NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD
BOLSWARD EN WONSEB ABEEL.
Een beetje te zwart.
Uit de Raadszaal.
ai
B
KWAST.
M. Oosterbaan Comp.
Verschijnt Donderdags en Zondags. Zes en dertigste Jaargang. 1897.
COGNAC
No. 63.
ZONDAG 8 AUGUSTUS.
echte „Lampe Beige”,
die uitmunt door eenvoud in het gebruik
en lichtsterkte.
VOOR
F
iHMI
4
DONDERDAG 5 AUG. 1897.
exemplaar
4,476,50s
f
ABONNEMENTSPRIJS80 Cents per 3 maanden.
Franco per post 95 Cents.
f 131,320,26
- 26,395,64
f 157,715,90
f 130,308,87
- 31,883,53s
f 161,192,40s
ADVERTENTIEPRIJS: 50 Cts. van 1—7 regels. Ver
volgens 10 Ct. per regel. Overigens naar plaatsruimte.
zien kreeg, begon te grienen
van
reusachtigen araraca, die bezig was
amandel te schillen, zag hij de deur
een klein koffiehuis naast den vogel-
Als Antoine Boitelle deze geschiedenis,
die heel de buurt kende, verteld had, liet
hij er steeds op volgen
„Sedert heb ik voor niets meer hart ge
had, ook voor geen enkel ambacht en
ik ben geworden wat je mij hier zieteen
geutenschepper.
„Maar,' voegde men hem toe, „je bent
toch getrouwd,'
„O jawel,gaf hij dan ten antwoord, „en
aangezien ik veertien kinders by haar heb,
kan ik niet zeggen, dat mijn wijf geen
beste was. Maar toch, bij mijn zwartje kan
zij niet halen, hoor! Mijn zwartje, zie je,
die had mij maar even aan te kijken, en
dan was ik als in den hemel
Hepk. Adv. BI.
samen
Zoodat in kas moest zijn
en ook was
Notificatie.
2. Aanbieding van de Gemeenlerekening
over 1896.
De rekening der gemeente over 1896,
waarbij de ontv. ter somma v. f 130,308,87s
uitg. - 131,320,26
en dus met een een nad. saldo v. f 1,011,38s
wordt met de bijlagen, benevens de schut-
terij-rekening in handen eener commissie ge
steld ten fine van onderzoek en rapport.
Tot leden dezer commissie worden be
noemd de heeren Eisma, Lanter en Mulier.
3. Uitlating van een aandeel in de geld-
leerlingen ƒ17000,—, f 8000,— en f 28000,—
In de geldleeningen 17000,—, ƒ8000,
en 28000,werden respectievelijk getrok
ken de nos. 8, 6 en 2.
Hiervan zal mededeeling worden gedaan
in de Leeuwarder Crt.
4. Onderzoek van de geloofsbrieven van
de vijf benoemde leden van den Gemeente
raad.
Tot de commissie van onderzoek worden be
noemd de heeren Eisma, Banning en Lanter.
Tijdens dit onderzoek wordt de vergade
ring geschorst.
Toen het onderzoek was afgeloopen, ver
wijderden de heeren P. J. de Boer, Y. T.
de Boer en H. Schievink zich uit de «aal.
hij zeer goed, dat het uit was dat de
trouwplannen in het water lagen. En ook
zij begreep dit wel. En terwijl zij het huis
naderden, stonden hun beiden de oogen vol
tranen.
Ten tweeden male trok zij haar kleedje
uit, om de oude vrouw in het huishouden
te helpen. Zy volgde haar in den stal, by
het melken, naar het kippenhok, overal
haar het werk uit de handen nemende
zoodat des avonds de oude, geroerd en on
verbiddelijk, tot haren zoon zeide:
„Hoor eens een braaf meissie is ze.
Jammer, dat ze zoo zwart isMaar waar
achtig, jongen, ’t is al te. Ik zou er me
niet aan kunnen wennen. Ze is al te zwart/
En de jonge Boitelle sprak tot zijne be
minde
„Zij wil niet; zij vindt je al te zwart.
Daar helpt niets aan. Ga dus weer naar
huis. Ik zal je naar het station brengen.*
Aldus deed hy. Hij omsheldsde baar,
hielp haar in den trein en zag haar schrei
end wegrijden. En hoe hij bij de ouden
ook pleitte daar hielp niets aan zij was
te zwart.
Een Kroon p. fl. f 1.30, p.
Twee Kroon f 1.50
Drie Kroon f 1.75
Alleen-verkoop voor Bolsward en
Omstreken.
5
Merk: COURONNE ROYALE.
fl. f 0.70
f 0.80
f 0 90
Hij was soldaat en lag in garnizoen te
Havre. Dom was hij niet, en stijf óók alles
behalve overigens een goede jongen,
ietwat onnoozel, die in zyne vrije uren zijn
grootste vermaak vond in het slenteren
over de vogelmarkt en het bewonderen der
papagaaien, lorri’s en ander buitenlandsch
pluimvee, dat daar, onder groot gekrijsch
en geschreeuw van kooplui en koopwaar
tegader, op zomermiddagen veil geboden
werd. Vooral aan de kakatoe’s, met hunne
kuiven en hunne buigingen, was de jonge
man nooit uitgekeken. Trof hij er een, die
praatte, dan hield hij al grijnslachend heele
gesprekken roet zoo’n vernuftig beesten
de grimassen der apen deden hem letterlijk
den buik vasthouden van pleizier. Voor
een rijkaard kon hij zich geen grootere
weelde denken, dan een huis vol van dit
gedierte er op na te houden. Deze smaak
of liefhebberij voor het vreemde scheen
hem in het bloed te zitten, evenals een
ander een aangeboren neiging heeft tot
honden, of tot de jacht, of tot de konijnen
fokkerij. Geen beestenmark, of Boitelle
was er te vinden.
Op zekeren dag nu, terwijl hij weder
in opgetogenheid stond voor de kooi
een
een
van
koopman opengaan en eene jonge negerin
naar buiten treden, met een rooden doek
om het hoofd en een bezem in de hand,
al vegende. Terstond verdeelde zich zijne
aandacht tusschen den vogel en de vrouw
en hy zou waarlijk niet hebben kun
nen zeggen, welk dier beide wezens hij met
meer verbazing en genoegen gadesloeg.
De negerin, opkijkend, stond op hare
beurt‘versteld over de mooie uniform van
den soldaat. Zij bleef hem roerloos aan
staren, met den bezemstok rechtop, alsof
zij voor hem he’t geweer presenteerde.
Deze opmerkzaamheid harerzijds maakte
hem verlegen, zoodat hij zich omkeerde
en langzaam heenging.
Doch hij kwam terug. Bijna dagelijks
kwam hy terug, en zag door het venster
het kleine schepsel met hare zwarte huid,
glazen bier of brandewijn ronddienen on
der de matrozen. Dikwijls zag zij hem ook,
en dan, zonder ooit een woord gewisseld
te hebben, glimlachten zij elkander toe
als oude kennissen. Eindelijk trad by ook
eens binnen en met verbazing hoorde
hij, dat het zwartje Fransch sprak net als
ieder ander. Het fleschje limonade, waar
van zy een glas aannam, smaakte hem ver
rukkelijk en van nu af genoot hij ge
regeld in het kroegje nabij de haven al de
vloeibare ververschingen, welke zyn beurs
hem permitteerde. Het was voor hem een
dagelijks wederkeerend geluk, de zwarte
hand der kleine schenkster zyn glas met
iets te zien vullen, en daarbij hare witte
tanden te zien lachen, even glinsterend
als hare oogen. Na een paar maanden
waren zy de beste maatjes geworden, en
Boitelle, die de ervaring had opgedaan,
dat het zwarte deerntje al niet minder
vlijtig en zuinig en eerlijk en christelijk
yas* dan de besten onder de blanken*
samen
De uitgaven bedroegen
op den vorigen dienst
tegenw.
Tegenwoordig 11 leden. Afwezig de hee
ren Hommes en Mulier.
De heer Feenstra, oudste Wethouder, fun
geert als Voorzitter.
De notulen worden gelezen en goedgekeurd.
Wordt mededeeling gedaan, dat bij rond
gaande missive van den Voorzitter, d.d. 26
Juli, de vaste vergadering van 29 Juli met
algemeene goedkeuring is verdaagd tot heden.
Notificatie.
PUNTEN van BEHANDELING.
1. Proces-verbaal van Kasverificatie over
hel 2e kwartaal 1897.
Uit dit proces-verbaal blijkt, dat de ont
vangsten bedroegen
op den vorigen dienst
tegenw.
ntoine Boitelle gold in de heele streek
als de specialiteit voor onsmakelijke
karrpwpitip.Q T-ToJ j-a,
Allee n-V e r k o o p der
BOLSWARD.
dat haar te
van angst.
Toen de trein Yvetot naderde, voelde
de soldaat zijn hart popelen. Hij keek uit
het raampje en daar zag hij op het
stationsplein zijn vader, die het paard voor
het wagentje bij den teugel hield, en zijne
moeder, die voorop stond onder de kijkers
achter het hek. Hij stapte uit, hielp zijn
liefste mee op den vasten bodem, bood
haar den arm aan, en schreed met haar,
zoo recht als een generaal, op zijn ouder
paar toe.
Bij het zien naderen van deze zwarte
en opgedrilde mamsel aan den arm van
haren zoon, stond de moeder zóó versteld,
dat zij geen mond kon opendoenen de
vader had werk met het paard, dat van
de negerin nog schichtiger leek te worden
dan van de locomotief. Antoine echter viel
zijn oudjes om den hals en riep
„Hier is zij nu Ik heb je gezegd, dat
ze een beetje donker was maar als je
eenmaal daarover heen bent, dan is er
geen liever meisje op de wereldJe moet
haar maar leeren kennen!... Komaan Hoe
is ’t Blijven we nou maar zoo stijf tegen
over mekaar staan
De moeder maakte nu eene reverentie,
terwyl de vader zijn petje afnam en mom
pelde„Mooi weertje, juffrouw! Ik hoop
nog dikwijls het genoegen hebben.. Ver
volgens nam men zonder verdere plicht
plegingen in het wagentje plaats, de twee
vrouwen achterin op een paar stoelen, de
mannen op den bok.
Niemand sprak een woord. Antoine, niets
op zijn gemak, floot een kazernedeuntje
de vader legde de zweep over het paard
en de moeder gluurde schuinweg naar de
negerin, wier voorhoofd en wangen in den
zonneschijn glinsterden als gevernist.
Om het ijs te breken, keerde de jonge
man zich om.
„Wel? Niks te praten?'
„Nou, nou, alles op zyn tyd,“ antwoord
de de oude.
„Kom, moedertje, vertel maar eens die
historie van de kip met de acht eieren
Dit was eene vermaarde ui in de fami
lie. Daar echter de moeder nog altoos
zweeg, nam Antoine zelf het woord en
vertelde, onder veel gelach, dat onbetaal
bare eierenavontuur. De vader, die het van
buiten kende, kwam al bij de eerste woorden
uit den plooizyne vrouw volgde spoedig
dit voorbeeld en de negerin zelve barstte
op het grappigste oogenblik in zulk een
hinnikend geschater uit, dat het paard er
door in den galop sloeg.
Daar waren de tongen losgeraakt en men
sloeg aan het babbelen.
Zoodra men thuis gekomen was, trok
de negerin hare Zondagsche japon uit en
ging in de keuken een lekkeren schotel
klaarmaken, teneinde de oudjes in het zwak
van de maag te tasten. Ondertusschen
troonde Antoine zyne ouders naar buiten
en vroeg hun met een kloppend hart
„Wel, wet zegt ge er van?'
De vader zweeg. De moeder echter ver
klaarde
„Hoor eens, jongenlief zij is te zwart.
Neen, waarachtig, zy is te zwart. Ik word
er eng van.'
„Je zult er wel aan wennen,' zeide An
toine.
„’t Kan wezen maar ik geloof ’t niet.
Men ging naar binnen. De maaltyd was
goed, lang en vroolyk. Na afloop er van
nam Antoine zyn vader terzyde
„Wel, vader wat zeg je er van?'
De boer echter verkoos zich niet uit te
laten.
„Ik ik weet er niks van. Vraag ’t
maar aan je moeder.'
Toen klampte de jonkman weer zyne
moeder aan.
„Wel, moedertje vertel me nu eens
„Myn beste jongen, waarachtig zy is
te zwart!... Als het maar een klein beetje
minder was, dan liet ik ’t loopen. Maar ’t
is al te’t Lijkt de duivel wel
Hij drong niet aan, wel wetende, dat
de oude vrouw nooit van haar stuk te
brengen wasdoch het hart zonk hem in
de schoenen. Hij wist niet meer, wat te
doen, wat te zeggen. Langzaam slenterden
zij met hun vieren door het koren, alweder
een zwijgend gezelschap. Toen zy door de
dorpsstraat terugkeerden, liep alles naar
buiten, om „de zwarte' na te gapen, die
de jonge Boitelle naar huis had gebracht.
De vader en de moeder, onthutst en ge
ërgerd, verhaastten den stap, op eenen af
stand gevolgd door den zoon, tot wien
zyne beminde de vraag richtte, hoe zijne
ouders over haar dachten.
Hy antwoordde aarzelend, dat zij nog
tot geen besluit gekomen, waren. Toch wist
vatte in zijn hart het kloeke besluit, om
haar te trouwen.
Hij maakte haar deelgenoot van dit plan,
dat haar deed dansen van vreugde. Zij be
zat ook een spaarpenning, haar nagelaten
door de barmhartige oestervrouw, die zich
over het kleine zwarte ding ontfermd had,
toen het door een Amerikaanschen scheeps
kapitein hulpeloos op den wal was achter
gelaten. Een spaarpenning is nooit te ver
werpen. Kort en goed, de soldaat vroeg de
negerin tgn huwelijk doch onder één
voorbehouddat zijne ouders hunne toe
stemming er toe zouden geven.
„Tegen hun zin trouw ik niet nooit!
Dat zeg ik je vooruitverklaarde hij.
„Maar zoodra ik thuis kom, zal ik hun
eens op den tand voelen.'
Inderdaad, in de volgende week reeds
kreeg hij vier-en-twintig uren verlof en
begaf zich naar zyne oudjes, die eene
kleine hoeve bebouwden te Tourteville,
nabij Yvetot. Hij wachtte tot na den
maaltijd het oogenblik waarop de koffie
met cognac de harten ontsluit om aan
vader en moeder kond te doen dat hij een
meisje gevonden had, zóó geheel en in alle
opzichten naar zijnen zin, dat hij op de
gansche wereld eene levensgezellin, die
hem beter passen zou, vergeefsch zou
zoeken.
De oudjes trokken terstond bedenkelyke
gezichten en verlangden ophelderingen.
Hij verborg hun niets dan de kleur van
hare huid. Zy bracht wel is waar niet veel
mee maar toch iets: eene aardigheid
van vijftienhonderd frank in de spaarbank,
haar nagelaten door de vrouw, die haar
had grootgebracht. Voor het overige bezat
zy betere dingen dan geldwant zij was
braaf, flink, zuinig en drommelsche knap
met hare handen.
Door deze mededeelingen half gewonnen,
begonnen vader en moeder zich reeds te
laten vinden toen hij met het teedere
punt te berde kwam.
„Ja zie je,' liet hij er met een ge
dwongen lachje op volgen „er is maar
één ding, dat je misschien niet in haar
zal bevallen... Ze is niet erg blank.'
Dat begrepen zy niet, en hij moest hun
heel voorzichtig met veel omhaal van
woorden, om hen niet te doen schrikken
aan het verstand brengen, dat het meisje,
wél bekeken, tot het donkere ras behoorde
een ras, waarvan de goede menschen
nooit dan in prenteboeken een
hadden onder de oogen gehad.
Hierop werden zij verlegen, ongerust,
angstig alsof' hy hun een vryage met
eene dochter uit het rijk van Pluto had
voorgesteld.
De moeder zeide: „Zwart? En hoe
veel dan wel Over haar heele lijf?'
Hij antwoordde: „Wel, natuurlijk, ja
net als u over uw heele lijf blank bent!'
De vader bracht in het midden „Zwart?
Maar wat noem je nou zwart? Zoo
zwart als houtskool
De zoon antwoordde„Nou, misschien
wel een beetje minder! Zie je, ’t is zwart
maar geen leelyk zwart. Meneer Dinges
zijn pakje is ook zwart maar daarom
is ’t toch niet leelyker dan een wit over
hemd.'
De vader sprak„Zijn er dan in haar
land, die nog zwarter bennen
Waarop de zoon vol overtuiging ten ant
woord gaf: „Wis en zeker!'
Doch de goede man schudde het hoofd:
,’t Moet toch onsmakelyk zijn.'
Waarop de zoon: „In ’t geheel niet. Dat
went wel. Dat is niks dan idee.'
De moeder vroeg: „Maakt zoo’n zwart
vel het beddegoed niet vuil
„Wel neen, zeker nietNiet meer dan
uw vel, moeder, aangezien het hare na
tuur is.'
Eindelijk, na veel vijven enzessen, werd er
overeengekomen, dat de ouders, alvorens te
beslissen, het meisje eens moesten leeren
kennen, en dat de zoon, wiens diensttijd
over vier weken afliep, haar mee naar huis
zou brengen, opdat men zou kunnen zien
en oordeelen, of zij niet te donker was, om
deel te kunnen uitmaken van de familie
Boitelle.
Het was op een Zondag iu de Mei, dat
de jonge man met zyne zwarte beminde,
die zich voor deze gelegenheid in hare
meest kakelbonte plunje gestoken had, de
reis naar Tourteville aanvaardde.
Te Havre in het station reeds hadden
zij veel bekijks, en Antoine was er fier
op, den arm te geven aan eene dame, die
zóó de aandacht trok. Nog levendiger ging
het toe in den waggon derde klasse, waar
zy naast hem had plaats genomende
boeren in de andere afdeelingen van den
wagen klommen op de banken, om over
de beschotten heen te kijken j en ejen kind*
r»
Bolswardsche Courant
J'l
u
w
-JJlUUTd 11U. hvc Z,TJH'C UU.U.CJL8 'ITCCLi THrïL»jj.
„zinnigheid' hadden tegengewerkt.