NIEUWS EN ADVERTENTIEBLAD BOLSWARD EN WONSERADEEL s pi ÉI No. 97. Verschijnt Donderdags en Zondags. Zeven en dertigste Jaargang. 1898. IB HEN OERAL Voor het Kantongerecht. $xxxxxxxxx!jxxx:)cxxxx$ g ZONDAG 4 DECEMBER. VOOR ’t 1 ABONNEMENTSPRIJS 80 Cents per 3 maanden. Franco per post 95 Cents. Vertelling uit het leven der Siberische bannelingen. Zitting van Vrijdag 25 Nov. 1898. ADVERTENTIEPRIJS50 Cts. van 1—7 regels. Ver volgens 10 Ct. per regel. Overigens naar plaatsruimte. Vervolg. 7. A. Z. te Warns is jager en werd ook bekeurd wegens jagen op land, waartoe hij geen vergunning bad. Bekl. toont een boekje van bet jaar te voren, waarin I. van der Sluis hem vergunning heeft gegeven om op zijn land te jagen. Hjj weet niet, of elk jaar dat weer opnieuw moet worden gegeven. De getuige I. van der Sluis verklaart daarop, dat den 1 Oct. bekl. in zijn land was met het geweer, maar hij had geen ver gunning en ik zeide nog: „Laat dat nu“, waarop bekl. toen antwoordde„Kom hier maar eens bl.... als je durft. Verbied dou mjj dien land eens“ en hierop had getuige gezegd„Ik wil het niet hebben, ik verbied het je.” Bekl. antwoordt, dat de boer hem ’t land wou uitgooien en dat laat ik mjj niet doen, te meer daar ik meende, dat ik vergunning haddoch hem wordt onder 't oog gebracht, dat die meaning hem duur te staan aal tornen. Eisch f 10 of 4 dagen, met verbeurdver klaring der in dat land geschoten haas ad f 1,50 of 2 dagen hechtenis. Beklaagde vraagt daarop een certificaat van onvermogen om in hooger beroep te gaan, waarop hem wordt ingelicht, dat hij zonder kosten cassatie kan aanteekenen bin nen 14 dagen nadat het vonnis is uitgesproken. 8. C. T. van Hindeloopen werd den 15 Oct. bekeurd wegens het liggen met een woonschip in het openbaar vaarwater te Workum. Ook deze beklaagde is ter terecht zitting verschenen om zich te verdedigen. „Ik word a.s. Zondag 62 jaar die ver jaardag is dus nu gepasseerd en ben nog nooit bekeurd geworden. Ik heb thans een schip van 16 ton met een roef van 2.67 M. en een ruim, en ik vraag de heerenIs dat dan een woonschip? Het schip dient voor het vervoer van potten, pannen en galan- teriën, en de vodden die wij opkoopen, wor den hier te Bolsward afgeleverd. Ook dien Woensdag heb ik ze hier te Bolsward afge leverd, de afrekening kan ik de heeren nog toonen.” De agent, die hem bekeurde, verklaart, dat het schip te Workum onder de woon schepen wordt gerekend. De helft van het ruim is voor slaapplaats ingericht, de andere helft tot een verblijfplaats voor de honden. Dat gedeelte was erg bevuild en ook stond er wat water in. Bovenop stonden wat potten en pannen en ook waren er in die honden- afdeeling een partij vodden en beenderen. De agent had hem den 12 Oct. aangezegd, de gemeente te verlaten en toen den 15en hieraan niet was voldaan, volgde bekeuring. Om te inlormeeren of het een woonschip was, werd een der agenten alhier gevraagd, of het hier al of niet onder die categorie werd gerangschikt, waarop werd geantwoord, dat het schip niet den vorm van een getim merde ark heeft, en hij hier af en toe wel eens komt maar nooit lang blijft, zoodat de agent geen last van bekl. heeft gehad. Eisch f 1 of 1 dag. 9. H. P. van Gaastmeer werd den 12 Oct. op bet Dwarsnoord te Workum aange- troifen in kennelijken staat. Eisch f 3 of 2 dagen. 10. R. V. te Hindeloopen ventte den 14 Oct. hier te Bolsward met een kar met visch. Hij reed met zijn handwagen over de kleine steentjes ook in die straten, waar er een balsteenbestrating langs ligt. Een agent maakte hem op die overtreding opmerkzaam, doch nog geen half uur later bleek het hem, dat zijn waarschuwing in den wind werd geslagen. Hij vroeg den visscherman daarop zijn naam om hem te bekeuren, doch hij weigerde dien op te geven. Dit verhinderde evenwel niet, dat hij werd aangeteekend, want als het meenen is, kan de politie ge woonlijk nogal gauw achter iemands naam komenden volgenden dag was dan ook het proces-verbaal conform. Bekl. is niet verschenen. De eisch tegen hem luidt f 5 of 2 dagen. 11. P. N. te Bolsward was in den nacht van 12 op 13 Nov. zeer onrustig en de politie merkte al terstond, dat het gebruik van Schiedammernat niet vreemd was aan deze opgewondenheid. Deze patient maakte het door zijn schreeuwen en tieren zoo bont, dat hij niet alleen wegens dronkenschap, maar nog bovendien wegens verstoring der nachtrust werd bekeurd, en daar herhaalde waarschuwingen van den nachtwacht niet hielpen, werd hij eindelijk aangevat en naar zijn woning gebracht. Eisch tweemaal f 3 of 2 dagen vbor elke boete. 12. S. P. te Bolsward was op 19 Oct., was dien dag alhier groote Kalvermarkt, over zjjn bier, ’s Middags 12 uur had hij het j ak al zoodanig aan, dat hij gedurig een samenloop van menschen om zich heen had, waarom de politie hem van de Koemarkt verwijderde. Hjj is al eens meer met het water voor den dokter geweest, en als zijnde recidivist, wordt 3 dagen hechtenis tegen hem geëischt. 13. R. W. te Bolsward werd op Zondag 16 Oct. in abnormalen toestand in de Wit- heerensteeg alhier aangetroffen, waar zjjn zwaaienden gang en verwarde praatjes zoo in ’t oog liepen, dat hjj moest worden aan geteekend. Eisch f 1 of 1 dag. 14. J. D. van Greonterp reed den 22 Oct. met zjjn vrachtwagen, bespannen met honden, over de klinkersteenen langs de Dijkstraat, welke straat nog wel nieuw be vloerd was. Een agent had hem te voren reeds gewaarschuwd, doch... een goede raad wordt niet steeds gevolgd en zoo ook hier. Eisch f 3 of 2 dagen hechtenis. 15. J, v.B.vanWjjtgaard was op Zondag of hjj liet, geheel ontsteld, Anna Michaj- lowna bij zich roepen. Zij trad rustig in zijne kamer. „Anna Michajlowna“, begon hij op harts- tochteljjken, gedempten toon, zich het angst zweet van het voorhoofd vegend, „er is een groot ongeluk gebeurd. Ik heb bevel ontvangen, u aan den beambte, die u komt af halen, over te leveren. Ge moet naar Petersburg, naar de Peter en Paul-vesting. Ge weet toch, wat dat beteekent?” Anna Michajlowna antwoordde volkomen kalm en rustig„Of ik dat weetIk moet in de kazematten „verdwjjnen“. Maar waar om mij eerst naar Petersburg te slepen Men kan dat hier toch evengoed in orde maken De directeur wrong de handen. „Ongelukkige Maar ik wil u redden „Geef u geene moeite „Anna Michajlowna! Ik wil, ik zal u redden, zelfs ten koste van mijn leven. Ik heb u lief, ge weet hoe lief ik u heb O mijn God, mijn God jammerde Nascht- sehof, zichzelven niet langer meester. Daar trad de Petersburgsche ambtenaar binnen. Naschtschof trachtte zjjnen angst zoo goed mogelijk te verbergenAnna Michajlowna daarentegen was geheel om gekeerd. Eene doodelijke bleekheid over dekte haar vermagerd gelaat, terwijl de grijze oogen ontsteld naar den binnentre dende zagen. Tenauwernood vermocht zij zich overeind te houden. „Is dat de gevangene vroeg de vreemde. Naschtschof boog het hoofd zonder een woord te sprekeneenige oogenblikken stond hij als in geweldigen tweestrijd toen verliet hij de kamer. Buiten bleef hij nog eenigen tijd staan, onmachtig zichzelven te beheerschen. Hij moest tegen de deur post leunen, maar daardoor verstond hij ook enkele woorden, tussehen den vreemde en Anna Michajlowna gewisseld. „Fedor Antalowitsch”, had Anna Michaj lowna geroepen, „wat zoek jij hier?4, „Ik? Ik kom om jou te bevrijden!14 „Verlangt ge dan ons beider dood? Men zal ons natuurlijk onmiddellijk ontdekken en in het verderf storten." Naschtschof, die zonder het te willen een luisteraar was geworden, had genoeg ge hoord. De vreemde, een afgezant der „nihi listen”, was van valsche papieren voorzien om Anna Michajlowna te redden. Duizend gedachten bestormden zjjn brein, boorden als gloeiende pijlspitsen door zjjn hersens. Hjj voerde een ontzettenden twee strijd; plicht gebood hem, beiden in de boeien te slaanzijne liefde voor de onge lukkige vrouw spoorde hem aan haar te redden. Zijne sterke natuur was eindelijk gebroken. Met langzame schreden, doodelijk vermoeid, geheel gebroken, wankelde hij langzaam heen. „Hij mag haar redden”, mompelde hij toonloos... de lippen bewogen zich slechts mechanisch... „hij mag haar redden Maar „hij” redde haar niet. Reeds aan het volgend station viel het een kozakken hoofdman op,dat een beambte uit Petersburg geheel alleen een gevangene transporteerde, zonder eenig geleide. Zij werden beiden aangehouden en na kort geding, administratief, naar eene andere wereld gezonden, waar men geen Siberië en geen Oeralbergwerken heeft. Ook Nascht schof zou in de zaak betrokken zijn ge worden, maar men dacht te laat aan hem. De krachtige man was plotseling verdwenen tot men hem na eenige weken met ver pletterden schedel in een verlaten schacht vond. Reeds ongeveer twintig jaren was Tomo Praskowitscb Naschtschof directeur der strafkolonie te Aksak in het noordelijk Oeralgebied. In al die jaren had hjj nog nimmer zulk een merkwaardig schepsel als Anna Michajlowna Kanskaja ontmoet, Toen men haar in de kolonie bracht, telde zjj 23 jaar, droeg kort haar en had dien eigenaardig vermoeiden trek op het hoekig gelaat, die van voortdurend Ijjden en ont bering getuigt. Zjj was onderwijzeres ge weest, die den geheelen dag in een ouder- wetschen, reeds dikwjjls gekeerden mantel door de straten liep, trap op, trap af, om de paar kopeken te verdienen, waarvan zjj moest bestaan. Zjj gaf les bjj behoeftige familiën in de woningen der rijken liet men haar soms uren langantichambreeren, toteindeljjk een weldoorvoedde kamerdienaar met een air van bescherming uit de hoogte kwam mededeelen „Het spjjt ons wel, maar wij nemen ge- woonljjk geene Russische alleen Fransche gouvernantes”. Zoo begon Anna Michajlowna eindelijk dat volk met de vliegende coteleftenbakke baarden en groote wapens te haten. En als Anna Michajlowna haatte, dan deed zjj dat met geheel haar ziel, met al de kracht van een plotseling doorbrekenden hartstocht, die tot nu toe in haar had ge sluimerd... als was zjj onder de voeten der machtigen neergedrukt. Doch in het Heilige Rusland mag niemand hen haten, die op het Newski-Prospect hunne woningen hebben en eigenhandig hunnen lakeien oorvegen toedienen. Als hjj het toch doet, is hjj een verrader, een nihilist, vooruit met hemSiberië neemt ze allen moederlijk op, om ze in zjjn schoot samen te drukken, ze in zjjne omarming te vermorzelen. Dat lot deelde ook Anna Michajlowna. Maar het was haar volkomen onverschillig wat er met haar gebeurde. Niettegenstaande zjj nog slechts 23 jaar was, had zjj toch alle hoop reeds vaarwel gezegd. Daarom was zjj ook den directeur van Aksak, den waardigen Naschtschof, een levend raadsel. Hjj was een goedmoedige kerelmerk waardigerwijze had hem de ellende van de in den Oeral begravenen nog niet geheel en al gevoelloos gemaakt, de man had nog wel menscheljjke neigingen. Anna Michajlowna wist heel goed, dat de 46-jarige directeur Naschtschof haar lief had, en dat hjj haar daarom allerlei kleine vrjjheden toestond. Zoo stond hij haar toe den gevangenen,die dit verlangden, te onder richten ook had hjj, om haar bezigheid te verschaffen, eene school voor de Kozak kenkinderen opgericht. Zjj vervulde hare plichten, zonder zich evenwel daarom meer te bekommeren dan volstrekt noodig was. Want de arme vrouw was apatisch ge worden zjj was geheel verdeemoedigd, zonder eenigen lust of levensvreugde. Als men plotseling voor haar was komen staan en gezegd had„Anna Michajlowna, je moet sterven” zjj zou zeker rustig, zonder eenige opgewondenheid,hare pijnigers, haren beul gevolgd zjjn. Want zjj leefde in eene wereld vol verschrikkingen, vol afgrjjzen, waardoor hare ziel werd verlamd, haar denken werd vergiftigd. Dikwjjls was het alsof al dit leed, dat afgrjjzen als een lood zware last op haar drukte, haar al het bloed uit haar lichaam perste. Rondom haar de dood, een langzaam kwellende dood, van den gruweljjksten aard, zooals men- schelijke waanzinnigheid niet vreeseljjker zou kunnen bedenken. Anna Michajlowna zag en begreep dat alles en daarom vloekte zjj haar noodlot, dat haar tot getuige van de geweldige, gruwelijke willekeur had gemaakt, die met menschengeluk en menschenleven zulk een afsehuweljjk spel speelt. Nachtschof haatte zjj met den gloed van haar fanatisme. En hoe meer zjj hem dit liet voelen, des te heviger werd zjjn verlangen naar het bezit van deze vrouw, des te razender zjjne zoo laat ontwaakte liefde. Hjj smeekte aan hare voeten om liefde, hjj, de machtige man, de heer van leven en dood der aan zjjne zorg toevertrouwden, lag aan de knieën der vrouw, die zjjne gevangene was, die hjj elk oogenblik kon laten dooden. Hoe harteljjker, hoe dringender hjj was, des te hoonender wees zjj hem af. Daar kwam plotseling op zekeren dag een koerier uit Petersburg met belangrijke brieven voor Naschtschof, Nauwelijks had bet decreet van den minister gelezen^ den 23 Oct. al zeer in de war toen hjj zich nabij Oudega op den weg te slapen had gelegd. Daar werd hij omstreeks 12 uur aangetroffen door een surveilleerend politie agent. Deze vond hem daar, rechtuit liggende op den rug. als de middeleeuwsche edellieden op hun grafgesteente, en ook bijna even stijf en bewusteloos. Hij trachtte den slaper op te helpen, maar dit ging niet, hij zakte steeds weer ineen, ’t Was dus een lastig geval voor den agent dien man daar te laten liggen op den dijk ging niet, en een gereser veerde plaats voor dergelijke patiënten is daar niet aanwezig. Evenwel daar schoot den beambte in de gedachte, dat er een timmerkeet in de nabijheid was, en Leiden was ontzet. Met eenige moeite werd de man daar heen getransporteerd en in de krullen te rusten gelegd. Voor wegloopen was niet veel gevaar, want de roes was nog vooreerst niet uitgeslapen. Des anderen morgens in de vroegte was de agent weer bij de keet, en ja hoor, onze sinjeur was nog bij honk. Hij werd nu aangesproken en hij was nu in staat zijn naam en woonplaats op te geven. Met een „onthoud je dag”, werd nu voor- loopig afscheid van hem genomen. Ofschoon in deze environs niet bekend, wist toch de heer Ambtenaar zich wel inlichtingen over dezen bekl. te verschaffen, en bleek het, dat hij voor het Kantongerecht Leeuwarden nog onlangs driemaal was veroordeeld tot f 10 boete. De heer Ambtenaar heeft nu dit recept ook voor hem gereed en eischt f 10 boete of 3 dagen hechtenis. 16. J. B. F. te Hemelum ging den 26 Oct. met een 2 loops jachtgeweer het veld in, doch hij had geen jachtacte en geen ver gunning. De politie nam van hem spoedig het geweer in beslag en behalve dat dit nu verbeurdverklaard wordt, luidt de eisch bovendien nog f 10 of 4 dagen. 17. J. J. W. te Warns was den 19 Oct. ook zonder acte of vergunning te hebben, met een geladen geweer in ’t land bij den zeedijk. Bekl. verdedigt zich o.a. door te zeggen „toen hij mjj pakte, was het geweer niet geladen, en toen ik hem bemerkte, heb ik het geweer gauw over de palen gegooid.” De rjjksveldwachter heeft bekl. zien loopen in ’t land bij den zeedijk, behoorende tot het waterschap „De Zeven Grietenijen en de stad Sloten,” en heeft ook duidelijk ge zien dat hij daar een schot loste. „Hé,” zegt bekl. daarop „ik heb hem toch nooit zien, hoor, een buurman zei ook dat hij mij niet kon zien, want hij was, toen ik schoot, nog achter den dijk.” Bekl. denkt dus zeker dat hij de politie ook moet zien, als die hem bespiedt, en ’t zou waarlijk voor de stroopers wel een gemak zijn, wanneer de beambten zich niet verdekt mochten opstellen. De rijksveldwachter heeft het wapen, een oud eenloops geweer, niet in beslag genomen, doch de waarde geschat op f 1. De eisch luidt heden f 2,boete of 3 dagen met bevel tot uitlevering van het geweer of f 5. 18. J. R. te Schraard is melkrijder. Hij reed den 28 Oct. met zjjn melkwagen langs de Djjkstraat, doch niet op de keien, maar met twee wielen op de kleine steenen, die pas vervloerd waren. De politie had hem er te voren reeds op attent gemaakt, dat hij er vooral voor moest zorgen op de keien te blijven met zijn wagen en toch liep het mis. „Ik weet zelf niet” zegt beklaagde, dat het gebeurd is, want als men op den wagen zit, kan men dat zoo precies niet zien. Maar ’t zal wel waar zijn, die man, op den agent wijzende zal er niet om jokken. Ik wil het wel gelooven, maar ik neb het niet „met opzet zin” gedaan. Ik moest uitwijken voor een kapwagen en toen weer dwars over de rails, dan wil de wagen wel eens te ver vooruitschieten.” De agent verklaarde, dat er geen nood zaak was om op de kleine steenen te rjjden, er was op de keien ruimte genoeg. De kap wagen was hem voor „de Wijnberg” gepas seerd. Bekl. betuigt nogmaals dat hij het niet met opzet heelt gedaan. De jongens riepen mjj nog toe om hard voort te jagen omdat de politie er aankwam, maar ik was mij geen schuld bewust. Eisch f 3 of 2 dagen. 19. H. B. te Groningen was den 31 Oct. in gezelschap van een vrouw met een kind te Workum. Deze beklaagde was den ge heelen dag al wat druk en rumoerig, zoodat hij steeds een troepje jongens achter zich had, maar het werd gaandeweg erger, en zijn herhaald innemen maakte de kwaal er niet beter op, ja ’t werd tegen den avond een oploop van volk en bekl. riep en schold tegen alles en allen, zoodat de politie er een einde aan maakte, door hem, toen hij ook op hun waarschuwing niet kalmer werd* maar in te rekenen. Eisch i 5 of 3 dagem «4 Bolsv/ardsche Courant ^7 •j

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Bolswards Nieuwsblad nl | 1898 | | pagina 1