NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD
BGLSWARD EK WOKSERAÖEEL
Rede Zeilmaker.
No. 41. Verschijnt Donderdags en Zondags. Zes en dertigste Jaargang. 1897.
DE DORPSTOREN.
>3
BINNENLAND.
VOOR
achter de bank.
ABONNEMENTSPRIJS80 Cents per 3 maanden.
Franco per post 95 Cents.
December
tegen het
ophouden! Wat is
een manier van doen om zoo te
^iooockxxxx^xxxxxxxx^
ZONDAG 23 MEI.
van het 202e regiment,
ingek wartierd, had geen
kapitein Bougeard zeide
ADVERTENTIEPRIJS50 Cts. van 1—7 regels. Ver
volgens 10 Ct. per regel. Overigens naar plaatsruimte.
De Duitschers liepen te wapen, overvallen,
in wanorde. Het dorp werd door Fransche
troepen gezuiverd.
Aan een katrol moesten ze me naar be
neden laten, na een drommelschen arbeid
en ik begrijp nog niet, hoe ik met mijn
zeereu voet zoo hoog geklommen ben.
Een commis-voyageur, een koopman, die
zijn waren komt aanbieden, en vooral een
klerk van het kantoor mag heden ten dage
op de mat staan wachten. Maar niet zoodra
heeft de „werkman” aangescheld, of hij
wordt uitgenoodigd plaats te nemen in den
salon. Ja, hij mag zich zelfs verheugen
de gelukkige in de wisseling van een
echt humanen, onvervalschten handdruk met
den principaal. De werkman staat bovenaan;
maar hij legt het toch nog af tegen den
socialist, en vooral tegen den anarchist.
De anarchisten verheugen zich thans, voor
zoolang zij de „meestvooruitstrevenden” zijn
in het criterium der beleefde behandeling.
Den gewonen beschuldigde wordt ter te
rechtzitting slechts onwillig het woord ge
gund ter zijner verdedigingspreekt hjj te
lang naar den zin des rechters, dan schroomt
z.e.a. geenszins zijn ongeduld aan den dag
te leggen. Den socialist wordt vrijelijk
het woord gelaten en hij verkrijgt de gelegen
heid, zijne slottirade met verheffing van stem
ten beste te gevenmaar de anarchist wordt
door den rechter met buitengemeene belang
stelling aangehoord, en hij krijgt buitendien
een glas water om de tong los te maken.
Zoo werd in deze week voor de vjjfde
kamer der Amsterdamsche rechtbank vriend
Cohen, in qualiteit van anarchist, op ver
makelijke wijze vertroeteld. Met Hermans
en Domela Nieuwenhuis stond hij terecht
wegens beleediging van den gevangenis
dokter, den arts Walburgh Schmidt. De
heeren, de beklaagden namelijk, hadden zich
in geenen deele te beklagen over de houding
des rechtersmet woord en gebaar legden
zij hunne tevredenheid over de leiding hun
ner zaak trouwens goedgunstig aan den dag.
Hun werd vergund, de rollen te verwis
selen en als aanklagers in plaats van als
beklaagden op te treden. Zoo geraakte hun
zaak, het feit betreffende, dat zij dokter
Walburgh Schmidt in het openbaar hadden
aangewezen als den moordenaar van den
overleden diamantbewerker Golstein, en als
een geneeskundige, die zijn plichten jegens
de zieke gevangenen op ’t schromelijkst ver
zuimt, op den achtergrond, en werd de te
rechtzitting, onder medewerking der recht
bank, omgezet in een procedure tegen den
genoemden geneesheer.
Vrijdagavond trad de heer W. Zeilmaker,
candidaat van de Centrale vrijzinnige Kies-
vereeniging, op. De heer Bisma, Voorzit
ter, leidde den Spreker bij de vergadering
in, en zette in korte trekken uiteen, waarom
die kiesvereeniging is opgericht. Hij wees
er op, dat de heer Bouman de sympathie
der Radicalen niet heeft, als zijnde hij,
gelijk ook in zijn zittingsperiode is gebleken,
te conservatief. De heer Zeilmaker staat
bekend als te hebben een goed hart en een
open oog voor de volksbelangen, voor de
belangen en behoeften onzer provincie, en
zal, indien hij wordt gekozen, zijne krach
ten wijden aan de verbetering van vele
zaken, aan de wegruiming van vele mis
standen. Ter ontvouwing zijner denkbeelden
is deze hier op uitnoodiging gekomen, en
hij verleent hem daartoe gaarne het woord.
De heer Zeilmaker bracht hulde aan
de woorden van den Voorzitter en aan hen,
die den moed hadden deze kiesvereeniging
op te richten, stelde daarop de vraag of het
optreden van een candidaat tegenover den
aftredenden afgevaardigde, den heer Bouman,
recht van bestaan had, en hjj wijst, tot
antwoord hierop, op het principiëel verschil
tusschen de liberalen en de radicalen, na
melijk dat de eersten te veel de individueele
vrijheid op den voorgrond plaatsen, de laat-
sten meer vragen naar recht voor ieder en
dus rechtvaardigheid bij dezen als no. 1
geldt. In de liberale partij is een scheuring
gekomen, en is een deel ais vooruitstrevend
te beschouwen, terwijl het andere als rem-
kracht dienst wil doen.
Door het vermeerderd getal kiezers is
elke partij meer dan vroeger in staat ge
steld, zich te doen gelden en vooral de
volkspartij is door de uitbreiding van het
kiesrecht beter in staat zich te doen gelden.
Spreker betreurt het, dat eene partij, slechts
nut ziende in economische actie, van de
politieke actie afziet, ,nl. de Soc. Democraten.
Wat wil nu de Radicale Partij? Deze
wil voornamelijk de bevoorrechting van
eenigen, van de hoogere standen in de po
litiek bestrijden. Ook de rechten van den
4den stand, die zoo lang veronachtzaamd
werden, moeten worden behartigd. Spreker
toont aan, dat de wetten zijn op de hand
der hoogere klassen. Voor onderwijs worde
voor den kleinen man haast niets, voo?
den hing. Maar ik aarzelde en redeneerde, dat
het voor de Pruisen een kleinigheid zou
zijn, de deur te openen en mij het luiden
te beletten, voor ik goed en wel aan den
gang was. Ik klauterde de trap op en
kwam ter hoogte van het orgel maar daar
was ik nog niet hoog genoeg.
Waarachtig, ik besloot maar boven te
'klimmen ondanks mijn been. Dat was
geen gemakkelijk werk, want daarboven
was geen trap meer, maar men moest van
ladder op ladder omhoog klauteren tot
boven aan de balken toe. En dan moest
men nog den toren kennen zooals ik, om
zich daar te wagen, vooral ’s nachts, want
hier en daar was slechts een ijzeren staaf
of een vooruitspringende balk, waarop men
den voet moest zetten om van de eene
ladder op de andere te komen.
Met alle inspanning heesch ik mij naar
boven die drommelsche voet deed zoo’n
pijnmaar eindelijk was ik er, boven by
mijn klok en zonder een oogenblik rust te
nemen, lichtte ik den klepel op. Groote
geluidsgolven vulden het vertrek, ontsnapten
door de galmgaten en verspreidden zich
door de luchtnog een slag, nog een en
toen zonder ophouden klonk het geluid der
alarmklok Ting tang, ting tang. Het raasde
in mijn hoofd, het dorp schrikte wakker
en ver, heel ver boven het woud hoorde
ik het geluid van mijn klok weergalmen.
Beneden vernam ik voetstappen, er werd
aan de kerkdeur gerammeld, een met ijzer
beslagen schoen trapte er tegenaan en een
stem riep in het Frans, met Duitschen 1
tongval
„Wil je wel eens
dat voor
luiden.”
Ting tang, ting tang
Toen hoorde ik sstssdoor de lucht en
een oogenblik later den knal van een ge
weer. Ze schoten op mij. Ting tang, ting
tang ging de klok.
Ik hoorde het kraken van hout, het
vallen van ijzer op de zerken van het por
taal er klonken schreden op het koor en
opnieuw werd er geroepen
„Wil je aanstonds naar beneden komen,
schurk? Wacht maar even!”
Ze kwamen naar boven. Koortsachtig
greep ik den klepel en luidde onophoudelijk
van den kant van Sint Leu begon ook de
klok te luiden, te Morgny ook, in de
verte de kleine klok van Azay.
Onder de gewelven der kerk knaldey de
geweerschoten en weergalmden als het ge
luid van den donder. Onder myn voeten
drongen de kogels in de eiken balken als
spykers, die er met den hamer werden in
gedreven, andere caramboleerden tegen de
steenen, een trof myn klok, die een pijn
lijke zucht slaakte, maar eindelijk klonk
daar beneden een stem
„Genoeg! genoeg!”
Het vuren hield op, en in het Duitsch
hoorde ik een bevel geven. Ik zag een
der soldaten zijn geweer neerzetten en naar
boven kijken om de hoogte te meten,
eindelijk greep hy de sporten der ladder
en langzaam en voorzichtig werkte hij zich
opwaarts.
Het begon te sneeuwen, in dichte, groote
vlokken, op eene wijze, die geen ophouden
voorspeldede vlokken hoopten zich op,
op de balken van den toren, stoven door
de galmgaten naar binnen, vroren vast aan
de sporten der ladder, en ik had een flauwe
hoop, dat die sneeuw mijn redding zou zijn.
Langzaam kwam de Duitseher naar boven
nu en dan het hoofd achterover om naar
mij te zien en ik zag duidelijk zijn gelaat
met den grooten vollen baard en de heldere
oogen. Maar wat haatte ik hem op dat
oogenblikik begreep, dat hy spoedig by
mij zou zyn.
Toen hij bij de vooruitstekende ijzers
kwam, aarzelde hy, het ijskoude ijzer
brandde zyn handenbeneden zag hij slechts
een zwarten afgrond en boven dwarrelde
de sneeuw bij het tochtgat om zyn hoofd.
Hij duizeldeplotseling hoorde ik een
zijner voeten uitschuiven, hij liet beide
handen los en viel in de donkere diepte
beneden my ik hoorde den doffen schok
van zjjn lichaam tegen het timmerwerk en
eindelijk een plof op de hardsteenen zerken.
Alle klokken in den omtrek riepen het
volk te wapen en onophoudelijk bleef ik
voortluiden.
Eindelyk werd het licht en de morgen
brak aan. Ik zag het land herrijzen en
beneden was heel het dorp op de been,
terwijl een peleton soldaten bezig was in
het portaal stroo en takkebossen op te hoopen
om my in den rook te laten stikken als
een vos in zyn hol.
Eensklaps knetterden de geweren aan
het eind der straat en hoorde ik de
vroolijke tonen der Fransche trompetten.
Bakhuizen, 20 Mei. Eene aan (groot-
heidsjwaanzin lijdende vrouw uit K. kwam
een paar dagen geleden een landbouwer
alhier aanzeggen, dat hij zijne hoeve, die
zij de hare noemde, op 12 Mei moest ver
laten. ’s Daags na den verhuisdag ver
scheen de vrouw opnieuw, thans om te zien,
of de bewoners haren last opgevolgd hadden.
Toen dit niet het geval bleek, werd de
vrouw lastig en weigerde op een vriendelijk
woord, als de eerste maal, de woning te
verlaten. Men moest nu, nadat ook andere
middelen niet mochten baatten, den bijstand
van de politie inroepen, die de ongelukkige
verwijderde.
Balk, 20 Mei. Aan het op Pinkster
maandag a. s. te Wijckel te houden festival
zal door de volgende corpsen worden deel
genomen 1. „Tot nut en genoegen,”
Akkrum, 2 „Harmonie,” Balk, 3. „Apollo”,
Bergum, 4. „Muziekkorps van Bols ward,”
Bolsward, 5. „Ons genoegon,” Heeg, 6.
„Woudklank,” Heerenveen, 7. „Ons ideaal,”
Lemmer, 8. „Apollo,” Makkum, 9. „Har
monie”, Pingjum, 10. „Concordia”,Workum,”
11. „Concordia,” Wartena.
Heerenveen, 19 Mei. Dr. A Kuiper
heeft de candidatuur der Centrale antirev.
Kiesvereeniging in het district Schoterlacd
aanvaard. Te drukke werkzaamheden ver
hinderen hem echter, om voor de kiezers
op te treden.
20 Mei. De Rechtbank heeft heden
den dagbladcorrespondent F. J. P. tegen
wien wegens valschheid in geschrifte 2 j aar
gevangenisstraf was geëischt, veroordeeld
tot 1 jaar.
P. is onmiddellijk in hooger beroep ge
gaan.
Grootegast, 20 Mei. Een paar jongens
waren te visschen in de Surhuizumermieden.
Ze vingen, zoo ze meenden, een dooden
jongen hond. Een van hen zag echter, dat
er twee voetjes aan zaten, ’t Bleek dan
ook het lijkje te zijn van een pasgeboren
kind, dat naar 't oordeel der doctoren daar
wel 16 weken moet hebben gelegen, ’t
Verkeerde dan ook in verregaanden staat
van ontbinding. Men zoekt naar de moeder
en de verdenking valt wel op drie personen.
Hepk. Adv. bl.
Dezer dagen liet een knaap zijn koe
grazen aan de spoorlijn, nabij het station
Drunen. Toen het dier bezig was zijn dorst
te lesschen, schoot een snoek toe en beet
het in de onderlip. Terstond sprong de koe
achteruit, den snoek met zich trekkende,
die eenige oogenblikken later in het zand
lag te spartelen. Het koebeest kwam er
met een bloedende lip af.
Vergunning. De Bestuursleden der Ver-
eeniging van handelaren in sterken drank in
het klein „Vergunning” hebben zich, naar
aanleiding van het Raadsbesluit do. 4 Febr.
jl. in zake hun adres en dat van den heer
H. Mustert, met een nieuw, gemotiveerd
adres tot den gemeenteraad gewend, waarin
zij nogmaals aandringen op het nemen van
maatregelen, die voorkomen dat de tappers
met vergunning worden achtergesteld bij de
tappeis zonder vergunning, „meerendeels
wetsovertreders, die bijna zonder uitzonde
ring, trots alle verordeningen en aanschrij
vingen, toch sterken drank verkoopen.”
De omgekeerde Wereld.
In een brief uit de hoofdstad in de Prov.
Gron. Crt.lezea wij, naar aanleiding van de
procedure van de dr. Walburgh Schmidt
tegen de heeren Domela Nieuwenhuis, Cohen,
Hermans enz., de volgende niet van waar
heid ontblote opmerkingen
Opmerkelijk is het, hoezeer de vormen der
beleefdheid door overheid en geldaristocratie
in acht genomen worden jegens de vijanden
der bestaande maatschappelijke orde. Daar
is iets ridderlijks te erkennen in een houding
van voorkomendheid jegens zijn vijanden.
Wanneer krijgsgevangenen beter behandeld
worden dan eigen officieren steken toeschou
wers de loftrompet. Dit heeft men nu weer
kunnen zien in den Grieksch-Turkschen
oorlog. In het lazaret te velde helpt een
geneesheer van modernen takt eerst de ge
wonden des yijands, dan den landzaat. Doet
hij het, dan geeft bij stof tot van humani
teit overvloeiende dagbladartikelen.
Intusschen liggen de gewonde vrienden
’t Was tegen het einde van
vertelde vader Sablon, ja ’t was
einde van December in dat vreeselijke jaar
’70, toen alles tegen ons was, het weer en
de menschen. Het was toen zoo bitter
koud en de sneeuw had alle wegen over
dekt.
De Pruisen waren noch niet te Sint
Martin gekomen, maar men merkte toch,
dat zij al heel wat dieper het woud waren
binnengedrongendrie dagen te voren
hadden wij in de verte twee doffe slagen
gehoord, waaruit wij begrepen, dat men
de bruggen had laten springen. Sinds
dien dag waren wij zonder nieuwstijdingen,
want de gemeenschap met Evreux was ge
broken ’t was verschrikkelijk, in die dagen
zoo geheel van de wereld afgescheiden te
zyn, te meer, daar er buiten ons zoo ge
weldige gebeurtenissen voorvielen.
De compagnie
die bij ons was
bevelen meer, en
eens tegen ons, zoo tegen vier uur, toen
het donker begon te worden
„Ik kan niet langer hier blijven, of ik
loop gevaar mij met mijn mannen te laten
gevangen nemen zonder nog een schot te
kunnen lossen, want het dorp is niet te
verdedigen. Ik ga kampeeren aan den
kant van Guirandiéres en van daar zal ik
trachten weer met mijn brigade in aan
raking te komen.”
Hij nam mij een oogenblik alleen omdat
hij mij kende en wist dat ’k een oud sol
daat was.
„Zij zien mij heel gaarne heengaan”
fluisterde hy, op de notabelen van het
dorp wyzend, die in groepjes stonden te
praten„en in den grond hebben zij ge
lijk. Alles wat zij met mijn hierblijven
zouden winnen, is een zware oorlogsschat
ting en misschien dat hun huizen nog ver
brand worden bovendien. Maar gij, vader
Sablon, gy moet me een dienst bewijzen
als de Pruisen hier komen, zoek dan een
middel om me te waarschuwen. Een
jongen komt overal door, een geweerschot
kan men al in de verte hooren, een klok
kan toevallig geluid wordenik zal goed
luisteren en weet dan wat het beteekent”.
Ik beloofde hem al wat hij wilde en zij
trokken af door de lange dorpsstraat, in
versnelden pas. Toen ik den laatsten rood-
broek zag verdwijnen, kreeg ik een gevoel
alsof wij niet meer in Frankrijk waren.
Ik ging naar binnen en had juist een
ketel voor den dag gehaald om de pap te
koken, toen ik opeens den snellen galop
van paarden over de bevroren sneeuw
hoordenieuwsgierig keek ik onder de
blinden door en zag ik vier groote ublanen.
’t Was lichte maan en de sneeuw maakte
den avond nog helderderik zag ze duide
lijk op hun magere paarden, de lange lans
op den rug. Een oogenblik stonden ze stil
toen renden zij het dorp door en een half
uur later waren wij door de Pruisen bezet
in alle stilte, zonder dat een stem werd
gehoord of een commando weerklonkals
schimmen waren zij gekomen.
Ik dacht by mijzelvenals kapitein
Bougeard niet gewaarschuwd wordt, komt
hij morgen in bet dorp terug, en wordt
met zyn heele compagnie vermoord. De
Pruisen waren zeer talrijk en ieder oogen
blik kwamen er nog meer bij. Naar den
kapitein toegaan was onmogelijk, want ik
had veertien dagen geleden mijn voet ver
stuikt, en ik was in die dagen al niet jong
meer. Ik was al blij, dat ik met mijn stok
een weinig voort kon sukkelen. Een jongen
waar zou ik dien zoo laat in den avond
vinden En een man durfde ik niet zenden,
want die liep gevaar doodgeschoten te worden.
Toen dacht ik aan myn beroep van
klokkenluider en dat wij niet voor niets
een mooie klok hadden, die drie mylen in
het rond gehoord werd. Ik trok mijn pels
aan en ging uit.
De straat was vol soldaten, paarden en
munitiewagens. De Pruisen hadden geen
vuur gemaakt en aan alle wegen stonden
soldaten, die de bewoners beletten heen te
gaan. Klaarblijkelijk hadden zy iets kwaads
in den zin, en ik vermoedde, dat er van
onze troepen in den omtrek waren, die zy
gaarne, volgens hun gewoonte, onverhoeds
op het lijf zouden vallen.
Daar zal ik bij zijn, dacht ik by mij
zelf.
Ik ging de straat op, oogenschijnlijk uit
nieuwsgierigheid. De soldaten sloegen geen
acht op mij, daar ik een oud man was, die
moeilijk liep. Ik had den sleutel van de
kerk by me en sloop onbemerkt naar binnen.
Haastig een lampje opgestoken en naar den
(joren waar het klokketouw recht paar bene-
A
Ml
M
Bolswardsche Courant
fï