NIEUWS EN ADVERTENTIEBLAD
01. S WAR O EN WWSE8A822Ï.
Twee aanzoeken.
t
I
No. 43. Verschijnt Donderdags en Zondags. Zeven en dertigste Jaargang. 1898.
I
I
ZONDAG 29 MEI.
BINNENLAND.
f
.'I
I
VOOR
I
ABONNEMENTSPRIJS80 Cents per 3 maanden.
Franco per post 95 Cents.
r»
Een tragi-comische geschiedenis.
ADVERTENTIEPRIJS50 Cts. van 1—7 regels. Ver
volgens 10 Ct. per regel. Overigens naar plaatsruimte.
Heb jij al met juffrouw Haller over je
vroeg Deen. Roeter
„Niets bepaalds ten
I
Hepk. Adv. BI.
Sneek. De brigadier der Rijksveldwacht
alhier, ontving Donderdagavond van een
schipper de mededeeling, dat er in de Snee-
kermeer een Ijjk dreef in staande houding.
Vrijdagmorgen werd een onderzoek inge
steld, met het gevolg, dat het lijk van den
sjouwerman M. O. uit Ijlst werd opgevischt
en naar hier vervoerd.
Ter bevordering van de Zondagsrust
zal bij de S. 8. Maatschappij zoowel op het
Noorder- als Zuidernet, op den len en 2en
Pinksterdag de loop van vele goederen
treinen worden opgeheven.
Een wielrijdster, de dochter van een
geacht predikant te Utrecht, had gisteren
het ongeluk op de Kromme Nieuwe Gracht
in botsing te komeu met een wagen, waar
van de wielen haar over de beenen en den
hals gingen, tengevolge waarvan zjj ernstig
verwond werd. Ter verpleging gedragen in
de woning van een familielid aldaar, schrikte
de vrouw des huizes, die reeds ziek was,
zoo hevig bij het gezicht der gekwetste
jonge dame, dat zij reeds is overleden, De
wielrijdster verkeert niet in levensgevaar.
Door den rijksveldwachter Koerts te
Odoorn zjjn vier jonge vossen in een hol
bemachtigd, terwijl de oude moervos, die
zich op eenigen afstand vertoonde, werd
dood geschoten.
Woensdagavond is aan de ijzergieterij
van den heer Koning te Foxham (Gronin
gen), een amarilsteen gesprongen, tengevolge
waarvan een werkman gedood werd.
De ongelukkige laat een vrouw en drie
kinderen achter.
„Ik weet slechts, dat gij hebt geseind,
te komen, en niet te laat.“
„Ik heb getelegrafeerd, niet te komen.
Meneer Deen, gij hebt mij niet begrepen.”
Hij haalde het telegram uit zijn zak
hij had het bij zich gedragen, van den
avond af, dat hij het ontvangen had. Zjj
las het.
„Daar staat het,“ zeide zij. „Kom niet!”
heb ik geseind. „Weder te laat!” Het is
te laat, want ik ben nu de vrouw van Jan
Roeter.”
Tien minuten later stond de arme Deen
op straat. Een maand daarna was hij weder
in Afrika, om te trachten door arbeid zijn
harteleed weer te vergeten. Amst. Crt,
Mirns, 25 Mei. Hedenmorgen is een
2-jarig kindje van een visscherman alhier
in een tobbe met water geraakt en daarin
verdronken.
Sloten, 25 Mei. Gisteren werd van hier
naar Sneek per stoomboot vervoerd een koe,
die bij aankomst dol bleek te zijn geworden.
Gelukkig was het dier stevig gebonden,
maar nu werd het in den vollen zin van
het woord gekneveld. De eigenaar verkocht
de vette koe tegen betrekkelijk lagen prijs
aan een slager te Lemmer, waarheen het
dier per zelfde stoomboot vervoerd werd.
Gaasterland, 25 Mei. In onze gemeente
en environs zijn eenige landbouwers reeds
begonnen te maaien. Over ’t geheel beloven
de hooilanden een goeden oogst; ook de
weilanden liggen naar wensch. De rogge
schiet in den laatsten tijd hard opaard
appelen zijn er hier nog niet veel boven den
grond.
Vele houtbazen hadden gaarne gezien,
dat de boeren nog wat gewacht hadden,
daar nu menig arbeider hen verlaat en de
zeis neemt. Ook deze hadden nog wel wat
geduld, doch moeten ze kiezen tusschen
eikschillen en maaien, dan kiezen ze ’t
laatste.
Heerenveen, 26 Mei. Pinkstermaan
dag zal hier, gelijk in alle provinciën van
ons land, eene onderwijzers-meeting worden
gehouden. Doel is, als noodzakelijkheid aan
te toonen, dat de onderwijzers in ’t alge
meen en de plattelandsonderwijzers in ’t
bijzonder beter behooren te worden gesa
larieerd. Twee sprekers zullen het woord
voeren.
26 Mei. Een trouwpartij, van ’t ge
meentehuis elders terugkeerende en in twee
rijtuigen nog een toertje makende, had hier
heden namiddag een leelijk avontuur. Men
was vroolijk en zong en zoodoende hoorden
de inzittenden van het eerste rijtuig, toen
men den hoek bij ’t café „De drie Gemeen
ten” genaderd was, niet, dat Van de andere
zijde de tram aan kwam stoomen. Plotse
ling zag men wederzijds het gevaar. De
machinist remde dadelijk uit alle macht;
het paard werd onmiddellijk bij de leidsels
gegrepen en zoo werd een ernstig ongeluk
nog juist voorkomen.
„Nu, is ’t er je werkelijk ernst mee
vroeg Jan Roeter, terwijl hij peinzend zijn
grog omroerde en dikke rookwolken uit
zijn pijp blies.
„Ik ben nog nooit zóó ernstig in m’n
leven geweest,jongen”, antwoordde Willem
Deen, zich bukkend om het vuur wat op
te poken. „Ik heb haar van ’t eerste oogen-
blifc, dat ik haar zag, bemind en dat
is nu al drie maanden geleden, is ’t niet?
Ik schaam er mij ook niet voor, dit te
erkennen, want op een meisje als Marie
Haller kan iedereen trotsch zijn. Maar dat
hoort niet bij de zaak. Geloof mij, vijf
minuten geleden had ik er zelfs geen ver
moeden van, dat wij hetzelfde doel in ’t
oog hadden.”
„Natuurlijk niet”, merkte Roeter bedaard
op. „Bij mij was dat ook het geval.”
De beide jonge mannen zaten vóór zij
gingen slapen in hun gemeenschappelijke
woonkamer en rookten hun laatste pijp.
Zij waren door hun maatschappij uitgezon
den om een spoorwegaanleg te besturen en
hadden vriendschap gesloten. Het huis,
waarin zij woonden, lag buiten een klein,
afgelegen dorp, waarlangs de nieuwe spoor
weg moest komen en totdat de heer van
Bellerode, Haller, van hun aanwezigheid
gehoord had en hen nu en dan bij zich
noodigde, hadden zij niets aan elkaar gehad.
„u 1 ri
plannen gesproken?”
schuddé van neen...
minste. Ik heb volstrekt geen grond om te
vermoeden, dat zij meer om mij geeft dan
om jou of Zengenberg.”
„Wat, Zengenberg!” zeide Deen een beetje
ironisch.
„Hij is rijk.”
„Hij is ziek en daarbij oud genoeg, om
haar vader te zijn.”
Beiden zwegen Deen pookte in de kachel,
en Roeter stopte nog een pijp. De plotse
linge ontdekking, dat zij mededingers waren,
maakte hen peinzend en deed hen zwijgen,
wat anders niet vaak voorkwam.
„Wat moeten wjj nu doen Wat wil jy
vroeg Roeter eindelijk, nadat hjj zjjn pijp
weer had aangestoken.
„Zij moet natuurlijk zelf beslissenen
daar wij nu eikaars gevoelen kennen, moeten
wjj open kaart spelen en ons bij haar be
slissing neerleggen.”
„Dat is het eenige, wat wij doen kunnen.
Donderdag is er bal op Bellerode,” ging
hij nadenkend voort. „Wij zullen er beiden
heengaan.”
Deen zag zijn vriend eens aan en knikte.
„Goed, laat zij beslissen,” zeide hij, stond
op en stak zijn kaars aan om naar bed te
gaan. Bij de deur bleef hij staan en draaide
zich nog eens om. „Roeter,” sprak by, „als
zy mij afwijst, neem ik de aanbieding voor
Transvaal aan. Ik heb nog geen beslissend
antwoord gegeven, juist hierom niet. Ik
zou niet hier kunnen blijven, als nu,
je begrijpt mij.”
„Een man kan verliefd worden, maar
zulk een invloed op zijn geheel toekomstig
leven mag de liefde niet hebben. Dat zijn
twee verschillende dingen.”
„Ik denk daar anders over,” zeide Deen,
en met een kort: „goeden nacht” ging hij
naar zijn slaapkamer.
Ondertusschen lag Marie Haller een half
uur daar vandaan, in Bellerode, wakker te
bedde brandende lamp stond vlak by
haar zjj dacht aan haar verschillende aan
bidders en overlegde wien zy de voorkeur
zou geven. Marie was een tamelijk verwend
meisje. Haar vader weigerde haar nooit iets,
haar moeder telde niet mede zy was zieke
lijk, behalve als een feestje in ’t zicht was.
Voor een partjjdigen opmerker en bij de
jongelui in de buurt was het mode, op haar
verliefd te zijn gaven haar krullende
lokken en heur lachende oogen haar een
schijn van onschuld en kinderlijkheid, die
een zeer bijzondere bekoorlijkheid hadden.
Zy was ook werkelijk buitengewoon mooi.
Daar zy echter van klein af gewoon was
geweest altjjd aan zich zelf te denken, was
zy niet weinig egoïstischen de onverholen
bewondering van alle jonge heeren, die zy
ontmoette, was ook niet geschikt, om het
karakter van het meisje een beteren plooi
te gevenvan nature had zij reeds aanleg
tot coquetterie.
Marie kwam dezen avond nog niet tot
een besluit, want toen zy zich oprichtte om
de lamp uit te blazen en nog een oogenblik
draalde, zeide zy halfluid„In elk geval
is er nog geen haast, ik word Donderdag
pas een-en-twintigik behoef dus nog niet
te trouwen.” Toen blies zjj de lamp uit en
met hem verloofd, daar komt hij juist.
„Leef gelukkig,” zeide Deen, haar hand
grijpend
Eenige minuten later vond bij Roeter,
die ojj het buffet stond en Whiskey-soda
dronk.
„Ik neem de betrekking in Afrika aan,
oude jongen.”
„Wat! Heb je al
„Zij is met Zengenberg verloofd. Ik kwam
een paar minuten te laat. Haal hem de
duivelWat ga jij nu doen
„Ik Wel, niets. Dat komt iemand wel
te boven. Maar een goede betrekking op
geven in deze slechte tijden Dank je wel,
dat doe ik voor geen enkel meisje, wie het
ook is, ofschoon ik bekennen moet, dat
het mjj spjjt.”
Zij reden stil naar huistot spreken ge
voelde geen van beiden lust.
Drie weken later scheepte Deen zich in
naar Zuid-Afrika. Hij werkte hardmaar
trots de veranderde omgeving en de
geweldigste inspanning kon hij het meisje
niet vergeten, dat in Bellerode in den
manesehyn naast hem had gestaan. Hij
behoorde niet tot de menschen, die gemak
kelijk vergeten.
Twee jaren lang leefde hjj bijna geheel
eenzaam.
Toen hij te Krügersdorp kwam, nadat
hy twee jaar lang in een verwijderde streek
had gearbeid, trof hij voor het eerst weer
Europeanen aan. En in de sociëteit ont
moette hy een Nederlander, met wien hij
in Bellerode kennis had gemaakt. Deze
vertelde in den loop van hun gesprek heel
toevallig, dat Zengenberg gestorven was
al voor een jaarzjjn weduwe woonde in
Amsterdam.
’s A vonds zat Deen een vol uur te schrij
ven slechts een kort briefje verzond hy
ten laatste, maar zyn geheele hart lag er
in. Hij schreef:
„Hooggeachte mevr. Zengenberg
Eerst nu heb ik gehoord van uw ver
lies en druk u hiermede mijn oprechte
deelneming uit. Daar het verlies u even
wel reeds lang heeft getroffen, mag ik u
misschien wel herinneren aan den laat
sten avond, dien ik met u in Bellerode
doorbracht. Toen zeidet gij nog, dat ik
een paar minuten te laat was gekomen.
Ik heb nooit opgehouden, aan u te den
ken mijn gevoelens zijn dezelfde ge
bleven, en voor my is het nooit te laat,
als ik u de mjjne mag noemen. Eén woord
van u zal bepalen, of ik naar Holland
kom of hier bljjf. Gij zult mij begrijpen,
zooals gjj dat toen in Bellerode deedt.
Ik blijf steeds uw zeer toegenegen
WILLEM DEEN.”
Hy telegrafeerde dit naar Amsterdam en
ontving den volgenden dag een telegram
dat hij met een zucht van verlichting neer
legde. Het luidde „Kom niet weder te laat!”
Marie Zengenberg woonde by een tante.
Toen Deen, met de eerste boot in Holland
aankwam, was het ’s avonds laat. Hy kon
dus zijn geliefde niet meer gaan opzoeken.
Den volgenden dag evenwel, nadat hy
zorgvuldig toilet had gemaakt, nam hy een
rjjtuig om naar Marie’s huis te gaan. Ein
delijk was hy er.
„Is mevrouw Zengenberg thuis?” vroeg
hjj het verbaasde dienstmeisje, dat open
deed.
Het meisje zag hem verbaasd aan.
„Is mevrouw Zengenberg thuis?” her
haalde hij ongeduldig.
Het meisje draaide zich plotseling om,
en trok de deur open, want Marie kwam
door de gang, gekleed om uit te gaan en
stond voor hem.
„Marie,” stamelde hy, „ik ben gekomen.
Gy zjjt verschrikt. Hadt gy mij niet zoo
spoedig verwacht?”
„Meneer Deen!” riep zy uit.
Toen met een snellen blik op het meisje,
zeide zjj „Kom binnen. Ik wilde juist
uitgaan.”
En Deen volgde haar. Toen zy voor hem
binnenging, zag hy, dat haar golvend haar
onveranderd was, ook haar gang was nog
even licht. In de kamer draaide zjj zich
om en zag hem aan»
„Ik verheug mjj zeer, u weer te zien,
meneer Deen. Maar waarom zjjt gjj ge
komen, als ik u toch
„Marie, gjj weet, waarom ik gekomen
ben. Ik heb geen minuut verloren laten
gaan.”
Zjj zag hem verbaasd aan. Toen was het,
alsof er een lachje over haar gelaat vloog.
„Deen is toch werkelijk een aardige man,”
dacht zij, „als men niet zoo om hem moest
lachen.”
„Maar ik heb u toch een telegram ge
zonden habt, gjj het niet begrepen
sliep in, zoo rustig, alsof niet het levens
geluk van drie mannen van haar wankel
moedig besluit afhing. Het is merkwaardig,
dat juist die vrouwen, welke het meest
door de mannen bewonderd worden, het
minst om hen geven.
Zonder afspraak werd de naam van Marie
Haller door de vrienden niet meer genoemd,
tot op den dag van het balnu hadden
beiden, nadat zij hun werkzaamheden voor
dien dag hadden verricht, haastig hun mid
dagmaal ge.bruikt en zich vervolgens in
hun kamers teruggetrokken, waar zij zich
met eenige opgewondenheid kleedden.
„Ben je klaar Deen?” riep Roeter over
de nauwe gang, die beide kamers scheidde.
Deen trok zjjn overjas aan, en beide gin
gen naar het rijtuig, dat hen naar hun
noodlot voeren zou.
Het bal werd ter eere van Marie Haller’s
verjaardag gegeven, daarenboven was zjj
de dochter des huizes en buiten kjjf het
mooiste meisje uit de buurt, geen wonder
dus, dat haar balboekje al spoedig volge
schreven was.
„Er is niet veel meer over, meneer Deen,”
zeide zjj met een vriendelijk lachje, terwijl
zjj, met het potloodje in haar hand, naar
het boekje keek. „Nummer 11 is de eerste
vrjje dans. Gij ziet, ik heb nog een plaatsje
voor u,“ vervolgde zjj zacht, zoodat Deen
het bloed sneller door de aderen stroomde.
„Mijn boekje is tot nu toe nog geheel
ledig.”
„Schrijf dan mijn naam op en ook den
uwe op mijn boekje, want mjjn potlood is
gebroken.”
Hjj nam het boekje, en terwjjl hij zjjn
naam daarop schreef, bemerkte hij, dat de
naam Zengenberg tweemaal genoteerd was
en die van Roeter eens, de laatste bij num
mer 10. Hij keek even op, en overwoog,
of hjj niet nog een dans zou vragen, maar
hjj besloot snel tot het tegendeel.
„Als zjj mjj afwjjst,” overlegde hij, terwjjl
hjj het boekje nog in de hand hield, „dan
zou een tweede dans zeer pjjnljjk zjjn
neemt zij mjj, dan behoef ik er niet om
te geven.”
Marie wendde zich met een glimlach tot
een anderen gast. Deen wandelde wat rond
en danste, om den tjjd door te brengen,
tot hjj Marie een kwartiertje voor zich
zou hebben. Een kwartierVoor hem scheen
dit kwartier zjjn geheele leven in zich te
sluiten.
Het was al na elven, toen de muzikanten
begonnen den elfden dans te spelen. Deen
stond op, om zijn danseres te zoeken. Hjj
zag haar aan Roeter’s arm door de zaal
gaan, vrooljjk lachend, alsof er geen harte
leed in de wereld was.
„Geeft u veel om dien dans?” vroeghjj,
toen zjj haar hand op zjjn arm legde en
Roeter vergenoegd toeknikte.
„Och neen, als gij ’t liever wilt, kunnen
wjj ook wel wat gaan zitten.”
„Ik zou u wel even alleen willen spreken”,
zei hjj, haar ernstig aanziende.
Zjj draalde een oogenblik en speelde wat
zenuwachtig met haar waaier. Toen lachte
zjj schalks, terwjjl zjj antwoordde: „Dan
zullen wjj even op het terras gaanhet is
hier zoo warm.” Zjj nam snel een doek van
den divan en leidde hem door verscheiden
kamers naar het terras. Zjj gingen bjj de
balustrade staan en zagen naar beneden.
Onder hen lag het park in donkere scha
duwen. De maan ging op en overgoot alles
met een geheimzinnig, zilver licht.
Marie speelde met de kwast van baar
shawl, terwjjl Deen voor zich heen zag
voor den eersten keer in zjjn leven was hjj
bang.
„Hoe heerljjk, dat het nu juist zoo’n
prachtige avond is,” zeide het jonge meisje.
„Dat dacht ik ook juist,” antwoordde
Deen, „en dit is misschien mjjn laatste
avond in uw bjjzjjn”.
„Uw laatste avondriep Marie.
„Voorloopig.” Toen voegde hjj er bjj
„Dat wil zeggen misschien.”
„Gaat gjj dan heen?”
„Dat ligt er aan.”
„Waaraan? Ik dacht, dat alles met het
spoor uitstekend vlotte.”
„Met het spoor heeft het niets te maken.
Zeg mjj, juffrouw Marie, of ik hier moet
bljjven, of naar Afrika gaan.”
„Moet ik dat u zeggen Zjj wendde
zich om en zag hem aan. Zoo stonden zjj
een oogenbliktoen lachte Marie, maar
het scheen Deen, dat in haar oog een traan
blikkerde.
„Ik weet, wat gjj zeggen wilt, meneer
Deen, maar spreek niet verder. Het doet
mjj leed, als gjj als gjj het werkelijk
ernstig opneemtmaar een paar minuten
geleden heb ik mjjn jawoord gegeven.”
„Aan Roeter?”
„O neen, aan Zengenberg. Ik heb mjj
Bolswardsclie Courant
H
I