NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD BOtSWARÖ RN WONSERAÖEEt 2 ft* I I No. 43. Verschijnt Donderdags en Zondags. Zes en dertigste Jaargang. 1897. r ■j Jl ZONDAG 30 MEI. BINNENLAND. Een hoffelijke zakkenroller. 1 VOOR nog bijkomen!” jammer- 1 ABONNEMENTSPRIJS80 Cents per 3 maanden. Franco per post 95 Cents. ADVERTENTIEPRIJS: 50 Cts. van 1—7 regels. Ver volgens 10 Ct. per regel. Overigens naar plaatsruimte. Naar het Fransch. man plannetje uit- te leggen, dat zeldzaam prach- J ’s Gravenhage, 26 Mei. Het land- bouwcomité heeft met 28 tegen 15 stemmen aangenomen de stelling der commissie, dat het heffen van invoerrechten op granen den landbouw in het algemeen niet in gezonden toestand zal brengen. Fr. Zuidwesthoek, 26 Mei. Op som mige plaatsen is men hier reeds begonnen te maaien. De volgende week zal het voorbeeld door velen gevolgd worden. De hooilanden liggen prachtig en beloven best. Ook de weilanden hebben volop gras, zoo- dat het vee geen gebrek behoeft te lijden en dientengevolge eene flinke hoeveelheid melk geeft. Met deze schoone dagen groeit het gras snel. De laag gelegen landerijen hebben enkel behoefte aan warmte, de hooggelegene versmaden tusschenbeide een bui niet. De Schuldige.” „En ik, Charlotte, zal er vrede mede heb ben,” zeide Alexander d’Urlac, met oogen waaruit de verbazing en vroolykheid reeds lang den toorn hadden verdreven. „Een dwaas was ik, dat ik je toen niet, en altijd niet, je zin gaf' en geef'. De hemel wil, wat de vrouw wil en de vrouwen willen en de mannen en de echtgenooten hebben altijd het gelag te betalen. Kom, geef'me een zoen en laat ons weer goede vrienden zjjn Balk, 27 Mei. Voor een paar dagen heeft een weesjongen, die bij zijne familie alhier verpleegd wordt, in stilte de woning zijner pleegouders verlaten en is tot heden niet teruggekeerd. IJ verig is de politie in de weer hem op te sporen. Parrega c. a. Ds. G. J. Antink, alhier, heeft het beroep naar de Ned. Herv. Ge meente te Reitsum c. a. aangenomen. Scliettens c. a. Ds. Magendans te Oosterzee heeft voor het beroep naar de Ned. Herv. Gemeente, alhier, bedankt. Fr. Zuidwesthoek, 26 Mei. Toen het vee nog gestald was, is er, ten aanzien van de heerschende ziekte, een vraag gesteld, waarop men thans, nu alom de weidetijd aangebroken is, met verklaarbare belang stelling een antwoord tegemoet ziet. Ge vraagd werd n.l. of het wild, hazen vooral, misschien de besmettingsbacterie zou kun nen overbrengen naar „gezonde* weiden, waardoor de ziekte zich snel zou uitbreiden. Volgt deze uitbreiding inderdaad, dan zal wel niet met stellige zekerheid daar ook andere invloeden, die den stal niet konden bereiken, ingewerkt kunnen hebben maar toch met een hoogen graad van waarschijn lijkheid de gestelde vraag bevestigend be antwoord kunnen worden. Hepk. Adv, bk pleegt, struikroovers en zakkenrollers, die ten minste de deugd der hoffelijke ridder lijkheid bezaten. Zij bestalen, wel is waar, op onmeedoogende en onverbiddelijke wjjze de mannen, maar nooit de dames,en vooralnooit eene dame, die zoo vriendeffjk en zacht aardig was, als gij zjjt. Ik ben nog van dat ouderwetsche, hoffelijke, ridderlijke roovergeslacht. In één woord ik heb mijn heer uwen echtgenoot bestolen een man dus maar aan u, eene dame, vraag ik vergunning, u deze kleinigheid te mogen aanbieden, waarvan ik weet, dat gij er vurig naar verlangt, aangezien ik vlak achter u stond, toen gij den heer d’Ulrac vruch teloos poogdet te overreden .die broche voor u te koopen. Aan u vraag ik ver gunning, herhaal ik, u deze kleinigheid te mogen aanbieden, als een tastbaar bewijs van de hoogachting, die ik koester voor al de leden van uw geslacht. „Een zoo onhoffelijk gedrag van de zijde van een man en echtgenoot had een lesje noodig. Ik gevoel uit dien hoofde geen wroeging, wanneer ik zevenhonderd en zoo veel van de duizend en zooveel francs, die de portefeuille bevatte, voor mijn eigen gebruik behoud. De o verblijvende drie honderd wees zoo goed hem dit uit mijnen naam mede te deelen -hebben een groot misdadiger in de gelegenheid gesteld tot op zekere hoogte het kwaad te her stellen, dat een eerlijk man bedreven heeft. De portefeuille zelve een zeer mooie en gemakkelijk ingerichte zal ik ook maar behoudendoch hierbjj ingesloten gaan de brieven en kaartjes, waarvan het mij leed zou doen, den heer d’Urlac langer te be- rooven. „Geloof mij, Mevrouwmet gevoelens van eerbiedige hoogachting, met die vent iets niet in den haak was, „kom, ’t is hoog tijd om naar huis te gaan Maar Charlotte gaf hem geen antwoord. Naar huis of ergens anders heen, het was haar nu volkomen onverschillig. Alle kans op het bezit der zoo vurig gewenschte broche was verdwenen, en evenals bij een kind, welks gril tegengewerkt en ge weigerd is, kon niets haar verder meer be hagen. Werktuigelijk legde zij hare hand op den haar aangeboden arm van haren echtgenoot, en zoo bereikten zij eindelijk hunne woning, zonder een woord te spreken en met al het gevoel der pijnlijke ont goocheling, die altijd volgt op een ten slotte mislukt genoegen. Maar nauwelijks waren zij hunne huis kamer binnengetreden, en bleef ook daar nog steeds dezelfde doodsche stilte tus- schen hen heerschen, toen Alexander plot seling uitriep „Charlotte! Charlotte! Luister eens!” „Nu, wat is er, Alexander? Waarom zetje zoo’n keel op?” „Mijn portefeuille is weg, mijne naam kaartjes, mijne bankbiljetten, al het geld dat ik bij het wisselen in de restauratie teruggekregen heb, samen over de dui zend francs!” „Dat moest er de Charlotte met hartverscheurende droef heid. „Alles is vandaag in de war geloo- penMaar hoe onattent van je, Alexan der om die portefeulle zoo maar op straat uit je zak te laten vallen „Onattent? Uit mijn zak laten vallen? Ik geloof datje niet recht wijs bent! Uit mijn zak gestolen, moest je liever zeggen Die man in de restauratie, die man die mij op de stoep voor het winkelraam van Sarony zoo pardoes tegen het lijf liep, die heeft het gedaan Ik weet zeker dat die het heeft gedaan „Loop heenMalligheidJe hebt je portefeulle laten vallen, zeg ik je, mis schien aan tafel reeds, bij het betalen van de rekening „Misschien heb je gelijk. Voor alle zekerheid zal ik straks even in het café gaan hooren.” Vergeefsche hoop! Vergeefsehe tocht! Een half uur later kwam Alxander terug, met een somberder en wanhopiger gezicht dan ooit. In de restauratie had men taal noch teeken van de portefeulle gezien, en de politie gaf nog minder uitzicht op het snappen van den dief. „Zonder die miserabele broche van jou zou het nooit gebeurd zjjnriep Alexan der nijdig. „En als je de broche voor mij gekocht had, zooals ik je vroeg,” antwoordde Char lotte op haar beurt met even groote nijdig heid, „zouden er 300 francs minder dan 1000 voor den dief om te stelen zijn over gebleven!” „GoedVoortreffelijk! Bewonderenswaar- dig geredeneerdMaar als je werkelijk denkt, Charlotte.. „Ik denk niets, letterljjk niets, niets ter wereld, behalve dat ik naar bed ga. Wjj zullen morgen ons dispuut wel voortzetten, als je dat goed vindt. Goedennacht, Alexan der wel te rusten En Charlotte was verdwenen. Des anderen daags evenwel werd de ge dachtenwisseling hervat. Zij duurde van het aan breken van den dag tot aan het ontbijt, aan tafel begon de twist zelfs nog onstuimiger te worden. Zij zaten nog tegen over elkander aan tafel, en nog altijd druk te kibbelen, toen er opeens heftig aan de huisschel werd getrokken een oogenblik later trad de knecht binnen, met een pakje voor mevrouw d’Urlac. „Groote goedheid Alexander, je papie ren riep Charlotte eensklaps, nadat zjj het pakje had opengemaakt. „Op mijn woord, alles weerom behalve mjjne portefeuilleMaar kjjk nog eens goed, CharlotteIs er niets anders bjj geen brief, niet het een of andere herken- igsteeken ,Ja, ’t is wel zonderlingEn en, kijk eens! een klein doosje!., 'k Zal het maar dadelijk eens opendoenO, mjjne broche, mjjne kevertjes, Alexander!” riep zjj, met een kreet van verbazing hare handen in elkaar slaande „en, o kjjk eenser is een briefje bjj En Charlotte begon het in koortsachtige Niet voor niets was Charlotte d’Urlac nu reeds vijf jaren lang getrouwd geweest met „den allerbesten man van de wereld,” zooals zij haren dierbaren echtgenoot noemde. Zjj kende zijn karakter door en door, wist volkomen goed, hoe zij met hem moest omspringen. En als zjj nu nu die vijf jaren om zijn iets van haar wederhelft gedaan wil krijgen, als zij eens een extra-verzoek of een wensch te ver vullen heeft, legt zij dat zaakje op de een voudigste manier van de wereld aan. Haar is namelijk niet zoo’n klein beetje „een lekkerbek”: hij houdt dolveel van een goede tafel met goede schotels er op, en het is hem totaal ónmogelijk, zijn vrouwtje iets te weigeren wanneer hij eens bijzonder lekker gedineerd en daarbij een bijzonder lekker glas wijn gedronken heeft. En dus kan men nu wel begrijpen, hoe zij het aanlegde. Als zij eens iets buiten gewoon moois en buitengewoon duurs heel graag wilde hebben, wist zij manlief meê te troonen naar de een of andere beroem de restauratieen als dan het geschikte oogenblik gekomen was, tusschen een paar glazen fonkelenden Rijnwjjn, of mis schien wel schuimenden Champagne fluisterde zjj hem vriendelijk en overredend haren hartewensch in het oor. Nu, een week of wat geleden, had zij in haar vindingrijk hoofd een gebroed, om het zoo aan haar echtgenoot haar een tige, maar ook zeldzaam kostbare broche ten geschenke gaf, drie snoezige, met robijnen bezette kevertjes met uitgespreide vleugeltjes op een bloemsteeltje, die zij achter de winkelramen had zien liggen, toen zij op zekeren dag voorbij het maga- zjjn van den wereldberoemden juwelier Sarony kwam, en die zoo allerbeelderigst zou staan, vooral wanneer zij er een bruin fluweelen strikje onder vastspelde. Ongelukkig genoeg kostte dat mooie stukje speelgoed de aanzienljjke som van 300 francs, en het zou dus nog al heel wat voeten in de aarde hebben om dat zaakje klaar te spelen. Doch daarom nog niet den moed verlorenCharlotte was moedig, volhardend en ondernemend, „wie niet waagt, wie niet, wint!” Toen Alexander dien avond van zijn kantoor thuiskwam, wierp zjj dadelijk haren hen gel met het gewone lokaas uit. „Komaan,” zeide zij, „wij moesten van avond eens een kijkje gaan nemen in die nieuwe restauratie van Petersik hoor, dat er nergens anders in Parijs zulke heer lijke kreeften te vinden zijn!” In ’t eerst protesteerde Alexander een weinig, voor den vorm maar al spoedig gaf hij op zeer vriendelijken toon zijn toe stemming. En weldra waren zij samen ge zeten aan een tafeltje voor twee personen in het café-Peters en hielden zjj zich druk bezig met de keuze van een diner, waarbjj het slimme vrouwtje, dat de bestelling op zich zou nemen, wel zorg droeg, dat het in geen enkel opzicht iets te wenschen overliet. Vijftien minuten nadat de schildpadsoep opgediend en met veel smaak genuttigd was, gevolgd door een moot overheerlijke tarbot, zat Alexander d’Urlac zoo verge noegd te lachen als een bruidegom in de bruidsdagen. Hij vond alles even onbe rispelijk; en toonde zich zóó ingenomen met den kosteljjken inva] van zijn vrouw tje, dat hij haar onbewimpeld zjjne tevre denheid betuigde, en uit eigen beweging de verklaring aflegde„Ik zou bjjna in staat zijn, om bij wijze van belooning de een of andere dwaasheid voor je uit te halen!” „Heel best!” zeide Charlotte, heimelijk glimlachend om het welslagen van hare listden een of anderen dag binnen kort misschien zal ik je nog wel eens aan die belofte herinneren, beste Alexan der ..Zooals je verkiest, vrouwtjeliefDoch vertel mjj al vast maar eens, Charlotte, welk complot heb je nu weer in je ver nuftig brein gesmeed Maar het komt er niet op aan, geef mjj maar eerst dien schotel met truffels eens aanover mijne belofte zullen we dan later nog wel eens praten.” En het geheele diner bleef verder zóó voortreffelijk, dat mijnheer Alexander d’Urlac meer en meer in het beste humeur van de wereld geraakte,-totdat hjj plotseling den glimlach van zjjne lippen (jet verdwijnen, zijn wijnglas met een har- spanning te lezen Geachte Mevrouw! „In den ouden tjjd waren er, zooals gjj u zonder twjjfel zult herinneren, wanneer gjj uw geheugen en de geschiedenis raad den bons op de tafel zette, en met ge dempte stem tot zjjne vrouw zeide „Die man daarginds, aan den linker kant, waarom zit hij toch zoo strak naar ons te kijken Neen, zie nog niet dadelijk op, liever zoo meteen Maar wie hij ook zij, ik vind den kerel onuit staanbaar vervelend De bovenbedoelde man, „aan den linker kant”. zat slechts twee of drie tafeltjes verder, geheel in zjjn eentje te eten. Een zeer voornaam en zwierig gekleed heer, maar met een zwierigheid die eigenlijk wel wat verdachts over zich had, en waaronder de geoefende blik van een menschenkenner al spoedig den gelukzoeker herkend zou hebben. „Och, ik weet niet, wat doet dat er toezeide Charlotte onverschillig. „Proef liever eens van deze kreeften, Alexander voegde zij er met toenemende vriendelijk heid bjj. Maar de betoovering was voorbijhet laatste gedeelte van het dineetje vlotte lang zoo goed niet als het eerste. En mijnheer Alexander d’Urlac, die bij het betalen der rekening een bankbiljet van 500 francs gewisseld had en het terugont- vangene veilig en wel in zijn zak gebor gen, stond gereed om te vertrekken. Charlotte was niet op haar gemak. Er rezen wolken op aan den huiselijken ge zichteinder doch daar het in ieder geval de moeite van het vragen, wel waard was, wilde zij ten minste nog één poging doen om haren wensch vervuld te zien. „Laten we het nu maar verder afspre- ken,” mompelde zij zachtjes aan Alexan ders oor„je verklaarde je zooeven bereid om desnoods een dwaasheid voor mjj te doen. Daar ben je daar ben je immers nu nog toe bereid, niet waar?” „Ja, o ja, jawel, zeker, dat wil zeggen, als het niet onredeljjk is.” „Natuurlijk is het redelijk en verstandig Je behoeft alleen maar met mij den bou levard op te gaan, en niet verder dan tot aan Sarony.” „Boulevard? Sarony? Maar, Charlotte! Aha, nu begin ik het te begrijpen „En wat zou het dan nog wezen, Alex ander? Heb je niet zelf gezegd, een oogen blik geleden, dat je Maar kom, ga mede, Alexanderkom, ga nu mede En Alexander liet zich eindelijk half onwillig meetronen, maar lang zoo niet in vervoering als daar straks aan tafel. Men ging het café uit, den boulevard op, en zoo drentelden zij voort, totdat zjj aan het prachtige, schitterende magazijn van Sarony kwamen. Charlotte klemde zich ademloos aan den arm van haren man vast. „Daar!” riep zij, „daar! Kijk zelf nu maar O, die prachtige kleine brocheHoe straalde en flonkerde zij met bovenaardschen luister in den blauwwitten gloed van het electrisch licht Maar nauwelijks had Alexander een blik geworpen op het pronkstuk, en op het daaraan bevestigde prjjskaartje, of zjjn vrouwtje zag hem van schrik opspringen. „Driehonderd francs, Charlotte, voor zoo’n broche Dat is krankzinnigheid, krankzinnigheid, me lieveklinkklaar krankzinnigheidHoe heb je zoo iets in je hoofd kunnen halen?” „Maar je hebt toch gezegd, Alexander. je hebt toch zelf een oogenblik geleden gezegd, dat „Dat weet ik wel! Ik weet nog vol komen goed, wat ik gezegd hebMaar, natuurlijk, ik bedoelde een redelijke ver standelijke dwaasheid beste Charlotte En en driehonderd francs, weet je Kom, kom mee, vrouwtjelief, wjj moeten naar huis Op datzelfde oogenblik kwam er plot seling een haastige beweging onder de voor den juwelierswinkel verzamelde me nigte, en verbeeldde Alexander d’Urlac zich, dat hjj opzettelijk een duw tegen de borst kreeg. Hjj keerde zich driftig om, en stond vlak tegenover een voornaam en zwierig gekleed heer. De voorname en zwierig gekleede heer uit het café Peters? Precies dezelfde! En nog altijd even deftig, want met honderd duizend beleefde excuses voor zijne „on willekeurige lompheid” nam hjj hoffelijk en beleefd zjjn hoed af, gleed tusschen de menigte door, en was een oogenblik later met haastige stappen verdwenen. „Hoe zonderling!” riep Alexander, toen bij den onhandigen heer uit het oog had verloren. „Die man zat nog goed en wel aan zjjn tafeltje te eten, toen wjj de res tauratie verlieten, hjj moet ons achterna geloopen zjjn, Charlotte” Alexander be gon nu toch werkelijk te vreezenK dat er Bolswardsche Courant a r a ninj I I J

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Bolswards Nieuwsblad nl | 1897 | | pagina 1