NIEUWS EN ADVERTENTIEBLAD
BOLSWARD EN WONSERAÖEEI.
I
I
No. 7. Verschijnt Donderdags en Zondags. Zeven en dertigsteJaargang. 1898.
BINNENLAND.
r
ZONDAG 23 JANUARI.
i
VOOR
begon ook
5
vroeg hjj ietwat ver-
ABONNEMENTSPRIJS80 Cents per 3 maanden.
Franco per post 95 Cents.
ADVERTENTIEPRIJS: 50 Cts. van 1—7 regels. Ver
volgens 10 Ct. per regel. Overigens naar plaatsruimte.
Hoe Doctor Bertram zijn vrouwtje
leerde waardeeren.
„ik zal wel
kolen behoefje
„ik sliep
„Wel te rusten
met haar, terwijl zij goed begreep, hoezeer
haar toestand veranderde en zoo kwam de
zaak heel spöedig voor elkaar.
En nu? vraagt ge. Mijn beste jongen,
berouw heb ik niet, Klaar is de goeie meid
gebleven, die ze was, ze zal mij geen
strooitje in den weg leggen. Maar dat is
ook alles. Haar in de hoogte werken, met
mij te leeren denken en gevoelen, zal me
eeuwig onmogelijk blijven. Dat heb ik daar
zooeven weder ervaren.
Ik had me voorgenomen iets aan hare
ontwikkeling te doen, haar bevattelijk te
maken om over de vraagstukken van den dag
en ook over mijn eigen arbeid eens van ge
dachten te kunnen wisselen. Reeds ver
heugde ik me over ’t aanvankelijk resultaat,
ik vond haar ijverig bezig het besprokene
te verwerken. „Zjj volgt het licht, dat ge
voor haar ontstoken hebtzeg ik tot me
zelf en erg in mijn schik neem ik haar
werk in handen. Wat vind ik? Keuken-
recepten, opmerkingen over het breien,
schoonmaken en wat al niet meerEllen
dige wenken voor de huishouding, inplaats
van een edel streven naar het ideale, het
hoogereAls ge er om lachen wilt, vriend
lief, goedmaar mij is de les te bitter
dat geen mensch uit den kring kan treden
waarin hij zich beweegt
De brief was gereed, hij behoefde slechts
in ’t couvert gestoken en gesloten te wor
den. Bertram aarzelde nochtans, toen hij
de regels nog even herlezen had en wierp
hem dan met een verdrietige beweging
weer op de schrijftafel neer.
Zijn schrijven had hem ook niet warmer
gemaakt de kachel was, sinds zijn vrouw
tje er niet meer naar kon omzien, uitge
gaan, en zoo dwong de huiverigheid hem
om alle vitterij en schrijverij voor heden
te laten rusten.
Noordwolde, 20 Jan. Een gepaspor»
teerd O.-I. mditair alhier, die voortdurend
met zijn wederhelft in onmin leeft, heeft
eerst zijne vrouw weggejaagd en daarna
zijne woning en een plagschoffel verkocht
voor de ronde som van 300centen.
Sloten, 19 Jan. De stoomboot Sneek
Lemmer, kapt. Ages, geraakte Maandag
avond in het Slotermeer buiten het vaar
water. Al spoedig zat de boot vast, waar
door de passagiers meer dan 3 uur te laat
ter bestemder plaatse aankwamen. Voor
hen, die hun reis per Lemmer-nachtboot
moesten vervolgen, was dit oponthoud vooral
zeer lastig.
Warns, 20 Jan. Door den heer K.
Smit te Groningen zijn in de laatste weken
bij onderscheidene landbouwers alhier en
in de omliggende dorpen groote hoeveelhe
den hooi opgekocht tegen den prijs van f 10
tot f 12 per 1000 K.G. Voor rekening van
den kooper wordt dit hooi in balen van
100 K.G. geperst en verder per trein ver
zonden. ELepk. Adv. BI.
Een aardig buitenkansje is te Assen
den agent van politie 2e kl. (nachtwacht)
Vos ton deel gevallen. Terwijl hij op sur
veillance was aan den Beilerweg, hoorde
hij, dat iets tegen een lantaarnpaal aan
kwam en daarna tegen een boom en ver
volgens hoorde hij een plof op den grond.
Het bleek dat een wilde gans door den
mist den koers was kwijt geraakt. De
vogel was den agent een welgevallige ar
restant. 4ss. Ct,
het boekske neer en zwom zijn oog in
tranen.
’t Duurde lang voor hij naar zijn vrouw
kon terugkeeren en toen hjj zich eindelyk
daartoe vermande, was ’t alsof zijn lichaam
hem den dienst weigerde, zelfs de handen
die ’t kleine boekje omsloten, beefden. Bij
Klara zou hjj wel een uitvlucht hiervoor
vinden,
Doch een uitvlucht was onnoodig. De
zieke sluimerde toen hij binnenkwam. Vol
gens de verpleegster had zij volstrekt niet
over zjjn uitblijven ongeduldig geweest en
ook niet laten merken alsof zij iets ont
vangen moest, ’t Was duidelijk, dat ze
voor zich zelve niet naar dat boekje had
verlangd, maar slechts wilde dat hij weten
zou waar ’t te vinden was, als zij ’t niemand
meer zou kunnen overreiken.
Bange dagen volgden nog, want’t gevaar
voor Klara’s leven was toegenomen. Ber
tram week bijna niet van hare spondeop
eens had hjj geleerd, hoe men zieken be-
behandelen moet en zoo ijverig was hij,
om zich daarin te oefenen, dat de pleeg
zuster somtjjds verbaasd en half jaloersch
werd wanneer hij als ’t ware haar de taak
uit handen nam. Eindelijk was de crisis
daar. Nog eenmaal een heftige kamp tus-
schen leven en dood, maar toen mocht de
dokter zeggen: „stel u gerust Klara.
„Blijft zij behouden!?" riep Bertram.
„O, alles zou ik willen lijden, maar ge
dragen had ik ’t niet als zij van mij was
heengegaan."
„Zjj blijft de uwe bemoedigde de dokter,
„maar zij is nog zwak, hoogst zwak. Mijn
eenig recept is nog: „Zonneschijn! Het
zuiden zal haar goed doen."
En eenige dagen later was de kranke
reeds zoo ver, dat Bertram, aan haar bed
zittende, over zulk een reis kon spreken.
„Ja, ja," sprak hij beslist, „als ge maar
eenigszins kunt, trekken wjj naar Italië."
Er gleed een straal van vreugde over
haar bleek gelaat.
„Met ons beiden!" zeide zij, „gjj en ik,
niet waarMaar die andere laten we thuis,
is ’t niet Eduard?"
„Welke andere?"
wonderd.
„Wel, die Schopenhauer!" antwoordde
zij hartelyk lachende.
„O, die! Nu, hjj mag blij zyn Klaar,als
ik hem nog eens een enkele maal by me
verzoek, als gy er niet bjj zijt!"
Een zalige blik was haar dankbaar ant
woord. Zij sloot haar oogen en vlijde zich
in de kussens neder.
„Ik moet je zeggen, Eddi," zoo sprak ze
na een wjjle rustens, „’k geloof dat ’t vol
strekt onnoodig is, dat we naar Italië gaan!"
„Maar ’t zou je zoo goed doen, mjjn
lieve Het schoonste uit dat heerlijke land,
ook door den dokter ons als ’t eenig ge
neesmiddel aanbevolen, brengen we mee
terug en bewaren ’t in ons lief tehuis."
„Wat is dat dan?" vroeg ze.
Hij zag haar roerend en tegelijk lachend
aan „Zonneschynmijn beste
e arbeid waarmede Dr. Bertram, de
geleerde philosoof, zich nog in het
late avonduur in zyn studeerkamer
bezig hield, was zeker van groote
beteekenis. Misschien was ’t hem te
doen een wetenschappelijk vraagstuk op te
lossen, of wel gold ’t eene ernstige strijd
vraag en dat laatste moest men haast wel
aannemen, als men acht gaf op de opge
wonden stemming, die uit zijne trekken
sprak.
Hij verkeerde bljjkbaar in zeer zenuw
achtige spanning, die hem uiterst gevoelig
maakte voor alles wat in zjjne omgeving
storend op zyn arbeid werkte en half ver
drietig had hij dan ook reeds een paar
maal zyne jonge vrouw aangezien, als zij,
aan een nevenstaand tafeltje gezeten, een
paar maal zich een half onderdrukte zucht
ontglippen liet.
„Wat scheelt er aan, Klara?" vroeg hij
eindelijk ongeduldig.
„O, niets!" was ’t onmiddellijk antwoord;
„laat je niet storen Eduard, ik ga ook nog
iets doen."
Zij volgde zijn voorbeeld en begon ook
te schrjjven. Een poos werkten beiden
zwjjgend voort; daar kwam echter weer
dien trek van gemelijkheid op Bertram’s
gelaathet krassen van Klara’s pen hin
derde hem.
„Zou je niet liever ophouden kind
vroeg hy niet erg vriendelijk. Dadelijk
staakte ze haar werk. „Als ge ’t liever niet
hebt," antwoordde zij, „maar ’k had anders
nog graag wat doorgeschreven."
Haar ietwat droevige toon scheen hem
toch te treffen, ja, hij kwam zelfs overeind
en op haar toe.
„Ahje doet daar wat ’k je heb gera
denje schrijft daar op wat ik je onlangs
over Schopenhauer en zijne beteekenis heb
verteld," sprak hy en tegelijkertijd had hij
reeds het sierlyke boekje in handen geno
men, waarin zij hare aanteekeningen had
neergesehreven.
Afweren kon ze hem niet, zelfs niet
antwoorden. Verschrikt en angstig zag ze
naar hem op en een donker rood vloog
over hare zooeven nog in-bleeke wangen.
Maar lang zou haar onrust niet duren, want
na een vluchtigen blik legde hij ’t kleine
boekske weder neer en haastig nam zij ’t
terug, alsof ze ’t voor altijd verbergen wilde.
„Dat is alles behalve van Schopenhauer!"
zei hij erg droogjes.
Haar borst verried een snelle ademhaling.
„Vergeef me" antwoordde zjj, „maar
mjjn hoofd --’t doet me werkeljjk
wat pjjn, Eduard."
„Maar dan is ’t toch erg onverstandig,
dat je niet naar bed gaat, lieve
„Ja" zei ze „ik zal nu ook gaarne
gaan, ik voel, dat ik spoedig moet gaan
liggen, maar-
„Nu?"
De nachten zjjn zóó koud en als je werkt,
dan denk je nergens aan, ook niet aan de
kachel! Je hebt ’t dezen winter al eenmaal
weg gekregen en
„Och kom" viel hjj in
warm bljjven. Om hout en
je niet te bekommeren."
Zjj gaf hem de hand,
dan, Eduard!"
Vluchtig kreeg ze een nachtzoen. „Wel
te rusten, kind, en vergeet niet, dat ik
morgenvroeg graag om zes uur zou opstaan."
„Ik zal wel wakker zjjn!" antwoordde
zjj zachtjes.
„Beterschap hoor!" riep hjj haar nog na,
toen zjj reeds bjj de deur was en dadelijk
zette hjj zich weder aan de schrjjftafel.
Zijn afgebroken arbeid nam hij echter
niet op. Na een poosje in gedachten te
hebben gezeten, greep hjj naar een half
voltooiden brief, waaraan hij den vorigen
dag of reeds eerder misschien was begon
nen, en vervolgde
„Je vraag over mjjne vrouw en naar de
redenen die mjj genoopt hebben te gaan
trouwen, heb ik nog onbeantwoord gelaten
en toch als mijn oudsten en besten vriend
ben ik je rekenschap schuldig. Klara’s
vader was mjjn eersten meester, later mjjn
vriend, zij zelve, na zijn dood, mjjn pupil.
Geheel onbemiddeld, een slechte verstand
houding met haar stiefmoeder, enz. enz,
baarden onaangename verhoudingen en mjj
soms groote verlegenheid. Is ’t daarom zoo
vreemd, dat ik met éénen slag alle Gor-
diaansche knoopen doorbakte en er toe
kwam haar tot vrouw te vragen Dat was
voor mjj volstrekt geen moeiljjk besluit.
Klara was een goed kind, ik had meelijden
Toen hij in de slaapkamer trad, viel ’t
hem in, dat hjj zjjn krakende laarzen wel
had mogen uittrekkenhij keek naar zjjne
vrouw en zag dat ze met open oogen te
bed lag.
„Zoo, is je slaap zoo onvast, dat je door
mij wakker wordt?"
„Toch niet," antwoordde zjj,
nog niet, ik kon niet slapen."
„Zoobracht hij eenigszins verlegen
uit, want hy herinnerde zich, dat ze straks
over hoofdpjjn had geklaagd. „Kan ’k het
een of ander voor je doen?" voegde hij er
aan toe.
„Ja, asjeblieft een weinig water, ik ben
zoo vreeseljjk dorstig
Hjj gaf ’t, al was ’t dan ook wat on
handig en hjj knikte haar zelis vriende
lijk toe, als zij in dank voor zjjne moeite,
zjjne handen streelde en met mnigen en
tegelijk schuchteren blik naar hem op zag.
„Ga nu maar rustig slapen, zooals ik ook
zal doenzeide hjj.
Zij antwoordde niet, maar prevelde in
zich zelve„om zes uur, niet vergeten
Toch dacht ze er niet aan hem te wekken,
toen de morgen gekomen was, hjj sliep
veel langer dan ’t bepaalde uur en toen
hjj eindeljjk wakker werd, stroomde het
volle zonlicht reeds door de ruiten. Was
hij ook eerst erg verdrietig over de nala
tigheid van zjjne jonge vrouw, toch had
hij niet den moed, toen ook zjj ontwaakte,
haar daarover hard te vallen. Klara scheen
hem niet te zjjn zooals anders, zij zag hem
niet zoo vriendeljjk aan, zjj gaf geen ant
woord op zjjne vragen, ja ’t was haast, als
of ze niet begreep wie er tot haar sprak
en wat stonden die oogen vreemd en
wonderbaar. In zjjn ongerustheid zond
hjj naar den dokter, zich flauw herinne
rende, dat deze steeds bjj Klara’s familie
als huisvriend had verkeerd en zjj wellicht
diens voorschriften getrouwer zou willen
op volgen dan van iemand anders.
Toen de oude heer kwam, zette hjj een
bedenkeljjk gezicht en ernstiger nog was
hjj, toen hjj na ’t bezoek bjj de zieke met
Bertram onder vier oogen sprak.
„Je vrouw is erg ziekzeide hjj.
Klara?" stotterde de aangesprokene ver
schrikt, „hoe is dat mogelyk? Hoe komt
dat zoo opeens
De dokter trok met de schouders. „Mis
schien volstrekt niet zoo opeens De koorts
schjjnt haar reeds lang gekweld te hebben.
Uit de verwarde aanwjjzingen van de patiën
te kan ik nog niets met zekerheid bepalen.
Hebt gjj zelf niets aan haar gemerkt?"
„Niets!" bekende Bertram openhartig,
„van een beetje hoofdpjjn wordt men toch
niet zóó ziek
Een vluchtig lachje trok over dokter’s
gelaat. .Nu, de grootste zorg zjj u aanbe
volen. Het beste is voor haar piet tegoed!.
daarmee ging hjj heen.
Aan zorgen voor de lieve kranke ont
brak het inderdaad niet. Bertram zelf zou,
plichtgetrouw als hij was in den strengsten
zin, tot eiken dienst bereid zijn geweest.
Maar des dokters machtwoord had gewild,
dat hjj voor een ziekenverpleegster moest
wijken, die omzichtig en vol ervaringen
zooveel te beter elk voorschrift van den
geneesheer juist wist op te volgen.
Bertram kon dus niets meer doen dan
meermalen per dag naar Klara’s toestand
vernemen, om telkens na ’t ontvangen on
bevredigend antw'oord mismoedig naar zijn
arbeid terug te keeren, naar zijn werk,
waarvoor hij vroeger bijna alles kon ver
geten en dat nu zoo bitter weinig aantrek
kelijks voor hem had. Hoe was het moge
lijk, dat zooveel onbehagelijks, zulk eene
geheele verandering zijner omgeving met
Klara’s ziek-zjjn gepaard ging
Er kwam een soort medelijden met zich
zelf bij hem op en tegelijk een gevoel van
slecht gehumeurdheid over hjj wist zelf
niet wat, want zijne jonge vrouw’t kwalijk
nemen dat zjj ziek geworden was, dat voel
de hjj wel, ging niet op, dat kon er niet
door.
Op een dier droevige dagen kwam de
pleegzuster hem zeggen, dat de zieke naar
hem verlangde en hem spreken wilde. De
„zuster" ried hem elke gevoeligheid te ver
mijden en ook de kranke voor elke over
spanning te bewaren.
Heel wat vlugger dan anders legde hjj
zjjn werk neer en ging oogenblikkelyk
naar de ziekenkamer.
„Hier ben ik, m’n kind, wat wil je
vroeg hij op den goedhartigsten toon.
Wat zag ze hem vriendeljjk, zjj ’t dan
ook met ietwat matten blik aanZjj liet
op haar antwoord wachten, alsof ze haar
gedachten bjjeen moest samelen.
„’t Kleine boekske," zei ze dan heel
zachtjes „ik schreef er alles in-
„Zeker, ik begrjjp je," was zijn antwoord,
bljj dat hij haar zoo ras begreep, „je be
doelt dat schrijfboek, waaraan je bezig
waart, even vóór je ziek werdik nam ’t
je ’s avonds zelf uit handen! Nu?"
„In mijn schrijftafelfluisterde zij en
sloot haar oogen, ten teeken dat ze dade-
Ijjk niet meer kon of wilde spreken. Speet
’t ook Bertram dat zy ophield te spreken?
Hjj kende immers reeds wat zjj verlangde
en ijverig bereid om aan haeir verzoek te
voldoen, ging hij dadeljjk heen om op de
aangegeven plaats naar het zoo bjjzonder
begeerde boekje te zoeken, terwijl er nog
een vluchtige gedachte bij hem opkwam,
hoe datzelfde boekske kort te voren aan
leiding was geweest voor andere bjj
hem opgekomen gewaarwordingen.
De sleutel van de schrjjftafel was spoe
dig gevonden en met weinig moeite het
i gewenschte voorwerp te voorschijn gehaald.
Was ’t wel wat hij zocht? Bertram sloeg
er even een oog in. Zeker, ’t waren Klara’s
eigen aanteekeningen, haar fijn regelmatig
schrift, maar dat hij nooit mooi had ge
vonden, omdat er niet genoeg „karakter"
uit sprak.
Langzaam doorliep hjj de eerste regelen.
Maar dat waren immars geen keuken- of
andere recepten, ’t geleek wel een soort
voorrede en zonder zich verder te beden
ken, las hij
„Ik kan eindeljjk kalm aan mjjn dood
denken," stond er, „omdat ik zoo vaak
alleen was, dan altyd daaraan poogde te
denken en daarom valt ’t mij nu niet zwaar
neer te schrjjven wat ik nog te zeggen
heb. ’t Doet mij bitter leed, dat ik Eduard
niets kan nalaten, maar hij weet’took wel
dat ik niets te geven heb, want aan mjjn
kleine versierselen heeft hij toch niets, aan
mijn kleeren en ander goed nog minder
en mjjn weinige boeken bevallen hem even
min. Maar ik kan toch nog eian kleinig
heid voor hem doen en daarom, schrjjf ik
nauwkeurig op, wat hij zoo al gewoon en
wat hem aangenaam is. Wie na mjj ge
roepen zal zjjn voor hem te zorgen, moet
weten dat ik, in ’t graf rustende, dankbaar
zal zijn als hjj over niets te klagen heeft."
En dan volgden verschillende opmer
kingen en aanwjjzingen, die hij reeds een
paar dagen te voren in het boekje had ge
zien, die hjj nu begreep. ;t Waren recepten
voor zjjn lievelingsgerechten, nauwkeurige 1
opgaven welk soort kousen hjj liefst had,
hoe zijn linnengoed moest behandeld wor
den, hoe vooral zjjn studeerkamer moest
geredderd worden, opdat ieder voorwerp
zjjn juiste plaats weer kreeg en elke moeite
van nazoeken haar lieven man werd be
spaard. Bladzyde op bladzjjde was op die
wjjze volgeschreven, maar lang voor Betram
alles bad doorgelezen, zonk zjjn hoofd op.
e»
Bolswardsche Courant
i'