NIEUWS EN ADVERTENTIEBLAD BOLSWABD EN WONSERADEEL No. 57. Verschijnt Donderdags en Zondags. Zeven en dertigste Jaargang. 1898- .3 M ZONDAG 17 JULI, BINNENLAND. „Mottig-e Hein.” ■3 X VOOR •i ABONNEMENTSPRIJS80 Cents per 3 maanden. Franco per post 95 Cents. ADVERTENTIEPRIJS50 Cts. van 1—7 regels. Ver volgens 10 Ct. per regel. Overigens naar plaatsruimte. voerd J. de V. uit Drachten, die, wegens mishandeling veroordeeld, in het huis van bewaring alhier een maand gevangenisstraf had te ondergaan. Op tien dagen na had hij zijn straftijd om. Hij is lijdende aan vervolgings-waanzin. Leeuwarden, 15 Juli. Gister is men hier begonnen met het opbouwen der ker mistenten. Het geheele Zaailand zal onge veer in beslag worden genomen. Lemmer, 14 Juli. Gistermiddag om streeks P/2 uur, werd vanaf onze kust in zee, in de richting van Kuinre, een schip opgemerkt met de noodvlag in top. Zoo spoedig mogelijk ging onze visschersvloot die in de haven lag, onder zeil, om den in nood verkeerenden schipper hulp te verlee- nen. ’t Bleek H. Veldvis van Nieuwbeerta te zijn, met zijn tjalkechip De Zwerver, ko mende met een lading gaskalk van Amster dam met bestemming naar Groningen. Het schip was door het zware zeilen lek gewor den en dreigde te zinken. De visschers namen het schip met elkander op sleeptouw en slaagden er na een uur zeilens in het be houden de haven binnen te brengen. De schipper verklaarde, dat zoo de visschers hem niet te hulp waren gekomen, het schip zou zijn gezonken. Nu de ansjovisvisscherij is afgeloopen, zijn onze visschers weer met de botvisscnerij begonnen. In het geheel werd alhier deze week reeds 4500 K.G. bot aangevoerd, waar voor van f 7 tot f 8 de 100 pond werd be- somd. Deze visch is dit jaar van middel matige grootte. Oudemirdum, 14 Juli. Terwijl gister H. V. alhier op een naar huis rijdende wagen hooi lag, viel een gedeelte hiervan af met het gevolg, dat ook V. meeging. Deze kwam eerst op de beide paarden en vervolgens met een der beenen onder het rijtuig terecht, waardoor hij zich zeer ern stig bezeerde. Geneeskundige hulp bleek noodzakelijk. Hepk. Adv.-BI. Goed besteed. Eenigen tijd geleden werden op den Haagschen straatweg onder Wassenaar een paar wielrijders aangerand, welke zaak in handen kwam van het kan tongerecht. Daar de daders verklaarden berouw te hebben van hun daad, werd uit medelijden met de oude moeders der daders, de zaak geschikt, mits f 100 werd betaald, die dan voor een goed doel te Wassenaar besteed zouden worden. Eenige dagen geleden nu had te Wasse naar bij het opbouwen van een hooiberg een ongeluk plaats, tengevolge waarvan een jong timmerman, de kostwinner van zijn moeder, overleed. De consul te Leiden van den A. N. W. B. meende nu de bewuste honderd gulden niet beter te besteden dan ze te schenken aan de weduwe, die door dit ongeluk haar zoon en kostwinner verloren had. In het belang der werving van stokers voor de koninklijke Nederlandsche zeemacht zullen door twee riviervaartuigen tochten langs de waterwegen worden ondernomen. Door de kommandanten dier vaartuigen zal aan de Burgemeesters der te bezoeken gemeenten en omliggende plaatsen tijdig kennis worden gegeven van den datum van hunne komst en is verzocht hunne hulp te dezer zake te verleenen. Hot wielrijders-bloemencorso, dat de Alg. Ned. Wielrijdersbond te ’s Gravenhage op 10 September zal geven, belooft, naar hetgeen daarvan bekend is, zeer luisterrijk te worden en in verscheidenheid van ver siering het vorige te zullen overtreffen. De inschrijvingen om de eene of andere groep of figuur in den optocht voor te stellen zijn bevredigend en kwamen uit bijna alle deelen des lands. Naar de Haagsche Crt. van „men* verneemt, zullen de tentjes in het Bosch nog een jaar mogen blijven staan. Er zouden evenwel voorschriften worden gegeven be treffende de uren van sluiting. Bjj een Zondag j.l. te Utrecht gehou den nationalen Zwemwedstrijd was het slot stuk de vermakelijke pantomime: „De ge heimzinnige maaltijd," afgespeeld in den drijvenden zomertuin van het illustre café Waterlust, waarbjj het geheimzinnige hierin bestond, dat de voorraad eet-en drinkwaren stuk voor stuk door den kellner van den bodem van het bassin opgedoken werd. Dat deze waterrat ten slotte met een ruiker rozen bekroond werd, was niet meer dan billjjk. Verkeerd begrepen. Bezoeker„Meisje, is mevrouw bij de hand?" Dientje„Nou, of ze 1* Wonse nadeel. Het gaat hier tegen woordig druk op een besproeien van 't aard appelloof. Meer en meer toch leert de er varing, dat het besproeien een goed voor behoedmiddel tegen de gevreesde ziekte is en de onkosten, aan deze werkzaamheid verbonden, ruimschoots in de meerdere op brengst en de betere kwaliteit der knollen terug komen. Naar men zegt, moet de ziekte zich reeds hier en daar vertoonen. Men zou zulks met dit koude weer echter niet verwachten. Gaasterland, 13 Juli. Met het hooien wil het hier nog maar niet vlottenwel heeft het zonnetje zich deze week een paar malen laten zien, doch de stralen brandden niet genoeg, zoodat van flink drogen nog geen sprake is geweest. Thans is ’t alles weer nat. De kwaliteit laat alzoo veel te wenschen over; de prijzen zijn dientenge volge hooger dan ’t vorige jaar, omdat er weinig van goede kwaliteit te krjjgen is. Voor le kwaliteit binnenlandsch besteedt men tot ongeveer f 15,— per 1000 K.G. In de jongste jaren is er veel naar Holland gevoerd. Vele maaiers hebben hun werk gedaan als loon ontvangen ze f 1,50 f 1,80 per pondemaat. De rogge belooft hier zeer goed. Heerenveen, 14 Juli. Heden morgen is met den eersten trein van hier naar ’t krankzinnigen gesticht te Medemblik ver- Wanneer men geregeld de terechtzittin gen bijwoont, ziet men vaak arme drommels de revue passeeren, die alle mogelijke po gingen in het werk stellen, teneinde zich van de feiten, waarvoor ze zich te verant woorden hebben, vry te pleiten. Ik bedoel in het bijzonder dat slag van mannen, dat reeds een groot aantal dagen in de gevangenis heeft gezeten en thans bevreesd is wederom met den kerker te moeten kennismaken. De redenen door hen aangevoerd om hun straf te ontduiken, de wijze waarop zij den rechters „stroop om den mond trachten te smeren", zijn soms zoo gezocht, zoo onaan nemelijk, dat men zich vaak afvraagt, hoe het mogelyk is, dat iemand den moed bezit, met zulke praatjes voor den dag te komen. Doch de rechters zyn ook niet van gisteren en zij weten natuurlijk maar al te goed, wat voor „vleesch ze in de kuip hebben." In sommige gevallen echter kan de recht bank, overtuigd als ze is dat de beklaagde haar wat op de mouw spelt, bjj gebrek aan het wettig bewijs, het bewys volgens de wet voorgeschreven, waarbij de schuld van den beklaagde in rechten moet vaststaan, geen veroordeelend vonnis uitspreken, al is het overtuigend bewijs dan ook nog zoo sterk geleverd. en kinderen Maar ik leerde een meisje kennen, een fatsoenlijk meisje, nadat het mij gebleken was, dat mijn tante niets meer van mij wilde weten, en ik dus ook niet van haar. Edelachtbare heeren het leven heeft nog zoo veel bekoorlijks voor mij Ik ben een andereji weg ingeslagen, ge loof mij, ik verbeter me en daar wordt nu weer aan al mijn toekomstbeelden den bodem ingeslagen, edelachtbare heeren, ik ben onschuldig, onschuldig Het bliksemde uit zijn oogen, zijn gelaat gloeide en met breede handgebaren poogde hy kracht te zetten bij hetgeen hy zei. Men kon zien dat hij zichzelf geweld aan deed, dat bij niet meende wat hy sprak. ’t Waren geen woorden, die kwamen uit de ziel, het waren holle frasen, met drift gezegd, om te doen gelooven, om medelijden op te wekken. En de rechters begrepen dit zeer goed. Opnieuw strekte hij de armen uit en zijn grof, verweerd gelaat met het hoogoploo- pende voorhoofd, ver naar voren richtend, de handen, waarvan de aren tot berstens toe gezwollen waren, steunend op den rand van het bankje, vervolgde hij Er kan hier geen veroordeeling vol gen, edelachtbare heeren, dat is onmogelyk, onmogelijk. Ik ben onschuldig, ik wil niet meer naar de gevangenis, nu ik een betere toekomst voor oogen heb, nu ik weldra een huisgezin zal hebben te onderhouden en kinderen om te voeden Onwillekeurig glimlachten de rechters: Hij, „Mottige Hein", het type van den ver- loopen commis-voyageur, van den nacht braker, hy zou een goed huisvader willen worden Het denkbeeld alleen kwam hun reeds te gek voor. Niettemin vervolgde „Mottige Hein" De verklaringen van de getuigen zyn van geen waarde, want niemand heeft het feit zien plegen, niemand. Integendeel, ik her haal het hier voor u, mijne heeren, ik heb het rijwiel gekregen van den eersten getuige en die heeft het gestolen. U kunt me niet veroordeelen. De verdediger zat aandachtig toe te luis teren en zyn baardeloos, bijna knaapachtig voorkomen kwam juist even boven het lessenaartje te voorschijn. Met zijn rechter hand steunde hij zijn mooien donkerblonden krullekophy kon zich niet begrypen, waarom die man daar zoo en in zulk een rhetorisehe taal, sprak, dat gaf immers toch niets. Wie was hier nu wel de verdediger, dacht hy zeker by zich zelfdie man daar, die arme drommel, die bang was opnieuw voor eenige jaren achter slot en grendel te gaan, of hy, met zyn mooie toga en de sneeuwwitte bef!? In een laatste vlaag van een geweldige gemoedsbeweging bukte de beklaagde zich nog meer voorover en riep luidkeels, scherp, snydend door de zaal Vonnis me niet, edelachtbare heeren, want ik wil, ik zal niet meer vervallen tot verdoemenis en ellende. Dat zweer ikzoo waarlyk helpe mij God almachtig! De rechters dachten er echter anders over. Het vonnis luidde3 jaar. Amst. Crt. In zulk een geval dan blijft de beklaagde overwinnaar en is daar bij zijne vrienden, die hem op de publieke tribune hebben gadegeslagen gedurende de behandeling zyner zaak, niet weinig trotsch op. Meestal is het by diefstallen de onbekende koopman, van wien beklaagde het gestolene heeft gekocht; dan weer is de dief iemand die met name wordt aangewezen, doch die ongelukkiger wijze niet kan be- wyzen het voorwerp of de voorwerpen niet te hebben gestolen een derde beklaagde zegt weer beschonken te zijn geweest tijdens het plegen van den diefstal, zoodat hy zich niets meer herinnerteen vierde ontkent pertinent en hy schreit op zulk een natuur lijke wyze, dat men onwillekeurig geneigd zou zijn medelijden te krygen met hem en hem voor onschuldig houden, als men niet beter wist; een vyfde houdt een heel lange speech, waarin hij met klem van woorden niet alleen zyn onschuld bepleit, doch tevens zegt dat hij voor het geval hij reeds eens is veroordeeld zyn leven heeft gebeterd en den goeden weg heeft ingeslagen. En zoo zyn er meerdere gevallen. Het is een dergelyk geval als het laatste, dat ik thans wensch te behandelen, en ieder lezer zal er ’t zyne van denken, in hoeverre „mottige Hein" zoo heet mijn held al dan niet de waarheid spreekt. De president richtte zich tot den be klaagde. Heeft u nog iets in het midden te brengen na het gesprokene door mynheer den verdediger? Mijnheer de verdediger was een jong, zeer jong advocaat, die in deze zaak, een diefstal van een rijwiel betreffende, zijn eerste pleidooi hield. Hij was nu verbazend trotsch op den zoolang gedroomden tabbaard met de sneeuwwitte bef, die hem bijna mannelijk deed schijnen. Want hy was klein van gestalte, een weinig gezet overigens hetgeen vaak by kleine menschen het geval is en het baardelooze, nog knaapachtige voorkomen, met den mooien donkerblonden krullekop, gaf hem iets gebiedends, iets statigs ofschoon nog altijd kinderlijk in zyn toga, die hy, in navolging van de meeste advocaten, losjes open droeg en achter zich aan liet waaien. In zijn pleitrede had hy al zyn redenaars gaven tentoongespreid en reeds aanstonds den ambtenaar van het Openbaar Ministerie, die tegen beklaagde 3 jaren had geëischt, betreffende het door dezen geleverde bewijs der juridische feiten bestreden. Hy durfde zoo klein als hjj wasde feiten achtte hy niet voldoende in rechten vaststaande, er moesten nog meerdere getuigen worden gehoord, getuigen a décharge, en dan zou de onschuld van zyn cliënt door de tegen strijdige verklaringen van de getuigen zon neklaar in het licht gesteld worden. Hy had met welgekozen woorden en met krachtige, klankvolle stem gesproken. Hy durfde zoo klein als hy was. De president herhaalde zyne vraag. Toen verrees „Mottige Hein" van het hankie der beschuldigden, richtte het hoofd fier op en antwoordde„zeer zeker, edel achtbare heeren, en niet weinig ook." Toen begon hy aldus Edelachtbare heeren Reeds lang heb ik me voorgenomen, mijn leven te beteren. Ik beken het, edel achtbare heeren, volmondiglangen tijd heb ik mij vergrepen aan een andermans goed, doch ook langen tyd moest ik voor die misdrijven in de gevangenis boeten. Sta my toe, edelachtbare heeren, dat ik in ’t kort myn levensgeschiedenis aan u mede deel en u zult zien, dat ik me bekeerd heb, dat ik geen rijwiel gestolen heb, zoo- als my wordt ten laste gelegd, en dat voor u staat een man, die voortaan met een blijde hoop in de toekomst zal leven. Welnu, edelachtbare heeren, ik verloor reeds op jeugdigen leeftijd mijn moeder. Mijn vader, die een flinke zaak dreef, wilde mij een ambacht laten leeren. Ik had er echter geen zin in, hield veel van uitgaan en ging steeds netjes gekleed. Kortom, ik verliet de ouderlijke woning en toog naar Amsterdam om daar fortuin te zoeken. Met drie gulden op zak kwam ik hier aan, maar ik wist dit bedrag spoedig te verhonderd voudigen, door als reiziger bij een groote firma in betrekking te gaan. Mijn toekomst scheen verzekerd. Ik verdiende genoeg om behoorlijk van te leven helaas ik hield het er niet lang uit. Ik ging ’s avonds naar den schouw burg, naar café-chantant en verbraste mijn geld in gezelschap van lichtzinnige meiden. Ik kreeg schulden, edelachtbare heeren, en daar was ik plotseling arm, doodarm Mijn patroon vermaande mij al eenige weken lang: hy zou me mijn ontslag geven, als ik my niet beter wydde aan de zaken. In een wanhopige poging ontsteel ik hem op een zekeren morgen zeshonderd gulden aan bankpapier ik vlucht naar het buiten land, kom weer hier en word onmiddellyk gearresteerd. U weet de rest, edelachtbare heeren. Toen ik uit de gevangenis ontslagen was, was ik ziek, moreel ziek, ik voelde me ongelukkiger dan ooit te voren en naar myn vader durfde ik niet gaan, uit vrees dat hy my van zich zou stooten De beklaagde sprak hier met eenigszins stokkende stem, doch weldra vonkte in zyn oogen weder het vuur, dat er in geschitterd had, toen hij begon te spreken, en met krachtige stem, in een snel tempo als wilde hij dat het maar spoedig gedaan was, ver volgde hy Toen verloor het leven al zijn waarde voor my, edelachtbare heeren. Ik leefde van den dag op den dag, my iederen mor gen verwonderende, den vorigen dag nog gegeten te hebbenIk pleegde opnieuw diefstal, ik werd niet gepakt, ik hield vol, en het geld ging weer denzelfden weg op café-chantants enz. Zoo leefde ik ettelyke jaren voort, edelachtbare heeren. Ik kwam in aanraking met de laagste soort menschen en met dezen speelde ik open kaart en stond by hen in hun boevenstreken Hier scheen het alsof beklaagde naar woorden zocht, ’t Geen hy in den beginne bad gezegd, scheen geheel en al uit zijn hart te komen, met zulk een overtuiging had hy gesproken. De rechters luisterden schynbaar aandachtig en op het gelaat van den ambtenaar van het O. M. lag een glimlich, want hy wist heel goed, wie „Mottige Hein" was en dat het allemaal maar praatjes waren hetgeen hy ten slotte had gezegd en hetgeen hij nog zou zeggen. Het publiek op de tribune begreep er niets vanvelen echter lachten, lachten zoo stiekem weg: dat waren de vrinden van den mottige, die maar al te goed wis ten, welk spel hy speelde. Opnieuw vervolgde „Mottige Hein", zyn stem veranderde elk oogenblik, en toen ik hem daar zoo hoorde spreken, was ik ten volle overtuigd een man voor me te zien, die beangst was opnieuw te komen op de plaats, waar hy reeds zooveel jaren had gezucht: in de gevangenis. Toen ik opnieuw de gevangenis ver liet, edelachtbare heeren, heb ik myn leven verbeterdik leerde een vrouw kennen, een tante van me, een weduwe. Ik kwam vaak by haar aan huis en wenschte haar te huwen. Gelukkig kreeg ik een betrekking, op een feestterrein, waar ik de kinderen moest oppassen en hen leiden, ’t Was op 31 Aug. van het vorige jaar. De Koningin was jarig, heel Amster dam vierde feest en toen ik al die kleine kinderen, edelachtbare heeren, zoo zag spelen, toen my het geliefd beeld onzer Vorstin in de gedachte kwam, toen werd ik gelukkig, edelachtbare heeren. Nooit heb ik toen meer diefstal gepleegd, want ik had het hoofd vol andere gedachten, gedachten op een huwelijk, op een vrouw Bolswardsche Courant I ■A" s ft

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Bolswards Nieuwsblad nl | 1898 | | pagina 1