NIEUWS EN ADVERTENTIEBLAD OLSWARD EN WONSERAOEEE ïl No. 3. Verschijnt Donderdags en Zondags. Zeven en dertigste Jaargang. 1898. W eerg-e vonden. v Uit de Raadszaal. I ZONDAG 9 JANUARI. g VOOR L’ altijd op volgen, „het P. J. de Boer, IJ. T. de Boer, a. c. niet leeg. voor ABONNEMENTSPRIJS80 Cents per 3 maanden. Franco per post 95 Cents. I VRIJDAG 7 JANUARI 1898. 71.701.35 - 66.522.935 I ADVERTENTIEPRIJS50 Cts. van 1—7 regels. Ver volgens 10 Ct. per regel. Overigens naar plaatsruimte. V een flink man, die mij dien korten tyd zeer liefhad. Zijn moeder nam mijn hoofd dikwijls in de handen en kuste mij dan op de haren.., Het deed my zoo goed, dat alles, want ik was alleen, zonder ouders, zonder zusters of broers., en nu...“ „Alice, zie my dan eens aan, kent ge mij dan niet meer, weet ge niet, dat ge aan mijn borst de eerste tranen schreidet over Wilhelm’s verlies, dat ge de derde waart in het verbond der smarte... Alice... De armen om zyn hals en het hoofdje aan zyn borst gedrukt, zocht ze opnieuw troost en hij trachtte haar dien te geven, als toen, toen, den dag, dat nig, wat het is te lyden en alleen te wil len zijn met zijn smart, zoo dacht hy ver der en sloeg de oogen even terzijde. Zij was zeer eenvoudig gekleed in een effen donkerbruin japonnetje met een don ker hoedje op de blonde haren. Ze had de blanke handen in den schoot gevouwen en keek, zonder op te zien, droe vig voor zich uit. Zelfs scheen ze zyn bijzijn vergeten te en prevelde iets, s hier eens zoo gelukkigklonk van de bleeke lippen en dan nog „Wilhelm..." oogen van Een adres van de heeren S. Alkema 1UDDUUCJX, w aai uy VCr- zijn hotel met ingang van 31 Jan. hebben „Ik was het zacht zachter De oogen van den ouden man blikten verbaasd haar aan en alsof zij het voelde, zoo keek ook zij onwillens zijn kant uit. Een fijn blosje overtoog het droevig bleek gezichtje en verschrikt vroeg zij „Heeft u tot my gesproken „Neen*, antwoordde hij, zóó bits, dat hij van zijn eigen stem schrikte. Maar, als gevoelde hij spijt over zijne hardheid, liet hij er op volgen „Ja, toch. Als het niet te onbescheiden is, wilde ik u de beteekenis vragen van de woorden, die ge zooeven geuit hebt, zon der er om te denken, dat iemand ze hoorde11. „Gij zeidet„Ik was hier eens zoo ge lukkig* en... daarop noemdet gy een naam. Ik maak daaruit op, dat ge nu u zelf zeer ongelukkig gevoelt, te meer, daar ge er zoo treurig uitziet11. Verbaasd blikten nu ook de blauwe meis- jesoogen in de zijnen, maar die terugstoo- tende man stemde de arme Alice niet me dedeelzaam. Ze sloeg den blik weder neer en begon weder voor zich uit te staren. Ook hij trok zich weder terug en zag naar den grond. Langzamerhand zag hij een beeld voor zyne herinnering verrijzen, dat reeds lang verflauwd was. De lijnen werden scherper, de omtrekken teekenden zich helderder af tegen den ach tergrond en daar stond het voor hem een dartel vroolijk meisjeskopje, met de blonde krullen langs de slapen fladderend. Een overmoedige trek om de fijne lippen, die, zich openend, een rij van de kleinste tandjes lieten te voorschijn komen, en een klein handje, werd hem vriendelijk ten groet gereikt. Het was nog in zijn goeden tyd geweest, dat hij haar gekend had. Toen leefde zijne Anna nog, zijne lieve vrouw, die dat blonde kopje dikwjjls in de handen nam en er een kus op drukte. Toen was ook hij er nog, die... Maar dat alles was hij vergeten, het was uit zijn geheugen weggevaagd, als zoovele andere herinneringen door de smart. Nogmaals zag hij naar het meisje naast zich en duidelijker verscheen hem weer het beeld uit vroeger jaren. Maar neen dat kon zij niet zijn... Voor het eerst in zijn lijden, gevoelde Wil helm medelijden voor de smart van anderen. Dat jonge leven, dat vroeg scheen ge knakt, trok hem aan. Die lieve, lachende oogen van vroeger, nu zoo droevig te zien staren, dat vroolijk lachje veranderd te zien in een weemoedigen trek en de heldere roze tint in doorschijnende bleekheid, dat alles deed hem pijn. Hij nam haar hand in de zijne, terwijl hij met zachte deelnemende stem vroeg „Lief kind, vertel nog eens, wie u zoo wreed den dartelen levenslust ontnam.11 „Ik kan niet11 klonk het bijna snikkend terug en hare handen zachtkens uit de zijne losmakend, bedekte ze het gelaat en dan klonk het als eene echo nog zachter dan zooeven: „Ik kan niet!11 Langzaam schudde de oude man het hoofd en liet haar schreien, ongestoord. Na een zacht droevig snikken, zag Alice weer voor zich en als in een droom zei ze „Het was nog niet lang geleden het was hier bij deze bank, dat hij mijn liefde vroeg en de zijne gat, de zijne, die my het bloed deed tintelen in de aderenHij was mooi en grootZoo flink en sterk... o, ik had hem oneindig lief, maar zyn hart was niet trouw, hij... verliet mij voor een andere vrouw... Niemand zal ooit kunnen begrijpen, hoe leeg mij het hart was, toen zijn beeld er uit verdween, toen ik mijn vertrouwen had verloren voor altijd... voor altijd". Daarna verborg ze weer het hoofd in de kleine witte handen en groote tranen drup pelden door de vingers. Opeens voelde ze de hand van den ouden man op haar schouder en als ze in de ver schrikte oogen zag, ontroerde ze. „Wie was hij klonk het driftig en ver volgens: „Kent ge den vader van hem?* „Hij heette Wilhelm11, klonk het zacht terug en toenRja, ja, zyn vader kende ik. huldiging onzer geëerbiedigde Koningin, welke dit jaar ons belooft, onder de gun stigste omstandigheden zal mogen voltrokken worden. Tevens hoop ik, dat ook deze vergadering met vrucht en in onderlinge waardeering haar arbeid moge volbrengen. (Applaus.) Ingekomen stukken a. Een Res. van Ged. Staten, houdende goedkeuring van het suppl. kohier van hoofdel. omslag. b. Een Res. van idem, behelzende de goedkeuring der gemeente- en schutterij- begrooting over 1898. c. Een exemplaar der door Ged. Staten goedgekeurde begrooting van den weg Bols- wardHarlingen. d. Missives van de heeren R. Smits. J. R. A. Donker, A. Bouma Hz., G. Schoon- hoff Jr., C. W. Eisma en Mej. IJ. Plantinga— Keizer, dat zij de betrekkingen, waartoe zij in de vorige vergadering zijn benoemd, aan nemen, en van den heer T. H. Kingma, dat hij de benoeming als lid der PI. School commissie niet aanneemt. Een en ander aangenomen voor kennis geving^ en B. Bosscher, waarbij eerstgenoemde klaart, s aan den laatstgenoemde te hebben verhuurd, verzoekende den overgang der aan den eerste verleende vergunning op den ander te willen goedkeuren. Daar dit verzoek niet behoort tot de com petentie van den Raad, maar aan Burg, en Weth., wordt dit adres gerenvoyeerd aan dat College. Een aanbeveling voor bestuurslid der Stadswerkinrichting, ter voorziening in de vacature Eerdmans. Deze aanbeveling bestaat uit de heeren K. H. de Vries en H. Moll Lz. Ter visie om in de volgende vergadering de benoeming te doen. g. Een adres van den heer F. J. Oord, verzoekende een strook grond naast de hem in eigendom behoorende koemelkerij op de Klippen, wijl hij dit huis wil verbouwen en hij den koestal dan kan verplaatsen. Het D. B. heeft hierop terstond advies uitgebracht en stelt voor, afwijzend op het adres te beschikken. Reeds herhaaldelijk zijn van dezen adressant verzoeken ingekomen en heeft hij reeds vroeger getracht dien grond te bekomen; herhaaldelijk is hieromtrent advies uitgebracht, en met het oog op het vroeger genomen besluit stellen B. en W. voor, afwijzend op dit verzoek te beschikken. Ter visie. PUNTEN VAN BEHANDELING. 1. Procesverbaal van kasverificatie 4e kwartaal. De ontvangsten bedroegen uitgaven Zoodat in kas moest zijn en ook was 5.178.415 Vijf jaren gingen voorby. Het is zomer, midden in den zomer, maar in het donker bosch op de zachte mosbank is het koel, heerljjk koel. „Lieve grootpapa11, klinkt een hoog kin derstemmetje en als een aardig klein meisje op de knie van den ouden Wilhelm is ge klommen, vraagt het „Vertel me nu nog eens wat van groot mama? Hoe heette ze?“ „Nèt als mjjn kleine Annie*, antwoordde dan de oude man en kuste het kind op het kleine mooie mondje... Zy streek dan met haar klein kinder handje hem den langen gryzen vlok van het voorhoofd „Anders kan Annie grootpapa niet in de oogen zien*, zei ze dan lachend Een eindweegs verder, op den straat weg, die naar het dorp leidde, klonk een hoefslag en het luid blaffen van een hond, die het paard byhield. Snuffelend langs den grond, sloeg het dier opeens een der zijpaden van het bosch in. „Bruno*, klonk het gebiedend, „Bruno Éven keerde de hond terug, om nog lui der blaffend weer aanstonds voort te gaan. Een donkere blik straalde uit de oogen van den fbrschen jongen man. Zijn trouwe Bruno hem ongehoorzaam Dat gebeurde nooit. Misschien trekt iets bijzonders zyn aandacht, zei hij tot zich zelf en hy sprong van zyn paard, bond het even vast, om den hond te volgen. Met groote dolle sprongen kwam het dier op hem af en keerde dan weer terug... By het omslaan der laan, trof een on gedacht schouwspel het oog van Bruno’s meester. Hij bleef als vastgenageld staan Daar zaten twee menschen, de twee, die hem het liefst in de wereld waren, die hy onmeedoogend, harteloos verlaten had, daar zaten ze, vereenigd in smart over... hem O, hoe vervloekte hij nu zijn hartstocht voor die mooie vrouw, die met haar lachen de oogen en weelderige liefde hem weg troonde van alles, van huis... van haar... Nog één seconde en hij stond voor de groene bank. Onstuimig sprong de hond tegen het jonge meisje en den ouden man op... Als Alice vroeg: „Bruno, waar is je meester Dan scheen hy haar te verstaan en zag naar de plaats, waar Wilhelm ach ter het groen te voorschijn trad. Nu zag het dier haar met zijn groote trouwe oogen aan en lei den kop haar in den schoot... „Vader... Alice...* Hij knielde op het zachte moskleed en dorst niet opzien Langzaam daalde de bevende hand van den ouden man op het hoofd van zijn zoon en met oude klanken trilde het... „Ik ver geef u“... Toen hiel zich het hoofd op en zocht zyn oog haar... die hij zooveel leed deed. „Wilhelm, is het waar, dar je terug bent gekomen... Wilhelm... zal je nu by ons blyven?*. Tegenwoordig waren alle 13 leden. De notulen der vorige vergadering werden gelezen en goedgekeurd. De Voorzitter. M. H. In deze eerste vergadering des jaars breng ik als naar ge woonte en gaarne mijne beste wenschen deze gemeente en alle ingezetenen. Dat de factoren handel en ny verheid mogen bloeien en hare ondernemingen mogen be antwoorden aan de gekoesterde verwachtin gen. Dat de inrichtingen tot opvoeding der jeugd goede vruchten mogen dragen, en ook het handwerksonderwijs steeds beter zal mogen worden gewaardeerd. Dat hier ter stede een gezond vereenigingsleven moge heerschen en door ieder ernstig en eerlijk naar vooruitgang moge worden gestreefd. Ik hoop dat het belp^pgrjjke feit der in- ij was vyftig jaar. Zijn leven was eenzaam, omdat het gebroken was. jr Wat was het hem waard, nu zij, die T hij als jongeling had leeren lief hebben, vurig lief hehben, zooals al leen een jong hart dat kan, hem verlaten had Zooals zij met kinderlyk vertrouwen ge loofde, was zy heengegaan, om een nieuw, beter leven te beginnen. Zij was godsdienstig geweest, zijne lieve Anna, en hij had haar het geloof niet ont nomen. Zy was met een glimlach op het gelaat, dat reeds door den dood geteekend was, ingeslapen, zijne hand in de hare geklemd. Zij wilde sterven, zooals ze geloofd had, met hem tot steun, Hy had die hand dan ook niet terugge trokken, voor de hare koud was geweest als marmer. Toen had hy het hoofd geschud en de sterke man had geschreid, lang geschreid, omdat hij, niet zooals zij, kon gelooven, dat er een zalig weerzien zou zijn. Neen dat kon hy niet nooit zou ze weer zijne Anna zijn. Ze was heengegaan voor altijd hem in de diepste smart achterlatend. Nooit zou hij haar vergeten. In den geest wilde hij met haar spreken, met haar den ken, met haar, die immer zijne goede vrouw was geweest, zijne goede, trouwe vrouw. Dat kon hij niet in de woelige stad, die hunne woonplaats was geweest. Hy trok zich daarom terug in een klein dorp, eenzaam aan den zoom van een groot donker bosch gelegen. Daar kon hij alleen zyn met zijne ge dachten, met haar, die hem te vroeg ont nomen was. Zyne haren waren grys en de lange vlok ken hingen hem dikwijls langs de droevige oogen. Nu hare zachte hand ze niet meer omhoog kon stryken, liet hy ze mistroostig hangen. Wat had ze dikwijls gelachen, om zijne lange, donkere haren, die hij zoo noncha lant groeien liet. Maar, liet ze er staat mijn Wilhelm goed*. Nu waren ze grijs, byna wit. Leunend op zijn stok, kon men hem iederen morgen het bosch zien ingaan. Niemand bekommerde zich om den vreem den man. Hy nam steeds denzelfden weg. Zoo ook op den morgen van een helderen Octoberdag. Vele bruine bladeren bedekten den grond en de boomen kregen een treurig aanzien. Toch waren ze nog schoon in hun goud kleurig gewaad, als de herfstzon ze be scheen. De oude Wilhelm zag het niet, want hy keek niet naar boven. Evenmin zag hij, hoe schoon de blauwe lucht op sommige plaatsen door het herfst- loover keek. Hy zag slechts de lichtplekken op den glibberigen boschgrond en dacht er over na, of er in zijn eenzaam leven nog zulke lichte plekken te vinden waren. „Neen*, zuchtte hy, en tikte met zyn stok de afgewaaide takjes van den weg. Eindelijk had hij zyn plaatsje gevonden. Eene bank, gevormd door de natuur, geheel met mos begroeid, strekte hem tot rust. Hy alleen scheen die bank te kennen, want reeds twee lange, treurige jaren had hy er alleen op gezeten en had nooit iemand zijn plaats ingenomen. Onwillekeurig was hy haar als zijn eigendom gaan beschouwen. Het was zijn rustplaats en niemand zou het recht er op hem betwisten, Zoo denkende, was hy haar opnieuw ge naderd. Wat was dat? Zy was niet leeg. Toornig zag hy op naar de brutale in dringster. Het was een bleek, fijn meisjesgezichtje, dat zich naar hem toekeerde en hem we- derkeerig aanzag. Hy zag haar boos in de oogen en merkte daardoor niet, dat ze even droevig stonden als de zyne en gevuld waren met tranen. Zoo ver mogeljjk schikte hy van haar af en begon met zijn stok in den glibberigen natten grond te wroeten. Zyne gedachten waren bitter en hy maak te bij zichzelf de opmerking, dat niemand, die rust en eenzaamheid zocht, ze kon vinden. Het meisje stond niet op. Zou ze niet bemerken, dat haar gezel schap hem hinderde? Wat begrijpt het jonge leven toch wei- Notificatie. 2. Aanwijzing van leden der Commissièn tot opname der rekeningen van de gesticht ten over 1897. De Voorzitter benoemt volgens rooster voor a. het Gasthuis, de h.h. Eisma, Lunter en Hommes. b. Weeshuis, Schievink en Eerdmans. c. Armenhuis, Mulier en Banning. d. de Stadswerkinrichting de h.h. v. d. Weij, Dijkstra en Lunter. 3. Benoeming van leden van stembureaux voor de verkiezingen in 1898. plaatsverv. Voorzitter. b. twee leden. drie plaatsvervangende leden. Den Voorzitter komt het wenschelijk voor, ofschoon dit jaar alleen de periodieke ver kiezing van de Prov. Staten in zicht is, de leden van het stembureau te benoemen voor alle in 1898 te houden verkiezingen. Goedgekeurd. a. Een plaatsvervangend Voorzitter. De heer Oosterbaan wordt benoemd met 9 stemmen, de heeren Lunter, Eerdmans, P. J. de Boegen IJ. T. de Boer hadden ieder 1 stem. b. Twee leden. De heer Eisma wordt als le lid benoemd met 7 stemmen, de heer Banning had 3 stemmen en de heeren P. J. de Boer, T. v. d. Wejj en G. Dykstra hadden elk 1 stem. De heer Banning wordt als 2e lid benoemd met 7 stemmen, de heer P. J. de Boer be kwam 3, de heer Mulier 2, de heer H. Schie vink 1 stem. c. Drie plaatsvervangende leden. Bij de eerste stemming bekwam de heer P. J. de Boer 4, de heer Schievink 3, de heer Mulier 2, en de heeren H. Oosterbaan^ Bolswardsche Courant 5) ft.

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Bolswards Nieuwsblad nl | 1898 | | pagina 1