NIEUWS EN ADVERTENTIEBLAD
i BOLS WAR O EN WONSERADEEL
No. 25. Verschijnt Donderdags en Zondags. Zeven en dertigste Jaargang. 1898.
ZONDAG 27 MAART.
l
„Lange Leen”.
.1
A
Uit de Raadszaal.
X
VOOR
il
blijft
De
ABONNEMENTSPRIJS80 Cents per 3 maanden.
Franco per post 95 Cents.
ADVERTENTIEPRIJS: 50 Cts. van 1—7 regels. Ver
volgens 10 Ct. per regel. Overigens naar plaatsruimte.
een
eene
aftrek
f 6922,63
- 2189,42
f
a
Donderdag 24 Maart 1898.
Tegenwoordig 11 leden. De heer Dijkstra
was afwezig. De heer J. Ilaitsma Mulier is
overleden.
De notulen der vorige vergadering werden
gelezen en goedgekeurd.
Ingekomen stukken
a. Eene missive van 13 Maart, van Mevr.
MulierYpeij, waarin den Raad wordt mede
gedeeld dat haar jongste Zoon Jan te Leeu
warden is overleden.
De Voorzitter: M. H.l U zult zeker met
mij deelnemen in den rouw waarin deze
hoogbejaarde Moeder werd gedompeld, daar
zij haar jongsten Zoon heeft moeten zien
heengaan, te meer daar de heer Mulier, die
wilde beschuldigen, terwijl algemeen gezegd
werd dat Leen de dievegge was geweest,
toen ontnam hij haar op ruwen toon het
woord en belette haar nog iets te zeggen.
De ambtenaar van het openbaar Ministe
rie aan het woord komende, besprak eerst
de juridische feiten, welke hij, zooals door
de getuigenverklaringen aangetoond was,
voldoende bewezen achtte.
Toen deze ambtenaar tot het zakelijke
gedeelte van zijn requisitoir was gekomen,
luisterden allen aandachtig toe, terwijl de
vischmeiden, op de getuigenbanken met
elkaar giggelden en groote ii schik hadden,
nu ze Lange Leen eindelijk eens in de
bank der beschuldigden zagen zitten.
„Edelachtbare heeren zoo sprak de offi
cier van justitie, inplaats dat we nu eenige
verandering zien in de houding van be
klaagde, welke van het begin tot het einde
dezer zitting, koud en onverschillig is ge
weest, zien we beklaagde een verhaal op-
disschen, een verhaal, Edelachtbare heeren,
zoo onwaar, zoo in strijd met de verkla
ringen der zooeven gehoorde getuigen, dat
ik mezelf met een zekeren ernst moet af
vragen welke straf ik voor haar wel
moet eischen. Het is, Edelachtbare heeren,
toch geen kleinigheid om den eersten ge
tuige, den mishandelden marktopzichter,
te betichten van onbetamelijke handelingen,
van lasterlijke praatjes die hij beklaagde
zou gedaan hebben, alle aantijgingen, mijne
heeren, waaraan ik, en ik twijfel er niet
aan of uw rechtbank zal dezelfde meening
zijn toegedaan, in het minst geen waarde
hecht en welke wijze van verdedigen
als ik het zoo noemen mag ik ten zeerste
laak. En dan die diefstal. Edelachtbare
heeren, voor een man die in staat zou wezen
een handeling te verrichten, zooals de be
klaagde hier voor uw rechtbank heeft doen
uitkomen, voor zulk een man, mijne heeren,
zou de zwaarste gevangenisstraf niet vol
doende wezen. U kunt dus begrijpen, Edel
achtbare heeren, welk een karakter beklaagde
bezit, die zich niet ontziet een oppassend
man, vader van negen kinderen, zulk een
beschuldiging naar het hoofd te slingeren.
Ik voor mij Edelachtbare heeren, ben ge
noodzaakt voor beklaagde een ernstige straf
te vragen, een straf, die naar we hopen,
haar tot andere gedachten voor de toekomst
zal brengen. Want hoe is het mogelijk,
mijne heeren, dat een lid van het zwakke
geslacht zich vergrijpt aan een mansper
soon, op een wijze, zooals uw rechtbank
die uit den mond der getuigen gehoord
heeft. Beklaagde toch heeft zich niet ont
zien om den man, die N.B. zijn plicht deed,
beet te grijpen en hem ter aarde te slin
geren, waardoor hij bijna voor altoos het
licht van zijn linkeroog had moeten missen.
Voor zoo iemand Edelachtbare heeren, zijn
geen verzachtende omstandigheden aanne
melijk, en ik herhaal het, ik acht een ernstige
straf noodzakelijk*.
De president gebood Lange Leen op te
staan en toen hoorde zij, terwijl de tranen
haar in de oogen kwamen, denzelfden amb
tenaar hardop zeggen, lezend van een blad
papier
„Ik heb mitsdien de eer te requireeren,
dat uw rechtbank, Helena (volgt een naam)
zal schuldig verklaren voor de feiten haar
bij dagvaarding ten laste gelegd,opleverende
mishandeling van een persoon in de recht
matige uitoefening van zijn ambt waardoor
lichamelijk letsel was ontstaan, en dien
tengevolge veroordeelen tot een gevangenis
straf voor den tijd van acht maanden*.
De rechtbank veroordeelde Lange Leen,
acht dagen daarna, tot 6 maanden gevan
genisstraf en Lange Leen hoorde het vonnis
stilzwijgend aan, want ze was zichzelf be
wust onschuldig te zijn, en gehandeld te
hebben volgens recht en rechtvaardigheid.
Amst. Crt. HENRI.
Amsterdam lag nog in de morgensche
mering. Een wazig blauw, een blauw van
een optrekkenden nevel in de maand Sep
tember, omhulde de groote stad.
Op de vischmarkt was alles op dit uur
leven en beweging. Geschreeuw van vrouwen
en van mannen, druk bezig met het vullen
in manden en het laden in karren. Haastig
heen- en weergeloop van dikke blauw-jak-
kige vrouwen, de mouwen opgestroopt, de
vette armen bedekt met een slijmerig vocht
van visehingewanden. En boven al die
druk-doende menschen uit, hoort men,
behalve het rhythmisch geklots van schuitjes
met half bedorven visch, heen en weer
„gehobbeld* door smerig-uitziende knapen,
de vloekende stem van een marktopzichter,
die met de handen in de zakken, de kraag
hoog op, zich een weg baant tusschen al
dat volkje, hier en daar stilstaand en een
praatje makend met de vischmeiden.
Lange Leen heeft d’r „portie* voor van
daag al ingeslagen. In een hoek van de
hal is ze bezig met groote schelvisschen
op glad-geschuurde, week-natte plankjes,
te etaleeren.
Lange Leen was, wat men noemt, een
dood-goeie meid maar ze had één gebrek
ze kon niet velen dat men haar plaagde
of sarde. Dan werd ze nijdig, en erg ook,
dan sloeg ze in haar drift er soms op los
en dan kwam de betrokken persoon, zelfs
al was het er een van het mannelijk geslacht,
er meestal met builen en blauwe plekken
af. Alle vischmeiden hadden dan ook ontzag
voor haar, hetgeen echter niet wegneemt,
dat ze er groot vermaak in schepten, wan
neer Lange Leen het met de een of ander
„aan den stok had* en wanneer ze zich
erg opwond.
Lange Leen bereikte haar twintigste jaar.
Ze had als alle vrouwen van de markt een
blauw, loshangend jak met witte moesjes
aan, waarvan de mouwen tot over den
elleboog opgestroopt waren. Algemeen be
nijdde men haar om heur dik, glanzend
zwart haar, dat van de pommade vaak glom
als een gepoetste kachelplaat. Het haar
dat van achteren in een groote wrong op
gebonden was, liep van voren uit in „pounie",
terwijl de bekende „faverietjes* bij de slapen,
natuurlijk niet ontbraken. Het voorhoofd
liep hoog op en was bijna van een manne
lijke hardheid en de breede, rechte neus,
waarvan de vleugels bij de minste opwinding
trilden, gaven aan haar voorkomen iets
gebiedends, iets strijdlustigs.
Lange Leen had de gewoonte om bij al
haar bezigheden een zijden rok te dragen,
welke tot even boven haar pantoffels reikte
en alzoo haar mooie rood-gebreide kousen
tot even boven de enkel onbedekt liet.
Want ze was trotsch op die kousen en de
andere meiden waren wat afgunstigver
beeld je dan ook, Lange Leen had meer
dan acht paar van die mooie, zelfgebreide
roode kousen
Zooals boven reeds met een enkel woord
gezegd is, beschikte Lange Leen over een
buitengewone spier-ontwikkeling, die de
sterk-ontwikkelde heupronding al aanstonds
deed vermoeden.
Lange Leen had aan niemand op de
markt zoo het land als aan Jaap, een der
marktopzichters. Ze kon hem in een woord
niet uitstaan, en ze had er een afdoende
reden ook voor, want waarom liet hij haar
niet met rust, ze wilde immers niets met
hem te maken hebben. En dan, wie en wat
was die Jaap Een verloepen Oostganger,
de vijftig al lang gepasseerd, trekbeenend,
huisvader van negen kinderen, hoe durfde,
zoo iemand...
Lange Leen moest vaak om hem lachen
en wanneer ze, iets dat maar zelden voor
kwam, tot hem sprak, dan noemde ze hem
altijd „ouwe*.
sedert eenige jaren lid was van den Gemeen
teraad, meer dan eens blijken heeft gegeven,
deel te nemen in de behartiging der belangen
van Bolsward.
Ik stel voor, deze kennisgeving met een
brief van rouwbeklag te beantwoorden.
Met algemeene instemming alzoo besloten.
b. Een resolutie van Ged. Staten, hou
dende goedkeuring der wijziging der gemeen-
tebegrooting 1898.
c. Een resolutie van Ged. Staten, waarbij
werd goedgekeurd ’s raads besluit tot het
aangaan eener tijdelijke geldleening.
Aangenomen voor kennisgeving.
d. Van Commissarissen van den Mac.-
Adamweg Bolsward—Sneek de rekening enz.
over 1897.
Deze rekening wijst aan
een ontvangst van
uitgaaf
Batig saldo. f 4,733,21
De Voorzitter. Ik kan de Vergadering
nog toelichten, dat naar aanleiding van het
groote saldo, bij heeren Commissarissen, wan
neer het werk der verbetering derNijlanderziji
zal zijn uitgevoerd, in overweging zal worden
genomen eene herziening der tollen, ja zelfs
of die tollen nog zullen moeten blijven of
niet. Het saldo wordt inmiddels belegd op
het grootboek.
Notificatie, terwijl de rekening ter inzage
wordt gedeponeerd.
e. Een missive van den heer W. Nauta,
dat hij aanneemt de benoeming tot lid der
Pl. Comm, vau Schooltoezicht.
De Voorzitter doet hierbij de mededeeling,
dat de heer Nauta den bij den wet gevor
derden eed heeft afgelegd en reeds in functie
is getreden.
Aangenomen voor kennisgeving.
Een adres van H. Postma te Gaast-
meer, berichtende dat hij kooper is geworden
van eenige perceelen land in de Zathe
„Halfweg Hichtum*. Hjj heeft plan op perc.
no. 886, een boerenhuis te stichten, en ver
zoekt nu aansluiting aan de opvaart te mogen
hebbenterwijl dan door het plaatsen van
landhoofden en losse barten de overweg zal
worden verkregen.
g. Een adres van D. L. de Vries als
huurder en Jildert de Vries als borg van
een stuk land der gemeente, „de lekkere zes*
genaamd. Daar eerstgenoemde de gemeente
heeft verlaten, verzoeken zij dat de tweede
ondergeteekende de volgende jaren van den
huurtijd het land zal mogen gebruiken.
h. Een adres van den Voorzitter en den
Secretaris der feestcommissie, die zich voor
neemt de gewichtige gebeurtenis van 31 Aug.
a. s., tot een onvergefelijke herinnering te
maken, waartoe reeds door particulieren werd
bijgedragen. De Comm. verzoekt ook van
de gemeente een flinken geldelijken steun te
mogen ontvangen.
Deze adressen ter inzage, om met advies
van het D. B. in een volgende vergadering
te behandelen.
i. Van de Gascommissie bet verslag over
de werking der gasfabriek gedurende 1897,
met de rekening en verantwoording.
Ter inzage voor de leden van den raad.
PUNTEN VAN BEHANDELING.
1. Aanbieding van het kohier van hoof-
delijken omslag over 1898.
Dit kohier wijst aan
een onzuiver belastb. inkomen van ƒ848.600
wegens onbelast ƒ211.800
onverzorgde
kinderen - 45.590
Zie, daar kwam-ie an, een stok in de
linkerhand, trekbeenend, eene fijne glim
lach op de lippen, toen hjj Lange Leen
gewaar werd.
„Goeie morgen, Leen, mooie visch van
daag, hé
Ze deed alsof ze hem niet hoorde. Ze
was juist bezig de schel visch netjes op haar
karretje te laden. In een visch, die haar
wat klein toescheen, gaf ze een prik met
een mes en die blies ze op door een blikken
pijpie, dan werd ie-dikkerzoo deden alle
visehvrouwen, dat was geen bedrog, dat
was algemeen de manier.
Zeg Leen, heb je goed geslapen, je ziet
zoo stug uit van morgen, je bent weer
stil; nou, antwoord je niet*.
En toen Leen voortging met haar werk
^Leen, ik mot je iets heel gewichtigs
vertellen (na eenig wachten) je moet van
de markt weg, Leen, ’t is je eigen schuld,
ik heb met den hoofdopzichter gesproken
over je weet wel, over die bak schol, die
je gestolen heb...
Lange Leen werd vuurrood. Ze stond
op het punt zich op te richten, om zich
op Jaap te werpen. Ze hield zich echter
nog in.
Jaap vervolgde, zich verkneuterend over
het succes dat z’n woorden begonnen te
krijgen.
„De baas heeft me toen gezeid, dat wan
neer ik nog eens over je te klagen had, ik
het hem maar moest zeggen, dan zou-ieje
van de markt wegjagen, wegjagen versta
je liefje*, spotte Jaap.
Leen stikte bijna. „Ellendige ouwe schurk,
schreeuwde ze „pas op man, pas op, of er
gebeuren nog rare dingen*.
De andere meiden waren naderbij geko
men en stonden rondom Leen en Jaap,
giggelend, de handen buitenwaarts op de
heupen.
Ze hadden pret, groote pret zelfs.
„Je weet het nou, hoor, vervolgde Jaap,
zich naar Leen bukkende en half-fluisterend,
je weet het nou, as-je niet toestemt in wat
ik wil, dan
De meiden verkneuterden zich reeds over
het gevolg van een vechtpartij, die thans
onvermijdelijk scheen.
„As-je nou je muil niet dicht houdt,
ouwe, dan’zal ik ’m dicht slaan, versta je,
riep Leen, die er nou genoeg van had. „Ik
luister toch niet naar je praatjes*.
„Dan zal jij nog vandaag de markt af,
gauw, d’r af, d’r af, gilde Jaap, wien het
schuim tot op z’n lippen stond, zwaaiend
met zijn stok, als wilde hij Leen dreigen.
En werkelijk hief hij den stok omhoog en
gaf Leen er een gevoeligen slag mee op
den rug. Leen’s toorn had zijn culminatie
punt bereikt. Als een tijger wierp zij zich
op hem. Met de rechterhand vatte ze den
stok vast, met de linker greep ze Jaap om
z’n middel en drukte hem met bovenmen-
schelijke inspanning tegen haar borst, als
wilde ze den man samen persen. De stok
wierp ze toen weg, vatte het lichaam on
danks het heftige spartelen en het gegil
van Jaap, in beide handen, hief het omhoog
en met een geweldige spierkracht-ontwik-
keling barer forsche gestalte, slingerde ze
hem tegen den grond, op de groote, klets
natte steenen.
Een langdurig hoerahweerklonk dat
onmiddellijk bij het zien van Jaap’s lichaam,
dat als een lijk ter neer lag, bedaarde.
Toen vloog Lange Leen naar het lichaam
ging er op staan in hare volle lengte en
haar beide armen zwaaiend, het gelaat
hoogrood gekleurd, met trillende neusvleu
gels, haar boezem onder het jak hoog op
hijgend, riep ze met bevende, doch krachtige
stem uit
„As-ie kapot is, is ’t mjjn schuld niet
Lange Leen, voor de vierschaar gedaagd
wegens ernstige mishandeling, gaf een om
slachtig verhaal van alles, wat voorgevallen
was. Ze zei, dat het haar schuld met was,
dat ze Jaap zoo mishandeld had, en dat
men haar in de gevangenis zou werpen.
Ze meende gehandeld te hebben, zooals
ieder eerzaam meisje in haar plaats moest
hebben gedaan, wanneer een man, en
wat voor ’n man was die Jaap haar
met lasterlijke, onbetamely'ke praatjes lastig
viel.
Ze vertelde het den heeren rechters uit
voerig. Ze was een fatsoenlijk jong meisje,
geen enkele smet bezoedelde haar gedrag,
integendeel, ze was alom bekend als een
goede, oppassende koopvrouw.
Maar de bewijzen. De president van de
rechtbank had haar gezegd dat ze bewijzen
moest leveren van alles wat ze zei, anders
werd ze toch niet geloofd. De vischmeiden,
als getuigen gehoord, wierpen meest allen
de schuld op Leen. Ze was door Jaap ge
maand de markt te verlaten en ze had het
niet gedaan, maar als een waanzinnige was
ze op den man losgevlogen.
Van die „praatjes*, welke Jaap haar had
gedaan, veinsden ze niets te weten. Ze had
den er op den bewusten morgen niets over
hooren zeggen.
En dan Leen had een bak schol ge
stolen, dat wist men op de gansche markt
en dit vooral was de reden, dat men haar
van de markt wilde verwijderen.
Lange Leen bracht in het midden, dat
ze onschuldig was, dat ze nooit gestolen
had, maar dat het Jaap geweest was, die
op een morgen een bak schol heel stilletjes
in een mand van haar had gestopt.
Toen de president dit hoorde hoe men
een man, die vader van negen kinderen
was, van zoo iets laags, van iets infaams
Samen 257.390
over als zuiver belastbaar
inkomen ƒ591.210
opbrengst, naar een heffingsprocent
van 36/i0 bedraagt f 21.283.56.
Dit kohier wordt ter inzage gelegd en
gesteld in handen eener Commissie ten fine
van onderzoek en rapport, de heeren Lunter,
Schievink en Dijkstra.
2. Aanbieding van de rekening, balans
staat en verslag der gemeentereiniging over
1897.
Overeenkomstig art. 11 van het beheer
op de gemeentereiniging heeft de Commissie
overgelegd de rekening, balansstaat en het
verslag over 1897.
Ter inzage gedeponeerd, terwijl het ver
slag, dat inmiddels wordt gedrukt, aan de
leden zal worden rondgedeeld.
Voorstel van Burg, en Wethouders:
tot wijziging der verordening tot rege~
3.
a.
ling van het openbaar lager onderwijs.
b. tot wijziging van art. 21 der instructie
voor het onderwijzend personeel.
Burgem. en Weths,, in overleg met d$
Cl
Bolswardsche Courant
er
zoo