NIEUWS EN ADVERTENTIEBLAD OLSWARD EN WONSERADEEL Eenmaal is Geenmaal. J I. FABER, firma J. J AKLES, estigt bij vernieuwing de aandacht zijner eëerde Begunstigers op zijne fraaie lollectie Bukskins, No. 30. Verschijnt Donderdags en Zondags. Zeven en dertigste Jaargang. 1898. DONDERDAG 14 APRIL. M BINNENLAND. Modestoffen, Dekens, I Br* Bedden, Vitrages, Tafelzwilken, Karpetten, Kleedjes, Vitte Goederen enz. enz., a beveelt zich tot levering daarvan' riendelijk aan. VOOR e g I ABONNEMENTSPRIJS 80 Cents per 3 maanden. Franco per post 95 Cents. IJ Z E R E N lylinder-Mangels, k 8 e ADVERTENTIEPRIJS: 50 Cts. van 1—7 regels. Ver volgens 10 Ct. per regel. Overigens naar plaatsruimte. „Eenmaal is geenmaal 1“ Och, dat met dit zeggen Niemand vermetel en roekeloos speel Is het iets goeds, dan is éénmaal te weinig. Is het iets kwaads, dan is éénmaal te veel. Meermalen trokken we te velde tegen het gebruik van onware spreekwoorden, omdat ze meestal een hoogst verderfelijken invloed od ’s menschen leven, op zijne daden uit- J. J. GROOTZAND. dat gehouden gesprek dacht X over niets anders dan over rijk worden. Éénmaal, slechts éénmaal wilde hij ’t ook probeerenDe uitkomst bedroog zijn hoop, en nu voelde hij zich geprikkeld om wat meer te wagen. De tweede stap volgde op den eerste. Hij waagde telkens meer, meer van hetgeen hem niet toebehoordetelkens meer van het geld van anderen. Eindelijk was hij genood zaakt te vluchtenHij werd op de grenzen gevat en tot gevangenisstraf veroordeeld. Dat „éénmaal14 was zijn ondergang ge worden. Lieflijk kabblen soms de baren, "Waar een draaikolk onder boort: Arme, zet geen voet meer voort Tot gedachtloos spelevaren Och, gij bracht uw ranke buis Nimmer zonder schipbreuk thuis. Waar het eene berispelijke, afkeurens- waardige zaak geldt, is éénmaal juist één maal te veel. De trek naar het verbodene blijkt bij tal van menschen steeds machtiger dan de kracht der zelfbeheersching. Wie zal er voor instaan, dat het éénmaal bedrijven van het kwade niet de heillooste gevolgen heeft. Alleen als we het goede doen, dan is één maal te weinig. Vergeven moeten we onzen naasten zeventig, ja zeventig keer, zeven keer. Het betoon van liefde, het wijzen aan verdoolden van het rechte pad, het opbeu ren en steunen van gevallenen en moede- loozen, het bestrijden van ondeugden als daar zijn oneerlijkheid, dronkenschap, zede loosheid, onverschilligheid en ruwheid zij ons steeds eene aangename taak. Hoe meer we weldoen, hoe vaker we het een en ander verrichten wat schoon en edel is, hoe meer er in ons ontstaat, dat zalig gevoel van rust en vrede, van kalmte en onversaagdheid, die het leven zoo gemakkelijk maken. Hnfch. Crt. Is zoo licht eentred gedaan, Die ons nooit terug laat gaan. Arnold was een vlijtig werkman hij had vast werk en bracht winter en zomer zijne vrouw geregeld twaalf gulden per week te huis. De herbergen kende hij van buiten; er in had hij zelden een kijkje genomen. Op zekeren dag noodigde een kameraad hem uit om ’s avonds een vergadering bij te wonen van werklieden, die in de herberg „DeSter44 zou gehouden worden en waar over de be langen van hen zou gesproken worden. Ar nold weigerdeook bij volgende gelegen heden bedankte hij om mee te gaan maar toen een der knechts opmerkte, dat éénmaal toch eigenlijk geenmaal was, stemde hij toe. Slechts éénmaal zou hij er komen 1 ’t Was er toch gezelliger dan hij gedacht had, en hij vernam nu, dat hij, als alles recht toeging, veel meer zou bezitten dan hij had. Hij merkte nu, wat hij tot nog toe nooit begrepen, ingezien of geweten had, dat er aan zijn geluk nog al wat ontbrak, ’t Was dom van hem geweest zoo vlytig te werken. Nu begreep hij, waarom de patroon zooveel met hem ophad, ’t Was zelfzucht van den patroon. Iedereen op de vergadering had met dat beweren ingestemd. Knorrig kwam hij te huis; zijn slaap was onrustig en den volgenden morgen stapte hij met heel wat minder lust naar de fabriek dan anders. Voortaan was Arnold een ge trouw bezoeker van de bijeenkomsten, een vaste kaartspeler, een dronkaard. Hoe meer hij uitging en dronk des te onbeduidender •werd hij, en zijne vrouw verweet hem, dat hij de vloek van zijn gezin was geworden. V oorheen hadden ze, wat ze behoefdennu leden ze vaak honger en verkeerden in diepe ellende. Waarom ook toegestemd éénmaal mee te gaan naar een verblijf, waar zooveel ellende haren oorsprong neemt. Arnold ont ving eindelijk zijn ontslag, werd een bede laar en kwam in ellende om. En gelijk het den eenmaal hinken en op- passenden Arnold ging, zoo is het met zoo- velen gegaan, die gedachteloos zich tot het verkeerde lieten overhalen. ’k Heb zoovele struikelaren, Vrienden, op mijn tocht ontmoet, Die den eens geglipten voet Langer niet meer meester waren Wien zoo licht een tweede pas En zoo zwaar het keeren was. Mijnheer X was geacht en bemind. Hij genoot het algemeen vertrouwen en velen, die niet onbemiddeld waren of een duitje voor den ouden dag hadden gespaard, gaven hem hun geld om dat op soliede wjjze te beleggen. X kwam eens met een zijner vrien den in gesprek over ’t speculeeren. Die vriend W er rijk, zeer rijk door geworden. Sedert Garijp, 11 April. Alhier bestond de gewoonte, evenals in het nabijgelegen Sua- meer nog het geval is, op iedere grafruimte een heuveltje te hebben. Ieder jaar werd zoo’n heuveltje opgemaakt. Kocht iemand nieuwe graven, dan werden er dadelijk zooveel heuveltjes gemaakt als er graven werden gekocht. Het geval was dan ook, dat ieder heuveltje de plaats aanwees van een werkelijk graf. Nu heeft men hier met deze oude gewoonte gebroken en zijn alle heuveltjes geslecht, evenwel niet ten genoege van alle eigenaars der graven. Hierdoor is aan een gewoonte, die zeker uit zeer ouden tijd dagteekent, een einde gemaakt. Hepk. Adv.bl. Sneek, 12 April. Aan de markt werden hier heden aangevoerd ruim 3000 kievits eieren. De prijzen liepen van 121/! tot 15 ct. De fijne waar vond haar bestemming weer naar ’t buitenland. In melkvee was heden, uitgezonderd de kalveren, de meeste handel. Met ’t wolvee was het treurig gesteld, bij dalende prijzen weinig of geen handel. Beste varkens zijn in 8 dagen tyds terug- geloopen van 21 tot 16 cent, doordat de Amsterdamsche markt hoegenaamd niets op moment trekt. Onderscheidene varkenkoo- pers liepen daardoor schadepostjes van 50 tot 125 gulden op. In nuchteren kalveren gaat steeds nog veel om, aangezien de beulust in Engeland bijna met te verzadigen is. Paaschdrukte. Het jongste Paaschfeest heeft ook ditmaal heel wat drukte en ver keer in Haarlem en vooral zijn omstreken opgeleverd. Wel was het den eersten dag niet zeer druk, doen den tweeden scheen men de schade in te halen. Ontelbaar waren het aantal wandelaars, wielrijders en rijtui gen, die alle lanen en dreven vulden. De Bloemendaalsche tram scheen niet dan vice-versa te rijden tusschen Haarlem en Bloemendaal. De sporen en de trams brachten de rei zigers bij duizendtallen aan, doch overal heerschte een aangename zelfs gezellige drukte. Dronken lieden zag men zeer weinig wat bepaald opmerkenswaard is. Ook de Hout was voor velen een groote aantrekking’t was daar bijzonder vol en ook nu weder bewonderde men de springende fontein terwijl het Haarlemsche muziekkorps zjjn eerste concert gaf. Zaterdag is te Utrecht de tweede ver gadering gehouden van de sinds kort opge richte vereemging van hoofden van scholen ia Nederland. Het aantal leden bedraagt reeds bijna 1100. De statuten werden definitief vastgesteld. De vergadering besloot een contract aan te gaan met den uitgever en de redactie van Het Nieuwe Schoolblad, om dit van 1 Mei a.s. af als orgaan der vereeniging te ver zenden. Een toestand, die wat de verkeers wegen aangaat, doet denken aan dien van de heidestreken, bestaat in het beste gedeelte van de „greidehoek44 van Friesland. Tusschen Winsum en Britswerd, langs een voetpad ongeveer vijf kwartier gaans, is niet eenmaal een kleiweg, zooveel te minder een grintweg, tenzij men als zoodanig den weg beschouwt, waarlangs men meer dan twee uren rijdens noodig heeft om van de eene plaats naar de andere te komen. Te Oosterlittens, een dorp ongeveer in rechte lijn beoosten de beide genoemde dorpen gelegen, heeft zich nu een commissie van drie leden gevormd, die pogingen in ’t werk zal stellen een eind aan dien primitieven toestand te maken. Als gevolg van de vermindering van die Drentsche bosschen, welke aan de markt- genooten toebehooren, neemt in Drente de gelegenheid ter bekoming van takkebossen, bestemd voor de Paaschvuren, telken jare af. Te Borger bestond vroeger een zooge naamd „boerbosch44, de Groote Heze ge naamd, waaruit jaarlijks veel bosch als brandhout voor een Paaschvuur aldaar werd aangevoerd. Nadat dit bosch verwijderd is, worden met toestemming der eigenaren uit de bosschen van particulieren de noodige takkebossen gehaald. Op den laatsten Zater dag vóór Paschen worden door de dorps jeugd de „aolde wannen44 opgehaaid, die met bedoelde takkebosschen worden opge stapeld tot een groot vuur, in het open veld te verbranden op den avond van den tweeden Paaschdag. By het ophalen der „oude wan nen4* aan de huizen der ingezetenen wordt dan het traditioneele He j’ ok aolde wannen Die wij ’t aeven brannen, He j’ ok ’n bossien stroo of riet, Anders braondt oes Paoschvuur niet, aangeheven, waarop oude manden, bezems, bossen stroo en wat verder voor verbran den geschikt is, aan de zingende dorpsjeugd wordt uitgereikt en naar de plaats vervoerd waar het Paaschvuur branden zal. Ruime keuze. Voor de vacante betrek king van burgemeester der gemeente Hil versum nebben zich ongeveer 2ü0 sollicitanten aangemeld. Doodslag. Een landbouwer te Staphorst was nalatig geweest om ziju belasting te betalen, ten gevolge waarvau zyn land ver kocht werd. De man ging echter toch weer op zijn vroeger land aan het werk, dat door de nieuwe eigenaars reeds met aard appelen bepoot was. Een der nieuwe eige naars sloeg den niet tot belasting betalen gezinden landbouwer daarop zoo hevig met een stok, dat de getroffene later stervende op het land gevonden werd. Kort daarop overleed de getroffenede justitie uit Zwolle heeft de zaak onderzocht. Donderdag j.l. bracht de knecht van den voerman M. voor den aannemer Leefe- nnk te Goor eenige kozijnen naar Enschede. In den avond kwam paard en wagen zonder geleider te Goor terug. By een den volgenden dag ingesteld onderzoek werd de knecht in de schuur van P. in de nabijheid van de Wiener Steeg gevonden. Het oleek dat hij zonder bewustzijn, zwaar aan ’t hoofd en inwendig verwond was. Naar men ver neemt heeft hij tusschen Delden en Goor toegelaten, dat eenige polderwerkers en anderen bij hem op den wagen plaats namen. Een van hen zou hem toen onverhoeds van den wagen geworpen en met behulp van anderen zoodanig verwond hebben, dat men voor het behoud van zijn leven vreest. Het hoofdbestuur van den Bond van Nederlandsche onderwijzers heeft besloten, ten einde op de slechte salariëering van de plattelands-onderwyzers en hoofden van scholen weer eens sterk de aandacht te vestigen, op Pinkstermaandag in elke pro vincie in een centraal punt een meeting te beleggen, waar deze zaak behandeld wordt. Men zal trachten op elke meeting twee sprekers te doen optreden, waarvan een werkzaam bij het onderwijs en een er buiten. Het hoofdbestuur zal tevens een circulaire zenden aan allen, die bij de onderwys- examens slagen, waarin hun gewezen wordt op het belang om niet naar betrekkingen onder de f 50J te dingen. Van het Drentsche platteland wordt aan De Telegraaf geschreven Als de dichters praten van huikjes op de levenszee en van die zee teisterende stor men en orkanen, och, dan moet u dat niet zoo erg opnemen, waarde lezer, de meeste komen niet verder dan de binnenwateren van het leven, waarover zij zich zachtkens laten voortglijden. Zachtjes aan, dan breekt de lijn niet. En aan die lijn trekkend, stappen langs den kanaaloever soms al de huis(?)genooten des binnenschippers voorop de kleinste, lengte een halve meter, en verder naar de grootte de vijf of zes anal- phabetische kinderen, om te eindigen met de schipperin. Een opklimmende hoofdenlijn, waardige studie voor een empirischen wijsgeer. Allen schrijden voort, borst en hoofd vooroverge-. bogen de strakke beenspieren drukken bij elke overhelling der lichaamszwaarte den aardbol een eindje onder den klompenvoet voort. Achter op het vaartuig staat rustig de schipper, ’t pijpje, waarboven opstijgend rookwolkje, tusschen de linker snijtanden, de pet even scheef. Met breede, kalme bewe gingen bestuurt hij het roer, leidt hjj de richting van het schip. Soms als de schipper haast heeft, enga geert hij een jager. Na eenig over en weer bieden en dingen wordt men het eens over het door den schip per uit te betalen loon en de jager knoopt de treklijn aan den stok,aan welker einden de touwen zyn verbonden, die voor en langs het lichaam van des jagers paard zijn aan gebracht. Waaraan denkt wel zoo’n scheepsjager als hij uren en uren langzaam met eenigs- zins gebogen hoofd voortsukkelt achter zyn sleepend loopend paard, langs het eentonige kanaal? Ziende naar de vaartstreep, naar de wegstreep, naar de lijn waaraan zijn paard trekt, en weerszijden uitgespreid alleen de dorre, bijna kleurlooze heide met hier en daar een grauwe boerenwoning, is er wellicht meer lyn dan kleur in des scheeps- jagers verbeeldingen. Waarde lezer, er zyn scheepsjagers èn schespsjagers. De Drentsche scheepsjager, gewoon aan lange kanalen zonder vele krommingen, met om het half uur een brug, die bij zijne nadering steeds behoorlijk af gedraaid wordt, heeft weinige redenen om zich driftig te maken. Hij is dan ook kalm en rustig in zijne bewegingen en niet luid* schreeuwerig als zijn collega’s elders. Ik denk hierbij aan de Groninger Veen koloniën. Daar moet je de scheepsjagers zien. Een twistziek, rumoerig volkje. Tot hunne verontschuldiging is aan te voeren, dat vele vaarten daar met talrijke krommingen en legio klap- en draaibruggen, die niet altijd met de noodige vlugheid worden opgetrokken of afgedraaid, dikwijls den scheepsjager stof te over geven om uit zijn vel te springen van ergernis. Daar heeft hy eenige keeren geschreeuwd i „draai huien nog komt de vrouw, die de brug heet te bedienen, niet voor den dag. Misschien tracht zij haar krijtend kind te sussen, of den middagpot voor aanbran den of overkoken te bewaren. Gelukkig ziet een schooljongen, die op zulke buitenkans jes loert, des scheepsjagers miserabele positie. Hij vliegt over dé brug, draait ze af, plant zijne voeten op het middendeel der brug en werpt met effen gelaat het klompje, dat over de leuning der brug hangt in de rich ting van den schipper. Dit klompje behoort der brugafdraaister en hangt onder aan een stok gebonden touw, zooals het aas aan een hengelsnoer. Het dient om een cent als loon voor ’t brugaf- draaien op te vangen. De schipper vangt het klompje op, laat er een cent in glijden, waarna de verheugde jongen, met moeite een vreugdelach op zijn gelaat terugdringend, het ding weer naar zich toe hengelt. Heeft de schipper turf in, dan beloont hij den bewezen dienst meestal met een paar turven. De scheepsjager gaat ondertusschen voort, ontmoet in het drukbevaren kanaal een collega, en moet nu de lyn van zjjn paard losmaken, die door den schipper aan boord getrokken wordt, om zoo collega gelegen heid tot passeeren te geven. Dat is weer een heele drukte, geeft licht aanleiding tot onaangenaamheden. Soms tot „handtastelijk heden14. De heeren van den gerechte te Winschoten weten daarvan mee te praten. Tot besluit nog een kenmerkend verschil tusschen den veenkolonialen scheepsjager en zijn Drentschen collega. Gaat de eerste ’s avonds huiswaarts, dan zit bij op zijn paard amazonensgewijze, maar minder fier, den rug sterk gekromd, borst bijna rakend de knieënde Drent zit als een ruiter, waardig en rechtop. Beiden laten zich, als vrouwlief wat lastig is, even vóór dat zij van uit hunne woning kunnen opgemerkt worden, van het paard glijden om zoo een standje te ontgaan van de vrouw, die oor deelt dat haar man wel zelf loopen kan en ’t paard moet sparen. is V d A I Bolswardsche Courant.

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Bolswards Nieuwsblad nl | 1898 | | pagina 1