NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD BOtSWARO BN WONSEH ADEEX Zijn Uitgaansdag. I r K No. 37. Verschijnt Donderdags en Zondags. Zes en dertigste Jaargang. 1897. ZONDAG 9 MEI. Een hotel-aardigheid. BINNENLAND. I 1 L F k ■MM VOOR w ABONNEMENTSPRIJS80 Cents per 3 maanden. Franco per post 95 Cents. (xnxx^xxaxxxxn een hij Hotelier (legt nog tien gulden op tafel, opent de deur en roept zijn kellners). Kell ners Mijnheer wil vertrekken Gauw een rijtuig... Ik zal u naar het rijtuig brengen... (gaat zitten en wischt zich het zweet van het aangezicht.) Gast (in zich zelf sprekend). 23 gulden zuiver verdiend. Ik rijd onmiddellijk naar een ander hotel. Binnen een jaar ben ik rentenier. schiedenis weer opwarmen. OnnoodigDat geld het kan door hen gemist worden. Wij hadden ’t al lang vergeten, Van der Mey Maar deze had het niet vergeten. Hij had jarenlang van zijn inkomentje van vierhonderd gulden, buiten de extra ver diensten, op zij gelegd wat hij kon missen en dikwijls zelfs wat hij eigenlijk niet missen kon. Hij had ontbeerd, gestreden ter wille van de eer van den naam zijns vaders, maar ook uit innige liefde voor den vader, die zwak was geweest, maar voor wiens fout de zoon geen wrok mocht koesteren. „Wij kunnen het niet aannemen, Van der Meyhet is uw bespaard geld. Óp uw naam kleeft toch geen smet.“ „Neen, mijnheer, het is geld dat u toe komt. Zoolang u ’t niet terug heeft ont vangen, is onze naam wel degelijk bevlekt. Maar daarna hoop en vertrouw ik, zal hij weer geheel zijn gezuiverd. Och mijnheer, neem ’t als ’t u blieft aan. Bederf mij dezen dag niet. Ik heb er jaren naar ver langd, als naar mijn heerlijksten uitgaans dag. N Co zorgden, dat deze dag de onvergetelijkste dag zijns levens bleef. MOlkwerum, 6 Mei. Wie er op gesteld mocht zijn een ooievaarsnest op of bij zijne woning te hebben, vindt dit voorjaar ruime gelegenheid. Het aantal eibers, naar hier en omliggende plaatsen overgekomen, is dit voorjaar zoo groot, dat de vogels op elk geschikt punt beslag leggen, om er bun nest te bouwen. Om het bezit van de schoorsteenborden op het schoolhuis alhier, werd de vorige week een verwoed gevecht geleverd, waaraan niet minder dan elf ooievaars deelnamen. Te Warns frequen- teeren de vogels alle schoorsteenen, die met klimop begroeid zijn. Oosthem. Als een zeer bizonder geval kan worden gemeld dat twee zonen en twee dochters van den Heer H. F. Wiersma al hier in ééne week in het huwelijksbootje zullen stappen. Het zijn volle broeders en zusters. Heerenveen, 5 Mei. Eenige weken geleden is de veehouder K. B. te Opeinde, na verhoor voor den rechter-commissaris alhier, in voorloopig arrest gesteld onder verdenking, dat hij zijn knecht en meid door bedreigingen en beloften er toe had overgehaald, te zijnen gunste een valsch getuigenis onder eede af te leggen. De rechtbank nam echter de beschikking, dat B. buiten vervolging en op vrije voeten zou worden gesteld. Van deze beschikking is de Off. van Justitie in hooger beroep gegaan bij het Gerechtshof te Leeuwarden, dat thans de beschikking der Rechtbank heeft vernietigd en opnieuw een nader on derzoek gelast. 7 Mei. De bejaarde koedrijver Johs. Haverteep zou heden morgen een paar koeien naar de veelading brengen, toen, nabij het station, een heer, die wat veel haast had, hem plotseling voorbij schoot. De koeien schrokken, sprongen ter zijde, wierpen haren geleider van de been en trapten hem op het hoofd. Hevig bloedende in het gezicht stond de man op, terwijl hij ook nog klaagde over pijn in den rug. Een veehandelaar sprak den heer aan over ’t gebeurde, die dadelijk zijne verontschul diging aanbood en Haverteep een gulden gaf met een sigaar. Intusschen waren de koeien den spoor weg opgerend, zoodat men genoodzaakt was, den in aantocht zijnden trein uit Oudeschoot het sein. te geven voor langzaam rijden, tot men er in slaagde, de dieren op te vangen en van den weg te leiden. Sloten, 4 Mei. Een jongetje van 7 jaren klom in een boom om eieren uit te halen. Nog heeft hij het nest niet bereikt, of de tak waarop zijn voet rustte, brak en de knaap viel naar beneden. Met ge broken been en verwond hoofd werd hij in zorgwekkenden toestand opgenomen. Ge neeskundige hulp werd spoedig ingeroepen en heden is de toestand van den jongen meer bevredigend. Hepk. Adv. BI. Men meldt uit Enkhuizen De arbeiders bij het lossen van schepen alhier, die weigeren sterken drank te ge bruiken, worden deswege meermalen door hunne mede-arbeiders, niet afschaffers, in hun werk bemoeilijkt. Zij hebben daarover geklaagd bij de af- deeling der Vereeniging tot afschaffing van sterken drank alhier, en deze zal nu een verzoek richten aan de patroons, om bij voorkeur arbeiders aan te stellen, die lid der vereeniging zijn en hen zooveel moge lijk te vrijwaren tegen bemoeilijking door niet-afschaffers. In de den 19en dezer te houden alge- meene vergadering van aandeelhouders der Buffet-Maatschappij E Pluribus Unum zal over 1896 een dividend van 7*/a °/0 worden voorgesteld. Een teleurstelling. In de Friesche ge meente Dantumadeel heerscht onder de aanstaande echtpaartjes groote verslagenheid. De persoon die belast is met het op Zondag afkondigen der huwelijken, heeft zulks Zon dag 1.1. niet gedaan. Niet minder dan 25 paartjes zullen nu pas veertien dagen later dan hun voornemen was, in het huwelijks bootje kunnen stappen. werken ten kantore meestal in het voor jaar af najaar plaats had; dan kostte hem zijn kopieëren bijna zooveel aan licht als hijzelf er mee verdiende. Toch bleef hij volharden. Hij hield vol, jaar en dag dezelfde kleeren te dragen, al was bijna geen verstellen of opknappen meer moge lijk. Hij hield vol, niet alle dagen van de week warm eten te gebruiken. Hij hield vol, nooit zich eenige uitspanning te gun nen. Hij rookte nooit, dronk niets dan water, hij biljarte niet, hij las zelfs geen couranten. En dat alles ondanks den spot en de beleedigingen van zijn kameraden ondanks, wat nog erger scheen, hun afkeer, of de onverschilligheid, waarmee zij ten laatste hem bejegenden. Slechts zelden verhelderde een glimlach zijn ernstig gelaat. Enkele malen echter kwam die werkelijk te voorschijn. Zie, daar gaat hij naar zijn kastje, waar zijn schrijfwerk, zijn onderkleeren en eenige huishoudelijke zaken bewaard worden. Af sluiten is onnoodig. Eén laadje is er in en daarvan heeft hij een sleutel. Nu is het geopend. Met angstigen blik ziet hij rond, of iemand hem hier bespiedt. Hij buigt zich met glinsterend oog over het laadje, als een gierigaard over zijn schatten. Wat Liggen daarin werkelijk schatten Is dat geld en geldswaardig papier? Wordt er weer iets aan den reeds verzamelden schat toegevoegd Is Karei van der Mey een vrek Hij zal geeft hij aan ADVERTENTIEPRIJS50 Cts. van 17 regel». Ver volgens 10 Ct. per regel. Overigens naar plaatsruimte. u geen antwoord geven. Dat aan niemand. Trouwens, hij is niemand rekenschap schuldig. Nog niet althans. Tot zoolang moogt gij denken van hem, wat ge wilt. Hoor, hij mompelt: „Ziezoo, dat is weer zoo veel. Zij hebben vandaag stellig weer een schelling verteerd, als het niet veel meer is. En ik ik doe netjes vier schellingen in mijn potje.” Er glijdt een zonnestraaltje over zijn gelaat, nu hij de’ lade zorgvuldig sluit. Maar op zekeren dag was hij zoo vroolyk als zelden of nooit iemand hem had gezien. Was dat Karei van der Mey, die met op- gerichten hoofde het kantoor binnentrad, in plaats van, zooals gewoonlijk, stil naar zijn lessenaar te sluipen Hooren de anderen goed Vroeg hij een halven dag vrij aan den patroon Waarachtig, ’t was om te lachen. „Heb je een erfenis gekregen, Kareltje „Van der Mey gaat straks trouwen, be grijp jelui dat niet. Nu moet hij zijn paleis nog in orde maken.” Maar ook nu schudde Karei van der Mey zeer beslist, hoewel geenszins droefgeestig, het hoofd. Het ging hun niets aan. En hem vergezellen konden ze ook niet. Zij hadden geen vrijen dag. Alleen gaat hij er op uit. Ja, hij zal de schade inhalen van al zijne ontberingen. Nu zal hij een pret hebben van belang. Hij richt zijn schreden naar de poort Neen, naar het station? Neen, naar. Och! Gis liever niet. Gij zoudt niet komen, waar Karei nu aangeland is: in het kantoor van de heeren N. Co. Hadden zijn makkers hem daar gezien, ze waren zeker omge vallen van het lachen. Niet de drank, niet het spel, niet de natuur is zijn harts tocht maar het kantoor, daarvan is hij niet af te slaan. Belachelijk. En ja, zie, ook hijzelf lacht, ’t Is eenigzins zenuwachtig lachen, wanneer aan den patroon zijn naam bekend maakt. „Van der Mey?” herhaalt deze. „Toch niet familie van dien Van der Mey, die...” „Om u te dienen, mijnheerU bedoelt zeker van uw vroegeren boekhouder Jawel, mijnheer, zijn zoon. Ik ken de geschiedenis natuurlijk, al weet ik de heeren niet genoeg te bedanken, dat zij de zaak hebben stilgehouden. Anders had ik met zulk een naam niet licht een plaats kunnen krijgen. De naam V an der Mey is nu niet geschandvlekt. Voor de wereld althans niet maar ik heb geen rust mynheer, vóór de geheele schuld is afgedaan. Als 't u blieft Zoo sprekende, telt hij de ronde som van twaalfhonderd gulden op de tafel. De heer N. Co., wie het wezen moge, kykt ver bluft. Ja, hy herinnert zich nog uitstekend, hoe, jaren geleden, de oude Van der Mey op hun kantoor oneerlijkheden had ge pleegd en hoe het bedrag der ontvreemde gelden by de ontdekking de som van f 1200 had bedragen. Ook wist hij zich te binnen te brengen, dat de daarop, naar het heette om gezond heidsredenen, ontslagen boekhouder, na ver loop van eenige jaren was gestorven, van hartzeer wellicht. Maar over de geheele zaak was niet meer gesprokende schade was door hen in stilte gedragen. En nu komt de zoon de treurige ge- •^een, hij gaat natuurlijk weer niet mee „Kom, flauwe ventwees niet be nauwd. Wij zullen je niet in ver leiding brengen „Ik kan mijnheer wel ergens een glaasje bier laten drinken, dat niet meer dan een stuiver behoeft te kosten.” Maar Karei van der Mey schudde, hoe wel droefgeestig, zeer beslist ontkennend het hoofd en sloeg weldra eene zijstraat in, welke hem onttrok aan de plagerij zijner makkers. Hij en zij gingen nu in een geheel tegen overgestelde richting. Zij op weg naar eene buiten de stad gelegen uitspanning, waarheen een lommerrijke laan den wande laar voerde. Hij naar zijn kleine boven kamer, op een warmen zomeravond als deze dubbel eng en bedompt is. In zijne verbeelding ziet hij zijne ambt en lotgenooten de schoone wandeling doen, pratende en schertsende, nu eens stilstaande, om een vriendelijk bloempje te plukken, dan in den looppas verder op de maat van een vroolijk lied- Hij ziet hen, zooals zij aankomen ter bestemde plaats. Daar gaan ze onder de linden en roepen met groote luidruchtigheid den kellner. Straks staan er een paar op den schommel, of zij be proeven de zware ballen hun evenwicht te doen behouden op de kegelbaan. Eindelijk vermoeid, maar toch naar lichaam en geest verfrischt, keeren zij naar huis terug, om morgen den eentonigen arbeid te hervatten op het kantoor. Hij kan zich alles best voorstellen. Meer malen heeft hij als jongen zich daarbuiten kostelijk vermaakt. Bovendien, den ge- heelen warmen dag hebben zij voor hunne lessenaars niet veel anders gedaan, dan af spraken met elkander te maken en elkaar alle geneugten voor te spiegelen, die ze buiten zouden smaken ver van het gewoel der straten en de muffe hitte van het kan toor. Was er ook geen water, waarin ze konden baden en roeien? Hemzelf is bij de gedachte aan al deze heerlijkheden het water in den mond gekomen, overdrachte lijk, gesproken natuurlijk, want den ge- heelen dag kleefde hem de tong aan het verhemelte. Het was zoo warm en... hij zou weder niet van de partij mogen zijn. Gelukkig is de verzoeking nu voorbij. Hij zit met de handen onder het hoofd op zijn benauwd kamertje. Hij is zeer moe van het kantoorwerk bij zooveel graden hittezelfs de wandeling naar huis heeft hem eer afgemat dan opgeknapt. Het is ge noeglijk, halfdroomend de verbeeldings kracht haar gang te laten gaan. Half be wust van zijne omgeving en zijne omstan digheden kwellen hem de spotternijen, ja, beleediging der anderen niet langer. Bijna was hij ingeslapen... Met een schok wordt hij wakker, klaar wakker. Hij gevoelt levendig de pijn, hem straks in de ziel veroorzaakt. Als ze eens wisten De gedachte aan hetgeen zij niet wisten, maar hem alleen bekend is, schijnt Karei eensklaps te bezielen met nieuwe werk kracht. Haastig staat hij op en neemt uit een kleine kast eenige papieren. Deze op de tafel gereed leggen, inktkoker en pen daarnaast, is het werk van een oogenblik. Alvorens te gaan zitten, blijft hij eenige minuten staan voor een photographie aan den muur, nagenoeg de eenige kamerver siering. Met liefdevollen blik slaat hij de oogen daarheen op. Er parelen tranen in die trouwe oogen en zijn stem beeft een weinig, als hij zegt: „Ik zal volhouden Eerst nu het gloeiende hoofd en ver volgens de brandende handen in een kom met koud water gedompeldanders is hy niet bekwaam om netjes en zonder fouten te schrijven. En als het werk niet goed wordt afgeleverd, dan krijgt hij spoedig zijn ontslag. Er zijn liefhebbers genoeg om eenige stuivers met kopieerwerk te ver dienen ’t Valt hem van avond byzonder zwaar. Het is buiten allerheerlijkst. Meer dan immer kwelden hem de spot en on verdiende aantijgingen, hem van middag ten deel gevallen. Maar als hy dreigt te bezwijken, dan vat hij weer moed door naar de photographie te zien en te mom pelen „Vader, ik zal volhouden.” Hij hield inderdaad vol, des morgens en ’s middags op het kantoor, ’s avonds op zijn kamertje. Somtijds was er ook nog laat te werken voor den patroon dan moest de nachtrust gedeeltelijk worden opge offerd voor den by-arbeid. Het ellendigste yan deze geschiedenis was, dat het over- TooneelEen elegant salon in een hotel. Tijd Een dag na een zelfmoord in een ander hotel. Personen De hotelier en een reiziger. Hotelier (treedt diep buigend binnen), heeft mij laten roepen, mijnheer Reiziger. Neem plaats als ’t u belieft... Ik wilde u zeggen... ik ben buitengewoon met uw hotel tevreden... Elegante kamer... uitstekende keuken. Hotelier. Ik gevoel mij zeer gelukkig zoo iets te hooren. Reiziger. Maar nu moet ik u iets anders iets zeer onaangenaams raededeelen... Ik verwacht geld. Het is niet gekomen Ik moet vandaag nog een reis ondernemen, waarvan alles voor mij afhangt... Hotelier (opstaande). Mijnheer bij ons moeten voor alles de rekeningen betaald worden. Reiziger. Natuurlijk. Mijn rekening is groot 126 gulden, maar, zooals ik u reeds doed opmerken, is mijn geld uitgebleven en... Hotelier (hem in de rede vallende). Het spijt mij zeer, maar... Reiziger. Het spijt mij meer dan u... mijn verlies is grooter dan bet uwe. Mijn familie zal mijn rekening wel betalen, maar niemand zal mij meer in het leven terug kunnen roepen Hotelier (verschrikt). Wat In ’t leven, Neem mij niet kwalijk.. Reiziger. Ik ben altijd een cavalier ge weest... wees maar kalm ik weet wat mijn plicht is. Ik heb u ook alleen maar laten roepen om vergiffenis te vragen voor de onaangenaamheden, welke ik u bezorg. Vaarwel... Binnen een uur ben ik dood. (Haalt een revolver te voorschijn.) Hotelier. Om Godswil, bedenk toch de naam van mijn hotel... men zal over mij schrijven... de politie zal komen... ver schrikkelijk Reiziger. Men zal ook over mij schrij ven. Hotelier. Ja, maar u zal dat niet meer herinneren. Ik bezweer u, verlaat mijn hotel. Ga naar het hotel hieroverdat is ook van den eersten rang, het concurreert met het mijne... daar kunt gij u mijnentwege voor den kop schieten. De rekening zalikkwi- teeren. (Gaat naar de tafel, waarop de re kening ligt en teekent die voor „voldaan”) Als ’t u belieft, alles is in orde. Reiziger. U is zeer beleefd, maar ik kan van uw aanbod geen gebruik maken. Ik heb u reeds gezegd, dat ik op reis moest, omdat anders alles voor mij verloren is. Ik heb echter ook geen reisgeld... Vaarwel... Hotelier. Waarheen wilt gij vertrekken Reiziger. Naar Brussel. Hotelier (herademend). Dat kost, tweede klasse 8 gld. 40. Als ’t u belieft, hier is het geld. Reiziger (somber). Ik reis altijd eerste klasse. Hotelier. Ook goed (legt 13 gld, op tafel). Reiziger. Maar waarom stelt u zooveel belang in mijn leven Hotelier. De naam van mijn hotel staat op het spel. U mag zich bij my niet van kant maken. Reiziger. Goed ik ga heen. Maar ik kan niet naar het station wandelen en dan de fooien voor uw bedienden. MLJHfiHi Bolswardsclie Courant I i

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Bolswards Nieuwsblad nl | 1897 | | pagina 1