NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD
3OLSWARÖ BH WWSBaAOBBB
Uit de Raadszaal.
No. 25. Verschijnt Donderdags en Zondags. Zes en dertigste Jaargang. 1897.
5-
Voor een bloem.
TH
VOOR
Clairville, markiezin de
ABONNEMENTSPRIJS80 Cents per 3 maanden.
Franco per post 95 Cents.
ADVERTENTIEPRIJS: 50 Cts. van 17 regels. Ver
volgens 10 Ct. per regel. Overigens naar plaatsruimte.
VRIJDAG 26 MAART 1897.
^axxxxxaxYhXXXxxxxx$
ZONDAG 28 MAAKT.
Eene gebeurtenis uit de tijden der
Fransche Omwenteling.
e
Tegenwoordig waren alle leden.
De notulen der vorige vergadering werden
gelezen en goedgekeurd.
Ingekomen stukken.
a. Een resolutie van Ged. Staten, hou
dende goedkeuring der tijdelijke geldleening.
b. Een missive van den heer G. D. Knete-
mann, waarin hij bericht dat hij de voor
waarden aanneemt, waarop hem een toegang
De jonge vrouw werd getroffen door den
stoet. Zij nam een paar takjes oranjebloe
sem uit haar ruiker en legde die eerbiedig
op de lijkkist.
De bedroefde rouwdragende zag die daad
en zijn gelaatstrekken kregen een zachtere
uitdrukking. Toen verborg hij weder het
gelaat in de handen en begon te snikken.
„Wie is die man vroeg graaf Clairville.
weet het niet, mijnheer/antwoordde
de aansprokene, „hij is hier vreemd en
kwam eerst een paar dagen geleden met
zijn zuster in het logement. Toen reeds
was zy stervende, zooals ieder kon zien.
Hij schijnt veel van haar te hebben ge
houden en toen zij stierf balde hij in wan
hoop zijne vuisten".
De huwelijksstoet ging verder naar het
kasteel, maar het vroolijke klokgelui ging
over in somber gebrom, toen de lijkstoet
het feestelijk versierde kerkgebouw naderde.
„Wie was die jonge dame?" vroeg de
rouwdragende aan een der dragers
„Freule Yolande Clairville," was het ant
woord en de vreemde fluisterde zachtkens
„Moge zij steeds gelukkig zijn
Daarna trad hij de kerk binnen.
Twintigjaren gingen voorbij enhetschrik-
bewind was te Parijs opgetreden. In de
Vendee had de opstand zijn toppunt bereikt,
toen de Nationale Conventie een harer leden
naar Nantes zond, om snelle en krachtige
maatregelen tegen de Koningsgezinden te
nemen. Carrier, wien dezen last was opge
dragen, liet dan ook een groot aantal „ver
dachten" in bewaring brengen. Mannen,
vrouwen en kinderen werden opgehoopt in
de gevangenis, „het voorportaal van de rivier
de Loire," en niettegenstaande er dagelijks
een groote menigte werd veroordeeld om
verdronken te worden, bleef de kerker
o vervol.
In een groote zaal in ’t benedendeel van
het gebouw hield de verschrikkelijke Car
rier zijne zittingen.
De gevangenen werden in twee klassen
verdeeld: aangeklaagden en veroordeelden.
De eerste groep verminderde, naarmate de
tweede toenam en eindelijk besloot Carrier
de „rechtspraak" nog meer te bespoedigen,
door eiken vorm weg te laten bij het von
nissen der aangeklaagden. Van nu af hoorde
men slechts de woorden „ter dood veroor
deeld," zoodra een Koningsgezinde voor de
tafel des rechters werd gebracht."
„Hendrik de Kergouetriep de gerechts
dienaar en een jonge man van omstreeks
achttien jaar trad uit de menigte naar voren.
Voor den rechter gekomen, boog hy zoo
voornaam en bevallig, als bevond hy zich
aan ’t hof te Versailles en scheen volkomen
onbewust, dat een wreede dood hem wachtte.
„Gij wordt beschuldigd de aanlegger te
zijn van eene samenzwering tegen de repu
bliek, in de personen harer hoofden en te
hebben deelgenomen aan een komplot tegen
myn leven."
De jongeling zag den spreker aan met
open en onbevreesden blik en antwoordde
kalm.
„Zij zyn mij den dood mijns vaders schul
dig, en die schuld moet nog vereffend
worden
„Hendrikriep eene vrouwenstem op
smeekenden toon.
Carrier keek woedend rond, terwijl Hen
drik de Kergouet werd weggeleid.
Twee vrouwen stonden voor den rechter.
„Zijt gij de moeder van dien jongen man?"
vroeg Carrier aan de oudste dér twee.
„Ik ben zijne moeder en dit meisje is
zyne zuster."
„Uw naam?"
„Yolande van
Kergouet."
De rechter zag de spreekster een oogen-
blik scherp aan en verklaarde het verhoor
geëindigd, terwyl hy er kortaf by voegde
„Alle drie ter dood veroordeeld!"
De gevonnisden werden nu naar den
kerker teruggebracht.
Was het vonnis uitgesproken, dan werden
de ongelukkigen bij tweeën aan elkaar ge
bonden, in eene boot geworpen, naar het
midden der Loire geroeid, daar door bajo
net- en sabelsteken gedood en vervolgens
in ’t water geworpen. Maar deze langzame
manier ging niet vlug genoeg naar den
zin van den bloeddorstigen Carrier en hy
gaf daarom bevel, honderden zjjner slacht
offers naar eene nabijzijnde weide te bren
gen en ze daar neder te schieten.
De markiezin de Kergouet en hare beide
kinderen wachtten in stomme smart de
voltrekking van het over hen gevelde vonnis,
toen de cipier in de cel kwam en de jonge
markiezin beval, hem te volgen.
,0, waarom moeten wy gescheiden wor
den/ riep de moeder wanhopig.
graaf van Clairville had zijne eenige
dochter Yolande uitgehuwelijkt aan
pY den markies De Kergouet, een af-
Gy stammeling van eepe oude familie uit
Bretagne. De plechtigheid was afge-
loopen de wijd geopende kerkdeuren gaven
een blik op het rijk met bloemen versierde
altaar en uit den met groen getooiden hoofd
ingang traden, onder het gelui der klokken,
de jonggehuwden naar buiten. Een zoel
lentezuchtje vervulde de lucht met zoete
geurende vogels lieten hunne zangen
hooren en de gouden zonnestralen omkran
sten het jonge paar. Yolande was schoon
en lief als de heerlijke lente, en de oogen
van haren echtgenoot, markies De Kergouet,
rustten op haar met innige liefde.
De landelijke bevolking prijkte in Xon-
dagsgewaad. De mannen hadden bloemen
in ’t knoopsgat, de vrouwen op de borst en
allen zwaaiden met bloeiende meidoorn en
deden de lucht weergalmen van hunne
jubeltonen.
„Lang leve onze Yolande! De hemel
zegene onze lieve, jonge mevrouwklonk
het uit aller mond, somtijds gevolgd door:
„Lange leve de markies
De kerk van Clairville was op een rots
achtige hoogte gebouwd en stak boven het
geheele dorp uit. Om er te komen, moest
men een trap, in de rots uitgehouwen en
die zeer kronkelend liep, beklimmen. Rijken
en armen, aanzienlijken en geringen, leven
den en dooden allen moesten dezen weg
nemen, wilden zij het kerkgebouw of de
stille rustplaats van de dooden bereiken.
De huwelijksstoet daalde onder het leven
dige gejuich der menigte de trappen af, om
de rijtuigen te bereiken, die beneden wacht
ten. De jonge echtgenoot, getroffen door
de geestdrift en groote genegenheid der
menigte voor zijne vrouw, fluisterde haar
feeder toe„Ge ziet, beste, hoeveel de lieden
hier van u houden. Ze zullen u nimmer
vergeten en ik denk wel, dat ze in hun
hart boos op mij zijn, omdat ik hun een
goede engel ontneem".
Yolande lachte hem met een zielvollen
blik feeder toe, vervolgens wendde zy zich
tot haren vader en zeide „’t Weder is zoo
prachtig, papa, kunnen we niet naar huis
wandelen
„Zeker, lieveling, als ge dat graag wilt/
antwoordde deze, blyde, in de gelegenheid
te zijn, zijn kind, waarvan hij zich spoedig
moest scheiden, een genoegen te kunnen
doen. En zoo ging het jonge paar, verge
zeld van de jongere gasten, te voet van
het dorp naar ’t kasteel Clairville, terwijl
de ouderen in de rijtuigen volgden.
Yolande, aan den arm van haar echtge
noot, bleef herhaaldelijk voor deze of gene
woning staan, waar de oudjes en zwakken
zaten, die aan den optocht geen deel hadden
kunnen nemen en toch zoo graag de freule
nog eens wilden zien, alvorens zy voorgoed
vertrok. Voor ieder had zij een vriendelijk
woord en een lachje .en menige bevende
hand werd haar toegestoken en menige
zwakke, bevende stem noemde zegenend
haar naam.
De stoet kwam nu aan een smal pad en
stond plotseling voor een hindernis. Een
begrafenisstoet versperde den weg. ’t Moest
wel een arme zijn, want geen krans lag op
de kist, geen bloem, geen knop zelfs was
te zien, hoewel het jaargetijde bloemen in
overvloed gaf. Achter het lijk volgde met
gebogen hoofd en het gelaat in de handen
verborgen een armoedig gekleed man, de
eenige rouwdragende een beeld der wan
hoop.
Toen de dragers den feestelyken optocht
bemerkten, wilden zy ter zyde wyken, om
plaats te maken, doch de rouwdragende
hief het hoofd op en staarde woest op de
vroolijke menigte, die door hare rijke en
schitterende kleeding en van geluk getui
gende gezichten, een schrillen tegenhanger
vormden met de diepe smart van den treu
rende.
„Vooruit!" riep hy met schorre stem den
dragers toe, waarbij zij n verbitterde trekken
een uitdrukking aannamen, als wilde hij
alle fijne heeren en dames vernietigen. Doch
de mannen gingen niet van de plaats. Thans
kwam de graaf naar voren en zeide op
ernstigen toon
„Eerbied voor den dood, vriendenLaat
ons teruggaan en den doode den weg vrij
laten
'Terstond werd aan het verzoek voldaan
en de lijkstoet trok voorby de menigte, die
eerbiedig plaats maakte, terwijl de heeren
hoofden ontblootten.
tot zijne nieuwgebouwde woningen is toe
gestaan.
c. Een missive van den heer K. Tromp,
houdende dankbetuiging voor zijne herbe
noeming tot Directeur-boekhouder der Gas
fabriek.
d. Een schrijven van de erven van Janke
v. d. Helm, Wed. W. van Nus, waarin zij
berichten, dat hunne moeder den 8 Maart
is overleden. Zij trok van de gemeente een
pensioen van f 120, hetwelk zij gedurende
4 jaren heeft mogen genieten, waarvoor de
erven hun dank betuigen.
e. Van heeren Commissarissen van den
Macadamweg BolswardSneek de door Ged.
Staten goedgekeurde rekening over dien weg
over 1896.
Een en ander voor kennisgeving aange
nomen.
f. Volgens de reglementaire orde op het
beheer van het Weeshuis is bij Burgemeester
en Wethouders ingekomen een kennisgeving
van den heer H. C. de Haas, dat hij wenscht
ontheven te worden van de betrekking als
Weeshuis voogd.
Zal worden gezonden naar het college
van Wees voogden om een voordracht op te
maken voor de vervulling dezer vacature.
g. Van den heer P. Lycklama a Nijeholt,
Commissaris der Koningin te Zwolle, een
collectie oude stukken voor het archief, met
begeleidende missive, waarin wordt meege
deeld dat hjj deze stukken, die blijkbaar tot
het archief dezer gemeente hebben behoord,
heeft gevonden in den boedel van wijlen zijn
vader den heer B. J. de Kok, en waarschijn
lijk van diens grootvader P. de Kok, die
vroeger Secretaris dezer gemeente is geweest,
daar deze stukken werden aangetroffen tus-
schen oude familiepapieren. Het oudste stuk
dagteekent van 1402.
Door Burg, en Weths. is aan den inzender
dezer belangrijke collectie een dankbetuiging
gezonden.
h. Van Burg, en Weth. een voorstel om
het perceel grond, aangekocht ten behoeve
der Gasfabriek, met een flinke stekkage te
omgeven.
De kosten zijn geraamd op f 425, te vin
den bij wijziging der begrooting en in verband
met de koopsom, door het aangaan eener
geldleening.
Ter visie om in de volgende vergadering
te behandelen.
PUNTEN van BEHANDELING.
1. Adres van J. de Boer, opzichter der
gemeente-reiniging, om vergunning tot het
waarnemen der betrekking van ambtenaar
voor de plaatselijke belastingen, met advies
van Burg, en Wethouders.
Door Burg, en Weths. is bij besluit van
den lOden Maart tot ambtenaar voor de
plaatselijke belastingen, belast met het be
zorgen der vervolgiugstukken bij de belas
tingen, benoemd de heer Johs. de Boer,
opzichter der Gemeentereiniging.
Burg, en Weth. deelen in hun advies
mede, dat de Commissie der gemeentereini
ging geen bezwaar heeft, tegen deze benoe
ming, en dat na het aan den heer Terhenne
op diens verzoek, verleend eervol ontslag,
door B. en W. is benoemd Sj. van der Zee,
rijksambtenaar bij de belastingen, die voor
het vervullen dezer betrekking noodig had
de goedkeuring van Z. E. den Minister van
Financiën, welke goedkeuring niet werd ver
leend, daarop is benoemd J. de Boer, klerk
aan het kantoor der rijksbelastingen, doch
ook hiervoor werd door den Minister de
vereischte goedkeuring geweigerd.
Daar deze ambtenaar der belastingen moet
worden gekozen uit de rijks- of gemeente
ambtenaren, en Burg, en Weth. nu bij voor
keur iemand benoemden, waarvoor niet de
Ministerieele goedkeuring wordt vereischt, is
benoemd de opzichter der gemeentereiniging,
die echter voor het aanvaarden dezer betrek
king de goedkeuring van den raad behoeft.
Bij B. en W. bestaat geen bezwaar tegen
de vereeniging van deze betrekking met zijn
ambt als opzichter van den reinigingsdienst.
De Voorzitter. Aangezien noodig in deze
betrekking moet worden voorzien, verzoek
ik dadelijke behandeling van dit adres.
De urgentie wordt verleend, en zonder
hoofdelijke stemming het voorstel van het
D. B. goedgekeurd.
2. Voorstel van Burg, en Wethouders
naar aanleiding van een verzoek van de
Hoofdcommissie te Pordrecht voor Oude
Nijverheid en Kunst, om voor de aldaar te
houden tentoonstelling eenige voorwerpen in
bruikleen te ontvangen.
Voor de dezen zomer te Dordrecht te hou
den tentoonstelling, is door de Commissie
voor de Afdeeling Oude Nijverheid en Kunst,
een verzoek ingekomen om in bruikleen eeni
ge voorwerpen uit hetarchiel te mogen hebben.
Deze voorwerpen zijnlo. een zilveren
„Zoo wil burger Carrier hetantwoordde
de man.
Na een langdurige en treurige omhelzing
verliet het jonge meisje hare dierbaren en
volgde den cipier naar den gevreesden
Carrier, die haar met ernstige blikken aan
zag. Nadat de cipier zich verwijderd had
en Carrier zich alleen bevond met het arme
meisje, vroeg hij fluisterend
„Hoe heet gij?"
Yvonne de Kergouet."
„Houdt gy veel van uwe moeder?"
„Ja, mijnheer." antwoordde het meisje
terwijl zij van vrees sidderde.
„En uw broeder, wat zoudt ge doen,
om zijn leven te redden?"
„Ik zou graag zelf voor hem sterven,"
zei Yvonne haastig.
„Ik begeer uw dood niet, mijn kind, maar
uw stilzwijgen. Hoe oud zijt gy
„Zestien jaar, mijnheer."
„Dan hebt ge nog geen liegen geleerd.
Luister goed. Hier hebt ge een brief, dien
ik u alleen geef onder voorwaarde, dat ge
mij belooft, dien niet vóór middernacht te
openen. Nog meer, ge moogt met niemand
er over spreken. Belooft ge me dit. Goed
zoo. Vertrek!"
Het bevreesde meisje nam den brief, ver
borg dien en werd naar hare cel terugge
bracht.
Voor zij nog tijd had alle vragen van
haar moeder en broeder te beantwoorden,
verscheen een man met een pistool in de
hand en gebood den gevangenen hem te
volgen. Op straffe des doods beval hij hun
de grootste geheimhouding en gaf den arm
aan Yvonne. Hendrik de Kergouet onder
steunde zijne halfonmachtige moeder. De
man voerde de koningsgezinden langs don
kere wegen, totdat hij een teeken gaf, waarop
onmiddellijk uit het duister een man in
een bootje te voorschijn kwam.
„Stap in zeide de bootsman fluisterend
en zoodra zij zaten, roeide hij naar het
midden der rivier.
„Moedig, zusjelief!" fluisterde Hendrik,
terwijl by Yvonne aan ’t hart drukte. In
kalme berusting verwachtten allen hun
laatste oogenblik.
In die weinige, korte oogenblikken kwam
hun gansche leven hun voor den geest
alle vreugde en smart der kinderjaren, zoo
wel als de laatste beproevingen en ervarin
gen.
Op eens zagen zij op eenigen afstand
tegen den donkeren hemel den omtrek van
een schiphunne boot stuurde er pijlsnel
op toe en, vóór zij van hunne verbazing
waren bekomen, stonden zy aan boord van
’t schip, terwijl hun bootsman ijlings naar
den oever terugroeide.
„Wat beteekent dit?" vroeg Hendrik na
een oogenblik, bekomen van zyne verwon
dering.
„Dat ge gered zyt," antwoordde de ka
pitein.
„Gered? Hoe? Door wien?"
„Een paar uur geleden ontving ik eene
groote som, benevens orde, hier op drie
passagiers te wachten, die naar Engeland
wenschten te reizen. Bij die orde bevond
zich een begeleidend schryven, geteekend
door Carrier. Als de wind gunstig is, zullen
we binnen weinige dagen de Engelsche
kust zien
„Hoe laat is het?" vroeg Yvonne den
kapitein.
„Precies half een, freule."
Haastig haalde het meisje den brief te
voorschyn, dien ze van Carrier had ont
vangen, opende dien en las de eerste regels
„Aan Yolande de Clairville!"
„Die is voor u, mama," zeide Yvonne
en reikte hare moeder den brief toe. De
markiezin liet haar zoon den brief voor
lezen. De inhoud was:
„Twintig jaar geleden, op uw huwelijks
dag, hebt ge een bloem uit uw bruidsbou-
quet op de kist mijner zuster gelegd. Zij
was juist zestien jaar oud. Ik wil myne
schuld vereffenen en schenk u hierby voor
uw ééne bloem drie levens.
Carrier.”
Bolswardsche Courant