezoek vereeren, willen ook wij niet achterblijven om haar eens wat meer in détails te bezien. Een kaartje, waar ge voor 10 cent eige naar van kunt worden, geeft U toegang. Eene lange brug voert U naar het midden van het schip. Ziezoo, daar zijn we er. Hoe ruim is alles hier! We slaan links om, en gaan zoo naar het achterschip. Als we de machinekamer voorbij en onder de kommandantsbrug doorgegaan zijn, zien we voor ons een zeer ruim dek, geheel in genomen door tafeltjes en stoelen. Ge moet weten, dat de boot één groot café restaurant is, waarvan de buffetten gepacht zgn, naar men zegt voor 12.i>00 gulden, door den heer Reints. We loopen het geheele achterdek niet ten einde, maar begeven ons in de rooksalon, die boven op het dek gelegen is. Fraaie fauteuils, kostbare spiegels en aardige schilderingen, aangebracht aan de wanden, maken dit salonnetje tot een heel, heel ge zellige rookzaal. Eene trap leidt ons naar het benedenschip. Weest voorzichtig: de tieden zijn smal en glal. Beneden gekomen, valt ons oog het eerst op een levensgroote buste van „Prins Hendrik," naar wien de boot genoemd is. Begeven we ons naar binnen. Van 5—8 uur ’s avonds is het benedenschip gereser veerd voor hen, die er willen dineeren, daarom is een bezoek na 8 uur dadelijk niet aan te bevelen, vanwege de altijd meer of minder onaangename lucht, die er eetsalons heerscht. Lange rijen tafels staan gedekt, om straks de hongerige gasten te ontvangen. Alles is hier zeer smaakvol ingericht. Prachtige spie gels, een paar reusachtige vazen en héél aardige schilderijtjes en tegelversieringen maken een zitje hier zeer aantrekkelijk. Voor we onze wandeling voortzetten, moet ik U nog even wijzen op eene inzending van den heer Stemler, boekhandelaar alhier. Ze om vat alle mogelijke werken en instrumenten, voor den zeevaarder van het grootste belang. Een kijkje, genomen in deze hut, de hut van den kapitein, loont ruimschoots de moeite. Aan het eind gekomen van dit gedeelte van het benedenschip, vernauwt zich de zaal, en gaat over in eene gang, die wij echter links zullen laten liggen, om de, aan weerszijden van deze gang gelegen hutten in oogenschouw te nemen. (Aan den rechter kant vinden we hier alleen hutten, omdat de linkerkant gebruikt moest worden voor keuken, etc. in t kort voor werkplaats van het personeel.) De eerste hutten zijn familie- hutten. Eenige ledikanten en een kinderledikantje vormen de slaapplaatsen. Onder elke matras ligt een zwemgordel en nog een paar voor werpen, die men in tijd van nood nood g kan hebben. Een papier aan den wand raadt u aan, u hiervan te overtuigen, zoo- dra ge bezit van uwe tijdelijke woning hebt genomen. Verder vindt ge hier alles, wat ge noodig zoudt kunnen hebben. Door het aan brengen van eenvoudige, doch smaakvolle versieringen heeft men getracht het den rei zigers zoo gezellig mogelijk te maken. Het aantal hutten is niet zoo groot als op een heusche mailboot, maar toch kunt ge u eene juiste voorstelling vormen, hoe alles daar is ingericht. We wandelen verder, en komen in de leeszaal. Gemakkelijke schommelstoe len nooden u uit, even te rusten. In het midden staat eene tafel, waarop de noodige lectuur niet ontbreekt en daar, in dien hoek, staat eene prachtige pianino, die ge, wanneer ge daartoe lust gevoelt, eens kunt keuren. Heusch, wanneer men niet beter wist, zou men nooit willen gelooven, in eene boot te zijn, ’t Ziet er hier vrij wat anders uit als in het roefje van eene trekschuit. Aan de leeszaal grenst eene even fraai versierde salon, de conversatiezaal, waarin ook al eene prachtige pianino staat, met een keurig medaillon van onze Koningin. Eindelijk zijn we de hutten en zalen ten einde, en zijn we, aan het eind van de bovengenoemde gang, weer in eene groote ruimte gekomen, beneden het voorschip, waar weer gedekte tafels gereed staan. We verlaten hier het benedenschip, en, nadat we naar boven zijn geklommen, zijn we aangeland op het voorschip, waar zoo nu en dan eene dameskapel U vergast op een paar vroolijke Duitsche muziekstukjes. Ook hier weer hetzelfde als op het achterdek: tafels en stoelen en stoelen en tatels.Ofge wilt, of niet, ge moét haast wel eventjes neervallen, temeer, omdat het U niet altijd overkomt, bediend te worden door Javaantjes. Heusch, deze heeft men onder de kellners, om de overeen komst zoo sprekend mogelijk te doen zijn. Na even gerust te hebben, verlaten we de boot, welvoldaan over alles, wat we gezien en genoten hebbenlangs dezelfde brug, die ons er heen voerde. II. BURGERSDIJK. A’dam, 25 Juli ’95. Nils weder opstaan en hun zeggen hoe het op bet examen ging. Hij kon toch juist nu niet dood gaan Dan was er geen barmhar tig God in den Hemel. En dan gingen beide oudjes met doffe, traanlooze oogen in het voorkamertje en keken naar dat magere, gele, geliefde gelaat. Pas, toen de levensverzekering-agent, die tegelijk met den dorpsschoolmeester binnen kwam, ervan sprak, dat zij de duizend gul den konden halen, waar Nils Jansen zich voor verzekerd had, toen barstte hunne op gekropte smart los in een niet te stelpen vloed van tranen. Tegen den avond keek vader op en trok zijne handen van zijn oud, gebaard, van smart vertrokken gelaat weg. Lize, hebt gij het geld van de laatste twaalf hemden al ontvangen, die de huis houdster van den dokter gekocht heeft? Ja Dirk. Geef hier dan. En toen ging vader naar stad en moeder was zoo bedroefd dat ze vergat te vragen waarom. Tegen middernacht kwam vader terug. Het was een heldere zomernacht en door het raam zag hij moeder voor het zwarte bed van Nils zitten. Zachtjes kwam de oude man de deur in en trad op de kist toe. Toen haalde hij een klein pakje te voorschijn, dat hij onder zijne jas had gehouden en legde een nieuwe pre- dikantsbaret op Nils Jansen's borst. En moeder, die volgens gewoonte der armen, haar zoon in de laatste tien jaar niet gekust had, drukte hare dunne lippen keer op keer op deze zwarte baret. De maan scheen nog helderder. Merkwaar dig! Het was alsof Nils sliep. Waarschijnlijk bereidde hij zich voor om de armen te ope nen voor vader en moeder in een tehuis, helderder en zorgeloozer dan de gedroomde pastorie. In een eenvoudige arbeiderswoning worden niet vele warme, gevoelvolle woorden gespro ken het kan ook wel zijn, dat daar de ge voelzenuwen afstompen, want harde arbeid en de zorg voor het dagelijksch brood zijn twee maalsteenen, die wèl in staat zijn zachte aandoeningen te pletten, maar niet om ge voelvolle woorden voort te brengen. In den grond der zaak evenwel is het hart dat sneller klopt bij het verlangen naar een paar morgen land hetzelfde als dat, hetwelk rusteloos jaagt naar koninklijke weldaden of bergen gouds. En als wij daar staan als oude boomen, ontbladerd door de herfststormen, denken we in werkelijkheid toch met dezelfde liefde aan de kleine takjes en spruitjes, die uit den ouden stam spruiten, hetzij die eikebladeren of linde blaadjes dragen. Dit is dan ook de reden, waarom kleine Nils Jansen evenzeer bemind werd door zijn roodharigen, kromgebogen vader en zijne ver schrompelde en gerimpelde moeder, alsof hij in een prachtig pakje gekleed ware en door een galonneerden huisknecht naar zijn gede coreerden papa en zijn nerveuse mama ge dragen werd om hun goeden morgen te wenschen. Er is iets vertroostends in de gedachte, dat, hoe ongelijk de Voorzienigheid ook goud en goed, eer en roem, genot en ontbering ver deeld heeft, zij ons toch allen het grootste heeft gelaten, namelijk „den vrijen hemel boven ons en de liefde hier beneden", vrij en toegankelijk voor allen. Nils Jansen was het eenige kind in deze arbeiders-familie. Zelden streelde moeders harde hand zijn gezicht, nooit sprak vader een woord, dat hem aanleiding kon geven te gelooven, dat vader iets anders voor hem gevoelde dan voor het varken achter het huisnooit spraken vader en moeder met elkander over hunne liefde voor kleinen Nils, en toch wisten zij alle drie, dat, wanneer bij voorbeeld de woeste stier van baas Jacobsen los zou breken, vader en moeder beiden zou den wedijveren hunne borst voor zijne horens te plaatsen, om Nils Jansen te beschermen. Nils was een verstandig en zoet kind, dat zijne teksten steeds goed leerde en zonder fout kon antwoorden op de Zondagsschool. Daarom meenden de ouders, dat Nils knap was en dominé moest zien te wordendaarom ook werd hij naar „het groote school" gezonden en zij dachten daarbij nóch aan de moeielijk- heden, nóch aan de kosten. De stad lag immers zoo dicht bij en het is een privilege der armen en onkundigen dat ze kortzichtig zijnware dat niet het geval, dan zouden velen onzer eerste mannen in hutten gestor ven zijn en de menschheid veel lager staan dan thans het geval is. Daarom wil ik nog niet beweren, dat het jammer geweest zou zijn, wanneer Nils Jansen niet gestudeerd had, want alleen op de „Zondagsschool" was Nils Jansen een kraan op school was hij maar een bedeesd, middel matig begaafd ventje. Hoe of het hem ging? Ja, moet men zich er niet over verwonderen hoe de men- schen kunnen leven, wanneer het bijtend koud is en de aarde bedekt is met sneeuw Is het geen wonder, dat schamele hutten, waar de kommer steeds bij de deur op wacht staat, en de nood altijd het gezelschap aan tafel is, dat zulke hutten sterke, deugdzame mannen en goede, vriendelijke vrouwen voortbrengen, die der menschheid vele groote diensten heb ben bewezen en voor velen heldere zonne stralen zijn geweest? De ouders konden niet veel voor hun zoon doen. Vaders oud zilveren horloge, dat vele jaren in de kast gelegen had, werd weer op gewonden en verhuisde naar den goudsmid in de stad. De eene koe leverde het noodige, om een paar pond boter te maken, die op marktdagen verkocht werden. Het was slechte boter van lagen prijs, boter met grauwe stukjes zout er in, en met die kleurschakeeringen, die aan duiden, dat de melk bij kleine hoeveelheden verzameld is. Verder kocht moeder linnen op crediet en naaide zakdoekjes en schortjes voor de dorps meisjes en dan bleven er gewoonlijk eenige „oren" over. En vader was, dag in, dag uit, druk aan het werk in de schuren van de boeren en draaide den wanmolen en reinigde Zweedsche rogge, opdat Nils Jansen toch in staat zou zijn Latijnsche vraagstukken op te lossen. Wonderbaar was het in ieder geval, dat het toch ging, niettegenstaande het jasje gelapt en de koude snerpend was op het kleine zolderkamertje van den kleermaker, waar Nils Jansen woonde. Toen hij met de zomervacantie thuis kwam, grepen de beide oudjes met bevende vingers naar hun bril en zetten zich neer om het getuigschrift te spéllen. Er waren veel „zevens" en „achten" dat beteekende: „voldoende, en „ruim vol doende", zeide Nils. En toen moeder de koffie maalde, moest ze tusschenbeide eens met draaien ophouden om naar al het won derbaarlijke te luisteren, dat Nils vertelde Hoe hij vier talen leerde, en je en jou zei tegen den zoon van een dokter en hoe hij eens bij één der leeraren gegeten had. En Nils bracht de vacantie door met „Livius" te lezen en gras te snijden voor de koe, en zijne wangen waren weer wat rooder dan toen hij in Juni thuis kwam. En zoo kwam Nils door zijn examen voor de Hoogeschool en Nils gaf les aan achterlijke schooljongens en verdiende daarmede 50 kronen per maand. Toen kreeg moeder een omslagdoek en vader een horloge, in plaats van het vorige, dat naar den goudsmid was gegaan. En moeder vond, dat zij nog nooit zoo’n warme doek gehad had als deze, want een roode, warme draad van liefde liep door die bruine en grijze ruiten. En vader zag telkens hoe het horloge al meer en meer naar het uur liep, waarop Nils Jansen een groot man zou zijn. Nils droeg nu een zwarte jas met witten boord en uitgesneden vest en de heerenboer uit het groote huis liep dikwijls met hem op en neer, als bij over was, en sprak met hem als met zijns gelijken. En toch was het nog altijd dezelfde vriendelijke Nils, die vaders natten kiel voor het vuur droogde en de sajet ophield als moe der kluwen maakte. De nachten moest hij echter voor eigen studie aanwenden, want zijne leerlingen namen dagelijks zijne vrije uren in beslag en zijn rug kromde zich en zijne oogen zonken al dieper en dieper in zijn hoofd bij elke klas, die hij doorliep, en er kwam een weemoedige trek om de baar- delooze lippen en zijne wangen werden bleek. Vooruit moest hij, vooruit; tot de dag ge komen was, waarop hij, stralend van vreugde aan de deur zijner pastorie zou staan, om zijne liefdevolle, verlangende armen uit te strekken naar zijn ouden, moeden vader en zwakke, gebogen moeder, om zijne wangen te leggen tegen die dunne, grijze lokken en te zeggenDank voor allesBlijf nu bij mij, tot de dood u komt halen. En dan be vochtigde hij zijne brandende oogen met koud water om den slaap te verdrijven en met koortsachtigen glans vlogen zijne moede oogen over het eene blad na het andere. Eens had hij een gevoel, alsof zijne krach ten hem zouden begeven, alsof iets duisters, iets onverklaarbaars zich tusschen hem en zijn doel zou plaatsen en dat nog wel juist, toen hij meer leerlingen en dus vermeerde ring van inkomen kreeg. Den daarop volgenden dag begaf hij zich naar een levensverzekering-agent. Vijf duizend Neen, dat was te duur. Twee duizend Ook dat was te veel, en zoo sloot hij dus eene verzekering voor 1000 gulden. Dat zouden vader en moeder dan toch heb ben, wanneer iets iets buitengewoons zou plaats grijpen. Maar het werd lente, en de zon gaf alles een nieuwe tint en bracht leven en lust in de aderen der menschen en de tijd van het eind-examen brak aan. Het schriftelijk ging best. Nils was nog in de kamer, toen hii de examinatoren hoorde zeggen, dat hij in ieder geval wel slagen zou. En hij studeerde dag en nacht, ’s Avonds droeg hij een tobbetje koud water naar zijne kamer en wanneer de slaap hem dreigde te bevangen, stak hij zijne bloote voeten daarin om zich wakker te houden. En hij werkte en werkte en het was hem, alsof hij het suisen der boomen in den tuin achter zijne pastorie reeds hoorde. Sta toch op, mijnheer JansenHet is hoog tijd. De heeren Frederiks en Jansberg zijn al voorbijgegaan naar de examenzaal. U mag u wel haasten! Maar Nils Jansen sliep zoo vast als nooit te voren, met de magere handen gevouwen onder de kin. De huisjuffrouw werd onge duldig. Haast u toch, mijnheer Jansen Anders komt u te Heere Christus, wat scheelt hem Marie Marie En Marie kwam en de oude kleerma ker kwam en daarna een dokter, die eenigen tijd zijne hand op Nils’ magere borst legde en daarna verklaarde terwijl hij zijn hoed opzette dat het eene hartverlamming was. Er kwam een zwarte kist in plaats van een vroolijk feest in de kleine voorkamer van de dorpshut. Vader en moeder gingen rond als in een droom. Ze konden niet be grijpen dat het waar was. Natuurlijk zou HOTEL- en Bolswardsche Courant i '1 VAN HET REISWEZEN. I I I

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Bolswards Nieuwsblad nl | 1895 | | pagina 1