NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD s »O£SWABO EN WONSER ADEEL No. 82. Verschijnt Donderdags en Zondags. Vieren dertigste Jaargang. 1895. DE VOO&DENKAMEB Haadsverslag der gemeente Wonseradeel als GRATIS BIJVOEGSEL bij de Bolswardsche Courant worden uit gegeven. Op de Badplaats. xx£xxxxxxxxtë ZONDAG 1 DECEMBER. 2 $XXXXXXXXXZjXXXXXXX St. Anthony Gasthuis te BOLSWARD. VOOR 1' De Uitgever. ver- u vertrekt weldra naar Inns- ABONNEMENTSPRIJS: 80 Cents per 3 maanden. Franco per post 95 Cents. ADVERTENTIEPRIJS50 Cts. van 1—7 regels. Ver volgens 10 Ct. per regel. Overigens naar plaatsruimte. Evenals tot heden zal ook in 189(5, het (Naar het Engelsch). af- zoo In een onzer vorige nos. wezen wij er op, dat het fraaie plafond op de Voogden kamer van het St. Anthony Gasthuis, weel was hersteld. In aansluiting daarop geven wij gaarne een plaats aan onderstaande, 't welk ons door den Heer K. H. Laagland welwillend werd afgestaan. van het station dan niet evenveel als de belasting? O zeker, iets meer nog zelfs maar dat doet niets ter zake. Ik doe het niet om het geld, maar om het beginsel. Dit onderhoud was het laatste, dat ik met Johnson had. Acht dagen later las ik in de lijst der vertrekkende badgasten ook den naam Lord Sommerset Campbell, die het Hotel Victoria, het voornaamste en duurste hotel van Zwendelburg, verliet en naar Innsbrück vertrok. Vrijdag den 2en Augustus j. 1. sloeg de bliksem door het dak in de Voogdenkamer van het St. Anthony Gasthuis en verbrij zelde het" prachtige plafond. Ongedeerd bleven de zijwanden waar langs antiek be hang voorkomt. Dit plafond bevatte on derscheidene zinnebeeldige voorstellingen het menschelijk leven betreffende, evenals het behang, en met elkaar in verband. Heeren Voogden hebben het plafond doen restaureeren geheel conform het vroegere. Daaraan zijn onder toezicht van den heer K. Tromp, civiel-architecc, werkzaam geweest de heeren J. Dijkstra Az., bouwkundige, als teekenaars en D. Duvenhorst als stucadoor, onder medewerking van een hoogst be kwamen stucadoorsknecht. De Voogden kamer vormt alsnu weder een prachtig ge heel. Om kunstliefhebbers en den ingezetenen eenig denkbeeld te geven van een en ander, laat ik hier eene beschrijving er van volgen: Linkerzijde, bij het intreden der kamer. I. Het Af (Wens tuk. De menschelijke levensduur wordt hier voorgesteld door drie Pareen of schikgodin nen, den draad des levens spinnende Glotho houdt het spinrokken. Lachesis spint den draad verder voort. Atropos is gereed ze ter bestemder tijd af te snijden. Aan het Plafond de zeis, de zandloo- per, de levensdraad, beteekenen den Tijd de afgebroken stam, de ingebrande kaars, de omgevallen vaas, de tafel met de (Omega, laatste letter van het Grieksche alphabet) duiden het ras ten einde spoedende leven aan. Ik ben nooit in Amerika geweest, ik van uw Het vorige jaar hield ik mij eenige weken in een bekoorlijk Tyroolsch stadje op, dat ik Zwendelburg zal noemen. Ik verzwijg den werkelijken naam er van, wijl deze plaats zich een huurbelasting, en een zeer liooge huurbelasting ook, laat betalen dooi de bezoekers en ik er daarom geen reclame voor wil maken. Van de muziek, die des morgens en des namiddags in het park werd gemaakt, moest ook nog een muziek- belasting worden betaald en beide, de kuur- en de muziekbelasting, werden geheven door den eigenaar van het Kurhaus. Maar voor een verblijf van minder dan acht dagen behoefde men de belastingen niet te be talen. Ik, die regelrecht van Engeland kwam, was niet aan dit lastig gebruik gewoon en vond ook deze verlichting van mijn porte- monnaie wel wat hard. Toch bleef ik ver scheidene weken in het heerlijk gelegen plaatsje en vertoefde veel in de nabijheid der muziekkapel, om zooveel mogelijk te genieten voor mijn geld. Kennissen zocht ik niet op te doen, daar ik veel te wer ken had; toch maakte ik een uitzonde ring op dezen regel, toen ik met Johnson vriendschap sloot. Waartoe heeft men ook strenge grondbeginselen, als men ze niet eens mag overtreden? Wat mij vooral in Johnson aantrok, was, geloof ik, een zekere achteloosheid in zjjn uiterlijk. Toen ik hem den eersten keer zag, maakte hjj op mij den indruk van een twjjfelachtig individu. Hij droeg een blauw katoenen hemd zonder boord of das, had een grooten gedeukten vilten hoed op zonder den minsten zweem van een Ty- roolsche veer, zjjn broek zag er niet be paald nieuw uit en zijn volle baard leek wel in geen half jaar verzorgd te wezen. Ook had hij geen Alpenstok bij zich wat in mijn oog een verdienste in den man was. Dat is een man, die vrij is van al wat conventioneel heet, zei ik tot mij zelf, en als ik met iemand kennis wil maken, dan is het met hem. Het bleek, dat Johnson uit Chicago af komstig was; ik kende die stad ook en daar hjj bovendien een groote vriend was van muziek, hadden wjj reeds twee dingen om over te spreken. Johnson had blijkbaar veel van de wereld gezien en wist allerlei merkwaardige dingen te vertellen; na een kennismaking van eenige dagen begon ik veel van hem te houden en naar ik geloofde, hield hjj ook wel wat van mij. Toen wjj eens des avonds als gewoonlijk van onze gemeenschappelijke wandeling terugkeerden, reikte Johnson mjj de hand. Ik vertrek morgen, zei hij, naar Inns- briiek. Wjj moeten afscheid nemen. Vaar wel en wees verzekerd, meneer, dat de met u doorgebrachte uren mjj altijd in aange name herinnering zullen blijven. O, antwoordde ik, het spijt me zeer, dat u heengaat. Maar ik zeg u nu nog niet vaarwel, we zien elkaar morgen-ochtend nog aan den trein. Neen, neen, zeide bij, wjj zullen nu scheid nemen, want de trein gaat vroeg, dat ik al weg ben, als u is opge staan. Wij scheidden dus, en toen ik den vol genden morgen alleen in het park van het Kurhaus wandelde, voelde ik mij daar zon der mjjn vriend Johnson zeer eenzaam. Des middags drentelde ik weer alleen door de paden van het plantsoen, toen ik tot mijn groote verbazing daar mijn vertrokken vriend zag. Halloh Johnson, riep ik, ik dacht, dat u al vertrokken waart. De heer keek mjj aan met een blik, die duidelijk zeide: ik keu je niet. U vergist zich zeker in den persoon, Hjepeer, zeide hij, mijn naam is Baumgar ten. Toen ik nauwkeuriger toekeek, bemerkte II. Zystuk aan de rech ferhand, stelt voor de Jeugd, en Mannelijken leeftijd. De vogel en de kruk, het molentje en de zeepbel duiden dekinderlijke vermaken aan. Aan het plafond heeft de groene en vruch ten dragende tak betrekking op de jeugd en den mannelijken leeftijd. III. Zijstuk aan de Winterhand, stelt voorden Ouderdom. De bijbel, het licht door eene vrouw aan gebracht met den vinger ten Hemel wijzende, duidt den godsdienst aan. Sikkel en zand- looper zijn teekenen van den tijd. Het bla zen naar de vlam der kaars ziet op het broos en ras geëindigd leven. Aan het plafond ziet men weder de zeis en zandlooper, een bril den ouderdom dienstig. De slang en de staf van Aescula pius (God der geneeskunst) en een beker waaruit zich slangen verheffen, zien op den gebrekkigen lichaamstoestand in den ouder dom. Rechterzijde, bij het intreden van de kamer, I. Het Middenstof. Het middenstuk stelt voor de Vrede. Zij leunt met den linkerarm op den aardbol, hou dende in de rechterhand de gevleugelde slan genstaf van Mercurius. Vóór haar ziet men een krijgsman, die schild, spies en helm reeds heeft afgelegd, en eene schoone maagd bezig hem de hiel- vleugels van Mercurius aan te binden. Op den voorgrond wordt de krans der overwin- Neen, dat heb ik niet, maar u weet toch, dat wjj Russen er voor bekend staan de vreemde talen gemakkelijk te leeren. Zeker, dat vergat ik. Maar om terug te komen op het uitgangspunt van ons ge sprek, ik vind eveneens de muziek voor- treffeljjk, meneer Katsburg. Katzow is mijn naam. Zeker, vooral vind ik de muziek mooi als ze volksliede ren speelt, klassieke stukken interresseeren mij niet. De kennismaking met Katzow was zeer aangenaam, ofschoon hij mij niet zoo goed beviel als Johnson of Baumgarten. Toen ik hem op een morgen niet vond in het park en in het hotel, „Het Engelsche Hof” naar hem vroeg, vernam ik, dat hij naar Salzburg was vertrokken. Desniettemin zocht ik den volgenden dag naar hem en vond hem ook bijna on kenbaar verkleed, in het park, geheel in een Engelsche krant verdiept. Hij had zijn zwaren knevel opgeofferd, wat hem wel tien jaren jonger maakte, op zijn hoofd droeg hij een cylinderhoed, zijn lichaam was gehuld in een lange, zwarte jas. Hij was zoo in zijn lectuur verdiept, dat hij mij, die hem nauwkeurig aankeek, in ’t geheel niet bemerkte. Hallo, Johnson, sprak ik hem aan. Wat is dat nu voor een grap 1 Dus nu weer eens Engelschman? De aangesprokene hief, bljjkbaar zeer verwonderd, het hoofd op. Hij liet de cou rant zinken, greep naar een zwart zijden snoer om zijn hals, waaraan een rond klein glas hing. Dit klemde hij in het linkeroog en maakte daarbij zonderlinge grimassen en keek me toen verwonderd aan. Een oogenblik twjjfelde ik, of dat werkelijk Johnson was, maar ik hield dapper vol. De monocle is een grootsche uitvinding. Johnson, zeide ik. In vereeniging met uw kaal geschoren gezicht, heeft u mij over weldigd. Als u dat als Baumgarten gedaan hadt, zou ik u niet herkend hebben. John son, zeg me toch eens, wat beteekent dat alles eigenlijk? U schijnt zich te vergissen, zeide de aangesprokene eindelijk. Mijn naam is niet Johnson; ik ben Lord Sommerset Campbell. Inderdaad? Bent u dat? Dan zijn we nog familie, want ik ben de hertog van Argyll maar beken mij, Johnson, wien hebt ge vermoord? Ik wist wel, zeide mylord langzaam en met nadruk, dat het grootste krankzinni gengesticht van Tyrol hier in de buurt is, maar ik wist niet, dat de gekken vrij moch ten rondloopen. Dat is heel aardig uitgevonden, Johnson, maar... Campbell, als u ’t goed vindt... Neen dat vind ik niet goed. De fopperij heeft reeds veel te lang geduurd. Welke misdaad hebt u gepleegd? Of is u mis schien een misdaad op het spoor als lid der geheime politie? Ik ken u niet, meneer, en vind uw vrij postigheid beleedigend. Sta mij toe, dat ik heenga. Neen,Johnson, zoo ontkomt ge mijniet. Je hebt gespeeld met mijn gevoelens, dat duld ik niet. Ik zal mij tot de overheden wenden en de omstandigheden meedeelen die zjjn zeer verdacht Wie, de overheden of de omstandighe den, vroeg Johnson en ging weer zitten. Beide, mjjn beste, allebei! Maar nu op gebiecht, Johnson. Johnson zuchtte, liet zijn glas uit het oog vallen en keek om zich heen. Gaat u zitten, zei hij toen. U bent dus werkelijk Johnson? zeide ik triumfeerend. Ik geloofde niet, dat u zoo zeker van uw zaak waart, begon Johnson, maar dat is immers ook onverschillig... Het is we gens die vervloekte belastingen. Die betaal ik niet. Daarom bleef ik maar een week in mijn hotel, neem een rijtuig, dat mij naar het station brengt, verkleed mij daar en rjjd dan in een ander rijtuig naar een ander hotel. Het was alleen dom van mij om kennis met u aan te knoopen. Wie kon echter ook denken, dat u hier vier weken achtereen bleeft. Waarom hebt u mjj niet in het geheim genomen? Ik zou u niet hebben verraden, want ik sympathiseer volkomen met u. Johnson schudde het hoofd. Neen, zeide hjj, eens had ik een vriend dien ik het vertelde, en deze vertelde het weer aan zijn besten vriend als een diep geheim en eer de week om was, wisten het niet alleen al de badgasten in het stadje, maar ook de overheden en ik moest behalve de belasting nog een behoorlijke boete betalen. tijd zoozeer aan Johnson gedacht dat ik werkelijk meende hem voor mij te zien, vooral wijl de man veel op Johnson geleek nl. op een fijn gekleeden Johnson. Hij droeg echter een knevel en een paar nette bakkebaarden, terwijl Johnson een langen vollen baard had. Zijn witte stroohoed was nieuw, en zijn voorhemd, boorden en man chetten waren van het fijnste linnen. Bo vendien droeg hji een wandelstok. Al te gader menschelijke zwakheden, waaraan Johnson zich niet te buiten ging. Ik ver ontschuldigde mij over mjjn vergissing en wilde verder gaan, toen Baumgarten toonde, dat hij wel lust had tot een praatje. Ik ben pas aangekomen en daarom hier heelemaal vreemd, zeide hjj. U is reeds langer in dit stadje? Ongeveer twee weken, antwoordde ik. O, dan bent u hier zeker goed bekend en kunt u mij zeggen, of hier in den om trek mooie wandeltochten zjjn te maken? Ik moet bekennen, dat ik daarin zeer onwetend ben, daar ik zelf geen groote bergbeklimmer ben. Voor mij is het gezicht van een berg het mooist van onder af. Baumgarten knoopte aan deze mededee- ling een zeer belangwekkend verhaal vast van gevaarlijke bergbestijgingen, die hij gedaan had, en weldra beviel hij mij even goed als Johnson. Hij was afkomstig uit Hannover, maar in Engeland opgevoed en sprak voortreffelijk Engelsch. In welk hotel woont u? vroeg hjj mij. In het „Hotel de Post”, gaf ik ten ant woord. En u? Ik ben in den „Adelaar” terecht geko men, U moet eens met mjj dineeren, ik zal u ook eens bezoeken, dan kunnen wij de tafels eens vergelijken. Hoe meer ik met Baumgarten bekend werd des te beter beviel hij mij, ondanks zjjn dwaze voorliefde voor een elegante kleeding, en bijna had ik Johnson verge ten, toen ik door de volgende opmerking van Baumgarten weer aan hem werd her innerd. Morgen vertrek ik naar Innsbrück zeide hij. Innsbrück? hernam ik. Daar is Johnson ook heengegaan. U moet eens kennis met hem maken. Hij is een fatsoenlijk man, alleen een beetje achteloos op zijn uiterlijk. Het zal me veel genoegen doen, kennis met hem te maken, daar ik niemand in Innsbrückken. In welk hotel logeert hij? Dat weet ik helaas niet. Ik weet ook niet eens zjjn voornaam. Maar ik zal u mjjn kaartje geven met een aanbeveling van mij, en brengt u hem dan als u hem toevallig treft, mijn beste groeten over. Baumgarten nam in dank het kaartje aan en wjj scheidden van elkaar. Den volgenden dag was het mooi, warm weer. Ik zat, naar de muziek luisterend, op een bank in het park en dacht over de merkwaardige gelijkenis mjjner beide vrien den na, toen iemand naast mij op de bank plaats nam. Ik sloeg geen acht op hem tot hjj ten slotte zei: De kapel schijnt goed te spelen. De klank der stem deed mij opzien en sprakeloos keek ik den man naast mjj aan. Hjj droeg een knevel maar geen baard, een groenen Tyroolschen hoed met veer lag schuin op zijn hoofd, een alpenstok leunde tegen de bank, zijn korte broek en jacht buis gaven hem geheel het uiterljjk van den gewonen tourist. Maar die stemEn die oogen! Wat bedoelt u? Ik zei, dat de muziek zeer goed is. Jawel, bevestigde ik. Zij is ook heel duur, ik betaal haar ook mee. U is van ochtend hier aangekomen, naar ik moed Ik kwam gisteravond. Ah, en bruck? Neen, als ik heenga, vertrek ik naar Salzburg. En u heet niet Johnson en ook niet Baumgarten Geen van beiden. U bent niet van Hannover en ook niet uit Chicago? ken Hannover ook niet. Nog iets dienst Neen, ik dank u, het is goed, het gaat me eigenlijk ook niets aan! Wat gaat u eigenlijk niets aan? Wie u is? O, dat is geen geheim. Ik ben een Rus, mijn naam is Katzow, dat wil zeggen, dat zijn de eerste en de laatste lettergrepen van mjjn naanj. Ik reis nooit onder mijn eigen naam: hjj is te lang. Ik dank u wel voor die mededeeling, En hoe spreekt u zoo voortreffeljjk En- gelseh? Zeker in Engeland uw opvoeding 8. Bolswardsche Courant VAN HET r,

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Bolswards Nieuwsblad nl | 1895 | | pagina 1