NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD
B OtS WARD EN WONSER AÜEEL
8 ÊH G1) W
5
No. 74.
1895
Verschijnt Donderdags en Zondags. Vier en dertigste Jaargang.
BINNENLAND.
VOOR
Het kind
zeide hij toen. „Kom,
was het ant-
fluisterde hij, thans
Ali,
ABONNEMENTSPRIJS 80 Cents per 3 maanden.
Franco per post 95 Cents.
herhaalde Ali, dankbaar tot hem
4
I
$XXXXX XXXXjiXXX XXXX X$
ZONDAG 3 NOVEMBER.
xxxxxxxxx Jxxxxxxx x$
ADVERTENTIEPRIJS: 50 Cts. van 1—7 regels. Ver
volgens 10 Ct. per regel. Overigens naar plaatsruimte.
arm om haar heen-
Een Kamper-quaestie of vijf of zes om
een dubbeltje. Bij het bezoek der Koning
innen te Kampen, liet de commandant der
dienstdoende schutterij de wacht, honderd
man sterk, toen deze een uur rust nad, ieder
twee kadetjes met vleesch geven.
Elk kadetje kostte by den bakker twee
centen, en toen de commandant van een en
ander de rekening bij burgemeester en
wethouders inzond (de gemeenteraad had
voor die ontvangst f 10.000 oescnikbaar ge
steld) werd door dat college de burge
meester was afwezig de nota aan den
commandant teruggezonden, met de opmer
king, dat Z.H.E.G. de kadetjes ivel voor zes
voor een dubbeltje had kunnen krygen.
De commandant heelt dat scnryven in
handen gesteld van de bakkers leveranciers
van de tweehonderd kadetjes, met verzoek
om in deze aangelegenheid te willen dienen
van bericht.
De bakkersleveranciers van de tweehon
derd kadetjes hebben daarop een vergade
ring belegd, waarop besloten is, den heer
commandant te antwoorden, datzy meenden
bij deze gelegenheid kadetjes te moeten
leveren, volgens Oud-Hollands Tentoonstel
ling.
De commandant heeft van dit schrijven
afschrift gezonden aan Burgemeester en
Wethouders. Het is nog niet bekend of
dezen de zaak hierbij zullen laten.
Het komt ons voor, zoo zegt het Hdbl.
dat deze Kamperui aan het licht brengt,
dat deze gewichtige zaak niet mag worden
beslist zonder tnsschenkomst van Gedepu
teerde Staten, Raad van State, Tweede
Kamer en Regeering. Het zou zeer beden
kelijk zijn, haar nog vóór het jaar 19U0 te
doen eindigen.
In het begin dezer maand vertelde
men althans men las het in de dag
bladen dat het dit jaar nu eens opper
best gaan zou met de behandeling der
Staatsbegrooting. In de Tweede Kamer zou
die zoo tijdig zyn afgeloopen, dat de Eerste
Kamer haar nog voor één Januari kon
voteeren, zoodat men dan in den normalen
toestand zou verkeeren, dat de begrootings-
wetten vóór 1 Januari zouden zijn vast
gesteld.
Das war zu schön gewesen 1
In plaats van bijtijds klaar te wezen, zal
de Eerste Kamer, nog wat minder tijd voor
de behandeling hebben dan vorige jaren.
Tengevolge van het besluit der Kamer om
12 November de wet op het personeel in
openbare beraadslaging te brengen, waar
mede, volgens den voorzitter, wel een drie
weken volgens anderen een vier weken
zullen heengaan, is er geen quaestie van,
dat de begrooung vóór half December aan
de orde komt en den 25en December heeft
de Kamer haar Kerstreces. Dus zullen de
XI hoofdstukken en de wet op de middelen
in een groote veertien dagen moeten afge
hamerd worden, om de Eerste Kamer ge
legenheid te geven, laatstgenoemde nog aan
te nemen vóór 1 Januari, wat volstrekt
noodzakelijk is om den dienst niet te strem
men.
De Kamer heeft besloten het allereerst
het personeel te behandelen en dit ontwerp
verkeert in zulk een staat, dat eene spoe
dige behandeling niet wel mogelyk iser
is veel te vragen en te antwoorden en amen
dementen kunnen niet uitblijven. De wet,
die toch onmogelijk met 1 Januari kan in
werking treden, moet echter hoe eer hoe
beter tot stand komen, in verband met de
kieswet, en vooral met de gemeente-finan-
cien.
De noodzakelijkheid hiervan inziende,
heeft de Kamer het ontwerp-personeel op
12 November aan de orde gesteld. Maar
hoe het nu met de begroetingen moet gaan
begrijpen wij niet. Misschien worden die
nu wel in het voorjaar van 1896 behandeld.
Dit klinkt geheel anders dan het voor
uitzicht eenige weken geleden geopend, dat
zelfs de Eerste Kamer ze vóór 1 Januari
zou kunnen aangenomen hebben.
Door een twintigtal ryksschatters voor
de belasting op het personeel te Amsterdam
is een adres gericht aan den Minister van
Financiën, waarin zij te kennen geven, dat,
terwijl hunne inkomsten bij steeds klimmende
eischen en daarmede gepaard gaande meer
dere werkzaamheden belangrijk zijn achter
uitgegaan, thans, nu in het nieuwe wets
ontwerp op het personeel als beginsel is
aangenomen om de schattings- en tellings-
kosten te doen vervallen, hun middel van
bestaan bedreigd wordt. Zy verzoeken daar
om, dat by eene nieuwe regeling van de
belasting op het personeel hunne tiuanciëele
belangen niet uit het oog warden verloren,
en dat zij by eventueele nadeeligegevolgen
op de eene of andere wyze zullen worden
schadeloos gesteld.
GaasteiTand, 30 Oct. Nog steeds wordt
het onderzoek naar mergelbeddingen aan
de Zuiderzeekusten in onze gemeente voort
gezet. Men is thans bezig met het maken
van een’ tweeden put; de resultaten zijn
gelyk aan die van den eersten. Om hem
zoo diep mogelijk te krijgen zal er geboord
en sprong ver
worden het benoodigde werktuig is uit
Wageningen ontboden en reeds gearriveerd.
Men vermoedt, dat er een aanzienlijke
hoeveelheid van de zoo vruchtbare grond
soort aanwezig is.
Oudemirdum, 30 Oct. Door een’ lijster-
vanger alhier is in een zijner beugels een
Hermelijn gevangen. Het dier was nog
springlevender naast hing eene doode lijster,
die hij zeker getracht heeft buit te maken
en zoodoende in dien strik is vastgeraakt.
Het doodvonnis werd onmiddellijk uitge
sproken en met een klomp volvoerd.
Nog steeds de postzegel-diefstal. Het
blijkt thans dat de toeëigening van gebruikte
postzegels aan het ministerie van koloniën,
dezer dagen ontdekt, ook vroeger is ge
schied. Toen kort geleden namelijk, in ver
band met de uitbreiding van het departe
ment, een der zolders verbouwd en daartoe
moest ontruimd worden, kwamen tal van
pakken postwissels voor den dag. Deze
wissels, te zamen ongeveer 6000 a 8000,
misten de postzegels. En toch lagen ze be
hoorlijk in pakken gebonden weggesloten.
Vroeger schijnt er aan die postwisselzegels
uit de koloniën niet zooveel waarde te zijn
gehecht als tegenwoordig het geval is, zoo
dat ze zonder boos opzet schijnen gebruikt
voor verzamelingen.
Het politie-onderzoek duurt voort.
Fonograaf. Van een zeer merkwaar
dig gebruik van de fonograaf maakt het
Journal des Débats melding in zijn Revue
des Sciences.
Het geval heeft zich voorgedaan in Ame
rika, te Elk River, in Californië. Aan een
hydraulische inrichting daar was een der
machines onklaar geraakt, men hoorde dit
aan het geluid dat zij maakte. Wat eraan
haperde, wist men echter niet en de fabri
kant van de pomp, die het zeker zou kun
nen zeggen, zoodra hij de machine hoorde,
woonde te ver weg om hem te laten ko
men. Men kwam echter op het slimme denk
beeld het geluid op te vangen in een fono
graaf. Dit werd gedaan; de rol werd den
fabrikant der pomp toegezonden en deze
luisterde in zijn werkplaats naar het ge
luid, dat de machine maakte. Spoedig ont
dekte hij de fout en schreef hij naar Elk
River, welke herstellingen gedaan moesten
worden.
Ook een slot\ De Hoornsche Courant
schrijft over den vermisten soldaat, die ge
lijk men weet te Hoorn in garnizoen lag:
De man schijnt het heusch niet waard te
zijn, dat er zooveel inkt aan hem verknoeid
is geworden.
Dezer dagen is te Amsterdam op han
dige wijze een dief door particulieren ge
pakt.
Eenige jongelui, zoo verhaalt het Hbld.
bevonden zich ’s avonds bij kennisse i toen
de heer des huizes werd weggeroepen om
dat iemand hem wenschte te spreken, die
zeide een notaris te zijn uit de provincie.
„Als hij mijn parapluie maar niet meeneemt,"
zei een der gasten nog schertsend, en toen
de gastheer terugkwam, verzekerde hij ge
ruststellend dat de parapluie er nog stond.
Maar dan was zij juist weg, want er moes
ten er twee staan
Het was inderdaad zoo De „notaris11 had
het regenscherm meegenomen.
Toen de bestolene het geval thuis mede
deelde, zeide zijn vader, dat ook bij hem
„een notaris uit de provincie11 was geweest,
wiens signalement vrij wel klopte met dat
van den dief, alleen had hij hier een an
deren naam opgegeven. Gestolen had hij
hier niets, want er stond niets in de gang.
Hij zou nog terugkomen.
Werkelijk kwam de man terug en wel
juist toen de (elders) bestolene thuis was
met zijn broeder. Hij wapende zich voor alle
zekerheid met een revolver, verzocht de
dienstbode den man in de spreekkamer te
laten en zijn broeder zoo spoedig mogelyk
politie te halen. In de spreekkamer vond
hy een zeer net gekleed heer met een aller
keurigste damesparapluie in de hand. Hij
hield den man, die wederom de bewuste
„notaris uit de provincie11 heette te zijn,
eenigen tijd aan de praat, voorgevend dat
zijn vader bezig was, maar zoo aanstonds
hem te woord zou staan.
De „notaris11 werd wat onrustig en mis
schien had zijn bewaker (die in de deur
opening stond) nog tot andere middelen zyn
toevlucht moeten nemen, wanneer hij niet
bijtijds zijn broeder had hooren terugkomen;
met de meeste welwillendheid liet hij nu
den „notaris11 uit de kamer, die terstond
daarop in de armen van een politie-agent
viel, ’s Mans verbazing laat zich denken.
By onderzoek bleek dat hy een ontslagen
gemeente-ontvanger was en reeds een aan
tal kleine diefstallen had gepleegd.
(Een Londensche schets.)
Jim, beschermend den
slaande.
„Neen, Jimmy
Twaalf uur later werden ze gescheiden.
Drie heeren, gevolgd door een gesloten
rijtuig, hielden stil voor de slaapplaats
der kleinen.
„Arme kinderen!11 sprak een van hen,
zich over de slapenden heenbuigend.
Jim opende half de oogen en Ali mom
pelde inflharen slaap.
„Wat zegt gij?" vroeg de dokter.
„Niemand kan ons scheiden,' sprak de
andere.
Jim opende de oogen
schrikt op.
„Alieen hoed Ali, loop weg.“
Hij deed geen moeite om zelf te ont
snappen, doch spoorde Ali aan.
begon hardop te schreeuwen.
„Ach, mijnheer, doe Jimmy geen kwaad,
hij heeft niets gedaan
„Niemand zal Jimmy kwaad doen, waar
woont gij
„Bij Jimmy.
„En waar woont Jimmy? hij is zeker
uw broeitje
„Neen,11 sprak het kind, „wij zijn getrouwd
en niemand kan ons scheiden.11
De heeren zagen elkander aan. Niemand
lachte.
Toen plotseling kuchte de dokter. De
heer in de uniform snoot zijn neus en de
ander veegde de oogen af.
„Gij zult ons niet scheidenkreet het
kind, toen de dokter haar ophief en in
het rijtuig zette. „Ik heb „ja" gezegd, wij
zijn getrouwd! Jim!
Jimmy schopte en vocht als een kleine
Turk, doch werd ten laatste overwonnen.
Beste Jimmy!
Het doet mij genoegen, u mede te kunnen
deelen, dat Alice Gr. verleden jaar in Mei
naar Canada is gegaan. Haar adres vindt
ge hiernevens vermeld.
Uw leeraar en vriend,
Dr. B.
Veertien jaar geleden heeft Jimmy haar
voor het laatst gezien en thans zal hij in
de gelegenheid zijn haar weer te vinden
Zenuwachtig spoedde hij zich voort in de
Laan, te Quebec.
No. 101 was een gesloten huis. Hij belde
„Kan ik Alice Gr. spreken?" vroeg hij.
„Juffrouw Gr. is bjj de kinderen," was
het antwoord „Kom binnen. Wien kan
ik aandienen?"
„Ik zal mijn naam verzwijgen."
Hij werd in een groot vertrek gelaten.
Eene jonge dame in een wit zomerkleed
trad binnen. Er lag eene verlegen uitdruk
king op haar gelaat en in de donkerblauwe
oogen. Jimmy stond bijna verschrikt op.
„Ik kwam om Alice Gr. te zien
„Die ben ik."
„U moet een andere zyn. Ze kwam uit
Londen."
„Ik ook."
„Uit het huis van Dr. B.
„Ja."
De dokter moet zich dan vergist hebben.
„Dezen brief ontving ik van hen."
Het meisje staarde op den omslag en
het volgende oogenblik had zij de armen
om Jims hals geslagen en rustte haar hoofdje
op zynen schouder.
„Jim! gij zijt het, die mij jaren en jaren
geleden getrouwd hebt. En ik herkende
u niet!" vervolgde zjj lachend en weenend.
„Jim, jongen, wat ben je mooi gewor
den," en toen... kuste zij hem op beide
wangen.
„Zeg „ja", Ali," fluisterde hij, thans
voor den tweeden keer in zijn leven.
„Ja," herhaalde zij.
En terwijl hij met de hand over hare
lokken streek, fluisterde zij, alleen voor
hem hoorbaar
„Nu kan niemand ons meer scheiden,
Jim."
„Neen, lieveling, niemand."
Een jaar later werd werkelijk hun hu
welijk in dezelfde kerk ingezegend.
Jim gevoelde zich zeer gelukkig. Een
heer had hem voor het vasthouden van zyn
paard een zilverstukje gegeven en nu keerde
hij dat telkens in zijn hand om.
„Ik weet niet, wat ik doen zal, of ik
wat eten zal koopen of trachten eenige
avondbladen te venten
Zijn aandacht werd gevestigd op een
klein meisje, een jaar of twee jonger dan
hjj Jim was negen jaar die luide
schreiend voor een bakkerswinkel stond.
Het arme kind was bijna even ellendig
gekleed als de op dit oogenblik zoo ge
lukkige Jim, maar haar gezicht zag er wat
schooner uit en haar boezelaar was blijk
baar onlangs gewasschen.
„Hallo," zei Jim, „wie heeft u kwaad
gedaan
„Niemand, maar ik heb honger."
„Ik ook," zei Jim, „ik heb bijna altijd
honger. Waar is je moeder?"
Het kind begon opnieuw te huilen.
„Zij is weggeloopen", zeide zij ten laatste.
„Ik moest maar naar een agent gaan, en
deze zou mij wel naar een werkhuis brengen,
maar dat wil ik niet, ik wil niet!"
„Hoe heet je?" vroeg Jim.
„Ali.-
Hy draaide zijn geldstukje weer om en
om in zijn hand.
„Ik ga wat eten,"
ga maar mee."
„Waar woon je vroeg Ali.
„O ergens buiten Londen," was het ant
woord.
„Kun je mij niet meenemen vroeg
het meisje, „ik kan nergens slapen."
Zij hief daarby de blauwe oogjes tot
Jim op.
Jim antwoordde niet dadelijk.
„Ja" zeide hjj ten laatste, toen alles goed
overwogen scheen. Ziende dat het vergeef-
sche moeite was nog naar een ander paard
uit te zien, dat mogelyk ook vastgehouden
moest worden, nam hij het meisje mee
naar zyn „steegje."
’t Was eene armzalige gastvrijheid in
dien kouden, donkeren gang, doch hij had
niets beters aan te bieden.
Eene week ging voorby, toen sprak Jim
op eenen avond:
„Het zal niet lang meer duren of ik
word ook opgepakt. Ik heb veel vrienden
gehad, maar die zyn allen naar de kiuder-
bewaarplaatsen gebracht. Ik ben gelukkig
geweest tot nu toe, maar ik geloof zeker,
dat ze my den een of anderen dag zullen
snappen, en dan, Ali, moeten wij scheiden."
Het kind drukte zich tegen hem aan
en liet het verwarde kleine hoofdje op zijn
schouder rusten.
„Ik zou dood gaan, Jim, als ze u van
mij wegpakten," zeide zij. „Niemand zou
ons kunnen scheiden als wij getrouwd
waren. Dat zeide moeder ook altyd tegen
vader, als die weg wilde loopen. Is het
moeielyk om te trouwen, Jim?"
„Geraakkelijk genoeg," antwoordde Jim,
vast overtuigd van zijne meerdere kennis.
„Er is eene kerk, waar bijna iederen
dag getrouwd wordt. Ik heb het twee
keeren gezien. Er is een man in een wit
hemd, die den mensehen wat voorleest.
Ze houden elkander vast en zeggen dan
„ja" tegen den „trouwer."
„Zoudt gij denken, dat hy ons zou trou
wen
„Niet voor niets, natuurlyk. Ik heb nog
maar drie stuivers en die moeten we voor
het ontbijt houden."
„Ik ontby’t liever niet," zeide Ali. „Ik
wil veel liever getrouwd zyn."
„Wy konden probeeren binnen te sluipen,
als de trouwer andere mensehen trouwt,"
zeide Jim, in gedachten verzonken. „Dan
zouden wy voor niet getrouwd zijn."
„Ja," zeide Ali, de armen om Jim’s hals
slaande. „Voor nietsen ze zullen u niet
van my wegpakken
„Kom mee, Alidaar is een trouwpartij
Tusschen de menigte door kwamen ze
ongemerkt in de kerk en gingen bij het
preekgestoelte achter eenen pilaar staan.
Daar wachtten zij hand in hand, totdat
de plechtigheid een aanvang nam. Geen
van beiden begreep wat de geestelijke zeide,
maar toch waren er geen oplettender toe
hoorders dan deze twee kleine wezens.
Toen boog Jim zich plotseling voorover
en fluisterde
„Zeg „ja." Ali! gauw!
„Ja," 1
opziende.
.Niemand kan ons scheiden," fluisterde
ft
Bolswardsche Courant
tt