NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD BOLSWAHO 3ENÏ WONSERAÖEEt T I H k I'! No. 88. Verschijnt Donderdags en Zondags. Zes en dertigste Jaargang. 1897. DONDERDAG 4 NOVEMBER. De Vrouw in de Toekomst. BINNENLAND. VOOB ABONNEMENTSPRIJS 80 Cents per 3 maanden. Franco per post 95 Cents. ADVERTENTIEPRIJS50 Cts. van 1—7 regels. Ver volgens 10 Ct. per regel. Overigens naar plaatsruimte. ;$xxxxxxxxKhXXXxxxxx A fc- I ni droeg. En met groote ontzetting gedacht zij den armen, die vroeger genoodzaakt waren zóólang oude, vuile kleeren te dragen, tot zij hun in lompen van ’t lichaam vielen. De vrouwen der 21ste eeuw willen niets meer weten van blanketten, haarmiddeltjes, poeder, enz. De gezonde levenswijze, de li chaamsoefeningen, die tot in hoogen leeftijd worden voortgezet, maken dat zij er altijd frisch en gezond uitzien. De geestdrift onzer vrouwen voor de toestanden in de toekomst zal vermoedelijk wat verminderen, als zij vernemen, dat in dien tijd geen vrouw of meisje eenig sieraad zal dragen. Goud, zil ver en kostbare edelgesteenten hebben bun waarde verloren sinds de staat gebaseerd is op economishe gelijkheid der burgers. Daar men voor een ton gouds of een schepel dia manten nog niet eens een stuk brood kan koopen. en niemand in staat is zijn krediet te verhoogen, hebben alleen die dingen waarde, waarvan men persoonlijk genot heeft. In onze dagen draagt men sieraden, omdat edele metalen en kostbare steenen symbolen zijn van rijkdom en welstand... Maar voorloopig is dat alles nog toekomst muziek. ’t Is heel aardig te fantaseeren over een tijd, die van zoovele dingen afhangt, welke nog kunnen gebeuren, en dien wij ook geen van allen zullen beleven. De klompenmakers in den Gelderschen Achterhoek klagen reeds lang steen en been, dat zij geen goed werkvolk kunnen krijgen. Terwijl door de opdrijving der prijzen het hout voor 100 paar klompen f 14 a f 16 gemiddeld kost, kan men er nadat zij zijn afgewerkt niet meer dan f 30 a f 36 voor krijgen. Daarvan moet dan af het loon voor den baas, gereedschappen, vracht en vervoer, zoodat voor de verdienste van den knecht niet meer dan f 6 f 7 wekelijks kan overschieten. Voor dit zware werk is dit loon wel wat weinig, zoodat het niet te verwonderen is, dat de boerejongens in de wintermaanden liever naar de ijzergieterijen gaan waar het loon hooger is, zoodat de klompenmakers met het vele werk verlegen zitten. Men wil nu de loonen verhoogen om werkvolk tot zich te trekken. Dit kan echter niet geschieden of de prijs van het hout moet minder worden. Op een vergadering, deze week te Terhorg te houden, wil men be spreken, hoe daarin verandering kan ge bracht worden. vetweidersbedrijf de ramp van het mond en klauwzeer. Dat deze ziekte eene dikke streep door de verwachtingen trok, ligt voor de hand. Intusschen hadden flinke prijzen van het vette vee veel goed kunnen maken, maar ook deze zijn uitgebleven, zoodat de eindrekening voor allen niet anders dan eene misrekening zal kunnen aanwijzen. Een ernstig woord. Bij alles wat in onze dagen wordt gedaan om de armoede te voorkomen en te verlichten, is er één middel dat door velen uit het oog verloren wordt het tijdig betalen van rekeningen, vooral aan de kleine luiden. In het alge meen ware het wenschelijk, dat er niets op rekening werd gekochthet zou velen voor noodelooze uitgaven bewaren. Maar aller treurigst is het, dat er zijn, zelfs onder hen, die met koets en paard door onze straten rijden, die het betalen hunner rekeningen twee, drie, soms vier jaren uitstellen en dan den leverancier, die hen zeer bescheiden om betaling verzoekt, nog zeer onvriende lijk afwijzen. Wie groote zaken doen, werken met een groot kapitaal en hebben overal crediet. Misschien zullen zij dat langdurig uitstel ook wel op hunne klanten verhalen. Maar de kleine winkelier, of ambachtsman, de naaister, die geen kapitaal ter hunner beschikking hebben, komen door dat uitstel van betaling in de grootste verlegenheid. Zij moeten hunne werkstoffen inslaan en contant betalen, want zij hebben geen crediet. Zij durven niet op betaling aandringen, uit vrees van hunne klanten te verliezen. De gevolgen liggen voor de hand. Daarom rich ten wij tot allen, die aan het genoemde euvel mank gaan, ons ernstig woordZiet bij het begin van den winter uwe rekenin gen eens na en houdt een flinke opruiming. Misschien hebt gij er nooit aan gedacht, dat anderen door ons verzuim schade lijden. Dit woord zij een aanleiding om u daarop opmerkzaam te maken. Arnh. Crt. In het Venloosck Weekblad wordt een inkomend recht op de tabak aanbevolen. De schrijver zegt ergens gelezen te hebben, dat het verbruik wordt geschat op 8 kilo ’s jaars per inwoner, welke berekening hij zelf overdreven acht volgens de statistiek zijn er in de laatste drie jaar ingevoerd 204 millioen kilo’s en uitgevoerd 138’ mil- lioen, dus in het land gebleven 71 millioen. Een matig invoerrecht van slechts 50 cents per kilo zou meer inbrengen dan de ver mogensbelasting. Hij merkt op, dat de tabak in alle landen hoog belast is en dat het eene geheel vrijwillige belasting is, daar niemand gehouden is tabak te rookenterwijl dit noch voedzaam, noch voor de gezondheid aanbevelingswaardig is. Hoe die belasting zou moeten worden geheven, zegt hij niet en hij gaat ook niet na welken invloed zoodanige belasting zou hebben op den handel, vooral ook met het buitenland en op de productie in onze ko loniën. Eer men tot zulk eene belasting besluit, zou dit een en ander toch wel eens aan dachtig behooren nagegaan te worden. Zou er eenig verband bestaan tusschen de kwalijkriekende gassen der residentie en de toenemende mania, ja furia, voor bloe men? vraagt de Haagsche briefschrijver der Zw. Ct. ’t Is of we de ten doode geschre ven eeuw onder een berg van bloemen wil len begraven. En vraagt ge, waarvan de honderden bloemenwinkels, die de uitstal lingen van spek- en ossensiagers zoo geluk kig afwisselen, bestaan, dan is een bezoek in de huizen van bruiden, jubilarissen en verjarenden een voldoende verklaring. De begiftigden weten bijna geen weg met de prachtige bonketten, die, wat vroeger dan noodig is, naar de aschbak verhuizen. Ook in sterfhuizen en bij begrafenissen is de furia in gang. Onlangs zag ik een lijkwagen letterlijk onzichtbaar van bloe menkransen, als opgetuigd voor een corso. Het toeval wilde, dat, gelijk met deze sier lijke statie, een andere stoet, bescheiden en zonder eenigen praal, het kerkhof opreed, en toen viel het den honderden aanwezigen als een openbaring op het gemoed, dat die eenvoudige wagen, met een palmtak en een half bedekte mortellenkrans voor alle ver siering, in oneindig betere overeenstemming was met de plechtigheid van het oogenblik, dan de overdadige tooi van den anderen koets, die bruiloftsgedachten wekte. Niet wat op, maar wat in de kist ligt, moet de aandoening gaande maken. De rij van zwarte wagens en menschen, langzaam door het drukke straatgewoel rijdend, maakt den gewilden, goeden indruk op de voor bijgangers Memento moriDe pracht van bloemen en vaandels smoort elke heilzame gedachte in de geboorte. De straatjongens volgen en een legio nieuwsgierige leegloe- pers sluiten zich aan. Wie weten wil, hoe het met de vrouwen geschapen staat omstreeks het jaar 2000, leze eens het nieuwe werk van Bellamy, hetwelk een voortzetting is, zooals wij reeds mee deelden, van zijn „Met jaar 2000.“ Nerveus, zwaarmoedig zijn de dames van dien tijd niet meer; zij doen daarvoor te veel aan gymnastiek, aan lichaamsoefeningen, die zij verrichten in gemeenschap met mannen van denzelfden leeftijd. Het tegenwoordig heerschend verschil in physische kracht tus schen man en vrouw is in de 21ste eeuw verdwenen. Er is in dit opzicht nog wel een verschil tusschen individuen, maar niet tus schen de beide geslachten. In de 21ste eeuw is natuurlijk de opvoe ding der vrouwen geheel anders dan thans. Volgens Bellamy bestaat het voornaamste levensdoel der jonge dames dan niet meer daarin, dat zij zich een heer en meester zoe ken, zulk een wezen kent men niet meer in die eeuw. De vrouw is in alle opzichten de geljjke geworden van den man, het hu welijk is voor haar geen jukde vrouw be hoeft niet meer haar pensoonlijkheid, haar oorspronkelijkheid te onderdrukken, om aan de mannen te behagen. Daardoor hebben het huwelijk en het familie-leven een in de 19e eeuw onbekende hoogte bereikt. Het ligt in den aard der dingen, dat beide geslachten met elkaar wedijveren om elkander te beha gen, maar door wat ze zijn, niet door wat ze bezitten aan fortuin, enz. Want privaat eigendom is er in de 21 e eeuw niet meer, en alle menschen zijn op het gebied van kapitalisme volkomen gelijk. Van het 18de tot het 21ste jaar moeten de jonge meisjes, evenals de jonge mannen, een drie-jarigen diensttijd door maken, in alle mogelijke takken van nijverheid. Zij krijgen daardoor een blik in de verschillende soor ten van arbeid der maatschappij, en kunnen daardoor beter een keuze doen voor het be roep in haar volgend leven. Want een be roep of betrekking moet ieder uitoefenen, ook de vrouw, en er is geen beroep, dat voor het vrouwelijk geslacht gesloten is. De vrouw kan te beter alle beroepen uitoefenen, wijl eerstens haar physische kracht gelijk staat met die van den man, en ten tweede omdat de machines toch het meeste werk doen. Natuurlijk is in den tijd, waarin Bellamy ons wil voeren, de kleeding der vrouwen veranderd. Zij is rationeeler geworden zonder dat daardoor aan de schoonheid en bekoor lijkheid te kort wordt gedaan. Maar de ge waden in de teerste kleuren, in modellen zooals de vrouwelijke verbeelding ze maar kan bedenken, en waarvan de stoffen gelij ken op linnen en zijde, worden gemaakt van. papier en kosten hoogstens 20 cts. Papier is immers veel lichter dan iets anders en sluit zich nauwer aan het lichaam aan en doet de vormen voordeelig uitkomen. Daarbij kan het zoo bereid worden dat het genoegzame warmte geeft en geen vocht doorlaat. Het gevolg van dit gebruik van papier is, dat er geen groote wasschen meer zijn. Elk stuk van de kleeding wordt, zoodra het een beetje vuil begint te worden, weggeworpen. Mooie kleeren worden meer gezocht dan sterkeen duurzame. De mode, deze wispelturige godin, is onttroond. Ieder kleedt zich naar zijn eigen smaak, in overeenstemming met zijn indivi- dueele persoonlijkheid. De grootste vrouwenhater zal geen reden meer hebben om den vrouwen praalzucht te verwijten, en de zindelijkste en ordelievendste vrouw zal zich niet meer behoeven te be klagen over de achteloosheid in het toilet der mannen. De benauwende rok is verdwe nen, de vrouwendracht onderscheidt zich in hoofdzaak niet meer van die der mannen. Toch zal de kleeding niet onvrouwelijk en allerminst indecent zijn integendeel, de klee ding der mannen zal zich ook eenigszins schikken naar die der vrouwen, en zoo zal er een toenadering plaats hebben van beide kanten. En bij het vrouwen- zoowel als bij het mannengewaad zal op den voorgrond staande kunst om zich te kleeden. De gedachte, vuile kleedingstukken te was schen, schoon te maken en dan weer aan te trekken, zal den menschen der 21ste eeuw onmogelijk schijnen. Edith, de heldin van Bellamy’s roman, kan maar niet begrijpen, hoe de vrouwen der 19de eeuw niet alleen de slechte gewoonte hadden om gewasschen kleeren aan te trekken, maar ook de bui tenste kleedingstukken, zonder ze schoon te maken, weken lang, jaren lang, en als ze bijzonder duur waren bijna een geheel leven lang te dragen, om ze ten slotte nog na te laten aan hun kinderen. Het scheen haar ongelooflijk, dat er moeders konden zijn, die haar bruidsgewaad zoolang bewaarden, dat jwr dochter het nog weer op haar bruiloft Het vergaan der wereld. Iemand uit Alkmaar richtte zich dezer dagen tot den heer Falb te Berlijn om te vernemen of de berichten in de verschillende bladen, als zou door hem voorspeld zijn, dat onze planeet op 13 November 1898 in botsing zou komen met een ander, waarheid bevatten. Den 28e kwam per briefkaart van den heer Falb het volgende bericht: Hochverehrer Herr 1 1st niemals von mir behauptet worden. Nur die Möglichkeit des Zusammentreffens mit dem Kometen 1866 I, am 13 Nov. 1899 habe Ich erwahmt. (WelEd.Heer! Dat heb ik nooit voorspeld. Slechts van de mogelijkheid van een botsing met komeet 1866 I op 13 Nov. 1899 heb ik melding gemaakt.) Een moord op den Westertoren. Gister avond omstreeks 6 uur, zoo tusschen licht en donker, werden de omwonenden van den Westertoren door een angstig geschrei van den toren naar buiten gelokt. Spoedig verzamelden zich honderden om den toren, het hoofd in den nek met diep medelijden naar den bovensten trans starende, waar men duidelijk de moordenaar bezig kon zien met zijn slachtoffer. De menigte gaf op welsprekende wijze haar afkeuring te kennen en schreeuwde den moordenaar de liefelijkste woorden toe. Sommigen poogden den toren binnen te dringen, doch tevergeefs. De torenwachter scheen nog niet op zijn post te zijn, waarvan de moordenaar blijk baar gebruik gemaakt scheen te hebben. Intusschen bleef het geschrei aanhouden en werden de zenuwen der toeschouwers voortdurend geschokt, totdat de moordenaar zijn slachtoffer losliet en dood liet vallen. Spoedig had men de vermoorde opgebeurd en terwijl de nieuwsgierigen de hoofden bijeen staken, klonk het met innige ver achting „’t Kreng heeft ’m heelemoal uit gezogen,® terwpl bjj de gehavende en ge plukte duif deu omstanders liet zien. ’t Stomme dier®, mompelde een oud vrouwtje, ’t Zij n zulke krengen die sperwers, maar as ie bij mij op ’t plat durft komen bijt ’k ’m de kop af,“ verzekerde een op geschoten jongen die een duivenplat bezit. Vol van medelijden met het arme ver moorde duifje en vol afschuw voor den moordenaar, den sperwer, den meest ver achten en meest ge vreesden vogel van de duivenplatbezittende Jordaners, verspreidde de menigte zich. .duist. Crt. Heerenveen, 30 Oct. Zoo tegen en in November telt ook onze veemarkt mee. Dan komen hier kooplui, die in gewone tjjden niet onze markt bezoeken, en ’t aangevoerde vee is groot in tal, maar... klein van stuk. Ten minste van daag was ’t meest allemaal jongvee. Kooplust was er weinig. Wat er van dit jonggoed verhandeld werd, ging meerendeels naar den Bergumer hoek, De volgende markten zullen drukker zijn, werd gezegd. Wie nu geen genoegzamen prijs kan bedingen, wacht liever zijn avon tuur af, maar... krijgt dan ook wel eens het deksel op den neus. De eerste gelegen heid is de beste, in de meeste gevallen. Avonturen op latere markten loopt ge woonlijk op scha uit voor den verkooper. Die handelswijsheid deden we heden van een veekooper op. En wat we meer opmerkten Dat evenals men in een mensch nooit meer deugden ontdekt, dan wanneer hij als candidaat bij een of andere verkiezing wordt aanbevolen, geen koe of kalf op sta) droomt voor al de voortreffelijke hoedanigheden, die de eigennaar haar op de markt weet toe te kennen. Zoo hoorden we bij lof en bod een koe- beestje roemen als deugdzaam en trouw, eerlijk en... braaf, „jowt mólke as goud en is net dreeg te ounderhalden,“ waartegen een bejaarde boer zoo bij zijn neus langs opmerkte: „as men fee ten ’e merk krijt en it komt thus, dan fait it mar komselden ta.“ Bij een ander beestje had de afdinger ’t hoogste woord, „’t Is ’n ougriis sa ’t er op syn poaten stiit’t wirdt ’n skande foar ’t heele stik lanjy krije er fen ’t hjerst net sa’n priis wer foar as ik jou bean ha. Né, ’k wol ’m net iens mear hakom mei Sikke Doch als de koopman wil heengaan met zijn kameraad, zegt de boer“nou sje der en slaat toe. „Dat wist ik wol“, zegt de ander weer, „kom mei, dan schil ’k jy bitelje. Sikke, wost ek net ’n supke ha ten ’e boer En ’t drietal gaat een herberg binnen. Weer op ’n andere plaats heeft „’n taaie“ handel plaats. „len goune forskil“, zegt de verkooper, „mat it dêr nou om oergean „Ja man, dat scoe krekt de fortsjiust wêze kinne„. „Nou, stap er mar oer hinne, dan bin ik gjin houn om ’n berenburgje to jaen.“ „Ja, dou kinst maklik trakteare, as ik ’t bitelje. En zoo gaat dat met eindelooze variatie’s. Maar zooals gezegd, er was heden weinig handel, weinig actie, „’n treurig boeltsje“, zei ’n slager. Hepk. Adv. Bl. Tr. Zuidwesthoek, 1 Nov. Dat de vetweiderij een bedryt vol risico is, is mis schien nimmer te voren zoo sterk gebleken als dezen zomer. Een onverwacht voordeel tje juist dit maakt dezen tak van vee teelt zoo aantrekkelijk viel geen enkele weider ten deel, terwijl alle tegenspoeden in het boerenbedrijf de zijne waren. Aller eerst liep het hem tegen met de huurprijzen der landerijen. Door de malaise in den veehandel zetten de boeren zoo weinig mo gelijk vee af, waardoor het aantal gegadig den voor losse perceelen weiland belangrijk toenam, wat weer stijging der huren tenge volge had. Iq de tweede plaats trof het In de Avondpost maakt de heer M. Judels de volgende opmerking: Zooals iedereen weet, worden de duurste en natuurlijk de mooiste postzegels van Nederland en andere landen voor de post pakketten gebruikt. Deze moeten op de daarbijzijnde kaarten geplakt worden, doch in handen van geadresseerden komen zij nooit terecht. Waarom niet en waar dan? Laat ons een Hollandsch zegel van f 2,50 volgen. Gij koopt een zegel van een rijksdaalder. Dit plakt gij op de kaart. Deze gaat bij het pakket. Dit wordt bezorgd, de kaart afgeteekend en deze komt met zijn post zegel terecht op het rijkspostkantoor. Het zegeltje wordt er netjes afgehaald, en ziet, bij de eerste publieke verkooping in Neder land van Nederlandsche rijkspostzegels, uit gaande van het Nederlandsche Rijk, brengt zoo’n zegeltje toch nog een 80 a 90 cent cent op, altijd bij 50 of 100 tegelijk. Wie heeft het recht zegels in te houden, die feiteljjk hunne waarde hebben verloren en reeds hun dienst hebben volbracht? Toch zeker niet het Rijk zelf, dat ze oorspron kelijk verkoopt, maar toch zeker wel de geadresseerde Wk Bolswardsche Courant M i ft

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Bolswards Nieuwsblad nl | 1897 | | pagina 1