NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD
OLSWARD EN WONSEBADEEL
No. 27. Verschijnt Donderdags en Zondags. Zes en dertigste Jaargang. 1897.
g ZONDAG i APRIL.
De Geschiedenis der „Mary
BINNENLAND.
VOOR
INGEZONDEN
ABONNEMENTSPRIJS 80 Cents per 3 maanden.
Franco per post 95 Cents.
ADVERTENTIEPRIJS50 Cts. van 1—7 regels. Ver
volgens 10 Ct. per regel. Overigens naar plaatsruimte.
Kantongerecht te Bolsward.
ZITTING VAN 2 APRIL 1897.
Uw. dn.,
C. W. EISMA,
I
zoo nabij, dat zij reeds
boot uit te zetten.
was gevallen,
waar hij
Mijnheer de Redacteur
In uw blad van 1 April 11. schrijft de
heer P. A. Bruinsma ter verschooning van
de Gem. Zangv. Bolsward" dat het Bestuur
aan hare leden de vraag gesteld heeft of
ze van plan waren den Nutsavond te be
zoeken, in welk geval de repetitie op dien
avond niet zou gehouden worden. Het ant-
antwoord luidde ontkennend, alleen 3 a 4
leden wenschten er heen te gaan.
Ik was van oordeel dat verschillende
leden van de Gemengde Zangvereeniging
„Bolsward" leden van het Nut konden zijn
ik wist dat enkele leden voor het Nut be
dankt hadden, omdat ook op Nutsavonden
repetition van de Gem. Zangv. gehouden
werden, ik leidde daaruit af dat de moreele
en financieële steun, welke voor de instand
houding en bevordering van al het goede
dat steeds op velerlei gebied van het Nut
uitgaat daaronder ernstig leed, ik zeide dat
de samenwerking in onze kleine stad, immers
zoo hoog geroemd, verminderde, wanneer
op zulke avonden gelijktijdig andere ver-
eenigingen vergadering houden, ik dacht dat
verschillende leden van dergelijke vereeni-
gingen wel iets zouden hebben gehoord van
de vorderingen der Dameszangvereeniging
„Crescendo" en dat men belang zou stellen
zich daarvan te overtuigen, dewijl in deze
vereeniging jonge krachten zijn, die jaren
langmet ambitie de schoone kunst beoefenden
en later noodig kunnen zijn voor de Gem.
Zangv. „Bolsward" en ik sprak mijn leed
wezen uit dat een andere vereeniging re
petitie hield, waardoor het bezoek op den
genot vollen avond van het Nut niet werd
bevorderd.
Ik geloof nog dat het bezoek aan den
Nutsavond grooter zou zijn geweest, ingeval
andere vereenigingen hun gewone bijeen
komst hadden versteld, zoo als meestal ge
beurt wanneer men iets buitengewoons in
het vooruitzicht heeft.
Mjjn wensch was en is nog dat ingezetenen,
die iets kunnen bijdragen, zullen worden
aangespoord om tot het Nut toe te treden
om aldus de samenwerking en sympathie
wederkeerig te verhoogen, gelijk voor Bols
ward van belang is.
Veroordeeld
1. L. d. J. gedomicilieerd te Workum,
wegens het, terwijl hij in staat van dronken
schap verkeert, de orde verstoren tot eene
geldboete van vijf gulden of twee dagen
subs, hechtenis.
2. D. J. te Winsum, wegens het in de
provincie Friesland, tusschen 15 December
en 1 Maart, op een kunstweg, niet in onder
houd of beheer bij de provincie uf het rijk,
eene vracht vervoeren van meer dan 5UÜ
kilogram met een voertuig, waarvan de wiel
banden of velgen niet eene breedte hebben
tien centimeter tot eene geldboete van
gulden of drie dagen subs, hechtenis.
J. Z. te Cubaard, alsboven.
J. H. te Sneek, alsboven.
W. H. te Sneek, alsboven.
G. I). te Sneek, wegens het in de
Over oorzaken sprak ik niet en wensch
ik mij geenszins uit te laten. Ik houd mij
overtuigd dat de Gem. Zangv. „Bolsward,
een nuttige vereeniging is en breng haar
overigens ook gaarne alle verdiende eer.
Met achting
van
drie
3.
4.
5.
provincie Friesland, tusschen 15 December
en 1 Maart op een kunstweg, niet in onder
houd of beheer bij de provincie of het rijk
eene vracht vervoeren van meer dan 1500
kilogram met een voertuig, waarvan de wiel
banden of velgen niet eene breedte hebben
van 20 centimeter tot eene geldboete van
drie gulden of drie dagen subs, hechtenis.
7. A. A. M. te Hindeloopen, tijdens de
dagvaarding te Amersfoort, wegens het in
de provincie Friesland, in gesloten vischtijd
en meer dan veertien dagen na de sluiting
vervoeren van viscii tot eene geldboete van
twee gulden of een dag subs, hechtenis, met
verbeurdverklaring van de opbrengst der in
beslag genomen visch ten bedrage van vijftien
cents.
8. J. K. te Witmarsum, wegens het in
gesloten jachttijd zonder het consent in art.
16 of de buitengewone machtiging in art. 26
bedoeld, niet behoorlijk zorgdragen om te
beletten, dat de hond, dien hij bij zich heeft,
wild opspoort tot eene geldboete van tien
gulden of drie dagen subs, hechtenis.
Sassendorf bij Soest (Westfalen),
29 Maart. Heeft men in Nederland met het
mond- en klauwzeer te kampen, ook hier in
Duitschland blijft men er niet van verschoond.
Het vorige jaar heerschte deze ziekte hier
van April tot Augustus en thans doen zich
opnieuw enkele gevallen in deze omgeving
voor. Het geeft hier evenwel zooveel last
en drukte niet als in Nederland.
In den regel wordt het vee na 14 dagen
reeds weder gezond verklaard. Zoo o.a. ook
op dezen hof. Toen de veearts kwam, om
het vee te onderzoeken, was er eene koe
onder, die de ziekte nog slechts 9 dagen
had. Deze was dan ook nog niet recht zui
ver aan den graat. Toen hij het dier in
den bek keek, zeide hij dan ook al; „diese
hat es noch nicht lang gehabt, wobl?"
Niettemin werd het vee gezond verklaard
en de melk den volgenden dag weder aan
de fabriek geleverd.
Ontsmetten werd ook niet veel aan ge
daan: muren en zolder van den koestal
werden gewit, deuren, voederbakken enz.
het dikste vuil wat afgeschrabd. Van af
schrobben met water was geen sprake.
P. F. Hepk. Adv.bl.
Kirnswerd, 2 April ’97. De 16e alge-
meeue vergadering van 't ziekenfonds: „Nut
en Voordeel" alhier, is door 59 personen
bezocht. Het fonds is er in ’t afgeloopen
jaar niet op vooruit gegaan. De uitgaven
overtroffen de inkomsten met f 113.81.
nu f 703,67® in kas was.
Tot bestuursleden werden herkozen D.
Graafsma, L. Harting en J. J. Dijkstra.
Laatstgenoemde bedankte en nu werd ge
kozen J. G. Dijkstra. De uitkeering aan
zieke leden werd zoo gewijzigd, dat thans
over ’t winterhalfjaar niet f 6 maar f 5 in
de week zal worden uitgekeerd. Het leden
tal was verminderd met 7, dat der begun
stigers met 1, en bedraagt nu 132 en 27.
4 p de schoenderbrik Mary, die sinds
14 dagen in de haven lag, om haar
TJ'if lading Chili-salpeter te lossen, viel
mjj in de kajuit van den kapitein
bij een bezoek, dat ik den ouden ge
zagvoerder Slide bracht, een merkwaardige
schilderij op.
Het was een soort aquarel in een smalle
lijst. De schilderij had geen bepaalde
kleur meer, want schoon zij vroeger wel
bont kon zijn geweest, leek zij nu geel
bruin met enkele donkere vlekken, maar
wat zij voorstelde kon men nog duidelijk
zien.
Het was een schip op de golvende zee
naar het tuigage te oordeelen eveneens
een brik. Het zonderlinge, dat het oog
trok, was een persoon, die boven op den
grooten mast stond.
De uitgebreide armen, de geheele houding
van den man deden opmaken, dat hij op
het punt stond, zich in zee te werpen.
Kapitein Slide zag, hoe ik verbaasd naar
de schilderij keek, en hij knikte met het
hoofd, toen ik, tot nog grooter verbazing,
den naam daaronder lasMary.
„Jawel, Mary," zeide hij toestemmend.
„Het is onze oude, goede kast, die u daar
ziet afgebeeld. Het was toen nog een jong
mooi ding, de Mary, nu is ze oud en ge
brekkig en wrak en zal niet lang meer de
planken in het zoute water steken. De
tijd, de tijdMen merkte heelemaal niet,
dat men oud wordt, totdat men het plot
seling is".
Mijn wakkere kapitein zette een heel
weemoedig gezicht. Maar slechts voor een
oogenblik, toen kwam er over zijn gebronsd
gelaat vol plooien weer de uitdrukking
van joviale vroolijkheid, die hem steeds
kenmerkte.
„Ik zal u zeggen, wat de schilderij daar
voorstelt, maar misschien doet u ook
zoo als een jonge heer, die onlangs hier
aan boord was en zoolang aandrong, tot
ik hem de historie vertelde. En wat deed
hij toen Hij lachtte mij uit, de melkmuil,
en meende, dat ik hem een lesje in zee-
manslatijn had gegeven. Nu hij maakte
gauw genoeg, dat hij wegkwam, anders zou
ik hem een ander lesje hebben gegeven
De oude keek zijdelings naar een dik
eind touw, dat in een hoek lag en mij wel
bekend was als een voornaam opvoedings
middel voor de scheepsjongens.
„Wees maarniet bang, meneer Slide, ik
lach u niet uit."
„Er is ook niets bij te lachen voor ’n
mensch, die ’nbeetje gevoel heeft; het is
veel te treurig en te waar ik ben er
wel niet bij geweest, maar mijn voorgan
ger, die ook de schilderij heeft gemaakt,
voer als jong-matroos op de Mary toen
het gebeurd is, en dat was een geloof
waardig man, helaas, hij rust nu ook al
beneden
De kapitein wees veelbeteekenend in de
diepte, toen begon hij, zonder een verdere
uitnoodiging, te vertellen.
„De Mary is nu gauw 75 jaar oud. In
Liverpool liep zij van stapel, en haar eige
naar was een der rijkste reeders van En
geland. De Mary was zijn twaalfde schip
en was genoemd naar zijn eenige dochter.
Dat moet een beeldschoon meisje zjjn
geweest, die allen mannen het hoofd op
hol bracht. En daarbij nog schatrijk
Aan minnaars ontbrak het dan ook niet,
maar zij was kieskeurig en haar vader nog
meer.
De kapitein der pasgebouwde Mary was
een jonge flinke kerel, een zeeman zooals
weinigen, daarbij met een mooie gestalte,
een nette vent juist wat, zooals het
vrouwvolk verlangt. Nu, de kapitein en
de dochter van den reeder zagen elkaar
vaak wat al te diep in de oogen en waren
weldra tot over de ooren op elkaar verliefd.
Maar wie daarvan niets wilde weten, dat
was natuurlijk de vader, want de kapitein
was een arme jongen, en zoo’n reeder kijkt
naar geld.
Hij zeide dan ook heel kalm „neen",
toen de jonge man op zeemansmanier vrij
moedig om de hand der dochter vroeg.
Hij had reeds een plan gemaakt voor de
toekomst van zijn kind en daarvan was hij
niet af te brengen. Mary zou den zoon
trouwen van een oud handelsvriend, en om
haar de verliefdheid gauw af te leeren,
moest nu de bruiloft zoo gauw mogelijk
plaats hebben, reeds over een paar weken,
ofschoon hij anders nog wat had willen
wachten. Overigens was zijn dochter ook
veel te praktisch van aard om op den duur
anders dan hy over haar toekomst te
denken.
De kapitein was natuurlijk weinig ge
sticht over dit antwoord, en toen hij Mary,
die door den vader streng werd bewaakt,
zien noch spreken kon, begon hij bijna
wanhopig te worden.
Verscheidene pogingen om op eigen hand
het huwelijksplan van den reeder in de
war te sturen, mislukten, en op een mooien
dag trouwden Mary en den zoon van den
handelsvriend. De arme jongen, de kapitein,
zou zich het liefst een kogel door het
hoofd hebben gejaagd.
er was iets in zijn binnenste, dat
was dan alle gedachten aan zelf-
dat was het verlangen naar
Hij liet het voorkomen, alsof hij geheel
onverschillig was, alsof het huwelijk hem
niet aanging.
Aanvankelijk verwonderde dat den reeder,
daarna verheugde hij er zich over en
noemde den kapitein een man, die niet
van zijn stuk was te brengen, en het in
de wereld ver zou brengen met zijn koel
bloedigheid schoon ook niet tot schoon
zoon van een reeder, dan toch wel tot een
anderen mooien post.
Maar een beetje dwaas was de oude toch
wel, want hij droeg onzen kapitein op, om
het jonge echtpaar op de Mary naar Spanje
te brengen, waar het zijn huwelijksreisje
zou voortzetten.
Of mevrouw Mary beproefd heeft haar
vader van dit ondoordacht plan af te
brengen, weet men nietin elk geval heeft
het niet gebaat, en de Mary lichtte het
anker om naar Corunna te zeilen.
U kunt begrijpen, welke folteringen
de kapitein uitstond, toen hy zag, hoe zijn
gelukkige medeminnaar met zijn vrouwtje
stoeide.
Maar het ergste was, dat Mary voor
haar vroegeren beminde geen oog meer
scheen te hebben en er heel vroolijk uit
zag.
Een uitbarsting kon niet uitblijven. De
echtgenoot was op een middag in zijn kooi
gaan liggen slapen, en Mary zat alleen in
de groote hut, toen de kapitein plotseling
voor haar op de knieën lag, en haar onder
lachen en schreien bezwoer hem toe te be-
hooren, hem te volgenzy was immers de
zijne, men had hem haar ontroofd maar
veel verder kwam hij niet, want de lady
stond zeer afgemeten op en noemde hem
een onbeschaamde, over wien zij zich zou
beklagen bij haar echtgenoot.
Dat was een yskoud stortbad, maar
onze kapitein werd er nog meer door ver
hit.
Hij vatte de jonge vrouw met de on
stuimigheid van een krankzinnigen harts
tocht beet, zij riep en haar man kwam
te voorschijn.
De tweestrijd die pu volgde, duurde niet
lang. De kapitein was den zwakkelijken
koopman te zeer den baas. Hij tilde hem
op, sleepte hem mee op het dek, en voor
dat iemand het had kunnen verhinderen,
vloog de man als een zak in de hooggaan
de golven. Aan redding viel niet meer te
denken.
De bemanning was het eerste oogenblik
verstijfd van schrik toen maakte men aan
stalten om den kapitein aan te vallen, maar
deze sprong vlug in zijn hut, en kwam
terstond daarop, met een revolver gewapend
terug.
„Laat niemand mij nabij komen, wien
zyn leven lief is", riep hy en de mannen
weken achteruit.
Zij waren misschien, ondanks het wapen,
toch op hem aangevallen, maar zij hielden
van hun kapiteinin het eerste oogenblik
gevoelden zij angst voor hem, toen kregen
zij medelijden met hem als met een on
gelukkig mensch.
De lady, die in onmacht
droeg de kapitein in haar hut,
haar opsloot.
Toen veranderde hij zelf den koers der
brik, van Zuidoost ging het naar Noord
west de Golf van Biscaye. uit, den At-
lantisehen Oceaan in.
De bemanning rekende er op, dat de
kapitein van vermoeienis zou inslapen, dan
wilden ze hem, op aanraden van den stuur
man, binden, opdat er verder geen bloed
zou vloeien.
Maar de kapitein scheen van geen ver
moeidheid te weten. Dag en nacht was
hij op dek, steeds met zijn revolver gereed,
zijn werkzaamheid verijdelde elke over
rompeling.
De bemanning deed ten slotte lijdelyk,
wat hij bevalzij lieten het verdere over
aan een gunstig toeval.
Van de lady zag of hoorde men niets.
Acht dagen zeilde men op goed geluk
den Oceaan in, toen een matroos boven
in den grooten mast in de verte een schip
gewaar werd, dat, naar het touwwerk te
oordeelen, een fregat was.
Vlug heesch hij het noodsignaal,
De kapitein was gelukkig niet aan dek
en toen hij boven kwam en het signaal
bemerkte, was het te laathet fregat, een
oorlogschip, nam reeds zijn koers naar
de Mary.
Nu kwam de waanzin van den gezag
voerder tot volle uitbarstinghij vuurde
zijn wapen af op den „verrader", zooals
hjj hem noemde, maar zonder hem te
treffen.
Toen snelde hij naar het middenschip.
Eenigen der bemanning, die niets goeds
voorzagen, gingen hem na en zagen, hoe
hij een lont aanstak. Zij begrepen wat hij
wilde het kruit aan boord in brand steken
en hen allen in de lucht laten vliegen.
De ontzettende positie veroorloofde hun
niet om lang na te denken. De stuurman
was de eerste, die op hem aanviel en hem
de lont ontruktenu traden de anderen
toe en pakten hem samen beet.
Ban woedende worsteling volgde, maar
plotseling rukte de kapitein zich los.
Met den uitroep „waar is de verrader
klauterde hij met de vlugheid van een kat
in den grooten mast, maar de gezochte
was reeds lang beneden.
En nu stond weldra de kapitein der
Mary boven op den mast, op een duizeling
wekkende hoogte.
De fregat was
bijdraaide om een
Toen, een vreeselijke kreet en een
zwaar lichaam vloog weg over boord in
het opspattend water..."
De verteller wees naar de schilderij en
zeide„zooals u daar ziet."
„En de jonge vrouw vroeg ik.
„Men vond haar levend, maar krank
zinnig, en dat is ze gebleven tot haar dood."
„Met zoo’n groot ongeluk is de Mary
haar loopbaan begonnen", besloot kapitein
Slide na een korte pauze, „en bijgeloovig
als wy zeelui nu eenmaal zijn, moet het
vroeger moeilijk gevallen zijn matrozen
voor het schip te vinden. Maar over alles
groeit het gras, en nu wordt de Mary
zelfs voor een gelukschip gehouden. Zij is
met eere grijs geworden en is een ver
standige oude, die alle klippen en zand
banken totnogtoe voorzichtig uit den weg
wist te gaan. Dat zij zoo blijft, zoolang
j in dienst is, daarop willen wjj een
flinken teug nemen. Proost
dag trouwden Mary en den zoon van den
Maar
sterker
moord
wraak.
I
I
■t
ijl
Bolswardsche Courant.
6‘.
T J.XVX4V*. V aLllll. J MilgC.ll, CIC lidpiLClll,
zich het liefst een kogel door het
6