NIEUWS EN ADVERTENTIEBLAD
BOLSWARD EN WONSE RADEER
No. 89. Verschijnt Donderdags en Zondags. Zeven en dertigste Jaargang. 1898.
I
ZONDAG 6 NOVEMBER.
Nationaal Huldeblijk
B1NNKMLAND.
Ingezonden.
B. S®. Bwtag&a-Bfgent^s.
VOOR
ABONNEMENTSPRIJS 80 Cents per 3 maanden.
Franco per post 95 Cents.
ADVERTENTIEPRIJS50 Cts. van 1—7 regels. Ver
volgens 10 Ct. per regel. Overigens naar plaatsruimte.
Hepk. Adv.bl.
Sneek, 4 Nov. De afdeeling van’tNed.
Ond. Gen. alhier, heeft besloten de autori
teiten (in casu de leden der le en 2e Kamer
der St.-G. van ’t district Sneek) op de
hoogte te brengen van de regeling der
onderwjjzersjaarwedden te Sneek en omlig"'
gende gemeenten.
De naam van H. M. versierd met bloemen
enz. is aldus geplaatst.
Edelweiss het zinnebeeld van onbevlekten
adel
Madeliefjes: het zinnebeeld van beminne-
lijken eenvoud
Myrthahet zinnebeeld van alles omvat
tende liefde:
Asterhet zinnebeeld van nimmer falende
trouw.
De oorkonde op volgende bladzijden spreekt
uit de eerbiedige hulde en een blijk van
warme erken telijkheid aan de Koningin-
Weduwe voor de volkomene toewijding en
onvermoeide zorg, waarmede door Hoogst
dezelve de genoemde Hooge waardigheden
gedurende bijna acht jaren zijn vervuld, het
schoone voorbeeld van vrouwelijke en vorste
lijke deugden, dat aan de jonge Koningin
is gegeven, den vrede, de welvaart, de orde
en den zegen van een mild en wijs regeerings-
beleid, die het Nederlandsche Volk in die
jaren heeft genoten.
Onder de verschillende penteekeningen en
afbeeldingen komt voor het merkwaardig
stadhuis te Bolsward.
H. M. de Koning-Moeder dankte voor de
aanbieding in gevoelvolle woorden en be
stemde de ruim f 300,000 naast het schoone
aan Haar behoorende „Oranje-Nassau oord/
bij Kenkum, voor een liefdadig doeleen
sanatorium voor longlijders, in de eerste
plaats ten bate van hen, die de middelen
missen in het Buitenland hulp te zoeken
tegen de vreeselijke kwaal, die, helaas 1
in ons Vaderland zoo veelvuldig voor komt
en zulke ernstige gevolgen na zich sleept.
H. M. verzocht om allen, die door hunne
bijdragen hebben deelgenomen aan het Na
tionaal geschenk Haar bij het nederleggen
van het Regentschap aangeboden, daarvoor
Hare oprechten dank te betuigen.
H. M. schreef later nog aan den Voor
zitter der Hoofdcommissie, dat het geschenk
grooter was dan Zij had mogen verwachten
en dit Haar stemde tot groote dankbaarheid,
met verzoek dit namens Haar openlijk uit
te spreken.
Na mededeeling van het bovenstaande
meenen wij, ingevolge een aan ons gezonden
afdruk, aan allen, die voor het Huldeblijk
hebben bijgedragen, bij dezen den voormel
den dank van H. M. de Koningin-Moeder
over te brengen.
De Commissie te Bolsward voor het
Huldeblijk
P. PEEREBODM, Voorzitter.
C. W. EISMA, Secretaris.
Bolsward, 4 November 1898.
Augustinusga, 2 Nov. Door den heer
notaris Landmeter werden een 30 ponde-
maat (363/4 are) petten aangekocht a f 100 per
pondemaat. Deze laat hij herscheppen in
bouwland en heeft daar eveneens f 3000
voor besteed. Een 25-tal arbeiders verdienen
nu reeds geruimen tijd en bij gunstig weder
nog ettelijke weken een goed daggeld, ter
wijl het land per slot van rekening zooveel
waarde heeft, dat de heer L. kan rekenen,
dat hij zyn kapitaal met flinke intresten
terugkrjjgt.
Mochten vele welgestelden in den lande
dit voetspoor volgen, de werkeloosheid zou
af- en de tevredenheid toenemen.
Drachten, 2 Nov. Het beurtschip van
F. v. d. Zee, in zinkenden toestand de
haven van Lemmer binnengekomen, was
niet met den in boud verzekerd, zoodat een
bekend groothandelaar te dezer plaatse daar
bij omstreeks f 3000 schade Ijjdt.
Franekeradeel, 3 Nov. Een der leden
van onzen Raad is met een voorstel komen
aandragen, ten doel hebbende, geen kinde
ren op vijfjarigen leeftijd meer op de scholen
toe te laten.
Aangezien er in onze gemeente geen be
waarscholen zjjn, behalve te Tzum, is de
landelijke bevolking, met de onderwijzers
incluis, zeer tegen dezen maatregel, die
enkel voorgesteld wordt om te Zweins een
onderwijzer uit te sparen. Het voorstel heeft,
naar met grond verwacht wordt, geen de
minste kans om door onzen liberalen ge
meenteraad aangenomen te worden. Bestond
daarvoor eenige kans, dan zou het adressen
regenen.
waren op het dek.
„Ik wil het bekennen/ stamelde Jack
Tyler, „ik ben het geweest, ik heb het ge
daan en Tom Dunstan in dien nacht van
de ra gestooten. Ik ben zijn moordenaar
En laat mij nu zelf ook sterven, om niet
dat vreeselijke beeld voor oogen te zien.“
Hij greep naar zijn kortjan en was van
plan het zich in ’t hart te stooten, toen de
kapitein hem bliksemsnel bij den arm greep.
In een oogenblik was de moordenaar over
weldigd en gebonden. Jack verzette zich
als een razende, zoo verlangde hij naar den
dood toen zonk hij in elkaar. De kapitein
sprak hem vriendelijk toe, zijn geweten
door een openhartige bekentenis nog meer
te verlichten, en dat gebeurde.
Jack Tyler had eerder dan Tom Dunstan
diens bruid leeren kennen en haar lief ge
kregen, maar zjj had op hem geen acht ge
slagen, zooals hij meende, omdat zij Tom
had lief gekregen, dien alle vrouwen nalie
pen. Hij kon haar niet vergeten en gunde
ze geen anderen man. Zooals dat in het reus
achtige Londen mogelijk is, hadden beide
mannen elkaar nooit ontmoet. Maar Jack
had zijn mededinger vaak beloerd, als deze
naar zijn liefste ging en hjj had gezien, hoe
dé valsehe, trouwelooze, zooals hij haar
noemde, de liefde van den flinken zeeman
beantwoordde. Zjjn wrok overmeesterde hem.
Zijn besluit was genomem. Hij liet zich op
hetzelfde schip aanmonsteren, waarmede
Tom uitvoer en de stormachtige nacht in de
golf van Biscaye had hem de gelegenheid ge
geven, Tom Dunstan te doen verdwijnen,
zonder zelfs maar den schijn van een mis
daad op zich te laden. Als Tom niet meer
terugkeerde, dacht hjj Ellen Matthews toch
nog ten slotte voor zich te kunnen winnen.
En daar kwam nu het zeespook. Meer dan
zesmaal had hij het al gezien, en hjj was er
van overtuigd, dat het hem zjjn leven lang
zou vervolgen en hem krankzinnig zou
maken.
Dit alles bekende Jack Tyler en nauwe
lijks was zjjn verhaal geëindigd, toen een
gestalte van de voorplecht naderde, bij
welks aanblik wij allen achteruit deinsden.
„Tom Dunstanklonk gelijktijdig van
aller lippen.
„Ja, Tom Dunstan/ antwoordde de an
dere, „ik ben het zelf en geen spook. Waar
is het, dat deze man, dien ik niet kende,
en voor wien ik niet op mijn hoede was,
mij in den stormnacht in zee heeft gestoo
ten, maar de golf, waarop ik viel, dreef mjj
naar het schip terug. De doodsangst gaf
mij de kracht aan boord te klimmen. Half
bewusteloos vond ik op den tast den weg
en toen ik uit een diepe onmacht ontwaakte,
bevond ik mjj in het scheepsruim. Hoe ik
daar gekomen ben, weet ik niet. Maar ter
wijl ik nu alles voor mijn geest deed heen
gaan en maar niet kon vermoeden, waarom
die man mij wilde vermoorden, besloot ik
mij schuil te houden en de rol van het zee
spook te spelen, om hem tot bekentenis te
brengen. Ik werd niet ontdekt en leed geen
gebrek aan eten en drinken, daar de pro
visiekamer altijd open was. Als ik terstond
was voor den dag gekomen, dan zou hjj
alles ontkend, of het een ongeluk genoemd
hebben, en later zou hjj zyn plan met beter
succes hebben uitgevoerd, wat hem nu on
mogelijk zal zjjn daar ik hem nu ken.'
Dat was een zonderlinge onverwachte
ontknooping, waarover wij ons allen, met
uitzondering van Jack Tyler, verheugden.
Tyler bleef in hechtenis en werd in Cadix
aan den rechter overgeleverd. Toen zetten
wjj onze reis voort.
Wjj hebben de eer mede te deelen, dat
op 2 Sept. 1.1. H. M. de Koningin-Moeder
de Hoofdcommissie benevens 5 leden der
Indische Hoofdcotnmissie in plechtige audi
ëntie heeft ontvangen tot aanbieding van
het huldeblijk van het Nederlandsche Volk.
De Voorzitter der Hoofdcommissie sprak
H. M. toe en bood het geschenk aan H. M.
aan, waarbij gevoegd was een album, be
vattende de namen van de leden der com
mission, die zich hadden gevormd, om het
geschenk bijeen te brengen, bovendien een
aantal wapens en penteekeningen,
Het album is gebonden in donker rood
Russisch jachtleder.
Op het eerste blad prijkt het wapen van
H. M. Koningin-Moeder, in goud en kleuren
geteekend.
gend en met beide handen naar beneden
grjjpend, zjjn buurman was geweest, maar
een van ons allen had toch moeten hooren
en zien, dat zijn buurman verdween, want
zjjn doodskreet had den storm overstemd,
ja het scheen, alsof men hem mjjlen ver
in ’t rond had moeten hooren. Wie was
die man en waarom zweeg hij Was hij
slechts op zelfbehoud bedacht geweest en
schaamde hij zich voor zijn gedrag tegen
over een kameraad, dien hjj met een koe
nen, al was het ook gewaagden greep,
misschien had kunnen redden
Men sprak er niet verder over, maar
ieder dacht het zijne, en zoo kwam het,
dat de een den ander met wantrouwen
aanzag. Maar ook dat ging voorbjj. Tom
was uit ons midden verdwenen, was bij de
vervulling van zijn plicht in denstrjjdmet
het vjjandeljjke element, den heldendood
gestorven.
Ongeveer veertien dagen waren sedert
het ongeval verloopen en men dacht er
bjjna niet meer aan, toen weer in een on-
stuimigen nacht een stormgeloei en golf
gebruis overstemmende kreet werd gehoord,
en ons allen met ontzetting vervulde. Nu
stonden wjj niet op de raas, maar op het
dek. Het signaal tot verzamelen werd ge
geven en wij vereenigdeu ons. De golven
sloegen over het dek heen en zoo kon het
best zijn gebeurd, dat iemand was mede-
gesleept. Gelukkig was dit niet het geval
daarentegen vonden wij Jack Tyler bewus-'
teloos op het dek liggen. Hjj bloedde uit
een hoofdwonde, die hij vermoedelijk bij
zjjn val tegen een kantig voorwerp had ge
kregen. Dat was dus niet zoo erg. Jack
werd naar zjjn kooi gebracht en door den
kapitein die tevens scheepsdokter was, tot
bewustzjjn teruggebracht. Hjj zeide, dat hjj
Tom Dunstan tegen den grooten mast had
zien leunen, zoo zeker en zoo duidelijk,
alsof hjj nog onder de levenden behoorde.
Staroogend had hjj hem aangezien, en toen
was Jack in zjjn zwijm gevallen. Als wjj
nu landrotten waren geweest, dan zou nie
mand hem geloofd hebben, maar wjj zee
lieden hebben nu eenmaal ons bijgeloof,
waarvan niets ons kan afbrengen, en onze
zeespoken en dergelijke worden over ’t
algemeen voor waar aangenomen.
Wjj waren het er al heel spoedig met
elkaar over eens, dat de doode Tom Dun
stan zjjn graf had verlaten en aan boord
was gekomen. Waarom? Wat moest hjj
hier? Was dat soms eene waarschuwing
voor ons Zou ons vaartuig soms schip
breuk lijden Zocht hjj iemand, die sterk
genoeg was om te durven aanhooren, wat
zjjn hart of zjjn geweten bezwaarde en zjjn
ziel niet tot rust deed komen.
Jack was spoedig weder de oude, maar
hjj bleef bang, ernstig en stil. Hjj werd
bevreesd voor spoken en was liefst’s nachts
dicht bjj een kameraad, met wien hjj ge
durende zjjn wachturen praatte. Zijn zenuw
achtigheid werd tegen middernacht steeds
erger, hetzjj hjj op het dek moest zjjn of
ging slapen. Wjj hadden altjjd te zaam
wacht.
Toen wjj weer eens zacht pratend bjj
elkaar waren ik zat in de schaduw van
de groote reddingsboot, hjj stond naast mjj
viel het mij op, dat hjj midden in een
zin bleef steken, en opkijkend zag ik, hoe
hjj onafgewend naar één kant staarde, zijn
mond als tot roepen geopend, zonder even
wel een enkelen kreet te doen hooren. Ik
volgde zijn blik en stond van mijn zitplaats
op. Daar op de voorplecht stond een ge
stalte, die neen, geen twijfel was mo-
geljjk, hjj was het zelf Tom Dunstan 1
Hjj staarde Jack aan, als zag hjj zelf een
verschijning. Ik voelde, hoe het koude zweet
mjj uitbrak en mjjn haren te berge rezen,
en als Jack niet naast mjj had gestaan,
dan zou ik, evenals hjj vroeger, zjjn neer
gevallen.
„Tom Dunstanriep ik ei nd el jjk uit en
streek met mjjn hand over mijn oogen, als
moest ik daar een sluier wegvagen, waarin
deze vreeselijke verschjjning was geweven.
Onze kameraden kwamen aanloopen, en
toen ik mjjn hand liet zakken, was het
schrikbeeld verdwenen. Ik werd met vra
gen bestormd, maar kon in het begin geen
samenhangende antwoorden geven. Ik wist
slechts dit eeneIk had Tom Dunstan ge
zien, zoo duideljjk, alsof hjj op den uitkjjk
had gestaan.
Op eens zeide Jack Tyler, die stond te
beven als een riet. „Roept den kapitein,
hier ik wil alles bekennen.'
Dat waren wonderlijke woorden, en wjj
voelden er ons zeldzaam door getroffen.
Een van ons ging naar den kapitein, die
nog op was en terstond mede kwam. Ook
de stuurlieden en de andere kameraads kwa
men allen bjj elkaar, want het was nog pas
eenige minuten na middernacht en alle hens
1 en nacht op zeede hemel was met
wolken bedekt. Een diepe duisternis
lag over de wateren. Wij zeilden
O met een aardig koeltje langs de ge
vreesde golf van Biscaye. Acht glazen
hadden het uur van middernacht verkon
digd en de wacht was, wat op zeeschepen
om de vier uur geschiedt, afgelost. Onze
verbazing over dat vreedzaam zeilen op
dat gedeelte der zee, anders bekend om de
heftigste stormen was niet gering. Zouden
wjj werkelijk eens éénmaal in ons leven
langs de zoogenaamde doodenbaai zonder
averij passeeren.
Juist had de uitkjjk geroepen „alles wel
en verscheidenen van ons stonden aan stuur
boord met elkaar fluisterend te spreken.
Daar eensklaps dook iets wits op in het
nachtelijk donker, vergezeld van een scherp
geluid, als wanneer er hagel valt. En nu
stormden wjj uitelkaar. „Een rukwind 1
klonk het over het dek.
Van de brng, waar de eerste stuurman
wacht hield, volgden de commando’s elkaar
snel op. Als die bevelen niet reeds uitge
voerd waren geworden, vóór ze gehoord
werden, dan zou de nu plotseling opste
kende storm ons schip hebben doen kente
ren. Nu nog helde het schip sterk op zijde
maar de touwen, die de zeilen hielden,
waren gekapt, terwijl een halve slag van
het stuurrad ons vaartuig tegen den wind
in bracht, waardoor het grootste gevaar
vooreerst geweken was.
Het schip richtte zich langzaam weer
op. Toen evenwel volgde het veel moeie-
Ijjker werk van het innemen en reven der
zeilen, waarvoor, daar het zoo snel moge
lijk moest geschieden, alle hens op het dek
werden gecommandeerd.
Een aantal flinke kerels vlogen het want
in een halsbrekend werk en in zulk een
stormnacht levensgevaarlijk.
Door het huilen en krjjschen van den
storm in het want en het bruisen en koken
der steeds hooger gaande golven, klonk
helder en duidelijk ons „Hoyho waarmede
elk opsjorren van het zeildoek of een touw
werd vergezeld.
Daar klonk boven uit de groote mast
een kreet, zoo mergdoordringend en ont
zettend, als slechts een mensch éénmaal
in zjjn leven uitstoot, in ’t aangezicht van
den onvermjjdeljjken dood. En toen klonk
het: „Man over boordDe een schreeuwde
het den ander toe. Zjj, die op dek waren
gebleven, wierpen terstond verscheidene
reddingsgordels in zee aan de zjjde, van
waar het geschreeuw was gehoord.
Dat was alles wat wjj konden doen aan
redding was niet te denken. Wie de on
gelukkige was, kon voorloopig nog niet
worden nagegaan. Eerst moest het reven
der zeilen geschied zjjn, Toen kwamen wjj
langzamerhand allen weer op het dek.
En nu vroeg de een den ander, wie
verdwenen was, maar niemand wist het.
Wij moesten wachten, tot allen bjj el
kaar waren. Een herhaald roepen door
de spreektrompet, of er nog iemand boven
was, bleef onbeantwoord. En nu bleek het,
dat Tom Dunstan ontbrak, een flinke, jonge
kerel en de meest gespierde der geheele
bemanning. Op eens werd het ons allen
duideljjk, wat wjj aan hem verloren. Altijd
vrooljjk, opgewekt, geen speler, drinker of
vloeker, was hjj iemand, dien ieder gaarne
Ijjden mocht. Hjj gold bjj zjjn officieren
en kameraden als het voorbeeld van een
matroos, en daar het bekend was, dat hjj
thuis een oude moeder had voor wie hjj
zorgde, en ook een meisje waaraan hjj met
hart en ziel hing, hadden wjj nog des te
meer medelijden met hem. Zoo jong, zoo
levenslustig, met zoo’n schat van liefde
en nu door een enkelen misgreep, een on
doordachte beweging in den brullenden
maalstroom geworpen, in het vochtig graf,
dat zich zoo snel over den ongelukkige had
gesloten, en van waaruit bjjna nooit iemand
terugkeertNatuurlijk zochten wjj nog
langen tjjd, maar tevergeefs. Arme moe
der! Arm lief bruidje! Goede reis hadden
■zjj beiden hem bjj zjjn vertrek toegewenscht,
En terwijl zjj beiden voor hem baden en
de gelukkige uren herdachten, en het oogen
blik verbeidden, dat hij tot haar zou terug-
keeren, dreef zjjn Ijjk rond in den wjjden
Oceaan, een prooi voor roofvisschen en al
batrossen
Het vreemdste van de geheele zaak was,
dat niemand hem had opgemerkt en ge
tuige van zjjn val was geweest. Het is
waar, dat de nacht zwart was als inkt. Elk
had genoeg te doen met op zichzelf te
passen om niet hetzelfde lot als Tom te
Ondergaan. Het was dus mogeljjk, dat nie
mand nauwkeurig wist, wie op de ra, lig-
Bolsvardsche Courant
.9
U
AAN
I I
ft