NIEUWS EN ADVERTENTIEBLAD bols war» sh weasB&Asm No. 81. Verschijnt Donderdags en Zondags. Zeven en dertigste Jaargang. 1898. ZONDAG 9 OCTOBER. BINNENLAND. Eene ontmoeting met Chineesche zeeroovers. Van hier naar het Tolhek. VOOR INGEZONDEN. ABONNEMENTSPRIJS 80 Cents per 3 maanden. Franco per post 95 Cents. ADVERTENTIEPRIJS: 50 Cts. van 1—7 regels. Ver volgens 10 Ct. per regel. Overigens naar plaatsruimte. Arum c.a. er Meegedeeld door een Duitsch Ingenieur. was ingebracht f 5473,70 en uitgenomen - 4806,35 zoodat er meer was ingebracht f 667,35 Afgegeven waren 21 nieuwe boekjes, ter wijl er 4 geheel waren afgeiost. Het aantal Halverwege het Tolhek grijnst u een don kerblauwe hoop steenen, een hunnebed toe. Daar zijn ze weer, die honderd puntige, ijzerharde hydra’s! Nu vraag ik: moet over dien weg perse basalt Is grint niet voldoende Moet hij èn als wandelweg èn als rijweg weer ver knoeid worden? Als Mac-Adam, gezegen- der nagedachtenis, den weg verleden jaar eens had kunnen zien, de man zou met ver ontwaardiging gezegd hebben dat pad mag mijn naam niet (meer) dragen Neen, weg met de basaltsteenenIk heb al vrij wat grintwegen in ons land gezien, maar geen, die onderhouden werden met basalt. Het is te hopen, dat wij in ’t ver volg ook van die steensoort verschoond zul len blijven. Mijn beleefden dank aan de Redactie voor de opname van dit schrijven. B. 7/10—’98. Een wandelaar. inleggers bedraagt thans 536, waaronder 9 schoolspaar banken. Wonseradeel, 6 October. De proeven, welke dit jaar in deze gemeente zijn ge nomen met de vaccinatie der varkens met het serum van Dr. Lorenz, als voorbehoed middel tegen de vlekziekte, hebben tot heden een bijzonder gunstig verloop. Hoewel in verschillende streken die ziekte ook dit jaar meer of minder hevig voorkomt, ontdekt men er hier tot heden niets van. Wel zal menig onbekende zich verwonderen over de vele borden bij de veehouders, prijkende met de waarschuwing „Besmelteljjke veeziekte11, doch deze zijn juist als kenmerk der vac cinatie geplaatst, want door deze bewerking zijn de varkens eigenlijk kunstmatig ziek gemaakt, om daardoor de natuurlijke ziekte (die zulke ernstige, ja vaak doodeljjke ge volgen heeft) te voorkomen. Friesche Zuidwesthoek, 6 Oct. De goede verwachtiugeu onzer jagers zijn bij de opening der jacht op j.l. Zaterdag en de beide eerste werkdagen dezer week voor- loopig is de jacht slechts 3 dagen per week geopend niet teleurgesteld. Ofschoon het aantal jachtacten grooter is dan het vorige jaar in sommige dorpen is het verdub beld mocht het onderscheidene jagers gelukken 10 a 12 hazen te schieten, waar van op den eersten dag 5, 6 of 7. Water wild wordt op deze dagen slechts en pas sant geschoten, een ongerief voor de jagers is het gemis hunner honden, die door de koeien in de weiden niet geduld worden. Menig krank geschoten stuk wild gaat daardoor verloren. De poeliers noteeren deze prijzen hazen f 1,10—f 1,50, snippen 35 ct.eenden 35 a 40 ct., talingen 25 ct. Sueek, 7 Oct. ’t Was Dinsdag j.l. stil op onze veemarkt: aauvoer genoeg, maar kooplust weinig. Wat de reden was? Lon den trok in de eerste plaats niet en ook mat weer oefende misschien zijn nadeeligen invloed uit op den verkoop van slachtvee, ’t Meeste vee keerde daarom onverrichter- zake huiswaarts, of wat waarschijnlijker is heeft ’t op eene andere markt be proefd van meester te verwisselen. In melkvee ging totaal niets ommaar tooh waren de prijzen eenigszins nooger. Ongetwijfeld staat dit in verband met de groote verwachting, die men koestert van a.s. Maandag, als wanneer, zoo men weet, de Belgische grenzen voor den invoer van ons vee weer worden geopend. Vet vee was dalende: Ie kwaliteit rund- vleesch gold 25 26 cts., varkens 17 18 cts. levend, schapen, eenjarige, 25 a 26 ets., overjarige vette 18 a 19 cts., vette kalveren prima kwaliteit 26 a 27 cts. 7 Oct. Bij ’t slatten van een sloot langs onzen Lemsterweg is een schoolbord gevonden, waarin een partijtje half vergane beentjes, oogenschijnlijk vaneen pasgeboren kind. Aangezien dat schoolbord vrijzeker eenige jaren in ’t slijk heeft gezeten, was ’t voor deskundigen, naar men meedeelt, niet meer doenlijk te constateeren, of die beenderen al dan niet tot het geraamte van een kind hebben behoord, In een onzer locale bladen slaakt E. bittere klachten over den jammerlijken, diep- treurigen toestand van den Sneekerweg, bepaaldelijk van het gedeelte tusschen de Sneekerbrug en het Tolhek. Dat stukje is mij als uit het hart gesneden Inderdaad, de toestand is treurig, al is hij ook erger geweest. Gepasseerd najaar is men begonnen basalt- steenen over den weg te spreiden en daarmee heeft men hem voor ’t gebruik vrjjwel on geschikt gemaakt, dunkt mij. Er behoorde toentertijd werkelijk doods verachting toe om van hier naar het Tolhek te wandelen Voerlieden reden geregeld aan den kant van den weg, zooals meer malen door mjj werd opgemerkt. Een moord voor de schoen- en voetzolen, een moord voor de fietsbanden, een moord voor de rijtuigwielen, dat was hy. Vaak zag ik des Zondags groepjes wan delaars, nadat zij de „bolwerken om“ ge weest waren, de richting naar het „huiske Te let" inslaan en dan schoten mij de regels van Tollens te binnen „Waar dwaalt gij heen, verdoolden Gewoonlijk duurde ’t geen 5 minuten, of ik zag de zooeven nog opgewekte lui met lange gezichten terugkomen. Neen maar, daar gingen ze nooit weer heen Zóó was het gepasseerd jaar. Sedert is het wel wat beter geworden. „In medio tutissimus ibis11 geldt ook hier: als men zorgvuldig het midden houdt, dan is de wandelweg niet kwaad Maar.,v>,pas opK er dreigt weer onraad I Ik bevond mij na een onderzoekingstocht in de omstreken van de stad Tu-tschu-fu, op mijn terugreis naar de stad Kusan, aan boord van een jonk, geheel met Ohineezen bemand. Wij waren zoo wat 40 mijlen van den mond der rivier Minkiang verwijderd, toen plotseling, omstreeks 4 uur des namiddags, de Chineesche kapitein en stuurman mijne hut binnenstormden en bleek van schrik mij mededeelden, dat twee rooverschepen op ons vaartuig aanhielden. Daar ik mij koortsig gevoelde, had ik my juist ontkleed om wat te gaan rusten. Die onverwachte stoornis kwam my dus zeer ongelegen en ik trachtte de beide mannen te overtuigen, dat zij zich zeker vergist hadden en voor rooverschepen hadden aangezien, watslechts onschuldige visschersvaartuigen waren. De stuurman verklaarde op grond van zijn veeljarige ondervinding, dat hij zich ónmo gelijk kon vergissen en drong bij mij aan op het dek te komen om uit eigen oogen te zien. Beide mannen hielden zoo sterk bij mü aan, dat ik eindelijk besloot hun zin te doen. Bovendien, al hechtte ik weinig, of liever niet de minste waarde aan hun zeg gen, voorzichtigheid gebood toch even een kijkje te nemen en ingeval het noodig mocht blijken te zijn, alvast eenige voor bereidende maatregelen te nemen. Ik sprong dus uit mijn bed, schoot haastig mijn klee- deren aan, nam een flinke teug cognac om mijn koortsig gevoel te onderdrukken en greep naar mijne wapenen. Met twee pistolen in mijn gordel en in iedere hand een geweer met dubbelen loop, klom ik naar het dek. De kapitein en de stuurman volgden. Even omziende zag ik, dat beide mannen naar mij opzagen vol bewondering over de vastberadenheid, die ik naar hun oordeel ten toon spreidde. Onwillekeurig moest ik glimlachen, riep hun toe een voorraad amunitie te gaan halen en begaf mij naar een der zijden van het schip, om met een verrekijker poolshoogte te nemen. Terstond ontdekte ik het ernstige der zaak. Duidelijk kon ik zien, dat zich op het voorste der beide op ons aanhoudende vaartuigen een dichte drom bevond van zeer verdacht uitziende personen. Ook trof mij de eigenaardige bouwtrant der vaar tuigen. Twijfel was niet langer mogelijk. Ik begreep dat, vielen wij dien gelen dui vels daar ginds in handen, het ergste ons, mij althans, te wachten stond. Zij zouden beginnen met mij de hersenen in te slaan, daarna het hoofd af te snijden en myn stoffelijk overschot als prooi voor de vis- schen in zee te werpen. Zoo wist ik was hun manier van handelen, want een Europeaan het leven te laten, achten zy nimmer geraden in het belang hunner veiligheid. Een gevangen gehouden Euro peaan toch, later op eenigerlei wijze de vrijheid herwinnend, zou zich onmiddellijk by zijn consul gaan beklagen, en dit zou faun de vervolging door eenig Europeesch oorlogschip op den hals halen. De dooden alleen zyn stom en brengen geen aanklacht meer in. Het vooruitzicht was schoon 1 Er zou door my gestreden moeten worden op leven en dood, met het vast besluit in geen geval levend den schurken in handen te zullen vallen. Maar hoe luttel was mijn kans bij dien strijd van één tegen honderd. Hulp en medewerking van de zijde der Chineesche matrozen van ons schip had ik niet te wachten. Zij zouden in het critieke oogen- blik er niet aan denken om tegenweer te bieden. Ik kon slechts op my zelven rekenen. Terwijl ik een en ander overwoog, had den de kapitein en de stuurman een hoop ammunitie by mjj gebracht, voldoende om een geheele armee te vernietigen. Na over die verdedigingsmiddelen een soort van zegenwensch te hebben gepreveld, slopen ze weg om een in hun oog zeer gewichtig werk te verrichten. Ze verstopten namelyk tusschen kisten en pakken hun geld en kostbaarheden, welk voorbeeld straks ook door de overige bemanning werd gevolgd, ’t Was om te lachenalsof de roovers, wanneer zy ons schip hadden genomen, niet ieder hoekje zouden doorzoeken en desnoods door martelingen wel op de hoogte zouden weten te komen, waar de buit lag verborgen Eindelijk was alles verstopt en nu ging men over tot het nemen van verdedigings maatregelen, Heel veel vertrouwen boe zemden ze mij niet inx vooreerst omdat ik het Bestuur,der Spaarbank van de Depar tementen „A bleek, dat kwartaal wist, dat men er toch geen gebruik van zou maken als de nood aan den man kwam en ook omdat die maatregelen niets om het lijf hadden. Uit het ruim namelijk werden manden, gevuld met grootere en kleinere steenen, te voorschijn gehaald en op het dek gezet. Met die projectielen zou de vijandelijke aanval zoo mogelyk worden afgeslagen, alsof het werpen van eenige steenen iets zou beteekenen tegenover het te verwachten geweervuur der roovers. Ondanks den ernst van het oogenblik kon ik niet nalaten om overal die drukte aan boord te lachen. Eensklaps miste ik myn Chineeschen bediende, die kort te voren nog by mij stond. Juist wilde ik hem roepen, toen hij al naar mij toe kwam loopen. Maar wat zag de kerel er uitIk herkende hem nauwelyks. Zijn gewone nette kleeding had hy uitgedaan en zich in lompen en vodden gestoken hy zag er uit als een vuile bedelaar. „Wat scheelt je, kerel", riep ik uit. „Ben je gek geworden van den schrik?' „Neen, heer", was zyn antwoord, terwyl een listig trekje om zijn mond speelde, „ik ben allesbehalve gek, maar ik weet dat de roovers enkel gegoeden gevangen nemen, om van hunne bloedverwanten losgeld te kunnen krijgen arme duivels van wie niets te halen valt, laten ze loopen. En daarom heb ik my als een bedelaar verkleed." Ook anderen bleken dat vermeende red middel te hebben aaugegrepen. Welhaast was ik omringd door een troep halfnaakte, smerig uitziende kerels. Het leek wel een vastenavond vertooning. ’t Was intusschen duidelyk, dat aller hoop in de eerste plaats op mij gevestigd was. De geheele bemanning drong zich om my heen om mij van raadgevingen en opmerkingen te dienen. Feitelijk was ik in een oogwenk commandant van het schip geworden. Naar den kapitein zag niemand om. Die was trouwens stilletjes naar be neden gegaan. Onder al die bedrijven waren de roof schepen zoowat op 300 a 400 meter afstand gekomen. Van het meest nabij gekomene werd een salvo van geweervuur op ons gelost. Geen enkel schot trof, maar de uit werking was toch merkwaardig. Het dek van ons vaartuig was op eenmaal schoon geveegd. By het kraken der schoten waren namelijk allen hals over kop naar beneden gevlogen ik bleef alleen over. Maar neen, achter op het schip ston den nog twee mannen, trillend van angst. Het waren de beide roergangers, die ook wel het voorbeeld van hunne makkers hadden willen volgen en naar beneden vluchten, maar het niet hadden durven doen, omdat zy dan van het achtereind van het schip over het dek naar de trap die naar beneden voerde, hadden moeten loopen en die onderneming hun al te gevaar lijk was. Ik zag met genoegen dat die twee waren bly'ven staan, want als er geen stuur meer was in het schip, zou zeker alle kans op redding verkeken zyn. Zekerheidshalve, om beiden den lust te benemen van een gunstig oogenblik gebruik te maken om insgelijks naar beneden te vluchten, riep ik hun toe„hoort eens, mannen, myn geweren zyn dichter by jelui dan die van de roovers, en als jelui tegen myn wil op den loop gaat of myn bevelen niet stipt gehoorzaamt, dan heb ik voor ieder een kogel klaar, die zeker treft. Dus en om mijn woorden meer indruk te laten maken, legde ik op ieder hunner een oogenblik aan opgepast!" Meer met gebaren dan met woorden want schrik en angst hadden hun het spraakgebruik ontnomen beloofden bei den my stipt gehoorzaam te zullen zyn. Blijkbaar oordeelden zij myn schieten nog wel zoo gevaarlijk als dat der roovers. Ik gaf nu last het roer zoo goed moge lyk door touwwerk, matten en wat verder voor de hand lag, voor geweervuur te be schermen, liet de zeilen spannen, en wel haast vloog ons schip met een snelheid van 7 a 8 mylen in het uur voorwaarts. Maar ook de roovers zetten alle zeilen by en begonnen op ons te winnen. Van tijd tot tyd losten zy opnieuw een salvo, dat echter niet vee] meer kwaad deed, dan dat een enkele kogel door ons zeil vloog of steken bleef in het hout van ons schip. Blijkbaar meenden de gele duivels reeds zeker te zyn van hun zaak. De stilte en leegte aan boord van het schip bracht hun in den waan, dat hun geweervuur een moorddadige uitwerking had gehad en na genoeg de gansche bemanning had gedood of gekwetst. Zy hieven een oorverdoovend geschreeuw aan en maakten zich gereed om te enteren, Nu was het oogenblik om te handelen gekomen. Nog dertig meter was het voorste schip van ons verwyderd. Voorzichtig richtte ik mij uit mijn gebogen houding op, legde aan en schoot achtereenvolgens mijn twee- loops-ge weren en revolvers af. Het resultaat was verrassend. Tien of twaalf roovers stortten getroffen neer. De rest der bemanning koos het hazenpad en vloog naar beneden, en daar ik er voor gezorgd had allereerst den stuurman onder schot te nemen, was althans van dat vaar tuig, daar het spoedig uit zijn koers raakte, niets meer te duchten. Maar nu viel nog met nommer twee te rekenen. De behaalde overwinning had by my den moed eh het vertrouwen verleven digd, en met een zekere kalmte wachtte ik zyn naderiug af. Het duurde niet lang of op zyn beurt begroette het ons met salvo’s van geweer vuur, dat echter evenmin veel schade aan richtte, daar de geweren, zooals ik al spoe dig had bemerkt, van verouderd model waren, en ik mij zooveel mogelijk wist te dekken. Toen ik het oogenblik gunstig achtte, begon ik van myn kant te vuren en zoo zeker troffen myn schoten, dat ook thans verscheidenen werden nedergelegd. Van de. overigen vluchtten de meesten naar beneden, terwyl enkelen het roer omwier pen, om zoo spoedig mogelyk hun vaartuig buiten het bereik mijner wapenen te brengen. Hiermede was de stryd volstreden en de overwinning behaald. Toen ik den twee Chinéezen, die met mij op het dek gebleven waren, vertelde, dat alle gevaar geweken was, begonnen zij te gillen van vreugde. Zy vielen aan myne voeten neder en dankten my als hun red der. Op hun geschreeuw klommen ook de overigen naar boven, maar uiterst langzaam, voorzichtig en met angstige gezichten, want zy vertrouwden de zaak nog niet. De ka pitein kwam het laatst. Toen alles hun duidelijk werd, kwam er geen eind aan het gejuich. Men drukte mij de hand en overlaadde mij met alle mogelijke eerbewyzingen. Maar met mijn door koorts verzwakt lichaam verlangde ik, na de spanning waarin ik verkeerd had, allereerst naar rust. Met eenige krachtige woorden wist ik de bende, die met haar overdreven en handtastelyk hulpbetoon wat al te lastig begon te worden, my van het lijf te krygen en begaf my naar mijn hut, waar een slaap van zes uren mij weder geheel opknapte. Nog twee dagen duurde onze zeereis, waarop verder niets byzonders voorviel. Toen bereikten wij de haven van Tschang- tsehu. Ik stapte aan wal en nam afscheid van de dappere bemanning, die zooveel had toegebracht tot behoud van ons schip en leven. Arum, 5 Oct. In de vergadering van en Witmarsum c.a." gedurende het afgeloopen Bolswardsche Courant Als dat eind weg eens klappen kon, Wat meldde ’t al brommage O

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Bolswards Nieuwsblad nl | 1898 | | pagina 1