NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD OLSWARB EN WONSERAOEEI. De laatste uitweg. I 1 No. 95. Verschijnt Donderdags en Zondags. Zes en dertigste Jaargang. 1897. o 1 I ri IR b ZONDAG 28 NOVEMBER. ji B1NNEJNLA1ND. VOOR pak zijn nu even geacht L' ABONNEMENTSPRIJS 80 Cents per 3 maanden. Franco per post 95 Cents. s Uit het Zweedsch. ADVERTENTIEPRIJS: 50 Ctö. van 1—7 regel». Vei- volgens 10 Ct. per regel. Overigens naar plaatsruimte. nu geen uitweg meer, ner- i- I Oldeboorn, 23 Nov. Dat de wateren in deze environs zoo nu en dan nog wel eens eene goede vangst kunnen opleveren, bewijst het feit, dat heden door G. Slottje alhier met nog een paar liefhebbers, met schakels en breinetten in de waterlossingen van het Waterschap „de Zwette" onder Goëngahuizen, behalve eenige snoeken, on geveer 140 halve kilo’s blei is gevangen. Oostergoo, 25 Nov. Naar wij uit goede bron vernemen is door circa 30 olieslagers in deze provincie een Bond opgericht met het doel hunne belangen te behartigen. Overal als het ware coöperatie. Fr. Zuidwesthoek, 24 Nov. De vee* prijzen zijn hier thans als volgtvette varkens, levend gew., 20 22 cent, schoon aan den haak 25 cent, vette schapen 18 20 cent, dito koeien 22 a 25 cent, alles per 1'li K.G. In vette varkens en melkoeien is zeer goede handel, in schapen minder. Hardegarijp, 25 Nov. De vrouw van Albert Lindeboom alhier, is heden bevallen van drie meisjes,allen in leven. Heph.Ado.bk hij nooit eerder gezien had, een wezen van een ander ras dan hij. En plotseling kwam het in hem op, dat hij gedurende al deze maanden niet met Alma getrouwd geweest was, maar met eene onbekende, eene indring ster, een bedriegster en aan die vrouw was hij voor het leven gebonden. Zij was de dochter baars vaders 1 Het was zjjn begrip van eer, dat ook in haar leefde Waarom had hij niet in zijne dwaling mogen blijven? Waarom moest zij het mas ker afleggen Alles was nu verwoest. Het verleden, die heerlijke drie maanden van zelfbedrog, was ontheiligd door de leugen en de toekomst lag voor hem als iets ver nederends en weerzinwekkends. De toekomst? Eene toekomst met haar? Neen, dat was onmogelijk. Niet zonder ach ting en liefde. Twee menschen, die een lang leven naast elkaar voortsleepen, onder den schijn alsof zij alles gemeen hebben, terwijl geen enkele gedachte, geen enkel gevoel van den een weerklank vindt bij den ander twee galeislaven, aan denzelfden ketting gebonden, maar ieder eene andere taal spre kende en met het hart vervuld van wrok jegens elkander neen, dat kon niet zijn. Zoo ellendig zouden zijne schoone droomen niet eindigen. Als zijne geurige oase door een aardbeving verzonk, wilde hij mee ver dwijnen. Hij was ook wel alleen geweest, voordat hij haar op zijn weg ontmoette, maar alleen te zijn met die onuitsprekelijk bittere herinnering neen, dat kon hij niet, daartoe was hjj niet sterk genoeg. Hij stond thans op de Catharinabrug en boog zich over de leuning. De donkere diepte staarde hem aan als met honderd vurige oogen. De ijzige wind verstijfde hem de leden en beet hem in het hart als een slang. De wilde vlucht der zware wolken en het spel der maan maakte hem duizelig het was hem alsof hij geen grond onder de voeten had, alsof hij in de ruimte zweefde hij viel en viel ’t was zulk een pijn stillend, heerljjk gevoel, alsof zachte moeder handen zijne smart wegstreelden. Maar in eens schrok hij en streek zich met de hand over de oogen. Neen niet sterven, niet laf de vlucht nemen hij kon nog werken hij kon zjjne verplich tingen nog nakomen. Hjj had immers nog een schuld af te doenzjjne eer te redden Het zou jaren duren, lange jaren, maar het zou gaan, het moest en nu, nu hjj alleen was, zou de arbeid hem helpen, de herinneringen op een afstand te houden. Hjj bracht den nacht in een hotel door met het schrijven van brieven aan handel- vrienden, waarin hjj beloofde, in de toe komst al zjjne schulden te zullen afdoen. Daarna stelde hjj een telegram op aan zjjn broeder in Londen, hem zijne spoedige komst daar berichtende. Aan zjjne vrouw schreef hjj verscheiden vellen vol, maar hij ver scheurde ze ook weer en wierp ze in het vuur. Woorden konden haar hare handels- wjjze niet, leeren begrijpen, evenmin als zij eene brug konden slaan over den gapenden afgrond, die er tusschen hen ontstaan was. Hjj schreef op eene kaart slechts deze woorden „Vaarwel, Alma! Het beste is, dat wjj elkander nooit weerzien. Gjj zjjt mjj te verstandig". Hjj spoorde met den dagsneltrein naar Göteborg. Van de spoorwegbrug had hjj het huis op de Korenmarkt, waar zij ge woond hadden, kunnen zien, want de mor gen was reeds aangebroken, maar hjj keerde zich met geweld af naar den anderen kant en staarde naar den Malar. Ned. gedaan worden, zijne vrienden zouden gelijk krijgen, voor den oningewijde zou het den schijn hebben, alsof hjj Alma getrouwd had om haar geld? Het moest gebeuren er bleef hem niets anders over. Nog dezen avond moest hij haar alles zeggen en haar gelegenheid geven, hem al het hare aan te bieden. Hij wist immers, dat hij maar een half woord be hoefde te spreken... doch het halve woord, het viel hem zoo bitter zwaar dat uit te spreken. Intusschen de schade kon her steld worden. Als de storm eens voorbij was, zou hij zjjne werkkracht tot het uiterste spannen, al zjjn beleid in zaken aanwenden, sparen als een gierigaard, om de som weer bjjeen te krijgen, die hjj nu van haar leenen moest. Voor hjj het zoover gebracht had, zou hjj zich niets dan ’t noodzakeljjkste gunnen. Nu kwam het er bet eerst op aan, den val te voorkomen, die zooveel anderen meesleepen zou en daarom mocht hjj niet langer aarzelen. Hij zat op de sofa in zijne kamer en wachtte op hare terugkomst. En lang be hoefde hij niet te wachten daar hoorde hij haar vluggen tred reeds op de trap, hjj stond op en kwam haar bij de deur tege moet. Zij wierp zich in zjjne armen met een gelukkig lachje en streek hare zachte wang tegen de zyne, zooals zij deed, als zjj in haar liefste stemming was. O, haar in zijne armen te hebben en naar dat lieve, kinderlijke gezichtje te kjjken, het was balsem voor alle zorgen en alle lijden Zij deed hoed en mantel af en ging toen met hem mee naar zjjne kamer. „Gjj akelige Tor, mjj niet eenmaal te schrijven in al die lange drie dagen zeide zjj. hem speelsch in zjjn oor knjjpend. „Nu, hebt gij goede zaken gedaan en zjjt gij tevreden „Neen, ditmaal niet, de reis is eigenlijk geheel overbodig geweest." Er was eene uitdrukking van gespannen verwachting op haar gelaat gekomen, ter wijl zij op zjjn antwoord wachtte en nu werd zij ineens heel ernstig. „Gij zijt gegaan om geld te leenen niet waar?" zeide zij. „HoeWeet gjj... „Ik weet alles. Papa zei het mij dadeljjk, toen ik hem vertelde, dat gij naar Göteborg waart. Ik weet alles, alles wat papa en ons boven ’t hoofd hangt. Hij is oprechter tegen mij geweest dan gij. Ik ben bjjna al dien tijd, dat gij weg waart, bjj hem geweest en we hebben over niets anders gepraat dan over cjjfers." Zij wist hetEr viel hem een pak van ’t hart. Hij behoefde haar dus dat verdriet en die vernedering niet toe te brengen, zjjn schoonvader had het op zich genomen, en daarmee bljjkbaar een bewjjs gegeven, dat hjj spjjt had van zijne oneerlijkheid en gaarne iets goed wilde maken. „En ben je niet erg geschrokken en be droefd „Neen nu niet meer, maar in ’t begin vond ik het heel naar, dat kunje wel den ken. Ik heb den geheelen morgen geschreid en papa had de grootste moeite mij te troos ten. Ik was zoo boos op papa, dat ik hem ja wel had kunnen slaan. Én ik zei hem ook wat ik er van dacht, ’k heb er geen doekjes om gewonden ik zei hem dat het laag van hem was, zijne eigen kinderen bedrogen te hebben en hij was erg be droefd en vol berouw, die arme papa. Ik geloof, dat ik het hem nooit vergeven kan al doet hjj ook alles om mjj pleizier te doen en zoo goed mogeljjk voor mjj te zor gen in deze treurige omstandigheden. Ja, men mag zeggen wat men wil van papa, praktisch en verstandig is hij en meu doet dwaas, zjjn raad niet op te volgen." Zjj was opgestaan en naar de schrijftafel gegaan en zag daar de geopende brieven liggen. „Hebtgij ’t bjj verscheidenengeprobeerd?" „Ja bjj een paar oude vrienden „En zeiden zjj neen? overal?" „Ja, overal." „En weet gij geus „Neen, Alma, en ik ben zoo wanhopig ’t meest om jou Dat behoeft niet, beste," zeide zjj, hem over ’t haar en de wangen streelende. „Voor ons is er immers eigenljjk geen nood ik heb immers geld Hjj wist het hjj had het al dien tijd geweten, dat hjj geen enkel woord zou be hoeven te spreken en toch deed het hem nu zoo aan, dat hjj wel zou willen schreien. Hjj trok haar tot zich op de sofa, sloot haar aan zjjne borst, kuste haar innig op de wang en kon niets anders zeggen dan: „Alma! Mjjn eigen lieve Alma! Hoe zal ik je kunnen danken Waarvoor zoudt gjj mjj danken ant* woordde zij vroolijk, terwijl zjj zich uit. zjjne armen losmaakte. „Mijn geld is immers het jouwe, dat is zoo natuurlijk als iets. Neen, kus mij nu niet. Tor, daar hebben wij nu geen tijd voor ik kan nu aan niets anders denken, voordat ik je mijne plannen verteld heb of liever gezegd die van papa, want hij heeft eigenlijk alles bedacht". Zij was bij de schrijftafel gaan zitten, nadat zij de roode kap om de lamp had gedaan, wat hij in zjjn haast vergeten had. En nu vervolgde zij op den kalmsten toon „Papa wilde absoluut, dat wij samen er uitvoerig over spreken zouden, voordat gjj thuis kwaamt, opdat er dan niet meer over te redeneeren zou zjjn en wjj je onze plannen kant en klaar voorleggen konden. Gij weet, dat hjj je nooit geschikt heeft gevonden voor zakengij zijt te veel een idealist, zegt hij, ja een echte dweper, en daarin heeft hij gelijk. Hoor eens, hoe goed wjj het uitgerekend hebben. Als de verga dering der crediteuren, de verkooping en al die akelige zaken achter den rug zjjn, gaan wjj naar Abalmö en daar weet papa bjjzonder geschikt werk voor jou..." „Crediteursvergadering verkooping?" herhaalde Tor ontsteld. „Ja, zeker, daar is niets aan te verhelpen, daar moeten wij ons in zien te schikken, zooals zooveel anderen reeds voor ons ge daan hebben en als ik mjj met die gedachte al verzoend heb, moet gij het ook kunnen doen. Het is wel jammer, dat wij ons mooi nieuw huis verlaten moeten met al die mooie meubeltjes, maar als wjj toch zoo ver weggaan is het toch beter, ze maar te verkoopen en wjj kunnen in Kopenhagen veel mooiere en goedkoopere krijgen." „Waarvan?" stamelde Tor. „Van mjjn geld natuurlijk. En wat jouw werk betreft, dat is geloof ik iets bjj den uitvoer van boter iets heel solieds geld in ontvangst nemen van de Engelschen en dat uitbetalen aan Schonensche boeren. Men behoefde daarvoor geen koopman te zijn, nauwgezetheid en orde komt er alleen maar bij te pas en daarin kan niemand je overtreffen, Tor. Ik heb er niets tegen, naar Malwö te gaan, ik ben daar geboren en heb er al de vrienden uit mijne jeugd ik zal het er best uithouden. Nu, papa zal je wel meer vertellen van die zaak. En wij behoe ven niet met leege handen te beginnen ik heb mijn dertigduizend nog, dat is ge noeg voor den eersten tijd, totdat de zaak op gang is. O, wjj zullen geen onderscheid bemerken, gij zult het zien. Al die onaan genaamheden hier nog moeten wij maar als een voorbijdrijvend onweer beschouwen daarna wordt het eigenljjk nog beter dan vroeger." „En dan die menschen, die hun bespaard geld bjj mjj gebracht hebben die op mijne eer vertrouwd hebben „Ja, mijn hemel, dat is wel erg jammer, maar dat gebeurt alle dagen, zegt papa en wij gaan immers ver weg, gij behoeft nooit een van je vroegere handelsvrienden weer te zien als gjj niet wilt en dan is dat spoedig vergeten. Dat was immers ook zoo met de Axlings en de Berges en wie denkt daar nu nog aan Papa verloor verscheiden duizenden aan hen en toch hebben we even intiem met hen omgegaan ze komen overal en als vroeger." Op dit oogenblik kwam het dienstmeisje aan de deur om mevrouw te spreken. Alma stond op en ging de kamer uit Tor was alleen. Ja alleenAlleen, nu en voor altijd Zij, die zooeven de kamer verlaten had was, in eens als ’t ware duizend mijlen van hem verwjjderd het was hem alsof hjj haar nooit meer zien zou nooit meer zou wil len zien. Hjj kon aan niets denken. De slag was zoo plotseling gevallen, dat zjjne hersenen verlamd schenen. Hjj stond op, deed een paar pas, pakte werktuigelijk een briefperser op, brak een lucifer in kleine stukjes en ging toen de deur uit naar het donkere portaal, waar hjj even werktuigeljjk den hoed opzette en de pelsjas aantrok en zoo ging hij de trap af, langzaam, met staren den blik als een slaapwandelaar. ’t Was een koude, natte Novemberavond de volle maan verdween gedurig achter de jagende, zwarte wolken. De straten waren leeg. Hjj liep voort, doelloos, zonder besef waar hjj was. Maar van lieverlede hernamen de hersenen hun werk. De gerechteljjke verkoop, de oneer, de schaamte over wat komen zou, dat alles was als uitgewischt. Hjj herinnerde zich slechts het groote verlies, dat hij pas geleden had, onherstelbaar als van een sterfgeval. Alma had hem verlaten die vrouw, die daar in hunne woning op hem zat te wach ten, was eene vreemde voor hem, een die 1 oen Tor Millner, gevolgd door een besteller, die zjjne reistasch droeg, voor de deur van zjjne woning op de Korenmarkt stil stond, zag hij, dat er nergens licht brandde. Zou Alma dan reeds naar bed zijn Hij gaf den besteller in ’t portaal zijn geld, nam de reistasch van hem over en liep haastig de trap op. Terwijl hij in de gang zjjn pels afdeed, kwam het dienst meisje daar aan, om hem te zeggen, dat mevrouw den geheelen dag uit geweest was, waarschijnlijk naar haar vader, maar dat zjj nu wel gauw thuis komen zou. Hij ging naar zijne kamer, en stak met zooveel haast de lamp aan, dat de hand, waarin hjj den lucifer hield, trilde. Ja, daar lagen verscheiden brieven op zjjn portefeuille twee ervan nam hjj op en begon ze ter stond te lezen. De inhoud was zooals hjj dien verwacht hadde moeielijke tijden groote uitgaven voor zich zelf ón mogelijk de verlangde som te leenen hoopte een volgenden keer van dienst te kunnen zjjn het speet hem zeer... ’t Zelfde antwoord als hij in Göteborg gekregen had, vanwaar hij nu gekomen was. Een andere keer een andere keer, zoo had het daar ook geheeten, ofschoon zjjne vrienden evengoed wisten als hij, dat het alleen voor dezen eenen keer was, dat hjj hunne hulp behoefde dat het de eerste, maar ook de laatste maal was, dat hjj den bitteren beker ledigde en bedelde om geld. Zij wisten, dat het zjjn schuld niet was, dat hij zoo in verlegenheid zat, maar die van zijn schoonvader, die hem door valsche voorspiegelingen in een zaak gelokt had, welke allen solid en grond miste en nu op springen stonddat tal van an deren, geheel onschuldig, meegesleept zou den worden in den valzjj wisten, dat zijn geheele bestaan er van afhing en toch Maar misschen waren zjj toeschietelijker geweest, als zij niet allen geweten hadden, dat hem nog één uitweg overbleef, dat Alma’s moederlijk erfdeel hem nog kon redden. Zjj konden immers niet vermoeden, hoezeer het hem tegen de borst stuitte, tot dit laatste middel zijne toevlucht te nemen. Niet dat hjj vreesde, dat zijn lief vrouwtje ook maar een oogenblik zou aarzelen, hem dat geld te geven om zijne eer te redden. Zjj zou het zich tot een geluk rekenen, daar was hjj zeker van, dat zij hem de schande bespaarde, als een bedrieger te staan tegenover zooveel eerlijke menschen, die op hem vertrouwd hadden en nu doorhem geruïneerd waren. Als zij het doel van zjjne overhaaste reis naar Göteborg geweten had, zou zjj hem haar klein vermogen aan geboden hebben, om hem de vernedering te besparen, bjj vreemden om geld te bede len. Gelukkig wist zjj nergens vanhjj had, toen de vreeseljjke slag kwam, zich met bovenmenscheljjke kracht beheerscht, om het voor haar verborgen te houden.’t Was immers haar vader, die hem dit aandeed, daarom moest hjj zwjjgen, zoolang het kon om haar gevoel te ontzien. Neen, er was een andere reden, waarom hjj tot dezen „laatsten uitweg" den moed niet bezat. Gedurende de korte maanden, dat hjj getrouwd was, was hjj gewoon ge raakt de verhouding tusschen hem en Alma als iets onaantastbaar heiligs te beschou wen, dat door het proza des levens niet bezoedeld mocht worden, als eene bloeiende, geurige oase midden in de grauwe, een tonige woestenjj van ’t alledaagsche leven, een schatkamer, waarin alles bewaard werd wat het leven voor schoons en warms heeft, waar het koud woord „zaken" niet genoemd mocht worden. En hjj was bovendien zoo uitermate trotsch. Toen hjj in dien zomer buiten op Dalarö kennis maakte met Alma en zjjne vrienden van de aanstaande ver loving onderricht werden, had het hem onduldbare pjjn gedaan, dat zjj hem felici teerden met zjjn geluk, zulk een goudvischje gevangen te hebben. Hoe ijverig waren zjj niet geweest met uit te rekenen, hoe groot haar vaders vermogen wel niet zjjn kon hjj werd toen voor zeer rjjk gehouden alsof het hem slechts om haar geld te doen was. Daarom drong hjj er op aan, dat zjj buiten gemeenschap van goederen trouwen zouden. Alma zou haar moederljjk erfdeel behouden, dat zou haar als getrouwde vrouw eene onafhankelijke positie geven en hen beiden vrijhouden van duizend kleine on aangenaamheden, die de huishouding anders zoo licht in ’t leven roept. En die schik king, waarin hjj zich zoo verheugd had, die zjjn pantser was tegen alle kwetsende, onrechtvaardige vermoedens, zou nu te niet Bolswardsche Courant i i j i ft 1 s i

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Bolswards Nieuwsblad nl | 1897 | | pagina 1