NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD
BOESWAR» EN WONSERADEEE
41
>1
No. 49. Verschijnt Donderdags en Zondags. Zes en dertigste Jaargang. 1897.
BINNENLAND.
0 ZONDAG 20 JUNI.
INGEZONDEN.
i^xxxxxxxxyCxxxxxxxx^
P E LlBFBB BLIfFT.i.
VOOR
nu ook aan het strand zijn en
altijd
F!
1
ABONNEMENTSPRIJS80 Cents per 3 maanden.
Franco per post 95 Cents.
ADVERTENTIEPRIJS50 Cts. van 1—7 regels. Ver
volgens 10 Ct. per regel. Overigens naar plaatsruimte.
was altijd zoo praktisch, die Jens,
was
14(1
„nu
Den Heer H. J. de Visser,
Hoofdonderwijzer te Bolsward.
Mijnheer
U is niet dom hoorGerust niet, want
om iemand zoo op zijn nummer te zetten,
daar moet men wel een kolossaal groot
verstand voor hebben. Getuige, dat U de
geheele A.-R. partij in verband brengt met
een ongeteekende advertentie.
Ik dank U beleefd voor den uitbrander,
dien ik kreeg in de Bolsw. Courant van
Woensdag, en het doet mij zeer veel ge
noegen, dat U mij voor zeer verstandig
hield.
De opinie
veel waard, en
Geachte heer Redacteur!
Gaarne zagen wij de volgende verkla
ring in uw blad opgenomen.
Het Bestuur der Centrale Anti-revolutio-
naire Kiesvereenigingen in het district Har
lingen verklaart
lo. dat het met de bekende ongetee
kende advertentie in het nummer van 13
Juni niets heeft uitstaande
2o. dat het de plaatsing dier advertentie
sterk af keurt;
3o. dat het gaarne zou zien, dat de heer
D. Veltman de bron noemde, waaraan hjj
zjjn inlichtingen en advertentie ontleende
4o. dat de reden, waarom de met Utrecht
gewisselde telegrammen aan de kiezers zjjn
rondgezonden, in zijn circulaire duidelijk
vermeld staat, en
5o. dat het niet voornemens is zich verder
met deze zaak in te laten.
Namens het Bestuur voornoemd.
R. K. BROUWER, Voorz.
C. HOEK, Beer.
18 Juni ’97.
„Ja,“ zeide Per,
hij is niet gered.
„Dus heb je een
Makkum,
Schettensv
Hepk. Adv.-bl.
Uit Harlingen wordt verhaald dat een
kiezer wat heel lang in het hokje bleef en,
naar dereden daarvan gevraagd, antwoordde:
„ja, ziet u, ik kan wel schrijven en ik heb
ook wel gehoord van het Onze Vader op
de grootte van een stuivertjemaar om
met dat dikke potlood den naam van mijn
man op dat kleine vlakje te schrijven
neen dat is mij te kras.
De huizen zijn dezer dagen overstroomd
met biljetten van allerlei inhoud, alle voor
mannelijke bewoners, kiezers. Dat heeft
menige vrouw ontevreden gemaakt. Immers
geen van die biljetten die voor haar bestemd
was. Gelukkig dat ter elfder ure toch nog
een biljet is verschenen, in ruime mate,
gisteren en heden verspreid, en speciaal
aan haar adres gericht.
Anders had het er wellicht hier of daar
vandaag gespannen en wie weet hoe menig
een zijn kiesrecht niet had uitgeoefend.
Het biljet, dat wij bedoelen, spreekt niet
van dienstplicht maar van een sehoone toe
komst. Het luidt als volgt„Algemeen
kiesrecht voor Vrouwen. Wilt gij een
„sehoone* toekomst tegemoet gaan, kiest
dan Stuiverszeep*. Rott. Nbld.
Zout water heeft een zeer slechten
invloed op India-rubber. Het is dus niet
raadzaam met een rijwiel langs het strand
te rijden.
Wonseradeel. Men kan’t tegenwoor
dig niet nakomen. Niet, dat men ’t zich zo-
druk maakt met vergaderen o, neen, de
meeste werklieden doen daar heelemaal
niet aan mee. Maar wel, omdat alle werk
zaamheden tegelijk komen en men maar op
ééne plaats tegelijk kan wezen. Maaien,
hooien en wieden, ’t loopt alles in elkaar.
Voeg daarbij, dat de meeste bieten dit jaar
laat opkwamen, zoodatmen met wieden onge
duldig moest wachten, terwijl nu het onkruid
maar steeds doorgegroeid is, dan is het niet
te verwonderen, dat sommige stukken m< t
bieten er „geheel onder* zitten. Er zal heel
wat moeten gebeuren om alles behoorlijk
schoon te krijgen. Tijd is tegenwoordig geld
en zelfs de kleinste handen zijn druk bezig.
Woudsend, 18 Juni. Heden in den
vroegen morgen ontlastte zich een onweder
b)ven onze plaats. De watermolen van den
landbouwer W. B. (Doniawerstal) werd door
den bliksem getroffen, die, naar wij ver
nemen, tot den grond toe at brandde.
Opsterland, 17 Juni. Een krasse oude
heer is voorzeker een oude heer uit deze
gemeente, die 68 achtereenvolgende keeren
de Heerenveenster kermis met een bezoek
vereerde. De man telt 86 jaren. De laatste
keer kwam hij te laat, om nog met de tram
te vertrekken; hij ondernam toen de reis
te voet, zijnde een afstand van ongeveer
3 uur.
Oudemirdum, 17 Juni. Heden middag
is bij eene ruim 50-jarige ongehuwde vrouw
alhier een geval van cholera nostras gecon
stateerd. De toestand van de patient is van
dien aard, dat de geneesheer het toedienen
der H. Sacramenten heeft aangeraden.
Friesche Zuidwesthoek, 17 Juni.
De heerschende ziekte onder het vee begint
zich in de laatste dagen in dezen hoek zeer
snel uit te breiden. Zoolang het vee ge
stald was, bleven vele dorpen bijna of ge
heel verschoond, thans is ’t, zonder over
drijving, eene ware epidemie. Gelukkig,
dat de oelemmerende bepalingen grootendeels
zijn opgeheven, want de schade is anders
reeds groot genoeg, niet door sterfgevallen
deze komen weinig voor maar door
kolossaal melkverlies, dat reeds bij de eerste
ziekteverschijnselen intreedt en in vele ge
vallen van 50 tot 70 °/o bedraagt.
Sloten, 14 Juni. Bjj het uitgaan der
school vond een der leerlingen, op zijn weg
naar huis, een portefeuille op straat liggen.
Bij onderzoek bleek, dat deze eene aanzien
lijke waarde in geld bevatte. De jongen
was eerlijk genoeg, de gevonden schat oi-
middellijk aan den eigenaar (wiens naam
op de portefeuille was gedrukt) terug te
bezorgen. Een flinke belooning werd hem
ter hand gesteld.
Surhuizum, 14 Juni. Heden werd hier
voor ’t eerst, en wel door den landbouwer
J. v. d. Lei, een machinale hooihark ge
bruikt. De heer v. d. L. bestuurde haar zelf,
en, hoewel onbekend er mede en haar voor
’t eerst hanteerende, bleek het duidelijk,
dat dit werktuig vooral bij plotseling opko
mend onweder alle aanbeveling verdient,
daar een man en eene machine dan het
werk van 15 a 20 man verrichten en
schoon werk verrichten.
van menschen zooals U is mij
dus hartelijk dauk hoor
Maar wat ik eigenlijk niet snap, is dit:
U begrijpt niet, dat ik er zoo leelijk inge-
loopen ben.
Maar mijnheer, hoe heb ik het nu met
U? Weet U dan niet, dat 1 April jl. half
Kampen er nog inliep? Dat geschiedde
toch ook dit jaar, en ik ben toch half
Kampen niet.
Uw ingezonden stukje getuigt van bitter
heid, ’t mijne van domheid.
Zeker, ik moest eerst beter onderzocht
hebben en heb daarom excuus gevraagd
aan die menschen, die dat gelezen hadden,
die ik die leugen verteld had.
En nu is ’t nog mis, zegt U.
Wat dom hé
Hoe moet ik nu
Maar geachte heer de Visser. Gelooft U,
dat ik oud word? Als dat zoo komt, dan
geloof ik, dat ik nog wel eens dommer
streken zal uithalen.
Als U nu zoo onnoozel is om dit niet
te gelooven, zal U dat wel zien, maar dan
moet U ook oud worden.
Verder verzeker ik U, dat U geenvraag-
teeken behoeft te plaatsen achter dat
„ongevraagd was ik ingelicht.* Het bewuste
werd mij ook ter goeder trouw in een ge
sprek medegedeeld, en dadelijk was mijn
besluit genomen. Ik was een beetje warm,
begrijpt U, dat heeft men meer met ver
kiezingen.
Ik maakte de flater en was schuldig,
vandaar wilde ik het zoo spoedig mogeljjk
goed maken, alhoewel ik de zegsman noe
men kon, doch deze gaf mij toch geen
opdracht om het in de courant te plaatsen.
Omdat ik een weinigje meeleef in die
dingen en mij als' burger dat ook verplicht
acht te doen, en nog een kindje ben in ’t
politieke leven, zoo kwam ik op klompen.
U zou zooveel verstandiger en geslepener
zeker op sokken gekomen zijn, opdat nie
mand U hoorde.
Nu, misschien komt dit later met mjj.
’k Wensch met alle menschen vrienden te
zijn, doch niet met prijsgeven van wat ik
denk of wil.
Voor U hoop ik, wanneer gij later weer
schrjjft, dat gij bij de zaak blijft, wat heb
ben mijne advertentiën voor mijn zaak, en
wat heeft dat strooibiljet er mee te maken.
Dit getuigt van geen verstand, wel van
bitterheid.
Wanneer er nog meer bij U uitbrandt,
goed hoor, ik heb nog Brandkasten
Hoogachtend,
UEd. dw. dr.,
D. V E L T M A N,
Uitdrager.
„Zeg eens, Per,* zeide op een avond zijn
moeder tot hem, „als jij het haar niet wilt
zeggen, zal ik het doen.*
„Neen, moeder, ik zal nog wat wachte n
„Per, je hebt nu al drie maanden ge
wacht, en het is winter geworden...*
Hij zag zijn moeder in het bruine, uit
gedroogde gezicht, hij zag haar in de diep
liggende, vermoeide oogen, die zoo vragend
op hem rustten, maar hij kon haar geen
gelijk geven, ofschoon zij dat misschien
toch had
„Neen moeder, “zeide hij, „ik kan haar hoop
niet verstoren, en gij zult dat ook niet.
De moeder antwoordde niets, zij kende
immers haar zoon hij was geheel als
zijn vaderDie had het ook niet gewaagd
haar te zeggen, dat hij haar wilde trouwen
en daarom had zij hem maar gevraagd..
Dan was haar Jens toch anders geweest...
en nu moest zij aan Jens denken, hoe hij
zoo opgeruimd was geweest en zoo practisch!
Had zij hem maar niet laten gaan...
Haar diepliggende oogen keken in de verte,
steeds verder weg, maar weenen kon
ze niet meer, al lang niet meer.
En toen er weer een maand was voor
bijgegaan, lag het geheele land onder een
sneeuwlaag. Een ijzig koude Noordoosten-
winfl woei over de woeste heide, floot om
de hoeken der weinige huizen, joeg de
sneeuw van de daken en van de heuvel
klingen en verder in de zee.
Zou ze nu ook aan het strand zijn en
uitkijken over de zee
Per liep op het strand toe, de sneeuw
kraakte onder zijn zware schreden. Zijn
adem viel als ijzel neer op zijn dikke kleeren.
-Zoo koud was het in lang niet geweest en
het was toch al namiddag.
Vlak voor hem lag de zee, grijs, in de
verte steeds witter wordende, tot zij met
de lucht scheen samen te vloeien.
Stine was niet eiken dag aan het strand
slechts een-, tweemaal in de week, maar nu
in den winter kon het gevaarlijk voor haar
worden. Daarom ging Per eiken dag naar
het strand, reeds sedert eenige weken. Eens
had hij haar er ook werkelijk aangetroffen
en was met haar naar huis gegaan, maar
sedert had hij haar niet weer gezien. Per
ging nu met angst naar het strand, hij liep
vlug, maar de weg scheen hem lang.
En was zij dat daar niet, op het duin?
Hij snelde er heen. Zij was bet, ineenge
doken, stijf, bewegenloos. Dood Daaraan
dacht hij niet eens. Hij nam haar op en
droeg haar naar zijn moeders huis, naar
haar ouders was het te ver en die hadden
dat gezicht ook niet kunnen verdragen.
Maar dat zij haar toch lieten uitgaan
Zij wisten toch, waarheen zij ging!... Hoe
zwaar was zeDe Noordoostenwind sneed
hem in ’t gelaat, blies hem de sneeuw in
de oogen, benam hem de adem, maar hij
bleef niet staan...
Stine was niet dood, zij kwam weer tot
zichzelf, toen zij in het warme bed lag. Zij
zag om zich heen waar was zij toch?
Ja, dat was immers de moeder van Per.
Toen vielen echter haar oogen weer toe.
Twee dagen lag ze zoo, zonder eigenlijk
goed tot bewustzijn te komen, den der
den dag wilde ze naar huis, maar noch Per,
noch zijn moeder lieten het toe en evenmin
wilden haar ouders, die haar bezochten,
het toestaan. Zij moest dus blijven.
Het werd vroeg donker. Per en zijn
moeder zaten aan de tafel, de lamp wierp
maar een mat schijnsel door het vertrek,
maar Per’s gelaat was in het volle licht.
Hoe zonderling keek hij haar aanOf was
het alleen het schrille licht
„Per*, zeide zij op moeden toon,
weet ik, dat Jens dood is.*
Maar het klonk nog altijd als een vraag.
„Ja,“ zeide Per, „het schip is vergaan en
2 A. J
,Dus heb je een brief ontvangen?*
,Ja.“
jWeet je, Per,* zeide Stine, terwijl haar
stem beefde, „je, hadt me maar moeten laten
doodvriezen... Dat zou beter zjjn geweest...*
Twee weken later waren ze getrouwd.
Dien dag zocht de moeder van Per in den
Bijbel, maar bijgeloovig was ze niet
ze sloeg den Bijbel met gesloten oogen
open, legde den vinger op een plaats en zie
het was het woord van Paules„de
liefde blijft
Zij begreep het niet goed Was Jens
daarmede bedoeld
Stine werd een getrouwe, vlijtige vrouw
voor Per, maar beminde zij hem
Per noemde zijn eersten zoon Jens, zij
had er niets op tegen, en als zij alleen in
huis was, zag zij nog heel vaak uit over
de zee, alsof zij er een verwachtte, die ver
weg was, niet op de zee, bezig met de
visehvangst, maar veel, veel verder, veel
verder weg!...
ij had toch beloofd, dat hij zou schrij-
j ven, zoodra hij daarginds was aan-
H gekomen, en nu moest hij reeds
X V lang daar ginds zijn, in Amerika.
Een maand was voorbijgegaan,
maar nog altijd geen brief! Als hij het
niet zoo vast had beloofd, als hij haar niet
zoo innig had liefgehad, zou alles te ver
klaren geweest zijn, maar nu had hij ge
zegd: “Stine, je moet niet weenen. Ik zal
je schrijven, zoodra ik ginds ben, en als ik
werk heb gevonden, kom je bij mij in
AmerikaJe weet immers, daar ginds telt
men heel anders dan hier, alleen met
dollars!*
Ja, hij
en Stine was zeker, dat hij in Amerika
nog eens rijk zou worden en dan zou zij
bij hem zijn, en dan en dan-Maar
hij had nog niet eens geschreven
Stine,* zeide Per, dit was de oudste
broeder van Jens, toen hij haar aan het
strand ontmoette. „Je ziet zoo wonderlijk
over de zee! Je denkt toch niet, dat hjj
terugkomen zal?*
„Neen,* zeide zij en ze werd rood. Maar
waarom zij naar het strand was gegaan en
uitkeek over de zee, wist ze zelf niet. Toen
vroeg zij„Per, is er nog altijd geen brief
gek olmen
„Neen,* antwoordde hij, maar hij keek
haar daarbij niet aan, want er was wel
een brief gekomen en daarin stond, dat
het schip was vergaan en dat Jens niet ge
red was.
„Hij zal wel wachten, tot hij werk heeft
gevonden,* meende Stine.
«Hij zal wel geen werk meer behoeven
te zoeken,* zeide Per, en hij wilde haar
nu zeggen, dat Jens dood was, maar toen
bij haar hoopvolle blikken zag, kon hij
het niet zeggen en voegde hij er bij „Hij
zal reeds werk gevonden hebben.*
„Ja,“ knikte Stine, „want hij was
zoo praktisch. En de brief zal wel onder
weg zijn.*
Per klom in de boot, Stine ging naar
huis, maar zij moest nog eens weer over
de ruime zee zien. Zij lag daar zoo vredig,
alsof zij alle stormen had vergeten, die haar
deden koken en grommen, alle offers ver
geten, die zij had gevraagd en neergetrok
ken in haar diepte.
Per beminde het meisje, maar dat wist
hij zelf niet. Stine had eens op zijn knieën
gezeten, en nu was zij groot geworden,
maar hij was nu te oud voor haar. Ja, zijn
broeder was elf jaren jonger dan hij, die
paste beter bij StineMaar nu was die
dood... Maar zij beminde hem nog altijd en
zoolang zij Jens beminde, kon zij hem, den
ernstigen vijftien jaar ouderen man niet
liefhebben! Maar als zij vernam, dat Jens
dood was, kon zij dien toch niet meer be
minnenJa, dat had hij gister ook gedacht,
toen de brief gekomen was, en hij wilde
haar zeggen dat Jens dood was en haar
vragen, of- ze zijn vrouw wilde worden.
Maar het ging toch niet aan, om beide
tegelijk te zeggen, zij zou hem zeker niet
willen hebbeneigenlijk echter was het
ook recht en billijk, dat hij nu met haar
trouwde, hij was er toch het naast aan toe.
Per dacht en dacht, maar hij kon tot
geen besluit komen, altijd volgde er een
„maar* op, altijd zag zij hem weer aan
met haar hoopvolle oogen en hij kon haar
niet eens zeggen, dat Jens dood was.
Hjj ontmoette haar nog heel dikwijls
aan het strand, steeds op dezelfde plek in
de duinen en altijd keek zij uit over de
zee.
Weer was er een maand voorbijgegaan.
„Per,* zeide zij, „hij zal wel lang op
werk hebben moeten wachten, maar nu
zal de brief toch wel onderweg zijn
„Ja,“ zeide hij daarop, maar hjj keek
haar niet aan, hij keek over het golvend
vlak der zee. Neen, hij kon het haar niet
zeggen
Toen ging hij weer alleen naar zijn boot.
Eindelijk moest ze toch ophouden te hopen.
Dat zou hij dadelijk bemerken, en dan zou
zij vernemen, dat Jens dood was. Dan, na
eenigen tijd, zou hij haar vragen, of zjj
zijn vrouw wilde worden,-ja, en dan
zou hij haar trouwenHjj zou immers
eigenlijk niet zooveel ouder zijn als zij,
maar vijftien jarenDe man moet toch
altijd oudef"zijn dan de vrouwHij wist steeds
meer redenen te verzinnen, hij werd steeds
zekerder van zijn zaak, maar hij waagde toch
altijd maar niet haar te zeggen, dat Jens dood
wasO God, waarom was Jens ook gestorven
zij zouden zoo gelukkig zijn geworden, die
beidenZou hjj zoo gelukkig zijn met
Stine Zou zjj zoo gelukkig zjjn met hem
ft
e>
Bolswardsche Courant
■i
I
C*1
I