NIEUWS-EN ADVERTENTIEBLAD
OLSWARD EN WONSEBABEEL
tattnis van een Dokter.
r
i
Verschijnt Donderdags en Zondags. Vier en dertigste Jaargang. 1895.
No. 88.
I
i ZONDAG 22 DECEMBER.
BINNENLAND.
Dinsdagavond
VOOR
3
s
:e
De Uitgever.
dan vermoord vroeg ik
voorbijAdieu,
I
ABONNEMENTSPRIJS: 80 Cents per 3 maanden.
Franco per post 95 Cents.
L
ADVERTENTIEPRIJS: 50 Cts. van 1—7 regels. Ver
volgens 10 Ct. per regel. Overigens naar plaatsruimte.
heen? Heeft men ook u
Franeker, 19 Dec. Als straks de heer
Heit, alhier als rijks-ontvanger in functie
treedt, doet zich het eigenaardig geval voor,
dat vader en zoon respectievelijk als rgks-
en gemeente-ontvanger alhier fungeeren.
Zeer zeker zal dit geval in Nederland eenig
zijn.
Wij geane nou mei us jild altyd nei „heit",
zegt men „it wird sadwaende goed bewarre."
Lemmer. Door den schipper P. Rippen,
alhier, is op de Zuiderzee tusschen Lemmer
en Urk drijvende gevonden en alhier aan
gebracht, een bruin geteerde houten vlet,
scherp van voren en plat van achteren, welk
vaartuig door den rechthebbenden is terug
te verkrijgen bij den Burgemeester strand
vonder alhier.
De bokkingsmullers kunnen weer voor
enkele dagen te gast gaannadat toch alhier
in geen weken een harinkje was aange
bracht, kwamen eenige spannen Bunschoter
visschers gisteren avond alhier met ruim 20
tal aan (een tal is 200 stuks). Dit buiten
kansje werd dan ook duur betaald, daar de
visschers de haring niet minder dan f 6 het
tal wilden lossen. Voor de bokking wordt
hier dan ook van 4 tot 5 cent per etuk
betaald (Zuiderzee bokking natuurlijk).
De spieringvisscherij blijft, hoewel de
vangst niet zoo groot meer is als in het
begin, nog vrij goed. Voor de 100 pond werd
deze week f2 besomd.
Gaasterland, 18 Dec. Sedert eenige
dagen zijn eenige landbouwers alhier druk
bezig met het voederen van ingekuild gras.
Nu we zullen blij zijn, dat het gedaan is,
daar de geur die zich bij ’t openen der
kuilen verspreidt niet alleen hoogst onaan
genaam is, maar ook zeer ongezond geacht
wordt. De koeien eten het echter graag en
geven er een flinke hoeveelheid melk van
en dat is voor den boer het voornaamste.
Die ’t niet wil ruiken, steekt dan den neus
maar in den zak.
Een kantoor gesloten. In de vorige
week werd te Rotterdam door Duitschers
gevestigd een Comptoir International de
Placement pour le Commerce et 1’ Indu
strie. Het feit dat de inrichting met zulk
een mooien naam haar zetel gevestigd hield
in de Raamstraat, een minder mooie buurt,
het ghetto der Maasstad, zou bij de Rot
terdammers niet veel vertrouwen gewekt
hebben maar het Comptoir zocht zijn slacht
offers ook buiten de stad. Het plaatste ad-
vertentiën in verschillende bladen en wie
daarop schreef kreeg de toezegging voor
een mooie betrekking waarvoor f6 moest
betaald worden, de helft dadelijk, de andere
helft na aanstelling. Eenige goedgeloovigen
stortten hun f 3 en... hadden er ’t nakijken
van. De politie heeft evenwel den directeur
van het Comptoir naar het huis van Bewa
ring overgebracht en waarschijnlijk zal
hem-zelt nu wel van Rjjkswegeeen betrek
king verschaft worden, Amst. CrC
Het volgend No. der Bolswardsche Cou
rant zal met het oog op ’t KERSTFEEST
verschijnen. Advertentiën worden gaarne
spoedig ingewacht.
De oude overste v. D. was in een goeden
luim en gaf zijn luisterende clubgenooten
allerlei herinneringen ten béste uit zijn
luitenantstyd. Zoo vertelde hy o.a. ook
van zijn eerste verlof als luitenant, dat hij
doorgebracht had op de toenmaals druk be
zochte badplaatsen, Waar gespeeld werd.
„Op een avond," aldus ging hij voort,
„ging ik weer naar het Kurhaus. Het sche
merde reeds en voor den ingang stond een
in gele zy'de gekleede dame, die mij ver
raste met de op smeekenden toon geuite
woorden
„Help mij toch, mijnheer, om ’s hemels
wil, help mij 1"
„Een demi-mondaine,„ dacht ik, „of
iemand die alles verloren heeft en bedelt
om nieuw speelgeld. Ik kon geen groote
som missen en ik schaamde mij een klei
nigheid te gevendaarom haalde ik de
schouders op en ging snel voorbij, maar
ik vernam den diepen zucht, die opsteeg
uit de borst der onbekende. Deze zucht
klonk mij nog in de ooren, toen ik reeds
aan de speeltafel stond en gelijk velen,
die voor de eerste maal spelen, door myn
fabelachtig geluk de algemeene opmerk
zaamheid trok. Het eene goudstuk won ik
na het andere en reeds had ik een geheel
hoopje voor my liggen. Men stiet elkander
aan en wees op my waarschijnlijk werd
ik door de meesten benijd. Oprecht blij
over mijn geluk was ik echter niet, want
nog altyd meende ik die smeekende stem
en dien diepen zucht te hooren. Toen de
croupiers afgelost werden, stak ik het ge
wonnen geld in myn zak, en verliet de
speelzaal.
Buiten gekomen ademde ik vryerde
koele nachtlucht deed my goed.
Ik hoopte den onbekende nog te ont
moeten, maar waarheen ik ook liep, ner
gens vond ik haar. Een onbehagelyk ge
voel verdrong de vreugde over myn winst
en verdrietig ging ik naar myn hotel.
Den volgenden morgen vernam ik, dat
een vreemdelinge zich in het plantsoen
van het Kurhaus geworgd had. Ik snelde,
van een pijnlyk voorgevoel vervuld, naar
het joolitiebureau, waarheen men de onge
lukkige gebracht had en kreeg een hui
vering, toen ik haar onmiddellijk herkende
als de vrouw, die my den vorigen avond
zoo dringend om een aalmoes had gesmeekt.
De geheele reis was mij bedorvennog
voor het einde van myn verloftijd keerde
ik naar mijn garnizoen terug en een zeker
berouw heb ik nooit kunnen overwinnen."
„Maar overste," zeide de rechter van
instructie, „waarover zoudt u eigenlijk be
rouw hebben? Hadt u de onbekende iets
gegeven, dan zoudt ge volgens uw eigen
woorden toch maar een kleinigheid hebben
kunnen geven en in het gunstigste geval
had de ongelukkige zich dan 24 uur later
den strik om den hals gelegd.
„De overste had zich dan het gevoel van
berouw gespaard, dat hy beweert nog altyd
met zich te dragen," mengde de kolonel
van den geneeskundigen dienst zich in het
gesprek, een reeds bejaard man met grys
haar en gerimpeld gelaat. „Men moet het
goede doen, wanneer de gelegenheid zich
daartoe aanbiedt. Ik zou u uit mijn leven...
maar neen, het is reeds laat en ik ben
vandaag geheel afgejakkerd., met die epi
demie krygen wy bijna geen rust ik
wenseh u goeden nacht en ga eens vroeg
naar bed van avond."
Hy wilde opstaan, maar de anderen hiel
den hem terug.
„Zoo laten wy u niet gaan, dokter. Eerst
uw geschiedenisOp een paar minuten
zal het bij u toch ook wel niet aankomen."
De oude heer gaf eindelyk toe. Hij nam
weer plaats op zyn stoel en knikte pein
zend met het gryze hoofd, terwijl om zyn
saamgeknepen lippen een pijnlijke trek
speelde. Eensklaps scheen hij een besluit
te nemen en zeide op beslisten toon
„Welnu, luistert dan, myneheeren Mor
den is het juist vijftien jaar geleden, dat
Ik streelde haar geruststellend over het
hoofd.
„Nu, tracht maar weer te slapen, lieve
droomen zijn bedrog. Wij zijn beiden moe
en hebben rust noodig... Ik heb nog tot
middernacht patiënten bezocht."
„Arme man, en nu heb ik u nog in uw
slaap gestoord, wees maar niet boos!"
Ik kuste haar en zy legde zich weer te
slapen. Spoedig daarop sliepen wij beiden
in. Eerst ten 8 ure ’s morgens opende ik,
geheel en al opgefrischt, de oogen. Myne
vrouw had reeds haar bed verlaten en
zorgde voor het ontbijt. Nadat ik mij ge
kleed, gewasschen, en haastig ontbeten
had, snelde ik naar mijne patiënten, en
terwijl ik door de Gasthuistraat kwam, zag
ik een college de ziekeninrichting verlaten.
„Wel, collega," zeide ik verwonderd,
„wat hadt gij daar te verrichten?" want
hij was niet aan de inrichting verbonden.
„Ik moest den dood constateerén van
iemand, die hedennacht vermoord is," kreeg
ik ten antwoordde gasthuisdokter zelf is
ziek."
„Wie is er
verwonderd.
„Een jongmenseh, wiens naam men nog
niet kent. De geschiedenis is vlak voor
uwe woning gebeurd het verwondert mij,
dat u er nog niets van gehoord hebt."
„Een plotselinge schrik verlamde al
myne leden. Goede hemelHad ik van
nacht hulp verleend, dan zou het misschien
nog niet tot het uiterste zijn gekomen
En als om myne gedachten te bevestigen,
vervolgde myn collega:
„Een kwetsuur aan den opperarmslagader
door een steek of snede; het jongmenseh
is doodgebloed; hy was reeds stervende,
toen men hem binnenbracht."
Het was my alsof de grond onder mijne
voeten verdween, een nevel kwam voor
myne oogen en mijne ooren suisden. Ik
maakte een onwillekeurige beweging in de
.richting van het ziekenhuis en mijn colle
ga vroeg, my vasthoudend:
„Waar wilt u L
laten roepen?"
Met geweld dwong ik my tot kalmte en
antwoordde zoo onverschillig mogelijk:
„Ik wil het lyk eens zien ik ben juist
bezig met eene verhandeling over de eerste
hulp by ongelukken."
„Haal u in deze tyden toch niet te veel
op den hals collega, het schijnt mij dat u
erg zenuwachtig zyt
Ik lachte gedwongen.
„Dat gaat wel weer
collega, tot weerziens
Twee minuten later stond ik in het lijken
huis der ziekeninrichting. Den oppasser
had ik weggezonden en ik bevond mij met
den doode alleen. Deze lag, slechts gekleed
in een hemd, op een houten tafelzyn
gelaat was door een witten doek bedekt.
Ik stroopte de mouwen van het hemd op,
maar kon de wond niet zien, daar men op
het laatste oogenblik nog beproefd had den
slagader te onderbinden en het verband aan
het lijk had laten zitten.
Een vernietigend gevoel van berouw deed
my het hart ineenkrimpen.
Was ik dan niet de wezenlijke moorde
naar van den ongelukkige? Had ik het
afgesneden bloedvat te rechtertyd onder
bonden, dan zou dit bloeiende mensehen-
leven hoogstwaarschijnlijk behouden zyn
gebleven.
Met sidderende hand trok ik den witten
doek van het aangezicht van den doode
en de haren rezen mij ten berge, ik
stiet een wild, wanhopig, krankzinnig ge
lach uit ik zag in het gelaat van
myn zoon Frits.
Een krampachtig snikken welde op uit
mijne borst, ik wierp mij op het verstijfde
lijk van den beminden jongen, drukte hem
tegen my aan, riep hem met smeekende
stem by de liefste namen en overstroomde
hem met mijne tranen maar te vergeefs.
Myn Frits bleef koud en stom, en in den
ernstigen trek om zyn mond scheen een
aanklacht te liggen tegen zyn vader. Nu
rukte ik het verband van zyn armmet
eigen oogen moest ik mij overtuigen van
den aard zyner wond. Wat ik zag, was
verschrikkelijk, ’twas het met bloed geschre
ven bewys myner schuld. De buigspier
van den bovenarm was aan de lichaamszyde
tot op het been doorgesneden met een
scherp voorwerp en uit den eveneens door
gesneden opper-armslag-ader had hij in
korten tijd dood moeten bloeden.
Vergeef my, dat het my onmogelyk is
het verdriet te schetsen, dat mij dien dag
verteerde. Als een gebroken man verliet
ik het ziekenhuis, niet in staat nog een
patient te bezoeken en giug naar huis,
naar myne vrouw. Ik vreesde er voor, myn
vrouw te bekennen, dat ik myn eigen zoon
had laten omkomen. Toen de ongelukkige
het toch vernam uit myn eigen mond,
want ik moest myn gemoed ontlasten door
een vrijwillige biecht verviel zij in
melancholie en na twee jaren van hart
brekend lijden heb ik haar ook verloren
en naast onzen zoon in het graf gelegd."
Een diepe stilte heerschte in den kring
der aanwezigen.
Ten slotte verbrak de rechter van
instructie het stilzwijgen
„Gy kondt niet vermoeden dat hy, die
uwe hulp noodig had, uw eigen zoon was.
Maar hoe kwam hij voor uwe deur?"
„Voor zaken op reis zynde," antwoordde
de dokter, „had hij een uitstapje naar hier
gemaakt cm my op mijn verjaardag te
verrassen. Op weg van het station naar
huis was hij aangevallen door een troep
roekelooze nachtbrakers. Ik kon zoo iets
inderdaad niet vermoeden, maar ikhad
niet mogen vergeten, dat wij ten allen tijde
zelfs het laatste overblijfsel onzer kracht
verschuldigd zijn aan ben, die hulp be
hoeven.
Dit zeide hij op heeschen, bijna klank-
loozen toon zijn gelaat zag er spookachtig
oud en vervallen uit.
Toen hy opstond om naar huis te gaan,
kwam de kellner binnen en fluisterde hem
iets in het oor. De oude heer richtte zich
kaarsrecht op en zeide op energieken toon,
als ware hij plotseling een kwarteeuw jonger
geworden
„Ik kom dadelijk; zeg den bode, dat ik
het noodige tegelijk uit de apotheek mee
zal brengen."
Toen groette hy en verliet met vlugge
schreden het vertrek. Hij was aan een
nieuw ziekbed geroepen en zou ook hedeu
geen voldoende nachtrust genieten.
ik de vreeselijke gebeurtenis beleefde. Het
was den avond voor mijn verjaardag ik
word overmorgen 65 jaar, toen ik tegen
middernacht naar huis kwam. Er heerschten
destijds velerlei besmettelyke ziekten, en
het is een feit, dat ik my toen overwerkt
heb. Myne vrouw het goede mensch
leefde toen nog was reeds te bed onze
eenige zoon Frits was in Noorwegen in
betrekking op een handelskantoor, zoodat
ik, toen ik thuis kwam, door niemand
werd begroet. Ik was doodmoe en kon
nauwelijks meer op mijn beenen staan.
Zonder gerucht te maken ontkleedde ik
mij, en wenschte slechts ’s nachts niet te
worden geroepen, om eindelyk eens een
paar uur achtereen te kunnen slapen. Juist
wilde ik mij te bed begeven toen ik haas
tig aan de bel hoorde trekken. Ik maakte
mij zelf wys, dat het niet om mij was,
en kroop onder de dekens. Myn vrouw,
wier bed naast het myne stond, sliep zoo
vast, dat zij het herhaalde bellen niet hoorde
zy was ook erg vermoeid, daar zij verschei
dene avonden achter elkaar mijn late thuis
komst had afgewacht en ’s morgens reeds
vroeg weer ter been was geweest, om zelf
mijn ontbyt gereed te maken.
„Als zy maar niet wakker wordt," dacht
ik nog bij my zelf, terwijl ik in spanning
luisterde, of het bellen nog niet ophield.
Opeens hoorde ik voorzichtige schreden
op den corridor en er werd zachtjes op
de kamerdeur getikt. Ik sprong uit mijn
bed en trok een chambercloak aan.
„Of u niet even op de straat kunt komen,
dokter?" fluisterde ons kamermeisje door
de deurplaat.
„Wat is er dan?" vroeg ik verdrietig,
zeer zacht sprekende, om myn vrouw niet
wakker te maken.
„Ochmeende zij vrij wel minachtend,
„er staan verscheidene lieden voor de deur.
echte boemelaars zy schynen een vecht
partij gehad te hebben., waarbij een wat
schynt opgeloopen te hebben en., nu ver
langen zy een dokter."
„Laat hen naar het politiebureau gaan,"
zeide ik, „daar kunnen zy geneeskundige
hulp krijgen. Die nachtbrakersRoep het
maar uit het veuster en ga niet meer naar
buiten. Laat de huisdeur maar gesloten
„Die maak ik ook niet meer open ant
woordde het meisje, „de bende is vry erg
beschonken."
Ik legde mij weder te bed, blijde dat
myn vrouw niet wakker was geworden.
„Ge hebt goed gedaan, „dacht ik by mij
zelf, „ge moet uw krachten sparen voor
uwe patiënten." Maar een inwendige stem
kwam tegen die zelfverdediging op.
„Spoed u mthr beneden en help den ge
kwetste Wie weet of er geen gevaar voor
zijn leven bestaatGe hebt uw plicht al
leen daarom verzuimd, omdat ge meendet,
dat de gewonde u misschien niet eens kon
betalenhad men u bericht dat een of
ander aanzienlijk persoon beneden op straat
lag, dan zoudt ge naar beneden zyngeyld
en uwe diensten ijverig hebben aangebo
den."
De tweestryd, die niet ophield my te
kwellen, hield my een tyd fang uit den
slaap, maar eindelijk sluimerde ik toch in,
totdat een angstige kreet mij wakker deed
schrikken. Ik zag mijn vrouw rechtop iu
bed zitten en de armen tot een onzicht
baar iets uitstrekken.
Hedwig!" riep ik, HedwigWat deert
u toch
„Help hem toch! Om ’shemels wil, help
hem toch ontglipte op smeekenden toon
aan hare lippen, waarbij zij herhaaldelijk
in het ledige greep.
Ofschoon het matte licht van een nacht
lampje het slaapvertrek flauw verlichtte,
stak ik toch de kaars op myn nachttafel
aan.
„Ge droomt, HedwigKom toch tot u
zelf! Ik ben hier; kent ge mij niet?"
Zij keek mij zonderling en verschrikt
aan, maar eensklaps schudde zy den berg,
die haar borst drukte, af, en, bewust van
myn aanwezigheid, pakte zij mijn arm,
alsof zij by mij bescherming zocht.
„Ach, Emil, ik heb zoo vreeselyk ge
droomd. Ik zag onzen Frits midden iu het
water, hij worstelde met de golven en riep
om hulp, wij stonden beiden aan den oever,
ik wilde naar hem toesnellen, maar mijn
beenen waren als verlamd. Toen bezwoer
ik jou, dat jy hem zoudt redden, maar gij
aarzeldet en de golven werden al woester
en woester en opeens was Erits’ hoofd
verdwenen. Toen gaf ik een schreeuw en...
werd wakker. Goddank, dat het maar een
droom was
Zij beefde over haar geheele lichaam en
vlijde zich tegen mij aan, terwyl zy my
zachtjes de hand drukte, alsof zy zich
schaamde over haar zwakheid en om ver
geving verzocht voor de stoornis.
Bolswardsche Courant.
i
iftj