I
NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD
BOL SWARD EN W4HS8BA&B81
Eigen Haard.
Verschijnt Donderdags en Zondags. Zes en dertigste Jaargang. 1897.
No. 6.
DONDERDAG 21 JANUARI.
BINNENLAND.
VOOR
1
STADSN IEU WS.
ABONNEMENTSPRIJS 80 Cents per 3 maanden.
Franco per post 95 Cents.
ADVERTENTIEPRIJS50 Cts. van 1—7 regels. Ver
volgens 10 Ct. per regel. Overigens naar plaatsruimte.
natuurlijke,
voordracht.
1$XXXXXXXXX^XXXXXXXX$
DONDERDAG 21 JANUARI.
verzuimde niet door huiswerk behoefde te
worden ingebaald.
effectbejag.
en „een
Een bigamist. Tegen iemand te Rot
terdam is door den officier van justitie een
strafvervolging ingesteld. Bij het huwelijk
van een zijner dochters bleek dezer dagen,
dat de man zijn eerste wettige vrouw ver
laten had en zonder echtscheiding voor de
tweede maal was gehuwd.
Aan den Haagschen Gemeenteraad
is een adres gericht door ouders van leer
lingen der hoogere burgerschool èn het gym
nasium, houdende eene klacht over het
overdadig huiswerk der scholieren. Zij mee
nen dat wanneer de vacantien korter waren
en niet zooals thans, te zamen bijna drie
maanden duurden, het tijdens de vacantien
zoo in te richten, dat de kinderen er ge
zelligheid aantreffen, dan zullen zij niet licht
hunkeren naar andere plaatsen, waar mis
schien meer ruimte en licht is, doch minder
vertrouwelijkheid en hartelijkheid heerschen.
Vooral is het goed om in de lange winter
avonden onze kinderen aan eigen haard te
binden en hen daar nuttig en aangenaam bezig
te houden. Dit ligt onder het bereik zelfs
van den onbemiddelde.
Laten wij het oude Hollandsche rijmpje
in eere houden, dat ons leert
„Eigen haard, is goud waard/
Zondag, 17 Januari j.I. traden in de
zaal van „de Doele* op, de alom in den
lande zoo bekende en gevierde familie Pool
man, n.l. Henri en Guusje en mevr. Pool
manHuysers.
Zij zouden, zooals de aanhef van het pro
gramma luidde, een KUNSTAVOND geven.
Nu, dat hebben ze dan ook gedaan. Alles,
wat voorgedragen werd* droeg den stempel
bepaling echter dat die concessie wordt in
getrokken, wanneer de onderhandelingen
na 1 Aug. 1898 geen gewenscht resultaat
hebben opgeleverd.
Den drie werklieden-vereenigingenPa
trimonium, St. Jozef en Arbeid en Loon,
die en corps vroegen om een verdeeling van
gemeentewerk over ’t geheele jaar, zal wor
den geantwoord, dat de Raad den gegeven
wenk zal ter harte nemen, in zooverre dit
strookt met ’t gemeentebelang.
Behoudens goedkeuring van Ged. Staten
werd besloteneen rechtsgeding te voeren
tegen W. H. Zijlstra, koopman te Uitwel-
lingerga, betrekkelijk de betaling van f 130
wegens in beslag genomen vleesch en de
kosten, waartoe de gemeente door den Kan
tonrechter te Sneek is veroordeeld.
Tijdens de zitting werd de tijding gebracht,
dat de gemeente voor f 3502 kooper gewor
den was van een pand op den hoek der
Hooibloksteeg, waardoor ’t uitzicht is ge
opend, dat we binnenkort een flinken toe
gangsweg tot onze Kade krijgen.
Oldebóorn, 18 Jan. Onderscheidene
peisonen waren heden alhier in de gelegen
heid eene zeldzame jacht te aanschouwen.
Twee valken n.l. maakten langen tijd jacht
op een koppel van onze dorpseenden. Hoog
in de lucht vervolgden zij de beangste dieren
en trachtten herhaaldelijk er een tot hun
prooi te maken.
Dit mislukte echter. Hier en daar vielen
ten slotte de beesten geheel uitgeput ter
neer. Een vluchte zelfs van angst in eene
woning.
Wolvega, 18 Jan. Drie meisjes, Zondag
van Heerenveen huiswaarts willende keeren,
reden door de duisternis misleid in de rich
ting Echten.
Geen pad kunnende, zwierven ze langen
tijd op het ijs rond, kwamen bij een groot
wak en waren ten laatste doodsbeangst.
Gelukkig kwamen twee personen dezelfde
richting uit. Deze beiden waren hulpvaar
dig genoeg, om de meisjes thuis te brengen.
Te ruim elf uur kwamen ze bij hun
ouders aan, die begrijpelijkerwijs in groote
ongerustheid verkeeruen.
Bestrafte vechtpartij. Zondag ontstond
te Rotterdam onder een clubje werklieden
twist, waaruit ten slotte een vechtpartij
ontstond. Een van hen gaf zijn jas en man
chetten met gouden knoopen aan een der
omstanders in bewaring en toen de vecht
partij was afgeloopen, waren man, jas en
manchetten verdwenen.
Gevallen. Te Krimpen aan de Lek
is een elfjarige jongen uit den nok van een
bouwschuur gevallen. Hij ontwrichtte een
schouderblad en brak een been.
Brand. Te Aalten heeft een hevige
brand gewoed in een loods voor bouwmate
rialen, staande in de nabijheid van het
station. De loods met den geheelen inhoud,
waaronder een daar geborgen partij kaas,
werd door het vuur verteerd.
Zondag brandde daar een landbouwers-
woning af en gister brak er opnieuw brand
uit in een particuliere woning, die ook
fataal afbrandde.
Sneek, 19 Jan. In de gisteren avond
gehouden raadszitting werd als raadslid ge
ïnstalleerd mr. C. C. Paehlig.
Na een breede discussie besloot de Raad
met 11 van de 14 stemmen ’t aanbod van
hh. Weesvoogden, betreffende een wandel
park achter ’t Tramstation te aanvaarden,
altijd behoudens goedkeuring van hh. Ge
deputeerden.
De tegenstemmers zagen bezwaar in de
onderhoudskosten, die volgens Floralia f 1100
per jaar zullen bedragen, maar naar ’t oor
deel van den heer Fennema minstens f 1500
zullen beloopen.
’t Raadslid R. 8. H. Visser meende dat
men ’t geld uit de gemeentekas nuttiger
kon besteden dan aan wandelparken.
Aan den heer H. F. Eijdman te Delft
verleende de Raad concessie voor den aan
leg eener wasch- en drinkwaterleiding, onder
Dat de vacantien niet alleen voor de
leerlingen, maar ook voor de leeraren zijn,
wordt in het adres niet in acht genomen.
Het is ook zeer de vraag of, bij korter
vacantien, ook het huiswerk verminderen
zou. Als het gold het vullen van zakken
zou zeker de redeneering opgaan, maar
daarmee is een onderwijzer niet gelijk te
stellen.
Wij gelooven dat de adressanten de oor
zaak van dat kwaad niet goed inzien en
hun geneesmiddel daarom geen doel kan
treffen.
Omdat vele menschen, en onder hen
vooral de dienstmeisjes, in de meening ver-
keeren, dat de indertijd zooveel geruchtma
kende de Jong, wiens beide verdwenen brui
den nog maar niet terecht zijn gekomen,
op vrije voeten zou zijn en zij daaraan de
vele aanrandingen toeschrijven, herinnert
het Centrum, dat deze heer eerst bij leven
en welzijn in Augustus los komt.
De Haagsche Ct. geeft de volgende
verklaring van het natuurverschijnselIJzel.
IJs heeft, zooals men weet, een tempe
ratuur van 0 graden Celsius; natuurijs ten
minste, roomijs is wat kouder. Maar er is
eerst water van 0 graden, voordat dit ijs
wordt. Laat men echter water volkomen
rustig afkoelen, onbeweeglijk, dan daalt
zijne temperatuur soms tot beneden 0, wel
tot 3 graden er onder, terwijl ’t toch nog
vloeibaar water blijft. De minste beweging
echter, een stoot, een zandkorrel die er in
valt, doet de geheele massa water in ééns,
plotseling, tot ijs stollen.
Dat is ook bij ijzel het geval. Uit een
van stofdeeltjes vrije lucht valt somtijds,
zooals nu een regen van een temperatuur
beneden 0. Eigenlijk zou ’t dus al ijs (sneeuw)
moeten zijnmaar door de zuiverheid der
lucht blijft ’t nog in den watervorm maar
zoodra raakt dat water van beneden 0 niet
iets aan, straat, boom, mensch, wat ook,
of plotseling verandert het in ijs en omgeeft
dus alle voorwerpen met een pantser, de
bekende, gevreesde ijslaag.
En zóó plotseling is die stolling, dat mensch
en dier er zich niet tegen kunnen verweren.
In de bergen, waar de lucht zuiverder is
en dus ijzel meer voorkomt, is de mensch,
die er lang in loopen moet, zelfs in levens
gevaar, wanneer hij niet, als de bergbewo
ners, om de tien minuten zijne bovenkleeren
uittrekt en het pantser, dat er zich aan
vastzette, fijn trappelt; want verzuimt hij
dit, dan wordt de ijskorst zoo dik, dat zij
eindelijk alle beweging belemmert en de
„ingezetene" ten slotte dood vriest.
Dood vriezen van vogels op deze wijze is
dan ook niet zeldzaam. Van een vijftiental
jaren geleden herinnert men zich een ijzel,
die in sommige streken van Frankrijk zelfs
fasanten doodde; men vond de dieren in
ijsklompen ingevroren.
Dat is de ijzel. Mogen wij er nu weer
langen tijd voor gespaard blijven. Want al
is hij in de stad minder gevaarlijk dan in
de bergen, hij is toch een van de onple
zierigste natuurverschijnselen, die ons kli
maat heeft aan te wijzen."
Treurige tijding. Een ingezetene van
Zierikzee verwachtte Donderdag 1.1. zjjn bij
de marine dienenden en thans uit Oost-Indië
terugkeerenden zoon thuis. Vrijdagavond
ontving hij echter het treurige bericht, dat
zijn zoon op de hoogte van Muntok (Oost-
ludië) over boord gevallen was en niette
genstaande alle dadelijk aangewende pogin
gen tot redding verdronken was.
Zoo ongeveer zong nog niet lang geleden
een onzer volksdichters en zijn lied kan nog
veilig door ons worden onderschreven.
Wie van eigen huis hoort gewagen, denkt
niet zelden met een eenigszins weemoedig,
maar toch weldadig gevoel, aan de ouder
lijke woning.
Menig vriendelijk, gelukkig oogenblik,
daar genoten, treedt ons dadelijk voor den
geest.
Maar ook sombere herinneringen zijn er
maar al te dikwijls voor menigeen aan ver
bonden. Voor het geestesoog van dezen en
genen zal dan het beeld van lijden en dood
in herinnering treden.
Doch ondanks die weemoedige herinne
ringen drijft er toch eene vriendelijke ge
dachte boven, als men aan ’t ouderhuis en
den eigen haard terugdenkt.
Heeft men eenmaal een eigen tehuis ver
worven, een eigen gezin te verzorgen, dan
heeft, een eigen haard zoo mogelijk nog
grooter bekoring.
Vooral is dit het geval, zoo men zijne
bezigheden elders verricht en soms maanden,
weken of dagen moet afwezig zijn.
Dan staalt en sterkt de gedachte aan
eigen haard ons bij den strijd om het be
staan
Wij hunkeren naar de lieve kleine plek,
waar ons rust en prettige verpoozing wacht,
waar zelfs de werkman, heer en koning mag
zijn, waar veel ontbering vergoed wordt.
Nochtans is het de vrouw, die zulk een
klein Paradijs van den eigen haard kan
maken.
Wel haar, zoo zij dit schoon geheim bezit.
Er ligt iets poëtisch in het denkbeeld van
eigen haard opgesloten. Al vindt men er
niet de zoo wijd befaamde vleeschpotten van
Egypte, al mist men er zelfs alles wat naar
weelde zweemt, toch kan en moet er groote
bekoring van die plek uitgaan.
Aan eigen haard moet de opvoeding van
den jongen mensch aan vangen. Daar moet
de ontwikkeling van verstand en hart be
ginnen; daar moet het goede zaad gestrooid
worden, dat later in de groote menschen-
maatschappij zegenrijke vruchten kan af
werpen.
Gij, mannen en vrouwen beiden, die een
eigen haard bezit, gij hebt groote en ge
wichtige plichten te volbrengen.
De moeielijke taak om kinderen op te
voeden, is allereerst aan uwe zorgen toever
trouwd.
Kwijt u er van vol liefde en toewijding.
Ga aan eigen haard uw kroost voor in alles
wat goed en edel en schoon is.
De gansche menschheid verplicht gij aan
u, door dit met tact en nauwgezetheid te
doen.
Ook zij zullen dan reeds van jongsaf hart
krijgen voor den huiselijken haard. Die lust
mag waarlijk wel aangekweekt en bevor
derd worden in onze dagen van uithuizig
heid.
Meer en meer schijnt de zucht om genot
buitenshuis te vinden, toe te nemen onder
de menschen.
Dit is een bedenkelijk verschijnsel en
weinig in overeenstemming met het oud
Hollandsch rijmpje:
„Eigen haard, is goud waard."
Wij stipten reeds aan, dat van de vrouw
veel goeds kan uitgaan, om het man en
kroost aan eigen haard zoo aantrekkelijk
te maken, dat zij ’t boven elke andere plek
ter wereld zullen gaan verkiezen.
Zoo moet en zoo moest het zijn.
Als er orde en regelmaat heerscht in
huis; als er vriendelijke aantrekkelijkheid
uitgaat van den eigen haard, zal zeker nie
mand dat eenig plekje voor een veel rijker
oord willen verruilen.
Vinden man en kinderen echter in huis
stuursche gezichten, een onhartelijke ont
vangst, dan ligt het voor de hand dat de
plaats, die voor hen bijna een eden moest
zijn, hen weldra een schrikbeeld wordt, waar
zij slechts noode willen verblijven.
Nochtans mag zulk een toestand niet uit
sluitend aan de vrouw worden toegeschreven.
Ook de mannen hebben maar al te dikwerf
schuld, dat zij den moed gaan verliezen, als
zij voor al hare zorgen nooit eens een woord
van waardeering verneemt.
Trachten echter man en vrouw hun huis
van ware kunst, niet alleen om de stof zelve,
maar vooral door de wijze van voordracht.
Het samenspel van Henri en Guusje in
„Zijne Excellentie in Spe* was in één woord
meesterlijk men vergat schier, dat dit blij
spel enkel eene samenspraak is, zóó vol
afwisseling was de actie en zóó los en on
gedwongen, hoogst natuurlijk, werd de een
voudige intrige ontsponnen. „Naar de na
tuur," zoo dachten we aan ’t eind.
„Meesters straf,* voorgedragen door mevr.
PoolmanHuysers, maakte diepen indruk,
zoowel door de onberispelijk schoone uit
spraak van onze schoone taal, als door de
soberheid en innigheid der voordracht.
Door de voordracht van „Informaties*
deed de heer Poolman zijne hoorders bijna
onophoudelijk schudden van ’t lachenin
derdaad, in het komische genre vooral, heeft
deze heer eene merkwaardige hoogte be
reikt. Men weet niet, wat het meest te
moeten bewonderen de juistheid, waarmee
de verschillende personen worden voorge
steld in beweging, houding en gebaren, of
de gemakkelijkheid, waarmee de buigzame
stem gedurig een ander persoon laat hooren.
Ook deze voordracht was in den vollen zin
des woord, een meesterstukje.
Dat de heer Poolman buitengewoon ont
wikkeld is in het op zeer verschillende
manieren uitspreken van één woord, bleek
uit„Ik heb een monoloog gemaakt.*
Aangrijpend schoon weid „Guurkmoei
van Boskoop* door Guusje Poolman ten
hoore gebracht. Ook in „de Speelpop* en
„de gebroken schaats* kwam haar talent
schitterend aan den dag. En toch... meer
dan schitterend bleek dit talent in: „Kin-
dersproke* hier werd het publiek als door
eene betooverende muziek der taal geheel
onder bekoring gebracht. Allen werden
blijkbaar diep geroerd door de kinderlijke
naïviteit dezer voordracht en door het innige
gevoel, dat de begaafde spreekster op zoo
melodieuze wijze wist te vertolken.
Mevr. PoolmanHuysers toonde ook in
de voordracht van „Teleurstelling* en „De
zeldzame bloem,* dat ook zij eene prachtige
uitspraak paart aan eene hoogst eenvoudige,
natuurlijke, en daardoor juist bezielende
Evenmin als bij de anderen
een zweem van effectbejag.
In „Het toasten* en „een Conference*
hebben we den heer Poolman bewonderd
werkelijk, hij was niet alléén op het too-
neelde verschillende „toasters" werden
zóó natuurlijk en juist getypeerd, dat men
telkens een ander persoon kon meenen te
hooren en te zien. De eigenaardige moei
lijkheden, aan soortgelijke voordrachten
verbonden, werden schitterend overwonnen.
Een uitbundig gelach en aanhoudende
toejuiching waren den heer Poolman wel
sprekende bewijzen, dat het publiek hoogst
voldaan was over zijne kunstvolle vertolking.
Ook in het humor tintelende en van dwaze
combinaties overvolle De Koffieveiling* uit
de Gedichten van den Schoolmeester* bleek
het talent van den heer Poolman duidelijk.
De „lustige" komiek van zoo even was nu
de over-deftige „antieke" koopman, als
„droog“-komiek een ware type. Inder
daad, veelzijdig zijn de bekwaamheden van
den heer Poolmande kunst heeft in hem
een ijverig beoefenaar. En zijn ijver is met
een zeldzaam schoon succes bekroond.
Een waardig slot van den kunstavond
was de voordracht van „Een gezellige pra
ter* Hier had „Mevrouw" bijna alleen het
woord en was er voor „Mijnheer" slechts
een enkelen keer ook maar voor een enkel
oogenbhkje gelegenheid, er een woordje
tusschen te krijgen. We hebben ons ver
baasd over de gemakkelijkheid, waarmee
Guusje Poolman als in éénen adem in een
hollend tempo zonder te haperen eene ellen
lange redeneering hield ’t had wel iets
van „Rammelslag."
En Henri Poolman hij had haast niets
te zeggenmaar zjjn stil spel en mimiek
waren in één woord onverbeterlijk.
De min of meer onnoozele pianostemmer,
die als huwelijks-kandidaat werd toege
sproken, en die natuurlijk niets begreep van
de vertrouwelijke mededeelingen en raad
gevingen, die „mevrouw" tot hem richtte,
werd zóó natuurlijk voorgesteld, dat het
gelach van ’t publiek een deel van de
woordenzee van „mevrouw" totaal onver
staanbaar maakte.
Men ziet het, de totaal-indruk was
buitengewoon gunstig.
We danken den kunstenaar en de kunste
naressen hartelijk voor het ons geschonken
genot. We wenschen hun van harte toe,
dat ze steeds voor volle zalen mogen op
treden, omdat ze dat ten volle verdienen.
Mochten ze besluiten, later nog eens weer
hier te komen, ze kunnen er verzekerd
van zijn, dat hun komen velen hoogst aan*
genaam zal zjjn.
Bolswardsche Courant
n
'1
Er is geen plekje op onze aard,
Voor ons van meer waardij,
Dan eigen huis, dan eigen haard,
Ja, dat beminnen wij.
Aan eigen haard voelt men zich vrij;
Wat ook ons deel of werkkring zij.
Dat plekje gronds beminnen wij.