NIEUWS EN ADVERTENTIEBLAD BOLSWARD EN WONSERA.DEEI.. No. 53. Verschijnt Donderdags en Zondags. Zeven en dertigste Jaargang. 1898. J| ZONDAG 3 JULI. i BINNENLAND. EEN HERINNERING, 4 VOOR "Il A. A. KILSDONK. Amst. Crt. ABONNEMENTSPRIJS80 Cents per 3 maanden. Franco per post 95 Cents. ADVERTENTIEPRIJS50 Cts. van 1—7 regels. Ver volgens 10 Ct. per regel. Overigens naar plaatsruimte. I Jaren zijn sinds verloopen. De krachtige vorst is grijs geworden en ingeslapen ingeslapen voor eeuwig. Kalm rust hij te midden zyner voorzaten. Een nieuw geslacht groeit op en leert, dat Willem III een goed Koning was, dat hy zich trouw aan de constitutie hield en hoe verdienstelijk hij zich dikwerf maakte als rampen ons land teisterden. Alaar als dat jonge geslacht ook leert hoe humaan hij rondsprong met de jongeren, hoe ge vierd, bemind en geëerd hij werd door hen met wie hij in directe aanraking kwam, dan zal zich een ander beeld vormen in hun oog, een beeld, dat hem weergeven zal in al zijn goedheid, in al zijn jovialiteit een beeld van den vorst zooals wij hem gekend hebben, hem, onzen geliefden Ko ning Willem den Derde. Amsterdam, 1898. Sneek, 30 Juni. In de raadszitting van heden avond werd de nieuwe secretaris, de heer J. v. d. Laan na ’t afleggen van den eed geïnstalleerd. Naar aanleiding van het voorstel van den heer R. 8. H. Visser besloot de Raad, zich tot H. M. de Koningin te wenden met net verzoek, dat H. D. bij de Staten-Generaal een wet indiene op het rijden onzer trammen. Eervol ontslag ver leende de raad tegen 1 September aan de H.H. C. J. Koolboom en R. Fabriek, wegens vertrek uit de gemeente. Tot onderwijze ressen aan school no. 1 werden met alge- meene stemmen benoemd de dames W. v. d. Zee te Workum en J. Nieuwenhuis alhier. Tot onderwijzer aan school no. 3, F. Hoogland te Lemmer. Op een vraag van een huurder der Buma- zathe om voor ’97—98 weer een verminde ring van f 500 huur, werd afwijzend beschikt. Onze stadgenoot, de heer A. de Haas, werd in de vorige week op ’t Koninklijk lustslot te Soestdijk ontboden. Daar wachtte onzen zilverwerker de aangename tijding, dat H. M. de Koningin-Regentes hem waar dig keurde, voor Koningin Wilhelmina een kunstvoorwerp te vervaardigen. 29 Juni. Heden morgen trof den vader van ’t jongmensch, dat hier 29 Mei j. 1. op zoo’n treurige wijze zijn leven onder de tram verloor, een vreeselijk ongeluk. Bij ’t bedienen van een machine in de stoomsloep van den heer H., sprong plotse ling een vlampijp, met ’t treurig gevolg, dat de beide beenen van den machinist allervreeselijkst werden gebrand. De toestand van den patient moet echter niet levens gevaarlijk zijn. Vrijdagmorgen werd op de oude Koe markt ’t tweejarig kindje van den kleer maker B. overreden door een mallejan van den voerman N. Aangezien ’t wiel van den wagen ’t kind over den buik ging, dacht men niet anders of de kleine was dood. Dr. H., die weinige oogenblikken na ’t ongeval, de patient reeds onderzocht, kon de hevig ontstelde ouders de blijde mare meedeelen, dat er inwendig niets was ge kneusd. Gisteravond, deelt men ons mee, was het wicht weer hupsch en wel. Stavoren, 30 Juni. Het succes der ansjovisvisschers, dat ofschoon sterk aine- mende, toch nog niet geheel geëindigd is het beste schot alhier bedroeg gisteren zelfs nog bijna 4000 stuks heeft velen doen besluiten zich tegen het volgende j aar ook voor deze vangst gereed te maken. Thans reeds komen aan de werven bestel lingen in van nieuwe jollen, de vaartuigjes, waarmede deze visscherij bij voorkeur wordt uitgeoefend. En deze bestellingen komen niet alleen van de visschers, ook van bur gers, die met dit winstgevend bedrijf eene kans willen wagen. De laatsten hebben dan voor deze visscherij een paar vakmannen noodig, die óf voor een ruim weekgeld öf tegen een deel van de netto opbrengst hunne diensten verleenen. Thans reeds geschiedt dit met een paar jollen. Molkwerum, 30 Juni. Het curieuze geval, in de nieuwsbladen vermeld, van den schipper te Winschoten, die als hooier in Friesland werkzaam, zijne vrouw berichtte, dat hij verdronken was en daardoor een familielid een verre reis deed ondernemen, heeft alhier plaats gehad. De misplaatste „aardigheid" is vermoedelijk eene soort van wraakoefening geweest, die echter den schip per, als hij tenminste de schrijver blijkt te zijn, duur kan komen te staan. De schip- per-hooier was, n.l. door zjjn boer wegge zonden en heeft nu dezen misschien willen treffen door op zjjn naam het doodbericht te verzenden. De zaak is in handen der justitie. De hooier gaf hier voor te zjjn een ma troos, die schipbreuk geleden had op de Engelsche kust. Z’n kapitein heette als hooier te werken bjj een boer te Oudega. Heerenveen. 1 Juli. Heden werd tegen den vrachtrijder L. L. H., terecht staande voor het kantongerecht, wegens de bekende kwestie van de tramkarren, door den ambtenaar van het Openbaar Ministerie f 30 boete, subs. 6 dagen hechtenis geëischt. Ooststellingwerf, 30 Juni. In den loop dezer week zijn de Drentsche schapen hier meest gewasschen en geschoren, of schoon het weer allerminst voor dit werk geschikt was. Verscheidene uren achter een tot den middel in het water te staan, is bjj een zomer als wjj thans beleven vol strekt niet animeerend. Maar de tijd van scheren is er en daaraan dient het wasschen vooraf te gaan. Een groot deel der Drentsche wol is reeds verkocht, doch de prijzen vallen niet toe. Men wenscht niet meer dan 60 cent per kilo te besteden. Repk. Adv.bl. Eenige dagen geleden publiceerden de heeren Gebr. Mispel blom Bejjer, te Heeren veen, dat door J. M. H. te Nieuweschoot, twaalf couponbladen 5 pCt. Oostenryk Mei/ November werden vermist. Er werd f 1500 uitgeloofd voor dengene,'die aanwijzing wist te doen of ze den eigenaar terug bezorgde. Gistermorgen kwam de eigenaar bij den heer Officier van Justitie te Heerenveen mededeelen, dat hij ze teruggevonden had op den zolder. In verschillende streken van ons land is de „hooioogst" in vollen gang en nu reedi komen de berichten over hooibroei. En als des avonds het park tot zyn stille rust is wedergekeerdals al wat genoten heeft nog achter de kachel nababbelt over •de prettige uurtjes daar zoo even doorge bracht, dan tintelen vele harten van dank baarheid en jubelt hier en daar een welge meend: ,Lang zal hy leven!!. De winter is verstreken, lente en zomer zijn voorbijgegaan en wederom heeft de herfst plaats gemaakt voor een nieuwen winter. En weer is het feest op het lustslot. Nu bukt zich de den in het park niet onder den forschen druk van de vele sneeuw, maar heeft den grond moeten verlaten, waar hy jaren lang ingeworteld had ge staan en prjjkt met een geheel anderen tooi dan waaraan hij gewoon was. Honder den kaarsjes zijn aan zijn takken bevestigd en weerkaatsen hun licht in de gouden ballen en snuisterijen en spiegeltjes die er eveneens aangebangen zijn. De vestibule en de zalen baden in een zee van licht en een stroom van jeugdige gasten woelt en krioelt door elkander en staat met blikken van verrukking naar al de fraaie zaken die op tafels neergelegd zijn en waarvan ieder daar straks zijn deel zal krijgen. Een menigte van bedienden zorgt er voor dat het niemand aan iets ontbreekt. Het is het Kerstfeest dat er gevierd wordt en waartoe een menigte jeugdige Apeldoorners genoodigd zijn. Straks als de cadeaux zijn uitgedeeld, stijgt de vreugde ten top en heerscht er een dolle vrooljjkheid. Ziet daar te midden van al die jolige pret, daar wandelt de gastheer zelf; een lange nauwsluitende zwarte jas heeft de plaats ingenomen van het stoffen col bert costuum. De oogen stralen van genot bij het zien van al die genietende kinderen. „Vooruit, jongen, sla toe," roept hij het zoontje van een toen in die streek wo nenden bekenden majoor van ons dap per Indisch leger, toe, die een groote trom machtig was geworden, „de roffel, hoor! en flink ooken de jongen, die het zich geen tweemaal laat zeggen, roert de trom dat hooren en zien vergaat. Ferm zoo roept hjj, vervolgt zijn wandeling, pakt een alleraardigst meisje bij de armen, danst er op de maten van de muziek een paar toe ren mee rond en wordt eindelijk door een ander meisje aangeklampt, dat hem bij de panden van zijn jas trekt en hem toeroept „Het is niets aardig van je dat je niet ook met mij eens danst, en“... vervolgt zij, ter wijl hij haar lachend aanstaart, „je bent niets geen aardige koning ’t Is in het begin van 1871. De machtige wintervorst heeft zijn ijs- kouden adem geblazen over rivieren en beken, over meren en vijvers, het water doen stollen en in even zoovele ijsvelden herschapen. Met kwistige hand heeft hij zijn witte veertjes gestrooid over veld en bosch en alles in een grooten sneeuwman- tel gehuld. De mannen die daar ginds, heel, heel ver van ons verwijderd een verwoeden strijd voeren, voelen de verschrikkelijkheden van den oorlog honderdvoudig, bevroren en verkleumd als zij zijn, en diep onder de sneeuw slapen daar duizenden den eeuwi gen slaap, ver verwijderd van het oord, waar maagd en vriend met angstig verlan gen naar tijding van hen uitzien, tijding, die hun echter nimmer geworden zal. Daar, te midden van brandende hui zen en vernielde velden, kreten van doodsangst en vertwijfeling en hier... waar ik u heen wil voeren groote bedrijvig heid, aanstekelijke pret en kreten van ver rukking of uitbundige vroolijkheid. Het fraaie schoone park van het lustslot op de \eluwe prijkt in vollen wintertooi en de eigenaar heeft de hekken ervan wijd open gezet voor hen, die van het prachtige ijs op de vele vijvers gebruik willen maken en van het zoo bij uitstek Hollandsch ver maak willen genieten. De banen op den grooten vijver zjjn prachtig in orde en enkele ervan zjjn ge reserveerd om oud en jong gelegenheid te geven zich in kracht en vlugheid te meten. Pryzen zijn uitgeloofdhuishoudelijke ar tikelen, een zjjde spek, een malsche ham, eenige monsterworsten of andere eetwaren, alle voorwerpen waar een Veluwsche boer van watertanden kan, voor de zoogenaamde smalle gemeente, kleine kostbaarheden of luxe-artikelen voor de gegoede burgerij. Voor de eerste is een tent opgericht, waarin kosteloos een smakelijk bord erwtensoep gebruikt kan worden, voor de laatste een tweede tent, waar een glas port of madera of eenige andere versnapering te verkrij gen is. Rjjk en arm, jong en oud, alles joelt en krioelt door elkander en geniet blijkbaar van al het goede dat hier verstrekt wordt. Ginds op een kleine terreinverhooging staat de gever van al dat goede, in gezel schap van eenige heeren. Het is een groote, forsch gebouwde vijftiger, wien men echter dien leeftijd nog niet geven zou. Hjj is gekleed in colbertcostuum van grijze wol lige stof, heeft donker bruine lederen slop kousen, die tot aan de knieën reiken, en een muts op het hoofd van donker bont. Vrooljjk laat hjj zijn blikken rondgaan en barst af en toe in een luiden lach uit, als hij dezen of genen brekebeen een salto mortale op het gladde ijs ziet maken, en dat gebeurt nog al vaak, want het is maar al te begrijpelijk, dat de Veluwnaar het met schaatsenrijden af moet leggen tegen den bewoner van het zoo waterrijke Holland. Dan weer buigt hjj zich neer, neemt een volle hand sneeuw, kneedt daar een bal van en werpt dien naar dezen of genen jongen die te dicht in zjjn nabijheid komt. Deze, natuurlijk, kaatst den bal terug. Welke Hollandsche jongen kan zich een sneeuw bal toe laten gooien, zonder een beleefd- heidsbal terug te zenden En de eerste was dan ook doorgaans een invitatie tot een balgeveeht, dat niet zelden ettelijke minuten aanhield. Ziet daar wenkt hy een heer die op een afstand eveneens met de zijnen staat te genieten van het bonte tafereel. Het is de kunstschilder van der Maaten, die in hooge gunst bjj den feestgever staat en nu eerbiedig op dezen toerreedt en het hoofd ontbloot. De man is reeds op leef tijd, de witte snor en de kale schedel geven daar getuigenis van, maar de goedhartige gastheer neemt hem vriendelijk den hoed uit de hand en zet hem die bezorgd op de grijzende slapen, met de woorden „Het tocht hier te veel, het tocht hier te veel, beste heer." diende of wien ook tegenkwamen da delijk was hij ons, en willig of onwillig, door middel van sigaren of goede woorden moest hij opbiechten wat hij wist en ons vertellen van het doen en laten van den geliefden vorst. Wij waren eens op weg naar huis, mijn vrienden en ik lagen in Apeldoorn op school, ’t Was vacantie en Apeldoorn lag nog tamelijk geïsoleerd van de bewoonde wereld. De reis uit Holland daarheen werd over Arnhem gemaakt per spoor en vei der per diligence. Juist in het midden van den eentonigen vijf uur langen weg was, of is misschien nog, een enkele pleisterplaats „De Woeste Hoeve" genaamd. Daar wer den de paarden omgespannen en een kop koffie of eenige andere versnapering ge bruikt. Ik schreef danwij waren op weg naar huis; „de Woeste Hoeve" was bereikt,een „ietsje" genuttigd en de paarden stonden reeds gereed en voorgespannen, toen we op de hoogte van den weg, een drie- of vier honderd meter van ons verwijderd, een koninklijken stalbeambte aan zagen komen met een dubbel span paarden. De Koning zou dien dag van ’t Loo naar den Haag vertrekken en daarvoor was het wisselspan bestemd. De conducteur van ons voertuig had ons toegeroepen wat haast te maken en in te stijgen, maar... een van het koninklijk per soneel aan te zien komen en dien niet aan te spreken zie, dat ging onze krachten te boven. Wat al trucjes er bedacht werden om de bestuurders van ons rijtuig te bewegen nog even te poozen, wat al glaasjes brandewijn ons dat kostte en hoe ’n bres er door in onze, toch niet al te dik gespekte beurs geschoten werd, is ónmogelijk te beschrij ven. Maar ’t lukte. Er werd gewacht en met geopenden sigarenkoker toegeloopen op den nieuw aangekomene. Met één greep waren de sigaren uit den koker verdwenen en met een kort: „dankje, ik ga wat in ’t hooi", verdween de man eveneens in den stal, om in de eerste uren niet meer voor den dag te komen. Daar stonden wij... als de bekende Pietje, zoo goed als ver stoken van al wat onze verdere reis op had kunnen vroolyken en op den koop toe nog uitgelachen door onze voerlui en den waard van „de Woeste Hoeve," die met dat alles in elk geval toch goede zaken had gedaan. Maar... wy hadden toch koninklijke paarden gezien,... wij hadden een koninklijk beambte hooren spreken... en spoedig te vreden als wy waren, gaf ons dat stof ge noeg om onze reis op de vroolykste wyze voort te zetten. Ja, de koning was het, de koning zelf, de vader van het lieve blonde kind, van de slanke maagd, die wy dit jaar zullen huldigen. Ohoe goed zou ik my kunnen voor stellen hoe de oogen van den minzamen vorst hadden getinteld van vreugde, als het hem gegeven ware geweest, dat aanminnig kind te zien opgroeien, met hoe’n innige liefde hy zich aan zyn dochtertje gehecht zou hebben. Want hy hield van kinderen. Zy zelven bedriegen zich daarin nooit. Instinctmatig gevoelen zy dat en instinct matig gevoelen zy zich aangetrokken. Wy, jongens, die met hem sneeuwballen geworpen hadden, die op zijn vroolijke kerstfeestpartjj waren genoodigd geweest, wy grepen elke gelegenheid aan om hem te ontmoeten en hem te vereeren. Als wy het geluk hadden hem tegen te komen en terzyde van den weg bleven staan, eerbiedig met de pet in de hand en hy ons joviaal groette en toeknikte, dan waren wy dagen lang gelukkig. Ik herinner mij, hoe wij eens op de fiets naar het paleis gereden waren. Wy had den toen reeds een wiel waar vader Bur gers uit Deventer al voor zorgde en een club: „Voorwaarts" genaamd, nu „Immer Weiter," de tweede in ons land. Z. M. zou te twee uur uitrijden en wy hadden ons langs het hek van het Basse-cour ge schaard, ons aan de spijlen vasthoudende. Toen de koning ingestapt was en het rijtuig zich in beweging zette, scheen het paard van den voorrijder voor de fiets te schrikken. Ik haalde zoo goed mogelijk achteruit, liep per ongeluk tegen het schild- wachthuis, viel onderste boven en bleef met de beenen in de hoogte tusschen hek en wachthuis liggen. Het was geen ge vaarlijke, maar een verbazend lastige positie. Nog hoor ik de lach van den koning en herhaaldelyk keek hy, in het zich verwij derende rytuig, om en barstte weder in lachen uit toen hy zag met hoeveel moeite myn op de been brengen gepaard ging. Zoo’n voorval gaf dagen lang stof tot gesprek. En niet alleen zochten wy Z. M. zelf te ontmoeten, neen ieder die maar even tot hem in verbinding kon staan, werd uitgehoord; het allerkleinste zaakje, hem betreffende, interesseerde ons. Ala wy by onze omzwervingen in het park van ’t Lqq een tuinknecht, een b§- Bolswardsche Courant DOOR I

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Bolswards Nieuwsblad nl | 1898 | | pagina 1