NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD
Uit de Rechtszaal.
Oe wees to gevangenen.
BBLSWARD EN WONSERAOEEL.
J!
No. 54. Verschijnt Donderdags en Zondags. Vier en dertigste Jaargang. 1895.
ZONDAG 25 AUGUSTUS.
3
VOOR
’t ongelukkige
ABONNEMENTSPRIJS80 Cents per 3 maanden.
Franco per post 95 Cents.
ADVERTENTIEPRIJS50 Cts. van 1—7 regels. Ver
volgens 10 Ct. per regel. Overigens naar plaatsruimte.
^XXXXXXXXXliXXXXXXXX^
Door H. von SPIELBERG.
in ’t zandtwee dagen daarna onderging
de oude Gregor hetzelfde lot.
Aan ’t kind van Fanny dacht niemand.
De gevangen vrouwen gaven ’t een deel
van haar brood zoo goed zij konden zorg
den zij voor Rosalie. De wachter zag dit
wel, doch drukte dan de oogen toe. In
den ruwsten mensch blijft toch altjjd een
sprankje van menschlievendheid over.
Rosalie bleef in de gevangenis, en wan
neer een der vrouwen naar ’t schavot ging,
dan liet zij ’t kind met dé woorden, l’orphe-
line des prisonniéres de wees der ge
vangenen aan de anderen over.
Weken, maanden gingen er voorbij. Al
de vrouwen, die haar opgepast en verzorgd
hadden, waren de slachtoffers van Robe
spierre geworden. In ’t lot van Rosalie
veranderde niets, haar naam en afkomst
waren vergeten, zij was niets meer dan
„de wees der gevangenen."
Eindelijk nam ’t lot van
Frankrijk een wending.
Den 28 Juli 1794 werd de aarde bevrijd
van Robespierre en zijn aanhangers, die
allen onder de guillotine vielen. De vree-
selijke storm kwam tot bedaren, de bloedige
republiek ging over op de mannen van het
Directoire, op wier schouders spoedig de
eerste consul, keizer Napoleon, zich verhief.
De gevangenissen werden leeg. Ook de
poorten van de conciergerie werden geopend
en de vrouwen, die er ’t laatst waren in
gekomen, dachten nu aan geheel iets an
ders, dan aan de kleine Rosalie. De kleine
weende, toen de nieuwbenoemde inspecteur
van de gevangenis kwam en bevel gaf ’t
kind weg te brengen naar een gesticht.
De ongelukkige had dit vertrek, waar
zij zooveel moeders had gehad, zoo lief ge
kregen, dat zij ’t niet wilde verlaten.
Toevallig kwam de waschvrouw van de
gevangenis binnen zij was in een aangren
zend vertrek en hoorde ’t kind jammeren.
„Kom, burger, zei ze, geef mij ’t kind
ik zal die kleine verzorgen als was zij mijn
eigen kind."
Een der wachters begon te lachen, terwijl
hij grijnzend op ruwen toon zei
„Maar, madame Bertot, je klaagt er
over dat je niet weet, hoe je je vijf kin
deren moet onderhouden en nu wil je er
nog zoo’n zesde opeetster bijnemen, en
dan nog wel een aristocrate."
„Geef mij haar, burger, is zij niet on
gelukkig genoeg Zjj is een wees, burger
Waar vyf aan tafel gaan, daar kan de zesde
ook nog wel mee eten.
De woorden van die vrouw werkten op
’t gemoed van den inspecteur. Misschien
was ’t ook wel beter als hij haar ’t kind
gaf, dacht hjj, ’t spaarde moeite en kosten.
De kleine had geen slecht lot getroffen
de brave weduwe maakte geen onderscheid
tusschen haar kinderen en Rosalie.
Toen de orde in Frankrijk weer hersteld
was, stelde de familie Lubomirska alles in
’t werk, om iets naders te weten te komen
van de dochter der ongelukkige vorstin.
Alle nasporingen naar de eenige erfgena
me bleven evenwel vruchteloos.
’t Eenige wat men kwam te weten was,
dat Gregor den avond voor de terecht
stelling van de vorstin ’t paleis met Rosalie
had verlaten, dat Gregor een der slacht
offers was, maar van ’t kind wist men niets
anders te vertellen.
In het jaar 1806, toen er nog een goede
verstandhouding bestond tusschen Napo
leon en het rijk van den czaar, kreeg het
Russische gezantschap in Parijs een nieuw
medelid in graaf Fedor Rzewonski. Het
Russisch gezantschap bewoonde toenmaals
nog niet dat schitterende paleis, welks
meubileering en vooral welks prachtige
kapel tegenwoordig tot de bezienswaardig
heden der Seine-stad behoort, veeleer was
het in gehuurde, vrij bekrompen vertrek
ken onder dak gebracht. Graaf Rzewonski
moest dan ook vooreerst buiten het gezant-
schapsgebouw zijn kwartier zoeken en
kwam vrij goed terecht in een der voor
naamste hotels van het toenmalige Parjjs,
het hotel Grand-Batelière.
Toen de graaf er ongeveer veertien dagen
verbljjf had gehouden, ontmoette hij eens
op de gang van de eerste verdieping twee
vrouwen, die een gevulde waschmand
droegen en bjj zijn nadering bescheiden
ter zijde traden. Rzewonski wilde juist
achteloos voorbijgaan, toen zijn aandacht
getrokken werd door de buitengewone
schoonheid van de jongste der twee wasch-
vrouwen.
Het meisje was inderdaad zeldzaam mooi
een slanke gestalte met fijn besneden, lief
tallig gezicht en een rijkdom van zwarte
lokken, welker dikke vlechten aan alle kan
ten onder het hagelwitte mutsje kwamen uit
kijken. Het mooiste waren echter de groote,
donkere, amandelvormige oogen met dien
matten, eigenaardigen glans, die aan het
glinsteren van een opaal doet denken.
De graaf was letterlijk getroffen. Hij
vond bij zich zelf, dat hij dit paar oogen
al eens meer moest gezien hebben, en toch
kon hij zich maar niet herinneren waar.
Ten slotte knikte hij de blozende, jonge
schoone onwillekeurig toe, een groet die
door de oudere, waarschijnlijk de moeder,
met een allesbehalve vriendelijken weer
groet werd beantwoord, en zocht daarna
zijn kamer op. Maar de beide donkere oogen
kwamen hem telkens weer voor den geest,
tot eindelijk de herinnering aan een ander
paar oogen in hem oprees, dat zoo opmer
kelijk veel op dat van het mooie wasch-
meisje geleek hij herinnerde zich zijn on
gelukkige nicht, de vorstin Fanny Lubo
mirska, die hier in Parjjs zulk een onge
lukkig einde gevonden had.
Daardoor werd zjjn belangstelling in het
mooie meisje sterk vermeerderd. Hij gaf
zijn kamerdienaar last in het hotel inlich
tingen naar haar in te winnen, en de snug
gere kerel kwam spoedig berichten, dat
het enkel maar de dochter was der wasch
vrouw van het hotel, vrouw Bertot. Graaf
Fedor liet den eigenaar van het hotel bij
zich roepen en vernam nu, dat vrouw Ber
tot wel heel wat moeite had om haar tal
rijk gezin aan den kost te helpen, maar
dat er noch op haar eigen gedrag noch op
dat harer dochter iets viel aan te merken.
Misschien verkeerde de hotelhouder in de
meening, dat de bedoelingen van zjjn voor
namen gast niet van de zuiverste waren,
want eerst na eenig aarzelen ging hij er
toe over de waschvrouw met haar dochter
te laten ontbieden.
Graaf Rzewonski dacht er nog volstrekt
niet aan, dat hij de lang gezochte dochter
zjjner nicht zou weervinden. Hoe kon, hoe
mocht hjj ook vermoeden, dat ze zou schui
len in de kleeding eener waschvrouw, als
het kind eener arme vrouw uit het volk?
Eigenlijk volgde hjj slechts den aandrang
eener oogenblikkelijke belangstelling. Hij
wilde een offer brengen aan de droeve na
gedachtenis der te vroeg verscheidene,
door een meisje, dat zoo sprekend op haar
geleek, eenige uren van geluk te doen sma
ken. Met eene rijke gift in geld meende
hjj dit doel te bereiken 1
Vrouw Bertot was met haar dochter ge
komen, onder beding, dat de graaf haar
enkel in tegenwoordigheid van den hotel
houder mocht spreken. Zjj had genoeg
kennis van de wereld om te weten, dat
dit noodig was om lasterlijke praatjes te
voorkomen.
Toen graaf Fedor echter voor de tweede
maal tegenover het jonge meisje stond,
klopte zijn hart zóó gejaagd, dat hij geen
woord kon uitbrengen. Eerst nu zag hij
duidelijk, hoe er niets aan de gelijkenis
met zijn nichtje ontbrakinderdaad dat
waren niet alleen hare oogen, ook haar
fiere gestalte, de gansche snit van het ge
laat, de fijn gebogen neus, de kleine mond,
trek voor trek, lijn voor lijn, was dit meisje
het volkomen evenbeeld der vorstin.
Met inspanning vermande hij zich en
sprak het wel wat verlegen, maar daardoor
des te aanminniger meisje eenige vrien-
deljjke woorden toe. Daarna greep hij,
trillend van verwachting, de hand der
moeder en trok haar en den hotelhouder
met zich naar de zjjkamer.
„Is dat kind, dat meisje, uw dochter
bracht hij met moeite over de lippen."
„Rosalie is mij even lief als elk mijner
kinderen, antwoordde de waschvrouw ont
wijkend."
„Rosalieriep hij uit. Zou ook die
overeenstemming een spel van het toeval
wezen Ik bezweer u, vrouw, zeg me eer-
Ijjk en oprecht, is Rosalie werkelijk uw
eigen kind
Vrouw Bertot zag verbaasd naar hem
op. Zeker vermoedde zij, dat er iets ge
wichtigs op het spel stond.
„Naar mijn hart gerekend is ze mijn
eigen kind," zei ze na eenig aarzelen,
„naar geboorte niet."
„Spreek, om Godswil, spreekIk be
zweer u, dat ik de beste bedoelingen heb."
„Welnu dan, ik heb Rosalie aange
nomen zij is het kind van een arme ge
vangene, die uit de conciergerie naar het
schavot gevoerd werd. Niemand wist haar
naam, toen ik ze tot mij nam„de wees
der gevangenen" heette ze in de gevan
genis. Meer kan ik u niet mededeelen. Maar
gjj zult me toch mjjn Rosalie, mijn lief,
braaf kind niet ontnemen Met het loon,
door mjjn zwakke handen verworven, heb
ik haar groot gebrachtaan mjjn hart heeft
zjj gerust.
Graaf Fedor had moeite de goede oude
vrouw gerust te stellen. Zjjn hart was
overvolhoe gaarne zou hjj de aangren
zende kamer binnengestoven zijn, om de
eensklaps teruggevondene aan zijn borst te
drukken. En toch rees er tevens een bange,
beklemmende twijfel in hem op. Als hij
zich toch eens bedroog? Als hij eens, mis
leid door een toevallige overeenkomst van
personen en omstandigheden, een vreemde
m zijn familie opnam? Vergeefs peinsde
hij, hoe hy tot zekerheid kon komen.
Op eens schoot hem een kostelijk plan
te binnen.- Hjj herinnerde zich nog heel
goed de uren, die hij als jongeling met
zijn van geluk stralende nicht aan de wieg
van het kleine, aanvallige schepseltje had
doorgebracht, en duidelijk weerklonk nog
in zyn gemoed de melodie van het kinder
liedje, waarmee de trouwe moeder toen
maals eiken avond haar dochtertje in slaap
zong, ’t Was een oud Poolsch lied, dat
ook bij zjjn eigen wieg had geklonken. En
met een plotseling besluit zette hij onge
merkt de deur op een kier.
Daarbinnen zat Rosalie vol verwachting
en met gebogen hoofd. Haar gelaat was
afgewend, zoodat zij hem niet kon zien.
Toen hjj nu heel zacht de liefelijke
Poolsche wijze begon te zingen, richtte zij
eensklaps het hoofd op. Een donker rood
kleurde haar wangen, als in verwarring
greep zij met beide handen naar haar
voorhoofd, zjj beefde over tiaar gansene
lichaam, en toen ontsnapte haar plotseling
een doordringende kreetzij had het lied
harer kindsheid, het lied harer moeder her
kend.
Er valt niet veel meer te vertellen. Graaf
Eedor Rzewonski nam onmiddellijk niet
alleen zjjne verwante tot zich, maar ook
de brave vrouw Bertot en hare kinderen,
van wie de dankbare prinses niet wilde
scheiden. Toen hij een jaar later naar Polen
terugkeerde, volgde het gezin hom, om,
door hem en Rosalie rijk begiftigd, in Rus
land een tweede vaderland te vinden. De
vorstin, voor wier opvoeding de graaf veel
zorg droeg, huwde spoedig daarna een
zijner neven.
Wat echter het mooiste blijft van dit
romantisch verhaal, is, dat het niet ver
zonnen maar tot in de kleinste bijzonder
heden waar is. Toen in 1814 de gansche
adel van Europa op het Weener-congres
samenkwam, blonk onder al de vrouwen
gestalten, die in de salons der keizerstad
aan den Donau opzien baarden, vooral
een Poolsche uit, niet alleen door haar
verrukkelijke schoonheid, maar meer nog
door de lieftalligheid en het vriendelijk
aantrekkelijke van haar gansche wezen.
Graaf de la Grange, de getrouwe bericht
gever van het congres, noemt ze onshet
was grayin Rosalie Rzewonski, geboren
princes Lubomirska, het waschmeisje van
het hotel Grande Batelière de wees
der gevangenen.
In den zomer van 1792 kwam er een
jonge weduwe, een afstammelinge van ouden
Poolschen adel, naar Parijs. Het is niet
met zekerheid te zeggen, wat de vorstin
Fanny Lubomirska, naar Parijs trok, te
meer, daar Parijs door alle voorname vreem
delingen werd verlaten uit vrees voor de
guillotine. De eene zei, dat de jonge vrouw
deel had genomen aan eene samenzwering
tegen ’t Russische hof, dat dit aan den
dag was gekomen en haar had genoodzaakt
te vluchten. Weer anderen vertelden juist
’t tegendeel. Hoe het zij, zeker is het dat
zij over veel geld te beschikken had. Zij
betrok een groot huis en stond met vele
personen van naam in betrekking.
In dien tjjd was het echter te Parjjs al
lesbehalve aangenaam de schitterende da
gen van Versailles waren reeds lang voorbij
en ’t prachtige Trianon, de lievelingsplek
van de ongelukkige koningin Maria Antoi
nette, was een ruïne. Vorstin Lubomirska
had zich langzamerhand van alles terug
getrokken, slechts eenige vertrouwden
brachten haar nu en dan een bezoek in
haar huis in het quartier St. Germain. Daar
woonde zjj met haar lief dochtertje Rosa
line, dat toen vjjf jaar oud was. Haar dienst
personeel, dat zij uit Polen medegenomen
had, was door haar teruggezonden slechts
een oude knecht, die reeds jaren bij haar
ouders in dienst geweest was, bleef bij haar.
Den 21 Januari 1793 brak er voor Frank
rijk een verschrikkelijke tjjd aan. De
hoofden van koning Lode wijk XVI en van
diens vrouw Maria Antoinette vielen onder
de guillotine. Marat en Danton deden de
gevangenissen vullendag en nacht was
de guillotine in werking. Ook de vorstin
Lubomirska was een van de slachtoffers.
Op den laatsten Augustusdag drong men
haar huis binnen. Zonder naar de jonge
vrouw te luisteren, die zich er op beriep,
dat zij een vreemdelinge was, werd zij uit
haar woning gesleept en op een wagen
gezet, ja men liet haar zelfs geen tijd, om
afscheid van haar kind te nemen. Den
ouden, bevenden knecht riep zjj evenwel
nog toe Gregor, zorg voor mijn arm kind,
en als ’t mogelijk is doe moeite mij haar
nog eens te laten zien."
Het gerecht handelde in dien vreeselij-
ken tijd zeer snel. Men bracht de vorstin
onmiddellijk naar de plaats, welke men toen
honend „de voorzaal van ’t Paradijs" noemde.
Onder de hoede van eenige mannen moest
men daar wachten, totdat men voor ’t
gerecht gebracht werd.
De weduwe behoorde tot die gevangenen,
die reeds lang veroordeeld waren, voor zjj
overgebracht werden. Men had eenige
woorden opgevangen, die in haar salon ge
sproken waren, en daaruit maakte men op,
dat zjj een aanhangster was van „Louis
Gapet."
Hoewel deze grond zeer aan twijfel on
derhevig was, moest haar hoofd toch vallen
en wel om de eenvoudige reden, dat men
haar „verdacht."
Machteloos droeg men ’t slachtoffer uit
de gerechtszaaltoen zij weer bijkwam,
bevond zjj zich in een van de groote ver
trekken der conciergerie, die men tot ge
vangenis ingericht had. Haar eerste woord
was de naam van haar kind, nog één wensch
had zjj, haar lieveling weer te zien en deze
wensch kwam in vervulling.
Het was den ouden trouwen Gregor ge
lukt de prinses in de gevangenis te bren
gen. De moeder beleefde een smartelijken
nacht, haar armzalig strooleger met haar
kind deelend.
Bij ’t aanbreken van den dag wilde Gre
gor met ’t kind vertrekken, maar het was
der arme moeder onmogeljjk het uit haar
armen te geven. Nog één oogenblik en de
gerechtsdienaar kwam binnen om de namen
af te roepen van hen, wier laatste gang ’t
wasonder die namen was ook die van de
ongelukkige moeder. Nog had zij tjjd haar
kind aan een der vrouwen te geven, die
in ’t zelfde lot zouden deelen, nog drukte
zjj een gloeienden kus op het ontsteld ge
laat van haar kind, nog eenmaal keek zij
in die angstig vragende oogen toen
klonk ’t ruw
„Vooruit, burgeres, je moet niet den
ken, dat Sansor 2) zijn tijd gestolen heeft
Een uur later rolde ’t hoofd der moeder,
met den naam van haar kind op de lippen,
Bolswardsche Courant
I
lo.
1) Slechts onder dezen naam sprak men in
dien tijd van Bodewijk XVI.
2j Toenmaals de beul.
J.l Donderdag werd ter civiele zitting van het
kantongerecht alhier, in de vroeger vermelde
zaak, door den heer C. W. Eisma, verdediger van
den Eischer, de volgende conclusie genomen
REPLIEK i./z. W. Hiemstra te Arum,
C. a. de Arumerpolder.
De gedaagde bestrijdt de vordering van Eischer
op de volgende gronden
dat de gevorderde schadevergoeding over
dreven groot is, daar de in oogst staande
grond, aan de opkomende vracht waaraan
door de handelingen van het waterschaps
bestuur schade is toegebracht pl.m. van 36J
are bedraagt, dat vlas op slataarde niet wil
gedijen en dat dus in elk geval slechts een
povere opbrengst te verwachten was, terwijl
de middenprijs van het vlas op steel dit jaar
beloopt pl.m. f 100 per 36| are, weshalve de
toegebrachte schade ten hoogste 125 kan zijn.
2o. dat het bestuur geen willekeurige en on
rechtmatige daad heelt verricht, omdat a.
het reglement van politiebepalingen behelst
verbindend voor de gebruikers van gronden
in het waterschap gelegen, 6. het water
schapsbestuur bevoegdehjk 4 meter schoon
wal heeft gevorderd.
Adluin. Gedaagde schijnt te vergeten, dat
behalve de schade aan de opkomende vrueht
toegebracht over 220 meter lengte en 6 meter
breedte Z pl.m. 0.1300 hectaren of ruim van
van 36J aren grond, waarop het vlas stond, door
het opruimen der aarde Eischer genoodzaakt is
deze aarde weder te verwerken en te egaliseeren,
daar deze thans als een wilde massa op het beste
land is opgehoopt en de kosten daarvan meer
zullen bedragen dan betaald is voor de van wege
het bestuur onrechtmatig bevorderde opruiming.
Ad Hum. Eischer kan haast niet gelooven, dat die
beschouwingen zijn van een eminent rechtskun
dige als Mr. T. van Hettinga Tromp, op wien
gedaagde zich beroept; doch hoe ’t ook zij, de
Rechter spreekt geen recht op gezag van een
rechtskundige, maar moet volgens de wet recht
spreken en Eischer meent dat de wet duidelijk