NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD
&BMSWABB EN W®SS8aA0Stt
No. 35, Verschijnt Donderdags en Zondags. Zes en dertigste Jaargang. 1897.
ZONDAG 2 MEI.
Het
den
BINNENLAND.
verhaal van
Californiër.
VOOR
"in
het zou haar zoo spijten.
werd daarop weer wakker
ABONNEMENTSPRIJS 80 Cents per 3 maanden.
Franco per post 95 Cents.
ADVERTENTIEPRIJS: 50 Cts. van 1—7 regels. Ver
volgens 10 Ct. per regel. Overigens naar plaatsruimte.
JOC JC XLJCJCAC «ZAC ACAC AC ACAC AC AC AC
t rie
ik
Utingeradeel, 29 April. Onderschei
dene veehouders in deze gemeente kregen
heden bericht, dat de districtsveearts, tot
hun groot gerief, geen bezwaar meer heeft
tegen het vervoeren van ziek vee naar de
weide, mits dat geschiedt onder politie-toe-
zicht, over eigen land, of reed en de weide
waarin de dieren komen te loopen niet be
grensd is door land, waarin herkauwers en
varkens loopen.
Ook behoeft wanneer het vee in de weide
wordt gelaten en de stal in den zomer als
regel, niet voor veeberging wordt gebruikt
voortaan geen ontsmetting plaats te hebben.
In dat geval acht de veearts, reiniging
door de veehouders aelfj voldoende,
en twintig jaar geleden bevond
mij aan de Stanislausrivier, en
jnfT iederen dag ging ik op het goud-
Cy zoeken uit in de hoop, een rijke
ader te ontdekken, hetgeen echter
nooit het geval was.
Het was een mooie landstreek, bosch-
rijk, prachtig, die voor vele jaren bewoond
was geweestlater waren echter de men-
schen verdwenen en het bloeiende paradijs
was verlaten. Hier en daar ontdekte men
een verlaten blokhuis uit de eerste dagen
der nieuwgevonden mijnen, gebouwd door
de eerste goudgravers.
Enkele van die huizen waren nog be
woond, waaruit men kon besluiten dat zij
de pionieren waren die het huis gebouwd
hadden. Tot een ander besluit kon men
ook komen, n. 1. dat zij daar woonden
omdat zij indertijd, van schatten voorzien,
naar hun vaderland hadden kunnen terug-
keeren en dat zij later hun geld verloren
hadden en in bun ongeluk alle banden
met vrienden en bloedverwanten iu het
vaderland hadden willen verbreken en voor
hen dood wilden zijn.
Geen ander geluid deed zich in dit
vreedzame woud hooren dan het slaap
wekkend gegons der insectengeen spoor
van mensch of dier was te bekennen niets
om het leven hier op te vroolijken. Daar
om was ik, toen ik op een goeden middag
een mensch zag, aangenaam verrast. Het
was een man van ongeveer 45 jaarhij
stond voor de deur van een klein, met
wingerd begroeid huisje. Dit zag er niet
verlaten uit, het maakte den indruk, dat
het goed onderhouden was, want in het
tuintje er voor bloeiden kleurige bloemen.
Ik werd uitgenoodigd om binnen te komen
en te doen alsof ik bij mij zelf thuis was;
zoo was het gebruik daar.
Ik was verheugd deze plaats gevonden
te hebben, een huis dat het oog aange
naam aandeed en zoo verkwikte, als een
goede maaltijd een halfverhongerde. Ik
had nooit geweten, dat een vloerkleed mij
zoo aangenaam zou kunnen zyn, of dat ik
zooveel smaak zou vinden in omljjste platen,
bonte lampekappen, gemakkelyke stoelen,
verniste étagères met schelpen, boeken en
Chineesche vazen. De vreugde die ik hier
door ondervond, was op mijn gelaat te lezen,
de man zag dit en verheugde zich er over,
zoodat hij, zonder dat ik iets gevraagd had,
zeide
„Alles is haar werk, zij maakt alles zelf,
iedere kleinigheid/
Daarop zag hij met een blik van eer
biedige vereering de kamer rond. Een
Japansche waaier was iets scheef gezakt
hij merkte dit op en hing haar met pijn
lijke nauwkeurigheid weer recht, niet zon
der eerst een paar stappen achteruit te
gaan om den indruk goed na te gaan.
Daarop zeide hij „Zij doet het altijd zoo.
Hij bracht my naar de slaapkamer,
opdat ik myn handen zou kunnen wasschen.
Zoo’n slaapkamer had ik in jaren niet ge
zien, witte lakens, witte kussens, een tapijt
op de vloer, portretten, een waschtafel
met spiegel en allerlei toiletzaken. In een
hoek stond een tafeltje en daarop meer
dan een dozijn zakdoeken zakdoeken,
zoo helder, dat men een gebruikmaking er
van bijna als een ontheiliging zou be
schouwen.
Weer sprak mijn gelaat en weer zeide
hli
„Alles is haar werkZij maakt alles
zelf, iedere kleinigheid. Niets dat haar
hand niet beroert. Nu zult gy denken
maar ik moest niet zoo spreken
Ik keek van het eene voorwerp naar het
andere als iemand, die voor het eerst op
een vreemde plaats komt en nieuwe in
drukken voor oog en ziel krygtik voelde
dat er iets in de kamer was waarvan de
gastheer hoopte, dat ik het opmerken zou.
Ik vond het eerst niet, ten laatste zag ik
aan het van vreugde stralende gelaat van
myn gastheer, dat ik het bewuste voor
werp gevonden had. Hy begon vroolyk te
lachen, wreef zich de handen, en riep
„Dat is hetGij hebt het gevonden. Ik
wist dat gij het zoudt vinden. Het is haar
portret.’
Ik ging op een lijstje van zwart noten
hout af en zag een fotografie, die ik tot
nog toe niet opgemerkt had. Het was het
schoonste en lieftalligste meisjesgezicht,
dat ik ooit gezien had. De man zag mijn
bewonderenden blik en was daarover zeer
voldaan.
.Negentien geweest op haar laatste ver
jaardag,’ zeide hjj, nhet was onze trouw-
was ik in ge-
even alleen,
weer terug, hield mij
Nijemirdum, 28 April. In ons dorp
staat een weduwnaar in ondertrouw met
eene weduwe. Niets ongewoons! zal men
zeggen. Maar de volgende omstandigheid
maakt het geval bijzonder: de vrouw van
den bruidegom is voor enkele jaren in
Argentinië overleden. Wilde en mocht men
dit hier op ’t gemeentehuis nu zoo maar
gelooven, dan was er tegen trouwen geen
beletsel. Doch daar zit ’m juist de knoop.
Er moet eerst bewijs komen, dat de man
werkelijk weduwnaar is. De huwelijksvol
trekking wordt tot zoolang geschorst.
Gaasterland, 29 April. Maakten we
in het nummer van Woensdag melding van
de booge prijzen van kalveren, thans is het
als ’t ware plotseling blaadje om. Dinsdag
jl. hebben vele onzer kooplieden te Sneek
niet geringe verliezen geleden, doordat er
voor Londen en Huil geen vraag was.
Hoewel nog niet in’ vollen gang, worden
er reeds weder lammeren opgekochtmen
besteedt van f 3f 6 per stuk.
Fochteloo, 29 April. Als eene bijzon
derheid verdient zeker melding, dat op het
erf van den landbouwer J. Donker alhier
een boom staat, waarin vier paren vogels
een nest gebouwd hebben. Boven huizen
eksters, iets lager houtduiven, en in den
hollen stam spreeuwen en uilen.
Tot nog toe bleef de vrede tusschen de
verschillende bewoners bewaard.
Hepk. Adv.bl.
Lemmer, 28 April. Gisterenavond wer
den hier aangevoerd en verder per nachtboot
naar Amsterdam verscheept eene bezending
Friesch vee, bestaande uit vier stieren, drie
koeien, een pink en een kalf, alle pracht
exemplaren, met bestemming naar Trans
vaal. Tevens staat eene bezending Friesch
vee, bestaande uit ruim dertig stuks, gereed
om binnenkort naar Rusland te worden
overgebracht.
Appelscha, 27 April. De heer Lieftinck
predikant bij de Herv. Gemeente alhier,
heeft aan pl.m. 150 leerlingen der Zondags
school bloemzaden gratis verstrekt, met het
doel een wedstrijd uit te lokken in het
kweeken van bloemen. De best gekweekte
soorten zullen worden bekroond met boek
werken. (Fran. Ct.)
Workum, 30 April. Alhoewel de ansjo
vis in het eerst lang op zich liet wachten,
kunnen wij thans melden, dat dezen morgen
door onze visschers flink is gevangen. Een
boot bracht over de 5000 vischjes aan wal.
Voor onze visschers hopen wij dat de vangst
zoo eenigen tijd mag voortgaan, en 1897
tot een overvloedig ansjovisjaar mag gere
kend worden.
Westergoo, 29 April. Nu de gesprek
ken over het zoeken en vinden van eieren
van kieviten en waterwild aan de orde van
den dag zijn, is de onderstaande mededeeling
misschien vermeldenswaard
Jaren achtereen was een der beste beste
eierenzoekerseen hond. Het dier ver
gezelde zijn meester, ’n meester in deze
kunst geregeld op diens tochten, waar
door het langzamerhand in de geheimen
werd ingewijd en welhaast een groote be
drevenheid in het opsporen der eieren ver
kreeg. Bevond de hond zich in het veld,
dan overzag hij eerst het terrein, om daarna
onvermoeid de gangetjes te maken. Zoodra
de eieren gevonden waren bleef de hond
staan, zoodat zijn baas ze slechts had op
te rapen.
Leeuwarden. De heer II. Pijttersen
Tz., lid van de Tweede Kamer te ’s Gra-
venhage, heeft voor de candidatuur bedankt,
hem door de Liberale Kiesvereeniging alhier
aangeboden.
Floodlottig toeval. Te Bergen op Zoom
is een driejarig jongetje geworgd, door dat
het, spelende met een geit, het touw, waar
mee het dier was vastgebonden, eenige
keeren om den hals kreeg. Toen het on
geval bemerkt werd, was het kind reeds
dood.
Verstrooid. Professor tot dienstbode:
Antje, ik heb je gescheld, omdat ik een
voudig niet kan studeeren door het helsche
geblaas en gemiauw van die lamme kat.
Hij zit hier zeker ergens in de kamer.
Zoek hem op en breng hem zoo spoedig
mogelyk buiten de kamer.
AntjeHeeremetijd, perfester, het is
waarempel geen wonder dat het arme dier
aangaat, uwe zit boven op zijn staart.
Erkenning van verdiensten.
Kapitein: Nu, luitenant, zijtgjj met uwen
nieuwen oppasser tevreden?
LuitenantKapitein, hjj bezit bijna men*
Bohenverstandt
wij met het versieren beginnen, wij hebben
geen tijd te verliezen.’
Spoedig daarna kwamen ook Tom en Joe
en hielpen het huis met bloemen versieren.
Tegen negen uur zeiden de oude jongens,
dat zij hun instrumenten meegebracht had
den en met de muziek wilden beginnen,
want spoedig zouden ook de jongens en
meisjes komen, die verlangden naar een
prettig dansje. Nu gingen zy naast elkaar
zitten en speelden eenige dansen, terwijl
zij met hun groote voeten de maat sloegen.
Het liep tegen negen uur. Henri stond
aan de deur en keek den weg op. Een
inwendige onrust spiegelde op zijn gelaat af.
Reeds meerdere malen had men op de ge
zondheid van zyn vrouw gedronken, toen
Tom uitriep
„Nog een flinke teug op haar gezondheid
dan is zij hier
Joe bracht de glazen en schonk ze vol.
Ik wilde een van de twee overblijvende
glazen nemen, toen Joe mij toefluisterde
„Neem dat niet, maar het andere
Ik deed het. Henri werd het laatst be
diend.
Hij had ter nauwernood zyn glas uitge
dronken of de klok sloeg en toen de negen
slagen geklonken hadden, werd zijn gezicht
al bleeker en bleeker, en daarop zeide hij:
„Jongens, ik ben ziek van onrust. Helpt
mij ik wil wat gaan liggen.’
Zij hielpen hem op de kanapé. Hij sliep
dadelijk in, werd daarop weer wakker en
zeide
„Hoorde ik daar geen hoefslag? Iszjjin
aantocht
Een der veteranen antwoordde, met den
mond vlak aan het oor van Henrie.
„’t Is Jemmy Parrisch die komt zeggen,
dat de reis goed is afgeloopen. Maar haar
paard is kreupel en zij kan niet voor over
een half uur hier zijn.’
„O, ik ben zoo dankbaar, dat haar geen
ongeluk overkomen is.’
Hij sliep reeds bijna, voordat hij die
woorden gesproken had.
In een oogwenk hadden de mannen hem
ontkleed en op zyn bed in de slaapkamer
gelegd, waar ik het eerst mijn handen ge-
wasschen had. Zij sloten de deur, kwamen
terug en maakten aanstalten weg te gaan.
Maar ik zeide
„Och, heeren, gaat niet heen. Zij kent
mij niet, ik ben een vreemdeling.’
Zij zagen elkaar aan. Toen zeide Joe
„Zij? ’t arme schepsel, zjj is reeds negen
tien jaar dood
„Dood
„Dood of nog erger. Zij ging uit om
haar familie te bezoeken, toen zy een half
jaar getrouwd was. Op haar terugreis op
een Zaterdagavond overvielen Indianen
haar op een afstand van vyf mijl van hier
en voerden haar wegsinds dien tijd heeft
men van haar nooit meer iets gehoord.’
„En hy verloor zyn verstand?’
„Hij heeft het sedert niet teruggekregen.
Maar zijn toestand wordt slechts niet erg,
als deze tijd van het jaar aankomt. Dan
komen wij, drie dagen voor haar aankomst,
om hem te helpen en te vragen, of hij iets
van haar gehoord heeft. Zaterdagavonds
versieren wij dan het huis met bloemen
en maken alles klaar voor een dansparty.
Wy hebben dat al negentien jaar lang ge
daan. Op den eersten Zaterdagavond waren
wij, de meisjes niet mee gerekend, met ons
zeven en twintigennu zijn wy nog maar
met ons drieën en de meisjes zyn allen
verdwenen.
Wij legden hem te bed, anders zou hy
krankzinnig geworden zyn. Nu is hy weer
voor een jaar rustig, hij verbeeldt zich, dat
zij bij hem is, totdat de drie of vier laatste
dagen naderen. Dan wacht hij haar, haalt
zyn ouden, geel geworden, brief te voor
schijn en wy komen hem vragen om die
voor te lezen. Och mynheer, zy was ons
aller lieveling.’
in ’t gezicht, of
wilt om haar te
dag. Als gij haar ziet ach, gij moet
blijven, tot gij haar gezien hebt
„Waar is zij? Wanneer komt zy
„O, zij is nu niet hier. Zy is naar haar
familie, die 50 mijl hier van daan woont.
Vandaag voor veertien dagen is zij ver
trokken.’
„Wanneer verwacht gij haar terug?’
„Vandaag is het Woensdag. Zaterdag
avond, omstreeks 9 uur, zal zij weer hier
zijn.’
Ik voelde mij zeer teleurgesteld.
„Het spijt mij, dat ik hier niet meer ben,’
zeide ik.
„Niet meer hier? Waarom zoudt gij
vertrekken Ga nietHet zou haar anders
spijten.’
Het zou haar spijten dat prachtige
meisje. Als zij zelf die woorden gesproken
had, had ik niet meer verheugd kunnen
zijn Ik voelde zoo’n groot verlangen om
haar te zien, dat ik bang werd voor mij
zelf.
„Gij moet weten, dat zij het zeer graag
heeft dat er menschen bij ons komen, per
sonen die over allerlei zaken kunnen spreken.
Dat vindt zij prettig, want zy heeft overal
verstand van en kan praten als een vogel
en die menigte boeken die zy leest, gy
zult er verbaasd over staan. V ertrek niet,
het duurt niet lang meer dat zij komt en
het zou haar zoo spijten.’
Ik hoorde hem spreken doch begreep
hem ter nauwernood, zoo -
dachten verzonken. Hij liet my
doch kwam dadelijk
het portret voor de oogen en zeide
„Zie, en zeg haar dan
gij al of niet blijven
zien.’
Op die wijze wierp hij mijn verstandig
besluit omver. Ik besloot te blijven en
van de gelegenheid gebruik te maken,
’s Avonds rookten wy samen ons pijpje en
praatten lang, voornamelijk over haar
en sinds langen tijd had ik niet zoo’n ge-
zelligen dag beleefd. De Donderdag kwam
en ging gelukkig voorbij. Bij het vallen
van de schemering kwam een goudgraver,
die op een afstand van drie mijlen woonde,
groette ons hartelijk en zeide toen„Ik
kom eens even naar de jonge vrouw in-
formeeren en vragen wanneer zy terug
komt. Hebt u bericht van haar?’
„Ja zeker, een brief. Zal ik hem eens
voorlezen, Tom
„Als gij wilt, graag, Henri
Henri haalde den brief uit zijn zak en
zeide, dat hij eenige particuliere zaken er
uit zou laten en las daarop den hoofdin
houd voor. In een naschrift volgden de
groeten aan Tom, Job, Charley en andere
speciale vrienden en buren.
Toen de voorlezing geëindigd was, zag
hy Tom aan en riep
„Kijk, nu huilt hy weer, dat doet hij
altyd als ik een brief van haar voorlees.
Ik zal het haar eens schryven.’
„Neen, dat moet gy niet doen, Henri.
Je weet dat ik oud word, en iedere kleine
teleurstelling doet my huilen. Ik dacht
dat zij al terug zou zyn en nu is er enkel
een brief.’
„Ik heb toch gezegd, iedereen kan het
getuigen, dat zy niet voor Zaterdag terug
zou zyn.’
„Zaterdagavond! Het is waar, als ik
nagedacht had, had ik het moeten weten.
Is alles voor haar ontvangst klaar? Ik
moet nu weg maar ik ben terug tegen dat
zij weerkomt.’
Vrydagmiddags kwam een ander gryze
veteraan van zyn ongeveer een myl ver
wijderd liggend blokhuis.
Toen Joe hoorde dat er een brief ge
komen was, verzocht hy dien te mogen
lezen. De vriendeljjke groeten roerden
hem zeer, hy zeide dat het zoo’n oud wrak
als hy was al goed deed, wanneer men
maar aan hem dacht. „Och mynheer, wy
missen haar zoo erg!„ voegde hy er aan
toe.
Zaterdagmiddag haalde ik myn horloge
heel vaak uit den zak.
Ik was zeer benieuwd naar hetgeen ik zien
zou.
Tegen den avond kwam Chartly, een
andere veteraan, en verzocht Henri hem
den brief voor te lezen. Daarop bespraken
beide de toebereidselen tot de ontvangst
en Charley deed zyn best, de bezorgd
heid van zijn vriend te verdryven.
„Haar iets overkomen? Henri, dat is
onzinHoe zou haar nu iets overkomen
zyn? Wat staat in den brief? Dat zy ge
zond en wel is en dat zy voor negen uur
hier zal zyn. Is het niet zoo Heeft zy
ooit haar woord niet gehouden Gy weet,
dat zy zoo iets nooit gedaan heeft, Dus
Zy zal om negen uur hier zyn, dat is zeker,
even zeker als gij geboren zjjt. Kom, laten
I
f
Bolswardsche Courant
zien.
1