NIEUWS EN ADVERTENTIEBLAD
O1SWA.R» en wonseradeee
23
J
No. 37. Verschijnt Donderdags en Zondags. Zeven en dertigste Jaargang. 1898.
LIZZY.
ZONDAG 3 APRIL.
De zaak Gebr. Hogerhuis.
d
VOOR
1
3
ABONNEMENTSPRIJS 80 Cents per 3 maanden.
Franco per post 95 Cents.
raad, haar nog eens wilde bezoeken, en zoo
doende trachten haar op andere gedachten
te brengen, vond hij het huis verlaten de
Parsons waren verhuisd naar een groot huis
in een der voornaamste buurten van de stad.
6)
ADVERTENTIEPRIJS: 50 Cts. van 1—7 regels. Ver
volgens 10 Ct. per regel. Overigens naar plaatsruimte.
Tien jaren waren voorbijgegaan. Ted
Bowden was geen ondergeschikte meer, hij
stond nu aan het hoofd van een groote
handelszaak. Aan trouwen had hy niet
meer gedacht, nadat Lizzy hem al het ver
trouwen in de vrouwen ontnomen had.
Eens op een middag hoorde hij een voor
bijganger den naam Parson noemen en op
merkzaam geworden, hield hij zyn stap in
en luisterde naar het gesprek. Veel ver
stond hy niet, maar wat hij opving, was
voldoende om hem het bloed sneller door
de aderen te jagen.
Parson in de gevangenis wegens valsch-
heid in geschrifte! En waar zou Lizzy zijn?
Alleen in dat groote, voorname huis Want
hij had vroeger reeds gehoord, dat haar
moeder gestorven was en haar zuster ge
huwd. Maar het huis was verlaten en van
een dienstbode vernam hij, dat de heer en
mejuffrouw Parson een maand geleden
reeds vertrokken waren en nu ergens in
een aanzienlijke straat op een tweede ver
dieping woonden. Zijn hart bloedde, toen
hij dat hoorde en diep begaan met Lizzy’s
lot spoedde hij zich naar de G.-straat en
schelde aan haar woning. Na langen tijd
te hebben gewacht, werd er open gedaan.
Een bleeke, jonge vrouw, met grijzend haar,
moéde oogen en kleurlooze lippen stond
voor hem.
Lizzy, kreet hy verschrikt, mijn arm
kind, wat heb je geleden!
Je hebt het dan gehoord, zei ze na
een pijnlijk stilzwijgen je weet het van
vader
Hij knikte.
En begrijp... je het deze brief, zeg
was het waarheid
Ze haalde een geel geworden papier te
voorschijn en toonde het hem. Terstond
herkende hy zijn eigen handschrift, maar
had hy ooit zulke f’s en e’s gezet? De
brief was 10 jaren oud en hij spande zich
in om de woorden te lezen - had hij dat
geschreven? had hy hun engagement ver
broken en in zulke ruwe bewoordingen
Lizzykreet hij. Ik heb dien brief
nooit geschreven nooit
Lizzy snikte zacht.
Ik wist het... ik wist het, o Ted! dat
myn vader zoo slecht kon zijnzoo door
en door slecht
Er ging hem een licht op hij dacht aan
de enkele regelen, die Lizzy eens onder
haars vaders brief had geschreven en welke
dus ook valsch moesten zijn geweest.
Myn arme Lizzy, fluisterde hy, haar
in zijn armen sluitende. We hebben beiden
onze belofte gehoudenelkander nooit op
te geven wil je nu myn vrouw worden?
wil je
Je kwaamt juist op tyd, Ted, fluister
de ze, anders... anders... had je my wel
licht nooit gevonden. Als je wist wat ik
van plan was
Sst! lieveling! zeg mjj nu, wil je
myn vrouw worden?
Ja, Ted, gaarne.
e Parsons waren arm, doodarm. Ze be-
woonden een klein huis en trachtten
zoo goed en zoo kwaad ’t ging hun
armoede te verbergen. Mevrouw Par
son was oud en grijs geworden en de
stryd om het bestaan had haar rug ge
kromd, haar hart verbitterd. De dochters
waren lieve, opgewekte meisjes, maar reeds
nu, op jeugdigen leeftijd, had de invloed
van langen, zwaren arbeid zijn stempel na
gelaten op de eens zoo frissche gezichtjes.
Jeannette zag er bleek en vervallen uiten
zelfs op Lizzy’s trekken stond nu en dan
ontevredenheid te lezen. Maar toch waren
zij de beste meisjes, die ooit bestaan hadden,
ten minste zoo dacht Ted Bowden er over
en hy wachtte slechts op verhooging van
salaris om de jongste van het tweetal tot
zijn vrouw te maken. Lizzy had hem haar
woord gegeven en de heer en mevrouw
Parson hadden geen tegenwerpingen ge
maakt.
Eén avond in de week bracht Ted in de
eenvoudige, gezellige zitkamer van de Par-
rons door en het was hem een genot te
zien, hoeveel opgewekter Lizzy er uitzag
dan vroeger. Eens op een avond vond hij
hen allen in opgewonden toestand byeen.
Natuurlijk, we zullen dit huis hoe
eer, hoe beter verlaten en in een voorna
mer buurt een villa huren. En jij, Jeannette
moet je betrekking opzeggen, morgen op
den dag, je behoeft nu niet meer met eigen
handen je brood te verdienen.
Maar, veronderstel eens, dat het niet
waar is, begon mevrouw zenuwachtig.
Ted bleef aarzelend hy de deur staan en
zag verwonderd rond. Lizzy schreide en
wendde het gelaat af.
Lizzy, lieve, wat is er? vroeg hy
naderbykomend. Wat scheelt er aan
Hy zette zich naast baar neer eh nam
haar kille hand in de zyne.
Stilfluisterde ze, er is iets wonder
lijks gebeurd.
Wat dan, lieveling, schrei niet, ik
kan geen tranen zien.
Hy sloeg den arm om haar heen, maar
tot zyn verwondering trok ze zich terug,
haar vader beangst aanziende. Later her
innerde Ted zich die beweging en dan
werd zijn hart met bitterheid vervuld.
Ge zult u verwonderen te hooren, viel
hier de heer Parson in, dat een neef van
my in Jamaica een man, dien ik nooit
gezien heb en van wien ik slechts zelden
hoorde gestorven is en my zyn fortuin
heeft nagelaten, bedragende 240.000 gulden,
zegge 240.000 gulden.
Ted verbleekte. De kamer, de lamp, het
vuur, alles draaide hem voor de oogen. Hy
zag slechts Lizzy’s gelaat, verder en verder
zich van hem verwijderende. Hy slaakte
een kreet, sprong op en stamelde eenige
gelukwenschen. Vroeger dan gewoon lyk
ging hy heenhjj scheen den afstand die
tusschen hen gekomen was te gevoelen, en
’t was hem een verademing een einde aan
deze pijnlijke positie te maken. Lizzy volgde
hem. Toen de kamerdeur zich achter hen
gesloten had, legde ze bedeesd haar hand
op zyn arm en stamelde
Je zult my nooit opgeven, nietwaar?
Nooit, beloof het my.
Hy sloot haar in zyn armen en zei met
trillende stem
Ik heb alles begrepen, lieveling. Je
vader zal nooit zyn toestemming tot een
huweljjk met mij geven. Hy zal het ver
bieden, hy heeft het reeds verboden. O,
Lizzy, wat kan ik met mijn ellendig in-
komentje doen
Beloof, dat je my nooit zult opgeven.
Ik zal nooit iemand anders huwen. Nooit,
nooit, Ted Beloof my hetzelfde
Er bestaat slechts één meisje op de
geheele wereld voor mij, fluisterde hy, en
dat ben jy
Dien avond ging hy huiswaarts met het
vaste voornemen nog harder te werken en
haar tot eiken prijs te huwen, maar een
week later ontving hij een brief van haar
vader, waarin deze hem mededeelde, dat hy
het engagement als verbroken beschouwde
en alle verdere pogingen om zijn dochter
te zien of te schrijven, verbood. Een paar
woorden van Lizzy zelf onder den brief
van haar vader geschreven, ontnamen hem
alle hoop. Hij had nooit kunnen droomen,
dat ze afstand van hem zou doen en ge
loofde het ook nog niet, maar nadat hy
haar herhaalde malen geschreven en steeds
vergeefs op antwoord gewacht had, moest
hy wel tot de conclusie komen, dat ook
zij, om der wille van het geld, hem had
opgegeven.
De eene dag na den anderen verliep, maar
Jazzy bleef zwijgen, en toen hy, ten einde
Bolswardsche Courant
Zondagavond werd door de socialistenver-
eeniging „Bolsward" eene talrijk bezochte
vergadering gehouden in „De Doele.“ Als spre
kers traden op de heeren F. Domela Nieuwen
huis en D. Nauta, beiden van Amsterdam, die
tot onderwerp hunner rede hadden Het vonnis,
uitgesproken over de drie gebroeders Hogerhuis.
Op verzoek geven wij van deze vergadering het
onderstaand verslag, dat in beknopten vorm een
overzicht geeft van het verhandelde.
Na opening door den heer Hosier, trad eerst
de heer NIEUWENHUIS op. Spreker begon
met er op te wijzen, dat de belangstelling van
het volk gaandeweg klimt in de zaak der Gebr.
Hogerhuis, evenwel de agitatie moet nog meer
algemeen, het werkelijk verloop dier zaak meer
bekend worden. De zaak Dreyfus (Zola) in
Frankrijk toch trok aller aandacht, alle pennen
kwamen in beweging, het was de kwestie van
den dag. En toch bekroop mij, vervolgde Spr.
een gevoel van walging, toen men Zola zooveel
bewijzen van sympathie gaf, ook uit ons land,
omdat men daarmede te kennen wilde geven,
dat men ook hier de vaan van recht en huma
niteit durfde hoog houden, en dat, terwijl ook
hier in Nederland ge vonnisten zijn, waar her
ziening een dringende eisch is, en Spr. heeft
Zola dan ook een brief geschreven waarin hij
bekend maakte, dat er huichelaars onder die
genen waren, die hun gevoel voor waarheid en
recht vertolkten. Doch er is bij veel overeen
komst een groot verschil tusscnen de zaak in
Frankrijk en die der Hogerhuizen. Dreyfus toch is
een rijke, een persoon uit de groote wereld, en
de Hogerhuizen zijn slechts gewone arbeiders,
maar daarom dient toch even goed en even
sterk ca even algemeen op herziening van het
vonnis te worden aangedrongen,
Prof. Simons te Utrecht heeft mijne verge
lijking van die twee rechtszaken bestreden en
o.a. gezegd, dat de zaak in Frankrijk in het ge
heim was behandeld en men daarom recht had
op herziening aan te dringen, terwijl hier een
openbare rechtspleging heeft plaats gehad, en de
zaak zoowel als het onderzoek publiek zijn behan
deld. Ik ontken zegt Spr. dat de verdediging
hier haar volle rechten heeft gehad.
De getuigen werden door den President op
een bijzondere wijze ondervraagd, dat men den
indruk kreeg, dat de rechters reeds te voren
overtuigd waren van de schuld dezer verdach
ten, alsof het vonnis reeds klaar was. Dan moet
men weten, dat het gerecht 5 maanden besteedde
aan het onderzoek, terwijl de advocaten der ver
dediging voor het nagaan van het lij vige dossier
slechts 2 dagen was toegestaan.
Vervolgens wees Spreker op de wijze waarop
Hoitinga, een der getuigen, met wie een der
gebrs. op de bunzingjacht is geweest op dien
beruchten St. Nicolaasavond, en protesteerde
tegen de handelingen van den Commissaris van
Politie te Leeuwarden. Ook protesteerde hij
tegen de bewering, dat het overtuigend bewijs
van schuld in deze zaak is geleverd. Wettig
bewijs was er, omdat de hoofdgetuige Haitsma,
bij wien is ingebroken, alsmede zijn huishoud
ster Ymkje en diens broeder getuigden, dat zij
in deze gebrs. de daders herkenden. Spreker
ging die getuigenissen na, en wat er aau vooraf
was gegaan, o.a. dat een der nu schuldigver-
klaarden, Wiebren, daarop nog 4 nachten met
Haitsma in dezelfde bedstede heeft geslapen, en
dat, terwijl er bij dien inbraak op leven en dood
zou zijn gevochten tusschen hen beiden 1 Men
beweert, dat er eerst later aan gedacht werd,
dat hij de schuldige kon zijn, maar hij werd,
toen hij zelfs als verdachte was gearresteerd ge
weest, nog als welkom vriend ontvangen, gelijk
de tweede Spreker straks nader zal aantoonen.
De herkenning, gelijk die getuigen dat verklaren,
is te vaag om als overtuigend bewijs te dienen,
want de daders waren vermomd, en dan ze bij
nacht, bij maneschijn te herkennen, onder zulke
omstandigheden
Spreker heeft zich de vraag gesteld, waarom
deze veroordeelden zoo streng zijn gestraft, daar
in gewone omstandigheden wegens inbraak, zelfs
wegens poging tot moord tot geen meer maan
den wordt veroordeeld dan hier jaren, ën hij
kon hiervoor geen andere verklaring vinden, dan
om een afschrikwekkend voorbeeld te geven aan
de socialisten. Er heerschte in die streken toen
werkeloosheid, diefstallen en brandstichtingen
waren aan de orde van den dag, zonder dat men
de daders kon vatten, en nu moesten dezen
waarschijnlijk boeten voor al die wetsovertre
dingen. Dit proces heeft terstond bij eenigen
bedenking doen rijzen, en hoe meer de zaak
wordt overwogen, hoe bedenkelijker dat vonnis
wordt, en de onschuld dezer veroordeelden uit
komt zegt Spr. Van den beginne af heb ik dan
ook tegen dit vonnis geprotesteerd, en meer en
meer wint bij het volk mijne overtuiging veld.
Nu heeft zich later Mr. Troelstra ook in deze
zaak gemengd, en zelfs daders bij name genoemd.
Hiervan is het gevolg geweest dat de zaak nog
nader wordt onderzocht, maar door dezefde recht
bank die het vonnis velde, en daar het niet is
te denken, dat deze genoemden die gepleegde
inbraak is te bewijzen, zitten de Hogerhuizen
hierdoor vaster dan voorheen. Het onderzoek
dient zich te bepalen tot het schuldig of niet
schuldig zijn der veroordeelden, het verder aan
justitie en politie overlatende de ware schuldigen
uit te zoeken. Het vonnis deugt niet, roept Spr.
uit. De bewijzen voor het herkennen zijn denk
beeldig, het overtuigend bewijs is niet geleverd,
zal wei nimmer in deze zaak geleverd kunnen
worden. De veroordeeling berust óp vermoedens,
gelijk de volgende Spreker zulks nader zal aan
toonen, doch door het noemen van daders heeft
Mr. Troelstra m. i. de zaak der Hogerhuizen niet
bevorderd maar verergerd.
Ook had Spr. veel aan te merken op de hou
ding van den Minister die voorgaf dat het nader
onderzoek de bewijzen tegen de Hogerhuizen
heeft versterkt, maar die bewijzen niet openbaar
wil maken. Dit geheimhouden evenwel heeft de
agitatie in hare overtuiging versterkt, en de
stem des volks, dat is de stem van waarheid en
recht, is de stem Gods en roept om herziening
van het vonnis. Ook ik heb persoonlijk kennis
met den kerker moeten maken, ik ben zelf het
slachtoffer van een verkeerde opvatting van het
recht geweest, ik moest toen onschadelijk ge
maakt worden en daarom de gevangenis in,maar
zij hebben er geen pleizier van gehad. De Mi
nister, zeide spreker, moet ook hier toegeven aan
den eisch om herziening. Het nader onderzoek
zal wel niet veel bijzonders opleveren, en het
duurde reeds drie maanden. Wellicht zal het nog
wel een 3 maanden gerekt worden en dan breekt
de kroning aan, waarbij misschien wel gratie
aan deze gevangenen zal worden verleend. Doch
het volk vraagt hier geen gratie maar recht, en
het verlangt dat de rechters, wanneer zij gedwaald
hebben dit zullen erkennen. De tijd die deze
gevangenen onschuldig in de gevangenis door
brengen, wordt hun ontnomen, en wie zal, wie
kan dat hun ooit vergoeden I
Ten slotte herhaalde Spreker nog, dat alles wat
bij het nader onderzoek aan het licht komt,
openbaar dient te worden gemaakt. Steeds krach
tiger zal deze eisch gesteld worden, want de
overtuiging dat de Hogerhuizen onschuldig zijn
veroordeeld wint meer en meer veld, en hij
vermaant elk aan in zijn kring hiervoor te agi-
teeren. (Applaus.)
Na de Pauze bekwam de heer NAUTA het
woord. Hij begon met te zeggen, dat hij hier
geen vreemdeling was, maar dat men zich wel
licht zal verwonderen, dat hij thans in gezel
schap van den heer Nieuwenhuis optreedt, wijl
hunne beginselen zoozeer uiteenloopen. De zaak
der Hogerhuizen is echter geen politieke zaak
en naar ik mij, zegt Spr., door een persoonlijk
en nauwkeurig onderzoek heb overtuigd, ver
dient zij door een ieder gesteund en ook van
een Christel, standpunt zeer zeker besproken te
worden. Da. Klein, de hoofdonderwijzer Valken
meer personen van verschillende richting en
invloed interesseeren zich voor deze zaak. Toch
wordt mijn optreden in dezen mij hier en daar
euvel genomen, in Harlingen werd er een scherpe
motie over aangenomen. Vooral ook het optre
den op Zondag vindt afkeuring, maar ik vraag,
of men niet elke gelegenheid moet aannemen
om ongelukkige medemenschen te helpen, en of
men den Zondag, den Sabbathdag niet mag ge
bruiken om wel te doen I
Van een Christelijk standpunt wil ik de zaak
Hogerhuizen bespreken maar moet vooraf er met
nadruk op wijzen, dat de pers, die over de
Dreyfuszaak kolommen vulde, deze zaak zoo
goed als geheel doodzwijgt. Spreker is ten volle
van de onschuld dezer veroordeelden overtuigd
en hij roept alle Christenen op, om medelijden
met hen te hebben, daar het helpen van on-
schuldigen toch een eerste plicht is der Chr.
naastenliefde. Maar de bewijzen der onschuld
dan zal men vragen. Ik zal ze u aantoonen
zegt Spreker, gelijk ik ze ook den Minister per
soonlijk heb aangetoond.
Hij begint dan met te verklaren, dat de gebr.
Keimpe en Wiebren den St. Nicolaasavond op
het oogenblik van de inbraak te Britsum, in
hun woning te Beetgum waren. Een buurman
heeft te halftwaalf ure hun stemmen duidelijk
gehoord, en zij konden dus een half uur later
onmogelijk bij Haitsma inbraak plegen, omdat
de afstand veel te groot is. Hun broeder Marten
was op de bunzingjacht dien avond in gezelschap
van een Hoitinga, die herhaaldelijk verklaart
bij hem te zijn geweest dien nacht. Toen het
vermoeden op de Hogerhuizen viel, werden eerst
Wiebren, Marten en hun broeder Jan gevat,
- maar de laatste weer vrijgelaten en Keimpe in
zijne plaats gearresteerd. Wiebren, na aan
vankelijk in arrest te zijn genomen, begaf daarop
zich weder naar Haitsma, waar hij huisvriend
was, en Haitsma zelf zeide verwonderd „Hoe
kenne ze jou daar toch voor nemen?" en toch
getuigde deze latei’ hem te hebben herkend.
Er is op het terrein van de inbraak een lan
taarntje gevonden, en bij de huiszoeking bij de
Hogerhuizen ook een klein lantaarntje doch zelfs
het 7 jarig jongentje, dat onverhoeds op school
op de proef werd gesteld, verklaarde directdat
(dat van de inbraak) is niet van ons, terwijl hij
het andere wel herkende. Ook bij de nauwkeu
rigste huiszoeking heeft men niets verdachts
kunnen vinden.
Vervolgens wees Spr. op een artikel in Friso,
getiteld „Klassenjustitie?" waarvan hij gedeel
ten voorlas, en komt ten slotte sterk op tegen
de conclusie in dat artikel
„En als we dan daar die President van de
„Rechtbank zoo instantelijk hooren waarschu
wen, aan de drie hoofdgetuigen om nu wel
„te bedenken, wat ze zeggen, omdat van hunne
„verklaringen de al of niet veroordeeling der
„beschuldigden zal afhangen en deze getuigen
„allen pertinent verklaren zich niet te vergis*
„sen, maar de daders in de beschuldigden met
„zekerheid te herkennen, dan ja dan kun-
„nen die getuigen zich wellicht nog bedrie
gen maar voor de justitie is dan het wet*
„tig en overtuigend bewijs geleverd en moet
„zij vonnissen."
Een besliste onwaarheid is het, zegt Spr., dat
het overtuigend, bewijs geleverd is, dat is nooit
geleverd, en zal nooit geleverd worden. Hij be-
beschouwt de getuigenissen als gedaan om de
justitie te behagen. Het onderzoek vindt hij niet
onpartijdig, en hij moet met kracht tegen het
gevelde vonnis opkomen. Hij weet het, dat men
de overheid moet gehoorzamen, maar Jezus zelf
gaf ons in zijn leven voorbeelden, dat men het
onrecht moet bestrijden. Tegen onrechtvaardig
heid mag, neen moet ook de Christen protestee*
ren.
Als bewijs voor de onschuld dezer veroordeel*
den voert Spr. vervolgens aan, dat de moeder
en ook de zuster niet als getuigen werden toe
gelaten, en toch die konden getuigen, dat zij
onschuldig waren, die konden verklaren, dat zij
den bewusten avond thuis waren. Dan wilde de
verdediger de rechtbank toonen, dat het raam
pje, waardoor Wiebren naar het heette, moet
zijn gesprongen, te klein was, en hij had daar
toe een model van dat raam laten vervaardigen,
maar ’t werd geweigerd.
Ik heb, zegt Spr. aan den redacteur van het
Handelsblad, dat zooveel omtrent de Dreyfus
zaak heeft opgenomen, aangeboden mijne mee-
ning door middel van dat blad te openbaren,
doch de heer Boissevain had hieraan geen zin
en verwees mij naar den Minister, ja door zijn
tusschenkomst heb ik een audiëntie gehad, en
Z.Ex. de zaak duidelijk gemaakt, maar deze be
riep er zich op, dat het onderzoek nog hangende
was, en gaf mij duidelijk te kennen, dat inge
val aan de door Mr. Troelstra genoemde personen
de misdaad niet kan worden bewezen, de Hoger
huizen in de gevangenis blijven. Daar nu de
veroordeeling berust op de verklaringen der
getuigen, en deze nu toch wel huil woord niet
zullen terugroepen, en het wel onmogelijk zal
zijn onomstootelijke bewijzen aan te voeren,
tegen wien dan ook, is door het inwerken van
Mr. Troelstra de kans voor de Hogerhuizen ver
minderd. Hij vindt het niet nobel dat Mr. Troelstra
nu in zijn blad een verdraaide lezing geeft van
het onderhoud, wat hij met dezen had, zoo zelfs
dat het kamerlid Staalman, die er ook bij was,
zelfs schreef, in dat artikel het onderhoud haast
niet te herkennen.
Dan wijst Spreker er op, dat in andere rechts
zaken de omstandigheden soms heel duidelijk
van schuld spreken, en toch vrijspraak volgt op
grond, dat er geen overtuigende bewijzen zijn,
gelijk hij een voorbeeld van beschuldiging van
brandstichting aanhaalt, en toch bij de Hoger
huizen op de getuigenissen, zonder verder be-
wijs, het schuldig werd uitgesproken. In deze
zaak was geen overtuigend bewijs te leveren, en
ik ben er innig van doordrongen, dat hier drie
onschuldigen in den kerker zuchten, en bezweert
alle Christenen hem te helpen, óm hun boeien
te slaken, mede te werken tot de be vrij ding
dezer onschuldigen. Alle Christenen vraagt hij
om der wille des Evangelies, mede te werken
tot hunne verlossing, terwijl hij een ieder ala
mensch oproept om nier den ongelukkigen me»
f