NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD OLSWARP EN W<WS»A0B8£ BOZEMiOP No. 7. Verschijnt Donderdags en Zondags. Zes en dertigste Jaargang. 1897. S- BINNENLAND. VOOR me- u te hopen? ABONNEMENTSPRIJS 80 Cents per 3 maanden. Franco per post 95 Cents. ADVERTENTIEPRIJS: 50 Cts. van 1—7 regels. Ver volgens 10 Ct. per regel. Overigens naar plaatsrnimte. het naar Het uwe? En zijt gjj dan getrouwd en eerend geneesheer? Gij hebt booze dagen ach- i $AXXXX)CXXXhXXAXXXXX$ ZONDAG 24 JANUARI. JXD-CXI XX' X X X X jjXXXXXX Hennaarderadeel, 19 Jao. Ook in onze gemeente kwamen de laatste dagen gevallen van moan- en klauwzeer voor. Werd voor een paar dagen deze ziekte ge- conatateerd bij den veehouder G. Heeg te Kubaard, thans heeft ze zich mede vertoond bij het rundvee van den veehouder W. Kleefstra te Lutkewierum. Heden moet aan de Sneeker markt eene koe van den vee handelaar L. S. te Oosterend eveneens aan de ziekte lijdende zijn bevonden. (Fran. Crt.) Balk, 21 Jan. Uitslag van de heden alhier gehouden hardrijderij van mannen en vrouwen. 10 paren. Prijs fbO, D. Coe- hoorn en F. Keizer te Lemmer; le premie 130, M. Kingma en G. Veenstra te Grouw; 2e premie f 15 S. Bleeker en 8. Buma te Heeg; 3e premie 110 Wietze Dijkstra en W. Dijkstra te Balk; 4e premie 15 B. Kui pers en J. Postma te Balk. Het weder was prachtig; veel publiek, dra in het huis mijn gemak. Natuurlijk koesterde ik voor den vader dezer jonge dame een hoogen graad van vereering en besteedde mijn vermogen ge heel, zooals hij geraden had, dat wil zeg gen, ik gaf mjjn zaak op en plaatste al mijn geld in de bank van Steenbrug. Vele weken en maanden gingen voorbij, en wanneer somwijlen eene medelijdende gedachte aan de rozeknop daar ginds, die ongetwijfeld, van het zonlicht mijner liefde beroofd, treurig wegkwijnde, mijn hart be kroop, dan verdreef ik die met een zucht. Ik kon mijne arme Rozeknop niet helpen, het noodlot wilde het zoo. Dat noodlot had mij voor Violetta bestemd, en uit kracht van die bestemming hadden wij elkander gevonden, dat was alles. Neen, niet geheel alles. Op zekeren dag nameljjk ik herinner me nog, het was de dag na een prachtig bal, en ik had Violetta in haar boudoir opgezocht op dien zekeren dag deelde ik haar de zooeven uitgesproken beschouwing over het noodlot, dat ons tot levenslang geluk tot elkaar ge bracht had, uitvoerig mede, en toen ik met mijne fraaie toespraak aan het einde was, drukte ze mjj hare Bgrenzenlooze“ verwon dering uit en vroeg mjj, of ik dan niet wist dat zjj sedert zes lange maanden met den bankier Friedlander verloofd was. In de volgende week gaan wij trouwen, voegde zij er bjj, gij ziet dus, mijnheer Dros, dat gij u met betrekking tot de bedoelingen van het noodlot schromelijk vergist hebt. En gij, Violetta, hebt dus slechts een koket spel met mij gedreven vroeg ik op bitteren toon. Gij weet toch wel, dat gij mij aanleiding hebt gegeven, om alles van zijn onverpleegden baard. Neen, dat soort van schoonvaders zou mij niet passen. Wat evenwel het krachtigst medewerkte om den band, die mij aan Rozeknop hechtte, losser te maken, was de bijzonderheid, dat Violetta Steenbrug bestond. Violetta was niet alleen schoon, zij was ook steeds op de elegantste, allermodernste wijze gekleed, geheel en al, van top tot teen, een artikel van weeldeEn papa Steenbrug werd door zijne vrienden vorst Steenbrug gehee- ten hij was de grootste beursspeculant in de Kalverstraat. Alle dagen was zijne tafel voor veertig gasten gedekt. Op das en over hemd droeg hij een geheel vermogen in diamanten. Zijne vrienden begiftigde hij met fabelaehtige geschenken. Papa Steenbrug had zich met de meeste welwillendheid mijner aangetrokken, hij had mij zijnen on»chatbaren raad medege deeld, hoe ik op de doelmatigste wijze mijn niet onaanzienlijk geldelijk vermogen kon aanwenden, hij had mij onder het getal zijner dagelijksche gasten opgenomen en aan zijne dochter gezeidVioletta mijn lieve, ik stel u hier den heer Dros voor, een van die landheeren, waarvan wij moe ten beproeven stadshoeren te maken En Violetta had met stralende blikken mjj toe gelachen, en ik was sedert dat oogenblik dagelijks bij haar, in haar boudoir, in haar salon, op rijtoertjes, in den schouwburg, en leerde zelfs in haar gezelschap dansen! Was het te verwonderen, dat ik onder dergelijke omstandigheden gedurende twee weken vergat, aan Rozeknop te schrijven Daar ontving ik op een goeden dag den volgenden brief uit mijne geboorteplaats Lieve Hendrik, ik neem de pen ter hand, omdat mijn hart steeds beangstigd is. Gjj hadt mij beloofd, te zullen schrijven als gjj ziek waart. Ach, Hendrik, indien gij ziek zjjt, telegrafeer dan oogenblikkelijk, dan zal mijn vader bij u komen, om u te ver plegen. Hendrik, ik zal verder niets schrij ven, tot ik van u hoor, ik ben al te zeer in angst. Wij zijn allen wel, en in de hoop dat gij den zelfden zegen geniet, blijf ik uw innig liefhebbende t et eerste ideaal mjjns harten was de AJ j liefelijkste kleine rozeknop van een JT meisje, met de rozigste wangen, de O V schoonste blauwe oogen en met weel derig, goudbruin haar, dat zonder de hulp van het brandijzer in heerlijke lokken over de schouders golfde. Haar naam was ongetwijfeld de meest gepaste, dien haar vader, de oude nijvere landeigenaar Knop, voor haar had kunnen kiezen. Het is zoo, men kon het den ouden man niet als eene verdienste aanrekenen, dat hij zjjne eenige dochter niet Debora, of Paula, of Johanua noemde de wereld werd alleen daarom met eene Rosa Knop (welken naam iedereen als Rozeknop uitsprak) verrijkt, dewijl de grootmoeder van haren vader Rosanna had geheeten, en vrouw Knop het tweede gedeelte van den naam Rosanna, dien de vader had vastgesteld, uit het oog punt van aesthetica had laten vervallen. Toen mijne liefde tot Rozeknop de hoog te had bereikt, dat ik er ernstig aan begon te denken, haar een huwelijksvoorstel te doen, gebeurde het, dat ook Hugo Reuter naar hare gunst begon te dingen. Hij was 29 jaar (vijf jaren ouder dan ik), met een goedig maar pokdalig gezicht en eene kale plek op zjjn schedel, een arme drommel, die eerst in de laatste jaren aan het hevig verlangen zijner jeugd, om in de medicij nen te studeeren, voldoening had kunnen verschaffen. Met een jaar hoopte hij het doctorsdiploma te verkrijgen en leefde, zoo lang de gehoopte voordeelige practijk nog in het blauwe verschiet voor zijn honge rige blikken verborgen was, van privaat lessen, die een groot deel van zijn vrijen tijd in beslag namen. Nu ging het toch niet aan, eene verge lijking te maken tusschen hem en mijn persoon, hem, den bedeesden, halfver- hongerden student, die er tien jaar ouder uitzag dan hij was, en mij, den jongen, rjjken, knappen, elegant gekleeden koop man en eigenaar van het landgoed Lin denhof, hetwelk mij zooveel opbracht, dat ik mjjne zaak er aan kon geven, zonder mjj in het minst daarom te bekrimpen. Intusschen beviel het mij volstrekt niet, mij door eenen mededinger, wie hij dan ook zijn mocht, in de wielen te zien rijden en daarom behandelde ik hem, zoo dikwijls ik hem bij Rozeknop aan trof, met zoo koele beleefdheid, dat hjj zich weldra in het gevoel zijner minderheid, bescheiden den achtergrond terugtrok. Ik maakte alzoo mijne Rozeknop ernstig het hof, en op zekeren dag, het was in den tijd dat de meikevers vlogen, kuste ik haar bij eene wandeling driestweg op de wang en zeide haar, dat het leven voor mij geene bekoorlijkheid zoude hebben, indien zij niet de mijne wilde zijn en zij zeide niets, maar kleurde tot achter de ooren en liet zich ook op de andere wang en op den mond kussen. Daarop stapte ik moedig arm in arm met haar door de plaats, nam glimlachend de plagerijen mijner vrienden aan en lachte goedmoedig, wanneer de andere meisjes voor ons uitweken. En eenen ring, den fraaisten, die er te krijgen was, stak ik mijne Rozeknop aan den wijsvinger der linkerhand. Twee weken later reisde ik wegens zaken naar Amsterdam. Aanvankelijk was mijn plan, er slechts eene week te blijven, toen echter mijne nieuwe ondernemingen een gelukkig gevolg hadden, werd de week een maand en eindelijk bracht ik mijne ge- heele zaak naar de hoofdstad over. Ik maakte bij de aanzienlijkste hande laars aldaar mijne opwachting, werd hier en daar uitgenoodigd en trad alzoo in na dere verkeering met hunne vrouwen en dochters. Ik verkreeg daardoor, wat trou wens niet anders te verwachten was, een scherperen blik in velerlei dingen, ik begon te vergelijken, te kritiseeren, en kwam al spoedig tot de onafwijsbare erkentenis, dat mijne Rozeknop daar ginder wel zeer schoon, zeer lief, maar toch inderdaad geene ver edelde, geene trekkastbloem was. Met andere woorden: haar voorkomen was zoo oneindig verschillend van dat der fashionable stads schoonheden, hare manieren waren zoo klein-steedsch en stijf, hare beschaving en ontwikkeling nog zoo gebrekkig, zoo on- welkomenZij was een braaf meisje, een door en door braaf meisje, doch daarom was zij nog geene elegante dame. En dan hare brieven, die waren zoo kmderachtig eenvoudig! Wat hinderden mij die groote, grove couverten, waarin zij de slecht ge vouwen velletjes papier verzondEn dan haar vader, de oude Knop, met zijn ordi- laairen rok, zjjn onbeschrjjfljjken hoed en Rosa Knop. P.S. Laat vader bij u komen als gij ziek zijt, ik ben al te zeer in angst. Ik haastte mij, dien brief te beantwoor den, opdat zij niet t misschien nog meer be angst werd en mij, ook zonder bericht af te wachten, haren vader op het lijf stuurde. Toen de brief in de bus lag, zou ik hem gaarne er weder uitgenomen hebben, om een anderen te schrijven, die minder scherp was. Inplaats toch van met eerlijke, ronde woorden mij tegen haar uit te spreken, had ik haar eenvoudig met Juffrouw Knop aan gesproken en haar daardoor op wellicht niet betamende wijze te verstaan gegeven, dat ik voortaan aan mijne verloving met haar niet wenschte herinnerd te worden. Van nu aan werd ik niet verder door brieven in grove couverten verontrust, ik kon nu aan Violetta mijn onverdeelde op merkzaamheid wjjden en gevoelde mij wel- van haren vader geheel op Ik weet alleen, dat het voor mij tijd is, mij voor eenen rijtoer aan te kleeden, gaf zij vrij koel ten antwoord, en daarom zult gij wel doen, mijnheer Dros, mij goedendag te wenschen en niet zoo belachelijk tragisch mij aan te kijken. Ik houd niet van too- neelvertooningen. Toen ik daarop voor de laatste maal de trappen van het huis afliep, zeide mij eene inwendige stem, dat ik het noodlot niet voor de gruwzame ontnuchtering verant woordelijk kon stellen, dat ik zelf daaraan schuld had en dat ik dit verdiend had. Veertien dagen later was Violetta vrouw Friedlander. Eene maand daarna staakte het huis Steenbrug zijne betalingen, en, evenals hon derd anderen, die hun geld aan Steenbrug hadden toevertrouwd, redde ik geen roode cent van mjjn geheele kapitaal. Met een enkelen slag was ik bijna een arm man ge worden. Alleen de landerijen van Linden hof bleven mij over. Wat zou ik nu verder in Amsterdam uit voeren De vroolijke, met mij bevriende kring, die zich rondom vorst Steenbrug geschaard had, scheen naar alle richtingen uiteen te zijn gestoven, en de lieden, die mij anders met het meeste respekt behan delden, zagen thans met verachting op mij nederzij wisten, dat Violetta mij voor den gek had gehouden, en dat ik mijn ver mogen daarbij ingeboet had. In het kort, de stad had voor mij veel van hare aantrekkelijkheid verlorenik zeide mijne droomen van glans en heerlijk heid, van equipages en paleizen vaarwel en besloot, een eenvoudig landbezitter te wor den een man van dezelfde maatschappe lijke positie als de vader van Rozeknop, zonder diens behaaglijk bewustzijn, een paar duizend daalders in eene soliede bank te hebben liggen. En zoo schreef ik dan aan de oude vrouw, die sedert den dood mijns vaders het woon huis van Lindenhof in orde hield, dat ik in de eerstvolgende dagen daar mijnen in trek hoopte te nemen. Daarna verkocht ik de fraaie meubelen, die ik op mijne kamer had, pakte de wei nige kostbaarheden, welke ik bezat, in een paar kistjes en trok heen. Vol verlangen dacht ik aan Rozeknop. Ik stelde mij voor hoe zjj het kopje liet hangen, zoo bleek, zoo treurig, en toch dat wist ik zou ik haar schooner vinden dan ooit. Wat had ze mij lief gehad, en hoe ondankbaar was ik niet voor zooveel liefde geweest! En met een van vreugde kloppend hart nam ik mjj voor, haar van nu af aan voor al het leed, hetwelk ik haar had aangedaan met alle mij ten dienste staande middelen schadeloos te stellen. In mijnen geest stelde ik brieven op, waarin ik met de roerend- ste bewoordingen om vergeving bad, en ik was overtuigd, dat zij met duizendvoudige vreugde mij de afgebedene vergiffenis zou toestaan. Geene vrouw houdt immers op, den man te beminnen, dien zjj eens heeft liefgehad, herhaalde ik telkens weder. Zeker, na een oogenblik pruilens, dat ik mjj gaarne wilde getroosten, zou Rozeknop weder op nieuw voor mjj gaan bloeien, heerlijk bloeien. Ik was daarvan even zoo zeker, als van de omstandigheid, dat op dit oogenblik niet de zon, maar de volle maan op de ratelende waggons van den spoortrein nederzag. Een ongeluk komt zelden alleen, dat is een oud en waar spreekwoord. De gedach ten, die mijne ziel bestormden, hadden mij zenuwachtig gemaakt, en dit gaf aanleiding tot een voorval van zeer ernstigen aard. Ik was aan een station, niet ver van het doel mjjner reis, uitgestapt, en keerde eerst naar den waggon terug, toen de trein zich reeds in beweging zette. Ik liep hem na, tastte naar de greep van het portier en voelde mjj in het volgende oogenblik op den grond geworpen. Daarop volgden in mijne herinnering wilde, benauwende droomen, waaruit ik eindeljjk met een pijnlijk gevoel in het hoofd ontwaakte. Ik lag op een bed in een kleine kamer met witte venstergordijnen en een toilettafeltje. Naast het bed stond eene dame gekleed om uit te gaan. Thans hoorde ik iemand zachtjes zeggen: Ja, ja, ik denk, hjj zal er wel doorkomen. Aan de stem herkende ik dadeljjk mjjnen oude bekende Hugo Reuter. Hoe komt gjj hier? vroeg ik én deed eene poging om mij op te richten, hetgeen evenwel niet gelukte. Wel, zeide Hugo, mjjne vrouw en ik waren aan het station, toen men daar met u aan kwam dragen. Ik zag, dat gjj ernstig gewond waart en wij lieten u hierheen brengen. Dit is mijn huis. reeds praktiseerend geneesheer? Welzeker. ter den rug, doch gjj zult er nu weldra bovenop zijn. Rozeknop zal het u bevesti gen. Rozeknop! Ja, zjj was het, die daar voor mij stond, thans herkende ik haar Welk eene wonderbare beschikking! Geen dichter had het schooner kunnen uitden ken Hier lag ik als de gewonde, berouw volle held, en mijne Rozeknop was bjj mij om mij te verplegen en mij vergiffenis te schenkenIndien ze mjj niet reeds verge ven had, ware zjj zeker niet tot mjjne hulp komen toeijlen! Alles, wat ik in dezen oogenblik doen kon, was, haar hand te drukken. Zij trok die hand haastig terug, doch het was ook zeer natuurlijk. Wjj waren nu reeds drie jaren lang van elkander verwijderd geweest, en zij wist niet van mjjne berouwvolle ge zindheid. Toch viel het mij in betoog, dat zjj er lang niet zoo bleek en uitgeteerd uitzag, als ik mij had voorgesteld het kwam mjj integendeel voor, alsof hare wangen nog roziger waren dan vroeger. Zoolang dr. Hugo Reuter tegenwoordig was, zeide ik niets. Later evenwel, toen het begon te schemeren en zij mij thee en avondeten bracht, vatte ik hare hand en sprak Dierbare Rosa, hoe dank ik u, gjj zijt een engel van goedheidEn ik, ach, ik heb u altijd bemind, mijne Rozeknop Eene sirene lokte mij door haren tooverzang tot zich, doch dat kon slechts eenmaal gebeuren. U alleen zal voortaan mjjn leven gewijd zjjn!“ Als gjj niet ophoudt zoo te spreken, moet ik aannemen, dat gjj weer koorts hebt en ijlhoofdig zijt,“ zeide zjj kalm. Ik bid u, gebruik uw avondeten Neen, geen enkele bete, voordat gij mij zegt, dat gjj het verledene vergeten en mij nog eenmaal de liefde schenken wilt, die... Mijnheer Drosviel zjj mij kortaf in de rede. O, Rosa, doe niet zoo vreemd, zoo koud Het is niet mogeljjk, dat gjj boos op mjj zijt. Zoudt gjj anders wel hier zijn en zoo liefdevol voor mjjne behoeften zorgen Natuurlijk ben ik hier. Waar zou ik toch anders zjjn dan in mjjn huis? En ik kan u verzekeren, dat er voor mjj niets bestaat, wat ik u te vergeven zoude hebben. Gjj denkt aan onze vryerjj van voor drie jaren. Welnu, ik geloof niet, dat wij ooit te zamen gelukkig zouden geworden zijn. Ik hield veel meer van Hugo, hjj was alleen maar wat bedeesd. En toen hij zjjn dokters- diploma verkregen had, duurde het pas eene maand, toen waren wij getrouwd. Getrouwd Ja, getrouwd. Hoe zoude ik anders hier zijn Ik dacht, dat gij wel wist, dat ik Hugo’s vrouw ben. Een lieve man, de beste, die er op de wereld te vinden is. En mjjnheer Dros thans weet ik, dat ik u nooit waarachtig bemind heb. Ik kan niet zeggen, of die laatste woor den eerljjk uit het hart kwamen. Doch al was het werkelijk zoo, dan veranderde dat aan de zaak ook al niet veel. De voornaamste vraag was toch maar, of zjj mjj thans nog liefhad, ja of neen! En Reuter had haar genomen, ik moest er dus mede te vreden zjjn! Ik leef nu alleen op Lindenhof, als oude vrjjer, met een weinig jicht gezegend, doch altoos in het beste humeur. Mijn liefste vriend is de oudste jongen van Rosa Reu ter, die mjj bijna alle dagen bezoekt en met mij gaat visschen en jagen. Het huis van dr. Reuter heb ik sinds den tijd van mjjn spoorwegongeluk niet weder betreden, en het gebeurt slechts zelden, dat ik hem en zijne vrouw ontmoet. Bolswardsche Courant r

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Bolswards Nieuwsblad nl | 1897 | | pagina 1