NIEUWS EN ADVERTENTIEBLAD
ONSERAOEEL
BOLSWARD SN
DekleineLombardischssphn.
Kantongerecht te Balsward.
No. 91. Verschijnt Donderdags en Zondags. Zeven en dertigste Jaargang. 1898.
>1
3
ZONDAG 13 NOVEMBER.
BINNENLAND.
4
lVj
VOOR
gi
I
ABONNEMENTSPRIJS80 Cents per 3 maanden.
Franco per post 95 Cents.
1
alsboven.
alsboven.
alsboven.
alsboven.
alsboven.
alsboven.
alsboven.
alsboven.
alsboven.
alsboven,
ZITTING van 3 NOVEMBER.
o
3.
4.
5.
6.
7.
8.
9.
ADVERTENTIEPRIJS: 50 Cts. van 1—7 regels. Ver
volgens 10 Ct. per regel. Overigens naar plaatsruimte.
I
vtl
zei de officier, ,ga maar
1
Sneek, 10 Nov. De 22*jarige dienstbode,
W. K. van Heerenveen, eea meisje dat
reeds een treurig verleden achter zich heelt,
heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal van
kleedingstukken, een nikkel horloge en eenig
geld, ten nadeele van ’t gezin van den heer
W. v. d. M., bakker alhier.
’t Meisje heeft alles bekend en werd daarom
heden morgen naar Leeuwarden overge
bracht.
Joure, 10 Nov. De heeren P. Tuyninga
en P. S. Keverling Bz. gasfabriaanteu al
hier, hebben hunne gasfabriek teStaenwijk
voor eene som van f 16,000 overgedragen
aan de gemeente Steenwijk.
9 Nov. Terwjjl de kleermaker Berg*
sma alhier heden avond met zijn gezin in
de huiskamer zat, stiet een der huisgenoo*
ten tegen de tafel, waardoor de lamp kan*
telde en op den vloer in stukken viel. De
petroleum geraakte in brand en verspreidde
zich, zoodat in een oogwenk vloerkleed en
matten vuur vatten. Te vergeefs trachtte
Bergsma het vuur uit te trappen. Eerst met
behulp van een kleedje gelukte het hem de
vlammen te dooven.
Deinum, 10 Nov. Dinsdag a.s. 15 Nov.
wordt het telegraaftoestel te Deinum officieel
voor particuliere berichten geopend. Deze
openstelling is vooral van zeer groot belang
voor de coöp. fabriek te Deinum, alsook
voor de alhier wonende kaashandelaren en
particulieren.
Balk, 10 Nov. Bij den heden avond
gehouden palmslag van het logement met
doorreed en stalling van den heer J. v. d.
Vliet alhier, is kooper geworden Mr. P. 8,
Poppes alhier, voor de som van f 6610.
Vrijgesproken
1. P. M. b. d. W. te Zurich, wegens
het zonder daartoe gerechtigd te zyn, vee
laten loopen op eenigen grond die beplant is.
A. B. te Zurich,
D. A. H. id.,
J. N. id.,
D. G. G. id.,
H. T. de V. id.,
H. de K. id.,
U. Tj. id.,
D. Sj. M. id.,
Het zandpad, waarlangs een beekje
stroomde, liep op weinige passen afstand
van het huis. Toen de eerste officieren van
het bataljon het lijkje zagen liggen aan den
voet van den eschdoorn, bedekt met de drie
kleurige vlag, groetten zjj het met de sabel,
en een van hen boog zich over den oever
van het beekje, plukte twee bloemen af en
wierp hem die toe. Nu plukten al de
„bersaglièri” bloemen af toen ze langs hem
kwamen en wierpen die naar den kleinen
doode. In weinige oogenblikken was de
knaap met bloemen bedekt en alle officie
ren en soldaten groetten hem, als ze voorbij
kwamenDappere, kleine Lombardiër 1
Adieu mijn jongenRust zacht, kleine
blonde Adieu
Een officier wierp hem een medalje toe,
een ander ging hem op ’t voorhoofd kussen.
En steeds regende het bloemen op zijn
bloote voeten, op zijn bebloede borst, op
zjjn blonde hoofd. En hij sliep daar in ’t
gras, gehuld in zjjn vlag, met het bleeke
gelaat, bijna glimlachende, de arme kleine 1
als voelde hij die groeten en als ware hjj
tevreden, het leven gelaten te hebben voor
zjjn Lombardië 1
geldboete van twee gulden subs, een dag
hecht, voor ieder hunner.
18. lo. O. J., 2o. T. T., beiden te Worn*
mels, wegens hetzelfde, ieder tot eene geld
boete van drie gulden subs, twee dagen hecht,
voor ieder hunner.
19. A. T. te Rien, wegens het in de ge
meente Hennaarderadeel, bij het op den weg
gebruiken van hondenkarren, als bestuurder,
in de bebouwde op de kar zitten, zonder
voorzien te zijn van eene verklaring van een
geneeskundige, dat hij door lichaamsgebreken
verhinderd is te voet te gaan tot eene geld
boete van twee gulden subs, een dag hecht.
20. 8. de Vr. te Warns, wegens het be-
visschen van eens anders vischwater zonder
voorzien te zijn geweest van een schrifte
lijk bewijs van vergunning van den eigenaar
of rechthebbende tot eene geldboete van twee
gulden subs, een dag hecht.
21. J. 8. te Franeker, wegens hetzelfde
tot eene geldboete van vyf gulden subs, twee
dagen hecht.
22. J. de J. te Wommels, wegens het
zich in kenlyken staat van dronkenschap op
den openbaren weg bevinden, gepleegd bij
eerste herhaling, terwijl tijdens het plegen
der overtreding nog geen jaar is verloopen
sedert eene vroegere veroordeeling van den
schuldige, wegens gelijke overtreding onher
roepelijk is geworden tot eene geldboete van
vyf gulden subs, drie dagen hecht.
23. D. J. te Hichtum, wegens het zich
in kenlyken staat van dronkenschap op den
openbaren weg bevinden, gepleegd bij tweede
herhaling binnen een jaar, nadat de eerste
veroordeeling wegens herhaling onherroepe-
lijk is geworden tot eene hechtenisstraf vau
vijf dagen.
24. K. W. te Wommels, wegens het op
eene plaats, bestemd en gebruikt tot het ver*
koopen en afleveren van waren, voorhanden
hebben van een gewicht, niet voorzien van
het vereischte stempelmerk tot eene geld
boete van een gulden subs, een dag hecht,
met verbeurdverklaring van het in beslag
genomen gewicht.
Veroordeeld
1. P. L. te Harlingen, wegens het inde
provincie Friesland visschen, in water, met
ander vischwater in verbinding staande, met
aalfuiken, waarvan de mazen der kobben
niet een cylinder, een middellijn hebbende
van elf millimeter en die der vleugels niet
een cylinder, een middellyn hebbende van
zestien millimeter, beide terwijl ze nat ge
meten zyn, kunnen omvatten, gepleegd door
een kind, nadat het den leeftijd van tien en
voor dat het dien van zestien jaren heeft
bereikt, met oordeel des onderscheids tot eene
geldboete van een gulden subs, een dag
hechtenis met verbeurdverklaring der in
beslag genomen aalfuiken en met last tot
vernieling daarvan.
2. 8. M. te Rien, wegens het zich in
kenlyken staat van dronkenschap op den
openbaren weg bevinden, tweemalen gepleegd,
tot twee geldboeten, ieder van drie gulden
subs, twee dagen hecht, voor iedere boete.
3. Th. de H. te Sneek, wegens het zich
in kenlyken staat van dronkenschap op den
openbaren weg bevinden, tot eene geldboete
van drie gulden subs, twee dagen hecht.
4. J. Y. te Leeuwarden, wegens hetzelfde
tot eene geldboete van twee gulden subs,
twee dagen hecht.
5. D. K. te Arum, alsboven.
6. P. N. te Bolsward, wegens hetzelfde
tot eene geldboete van twee gulden subs,
een dag hecht.
7. P. N. te Bolsward, alsboven.
8. G. R. te Bolsward, alsboven.
9. L. v. d. K. te Arum, wegens hetzelfde
tot eene geldboete van een gulden subs, een
dag hecht.
10. 0. V. te Bolsward,
11. J. de J. te Bolsward,
12. M. F. te Bolsward, wegens hetzelfde
tot eene geldboete van vyf gulden subs, drie
dagen hecht.
13. K. J. H. H. te Roermond, wegens
het in de gemeente Bolsward op den open
baren weg rumoer maken, waardoor de
openbare orde kan worden verstoord, tot eene
geldboete van drie gulden subs, twee dagen
hecht.
14. J. K. te Bolsward, wegens het zich
in kenlyken staat van dronkenschap op den
openbaren weg bevinden, gepleegd by 4e
herhaling binnen een jaar, nadat de laatste
veroordeeling wegens 3e herhaling onher-
roepelyk is geworden tot eene hecht, van
veertien dagen.
15. M. v. d. M. te Bolsward, wegens het
binnen de kom der gemeente Bolsward heb
ben van een privaat, dat niet voorzien is van
een ton, bestemd ter onmiddellijke inzameling
der excrementen tot eene geldboete van drie
gulden subs, twee dagen hecht.
16. B. v. H. onder Witmarsum, wegens
het verwekken van burengerucht, waardoor
de nachtrust kan worden verstoord, tot eene
geldboete van twee gulden subs, een dag
hecht.
17. lo. 8. R., 2o. A. H., beiden te Arum,
wegens het te zamen en in vereeniging, ver
wekken van burengerucht, waardoor de nacht*
raat kan worden verstoord! ieder tot eene
Het was in ’t jaar 1859, gedurende den
bevrijdingsoorlog van Lombardië en eenige
dagen na den slag bjj Solferino en San Mar
tino, waarin de Franschen en Italianen de
overwinning op de Oostenrijkers behaalden,
dat op een heerlijken Junimorgen een kleine
troep ruiters in langzamen draf langs een
eenzaam zandpad in de richting van den
vjjand reden, terwjjl zjj oplettend het land-
schap bespiedden.
Een officier en een sergeant vergezelden
den troep en allen zagen voor zich uit, het
oog onafgewend in de verte gericht, zonder
een woord te spreken, denkend ieder oogen-
blik tusschen de boomen de uniformen der
vijandelijke voorposten te zien schitteren.
Zoo kwamen zij aan een kleine boerenwo
ning, door eschdoorns omringd, waarvoor
geheel alleen een twaalfjarige knaap stond,
die bezig was den bast van een kleinen
tak af te snijden, om zich een stok te maken.
Uit een venster van het huis wapperde een
groote, driekleurige vlag. Binnen was nie
mand de boeren waren uit vrees voor de
Oostenrijkers gevlucht, nadat ze de vlag
hadden uitgehangen. Nauwelijks had de
jongen de ruiters gezien, of hij wierp zijn
stok weg en nam zjjn pet af. Het was een
aardige knaap met een stoutmoedig gezicht,
groote lichtblauwe oogen en lange, blonde
haren; hij had slechts een enkel hemd aan
en zjjne bloote borst was zichtbaar.
„Wat doe je daar?” vroeg de officier,
terwjjl hjj zijn paard inhield. „Waarom ben
je niet met je familie gevlucht?”
„Die heb ik niet,” was ’t antwoord. Ik
ben een vondeling. Ik werk zoo wat voor
iedereen. Ik ben hier gebleven om den oor
log te zien.”
„Heb je Oostenrjjkers zien voorbijko
men
„Neen, in geen drie dagen.”
De officier dacht een oogenblik natoen
sprong hjj van zjjn paard en liet zijn sol
daten achter, naar den kant van den vjjand
gekeerd. Hjj zelf ging het huis binnen en
klom op het dak... Het huisje was laag;
van het dak af kon men slechts een klein
strookje van de omgeving zien. „In de
boomen zou men beter kunnen zien,” zeide
de officier en ging weer naar beneden.
Vlak voor het huis wiegde een hooge,
slanke eschdoorn zjjn kruin heen en weer
in de blauwe lucht. De officier stond een
«oogenblik in gedachten en zag nu eens naar
den boom, dan weer naar de soldaten.
Toen vroeg hjj eensklaps aan den knaap
„Heb je goede oogen, jongen
„Of ik,” antwoordde de knaap. „Ik zie
een musch op een mjjl afstand.”
„Zou je in den top van dien boom kun
nen klimmen?”
„In den top van dien boom In een
halve minuut beu ik boven.”
„En zou je mjj dan kunnen zeggen wat
ge daar boven ziet, van welken kant Oos-
4enrjjksche soldaten komen; of je kruitdamp
iziet, of geweren schitteren of paarden?”
„Zeker zou ik dat kunnen.”
„Wat wil je hebben als je me dien dienst
bewijst
„Wat ik wil hebben?” zei de knaap met
een glimlach.
„Niets natuurljjk. Bovendien... als’t voor
de Oostenrjjkers was, deed ik ’t in geen
geval: maar voor de onzen! Ik ben Lom
bardiër.”
„Goedklim dan maar naar boven.”
„Een oogenblikje; ik moet mjjn schoenen
uittrekken.”
Hjj trok zjjn schoenen uit, haalde zjjn
kousenbanden wat aan, wierp zijn pet in ’t
gras en omvatte den stam van den eschdoorn.
„Maar wacht evenriep de officier uit,
terwjjl hij een beweging maakte om hem
terug te houden, als door een plotselinge
vrees bevangen.
De jongen wendde het hoofd om en zag
hem met zjjn mooie blauwe oogen vragend
aan.
t Is niets,
naar boven!
De jongen klom als een kat naar boven.
„Kjjkt recht voor u uit,” riep de officier
tot de soldaten.
In weinige oogenblikken was de jongen
in den top van den boom, vastgeklemd aan
den stam, met zjjn beenen tusschen de bla
deren verborgen, maar met de borst onbe
dekt... en de zon scheen op zjjn blonde
haren, die als goud glansden. De officier
kon hem nauweljjks zien zoo klein was hjj
daar boven.
„Zie nu recht voor je uit,” riep de offi
cier.
Pe jongen liet met de rechterhand den
boom los en bracht die boven zjjn oogen
om beter te zien.
„Wat zie je?” vroeg de officier.
De jongen boog zijn hoofd naar hem toe
en terwijl hjj van zjjn hand een roeper
maakte, antwoordde hij Twee mannen te
paard op den grooten weg.”
„Hoe ver zijn ze hier vandaan?”
„Een halve mjjl.”
„Rijden ze voort?”
„Ze staan stil.”
„Wat zie je nóg meer?” vroeg de officier
na een oogenblik stilte. „Kijk naar rechts.”
De jongen keek naar rechts.
Toen zei hjj„Vlak bjj het kerkhof schit
tert er iets tusschen de boomen. ’t Schijnen
bajonetten te zijn.”
„Zie je soldaten
„Neen, ze zullen zich tusschen het koren
verborgen hebben.”
Op dit zelfde oogenblik hoorde men het
scherpe gefluit van een kogel hoog in de
lucht, dat wegstierf ver achter het huis.
„Kom beneden jongen schreeuwde de
officier. Ze hebben je gezien. Je mag daar
niet langer blijven. Kom beneden.”
„Ik ben niet bang,” antwoordde de knaap.
„Naar beneden”herhaalde de officier, „wat
zie je nog meer, links?”
„Links
„Ja, liuks.”
De knaap wendde het hoofd naar links;
op dat oogenblik hoorde men een nog
scherper gefluit, veel lager dan het eerste.
De jongen kromp van schrik in elkaar. „Ze
hebben ’t op mij gemunt!” riep hjj uit. De
kogel was vlak langs hem gegaan.
„Naar beneden!” schreeuwde de officier
gebiedend en opgewonden.
„Ik kom dadeljjk,” antwoordde de knaap.
„Maar de boom beschermt mjj. Links wou
u dat weten
„Links,” antwoordde de officier, „maar
kom beneden.”
„Links,” riep de jongen, terwjjl hjj het
bovenlijf naar dien kant overboog, „bij dat
kerkje, zie ik, geloof ik...”
Een derde gefluit sneed de lucht en bijna
op ’t zelfde oogenblik zag men den jongen
naar beneden komen, nog trachtende zich
vast te houden aan stam en takken en
toen viel hij met het hoofd omlaag met
wjjd uitgespreide armen.
„Vervloekt!” schreeuwde de officier, ter
wjjl hjj haastig toesnelde.
De jongen viel met den rug op den grond
en bleef zoo liggen met uitgestrekte armen,
een golf bloed stroomde uit zjjn borst,... aan
de linkerzjjde. De sergeant en twee soldaten
sprongen van hun paardde officier boog
zich voorover en maakte hem ’t hemd los:
de kogel was in de linkerlong gedrongen.
„Hjj is doodriep de officier uit.
„Neen, hij leeft nogantwoordde de
sergeant.
„Och, arme jongen, dappere jongen
riep de officier; „houd maar moed, hoor!”
Maar terwjjl hjj hem moed insprak en
zjjn zakdoek op de wond drukte, verdraaide
de knaap de oogen en liet het hoofd op zjj
vallenhjj was dood.
De officier verbleekte en staarde hem een
oogenblik strak aantoen legde hjj hem
zachtjes neer met ’t hoofd op ’t gras, richtte
zich weer op en bleef hem aanstarenook
de sergeant en de twee soldaten stonden
onbewegeljjk naar den knaap te kjjken.
De anderen stonden naar den vjjand ge
richt.
„Arme jongenherhaalde de officier
treurig. „Arme, ferme jongen!”
Toen ging hjj naar het huis, nam de drie
kleurige vlag uit het venster en legde die
als een lijkkleed op den kleinen doode, doch
liet hem ’t aangezicht onbedekt. De ser
geant legde naast den doode zjjn schoenen,
zjjn pet en den stok, dien hjj zich gesne
den had.
Nog een oogenblik bleven zjj staan, zon
der een woord te sprekentoen wendde
zich de officier tot den sergeant en zeide
„we zullen hem laten opnemen in de am
bulance door soldaten is hij omgekomen,
soldaten zullen hem begraven.” Toen hjj dat
gezegd had, wierp hjj den doode een kus
hand toe en riep: „Te paard!” Allen spron
gen in den zadel, de troep verzamelde zich
weer en vervolgde zjjn weg.
En eenige uren later zou de kleine doode
krjjgseer ontvangen
Bjj het ondergaan der zon rukte de ge-
heele linie der Italiaansche voorposten naar
den vjjand op, en langs den zelfden weg,
dien de kleine ruiterstoet dien morgen be
reed, trok nu een groot bataljon scherp
schutters, dat eenige dagen te voren de
heuvelen van San Martino met bloed had
doorweekt. Het verhaal van den dood van
den kleinen knaap had reeds de ronde ge
daan bjj eenige soldaten, die juist de leger
plaats hadden verlaten,.
r.
Bolswardsclie Courant
3
I