1
4
i
t
“UIJS"“""J^IEÜWS EN ADVERTENTIEBLAD
NIEUWJAARMENSCHEN,
a f 0,25,
per advertentie.
EenverrassinjnGaasterlantL
No. 104. Verschijnt Donderdags en Zondags. Zeven en dertigste Jaargang. 1898.
DONDERDAG 29 DECEMBER.
NOTA’S
I
Groninger Harmonie-H
onder leiding van den IDr
Na afloop 3a
muziek van bovengenoemd Orkei.
w.
Donderdag 5 Janim SWARD EN WONSERADEEL
■I
VOOR
plaatsruimte.
cv
v. r
heet logement en uitspanning nRys'\
I
‘L
X ADVERTENTIEPRIJS: 50 Cts. van 1—7 regels. Ver-
X volgens 10 Ct. per regel. Overigens naar
I
r
ii
JOSEPH DADO,
OP
Verzoeke beleefd roegtijdige inzending.
Firma B. Duperus Az.
Met goedvinden van den schrijver ont-
leenen wij onderstande interessante be
schrijving van Gaastrland aan het Tuin-
bouw-Weekblad Semervirens.
uitstapje later zou gewagen, maar uitvoerige
bijzonderheden, tot welker vermelding ik
anders allicht zou gekomen zijn, kunnen hier
allicht beter gemist worden.
Een vrij groote herberg, koffiehuis of
logement, het einddoel van onzen tocht was
nu weldra bereikt We waren te Rijs, een
gehucht, in de nabijheid der dorpen Bak
huizen en Mirns. Vandaar zouden we een wan
deltocht door de bosschen en naar ’t strand
ondernemen. Daar met het gereedmaken van
een eenvoudig middagmaal een uur gemoeid
zou zijn, verkozen we die wandeling vooraf
te doen, vreezende dat we anders met den
tijd verkeerd zouden uitkomen. Dat dit
landgoed, want als zoodanig moet deze ge-
heele streek beschouwd worden, iets betee-
kent, blijkt alleen reeds hieruit, dat van de
uitgestrekte bosschen een zeer goede situa-
tiekaart is uitgegeven, die in het logement
voor 10 cent verkrijgbaar is, en met behulp
van welke men zeer gemakkelijk en zonder
geleide elk willekeurig punt vinden, en het
bosch in alle richtingen doorkruisen kan,
zonder gevaar te loopen van te verdwalen,
wat anders volstrekt onmogelijk zou zijn.
Witkamp zegt ervan in zijn Aardrijks
kundig Woordenboek van Nederland, dat
Rijs „een bezitting is onder het dorp Bakhui
zen, in de Friesche gemeente Gaasterland.
Oudtijds stond hier een Huis van het geslacht
Galama, welk domein, vervolgens aan de fa
milie Thoe Schwartzenberg en de Wildt ge
komen, is verbouwd en met schoone dreven
verrijkt. Jhr. G. R. G. van Swinderen heeft
deze bezitting nog meer verfraaid, zoodat
zij thans een der schoonste landgoederen in
het Noorden des Rijks uitmaakt. In 1849
werd hier een hunnebed gevonden, dat ech
ter te zeer was geschonden om het te be
houden?
Van een eigenlijk Huis is niets meer te
vinden, of het moest het heerenhuis zijn dat
thans in de buitenplaats „Huize Rijs11 staat,
welke plaats, hoe groot ook, een niet noe-
menswaardig plekje in het Noordelijkste ge
deelte aan den weg uitmaakt, en deels door
muren, deels door rasterwerk is afgesloten.
Op zich zelf trekt deze buitenplaats weinig
de attentie der bezoekers, er is hier heel wat
fraaiers te zien.
Het geheel is een uitgestrekt bosch, deels
van verschillend loofhout, waarbij veel Eiken
en Beuken, grootdeels van Dennen, waarbij
zeer oude. Een daarvan, op den plattegrond
als Parapluieboom aangeduid en gemakke
lijk te vinden, is vooral kenmerkend door
den zwaren, in verschillende armen verdeel
den stam en de zeer breed uitgestrekte
schermvormige kroon. Een zeer breede laan
doorloopt, van den weg at, het bosch in zijn
geheele lengte tot aan een stuk, vlak aan
zee liggend bouwlanddrie anderen, daar
mede evenwijdig loopende, strekken zich uit
tot op ongeveer twee derden der lengte, waar
zij in een eveneens zeer breede dwarslaan
uitmonden. Zulke dwarslanen zijn er nog
twee, een iets minder dan op het midden
der lengte, een andere vlak achter de bui
tenplaats. Voortsmaken verscheidene, scherp
hoekig in die hoofdlanen uikomende, recht
lijnige, dichte boschpaden het doorkruisen
van ’t geheel gemakkelijk mits men zeer
zorgvuldig zijn weg op de kaart volgt, en
voorzichtigheidshalve met potlood aanstipt.
De bodem is zuiver zand en de geheele
vegetatie die van zandgrond, ook hier en
daar aan de kanten der wegen en hei. De
hoofdlanen zijn zeer .breed en maken een
grandiosen indruk. De voornaamste is zeker
de Middenlaan. Heeft men die een eindweegs
afgewandeld, dan komt men aan het z.g.
Rondeel, een cirkelvormige ruimte, dicht
door zware boomen beschaduwd. Aangena
mer indruk maakt een andere ronde opening,
waarin vier zijpaden in schuinsche richting
uitmonden. Deze groote, lichte ruimte, maakt
in het .dichte bosch een zeer opwekkenden
indruk. Slaat men hier links een zijpad in,
dan komt men in de daareven eerstgenoemde
dwarsche laan uit, op de plaats waar deze
de Mirnser-laan, die tot dicht aan zee loopt,
snijdt, Hier heeft men dan vlak op den hoek
weer een ander zijpad voor zich, dat men
een eindweegs volgt en men heeft den z.g.
eifeltoren bereikt.
De naam duidt reeds den vorm van dit,
uit verscheidene étages bestaande, houten
gevaarte aan, dat men wel mag aan nemen dat
op *t hoogste punt staat, welke bodem hoogte
echter zeker niet meer dan enkele Meters
zal bedragen.
Dat men hier midden in het bosch zulk
een hoogen en dus kostbaren houten toren
bouwde, daarvoor moest men wel zijn goede
redenen hebben, al begrepen wjj die aanvan
kelijk niet. Maar geheel anders werd dit,
toen we langs gemakkelijke trappen een
paar verdiepingen opgeklommen waren, en
over de boomen konden heenzien. Daar lag
aan de zuidzijde de Zuiderzee in haar volle
uitgestrektheid vlak voor, ja bijna vlak be
neden ons, want over de betrekkelijk smalle
boschstreek die ons van het stuk bouwland
aan zee scheidde, zag men heen, vooral toen
we nog hooger en op het ruime plateau ge
komen waren. Links en rechts de onover
zienbare gladde waterplas, waarin de zon
zich vroolijk weerspiegelde, verlevendigd door
verschillende vaartuigen, op grooteren en
kleineren afstand, en achter ons de onafzien
bare kruin van het woud, in verschillende
tinten van groen, doch waarin het donkere
groen der dennen de hoofdrol speelde.
Ik heb al heel wat van die uitzichttorens
in verschillende landen bezocht, kortelings
nog een te Valkenburg, in Limburg, maar
zonder eenig voorbehoud moet ik zeggen
nooit een panorama gezien te hebben dat,
bij zulk een verbazend contrast, zoo aangrij
pend schoon was.
Meer wil ik hier niet van zeggende
lezer trachte, zoo goed of kwaad als ’t wil,
uit het medegedeelde zich er een voorstelling
van te maken.
Van den Eifeltoren een aangewezen zijpad
volgende, snijdt men spoedig een zandweg
om een ander dicht pad, het z.g. Zeelaantje,
dat door het meergenoemde bouwland loopt,
te volgen, en spoedig is men onmiddellijk
aan het strand, slechts door de bekende uit
dicht tegen elkaar staande palen bestaande
zeewering van de Zuiderzee gescheiden.
Frappant is hier weder de tegenstelling,
schoon het uitzicht.
De plaats van het hierboven bedoelde
hunnebed vindt men, van de zeekust terug-
keerende, zeer gemakkelijk, en op het kaar
tje is het wel degeljjk als nog bestaande
aangegeven. Dit is een niet wel verschoon
bare fout, daar het toch zeker toen dit kaartje
gedrukt werd niet meer aanwezig was. W jj
togen er dan ook in goede verwachting heen,
maar vonden wel het naar de plek doodloo-
pende paadje, doch overigens niets. Een uur
later hoorde ik dat wij niet hadden behoe
ven te zoeken.
Enfin, daar was niets mede verloren ge
gaan integendeel, we kwamen daardoor
weer in een ander gedeelte van het bosch,
en de wandeling werd er allicht een half
uur langer door, wat eer als winst dan als
verlies te beschouwen was.
Wat de indeeling van het geheel betreft,
deed het mij even denken aan het Reichs-
wald, bij Kleef, dat grooter mag zijn, maar
in schoonheid bij dit ongetwijfeld achter
staat, ook al denk ik niet aan den uitzicht
toren, met het onvergelijkelijk schoon zee-
en boschgezicht.
Gedurende de ruim twee uur, die wij er
in doorbrachten bezochten wij drie der vjjf
hoofdlanen, echter alle drie slechts gedeel
telijk, eenige in schuinsche richting loopen
de verbindingspaden, de Eifeltoren, het zee
strand en ook alweer gedeeltelijk, een slin
gerend wandelpad langs de Oostelijke grens.
Op de kaart is dat alles toch nog maar een
klein gedeelte, voldoende echter naar ik
meen om een goed denkbeeld van ’t geheel
te verkrijgen.
De maaltijd in ’t logement was „burger
lijk? maar voor grage magen zeer goed, en
werd tegen een goed hoteldiner berekend
maar wij waren er over tevreden en wat
wil men meer
Het bezoek aan het bosch en den toren
is kosteloos. Ik begrijp daarom niet goed
met welk doel deze bezitting een vennoot
schap is geworden, gelijk men ons daar ver
telde. Het niets te wenschen overlatende
onderhoud moet toch uit den aard der zaak
kostbaar zijn, en of de exploitatie zeer ren
dabel is schijnt mij twijfelachtig. Er staat
voor een zeer groot kapitaal aan hout op,
maar men schijnt ergelukkig niet aan te den
ken dit tot geld te maken, ’t Is een natuur
monument, dat eerbied en bewondering af
dwingt. Moge het lang, zeer lang nog dit
karakter behouden
De terugrit, nu over Sneek, naar Bolsward
duurde ruim vier uren, wel wat heel lang
’t zal dus p. m, drie uren tijdens van Sneek
af zijn.
De kortste weg om Rijs te bereiken zal
wel zijn direct van Stavoren, wjjl van daar
een Rijweg naar deze bezitting leidt; die
rit zal wel niet langer dan een uur duren
anders zou men Workum als uitgangspunt
moeten nemen, wat echter beduidend langer
is. Maar ook de lange tocht die wij er voor
moesten ondernemen wordt door hetgeen mon
daar ziet ook al weet men wat men zal
zien, toch een verrassingveelvuldig be
loond.
B. 13-10- ’98.
anneer men erop uit gaat een land-
streek te leere: kennen, waarvan men
reeds vooraf vel goeds las of hoorde,
dan kan ’t tch licht gebeuren, dat
hetgeen men te zia krijgt een wezenlijke
verrassing isimmes wanneer men niet
vooraf aan zijne vergelding al te ruim spel
liet, en zich geen fusies maakte waaraan
de werkelijkheid niei kan voldoen, zelfs niet
al is die veel frappnter dan men zich die
had kunnen voorstelen.
Die een beetje wrstandig is, houdt zich
tegen zulke overdreen detail-voorstellingen
op zijn hoedehij is voorloopig tevreden
met de wetenschap dat hem iets schoons
wacht, en van wat dat eigenlijk is, maakt
hij zich liefst geen norstelling, wetende, dat
die toch steeds valsih is en wezen moet.
Wacht hem dan ten laatste een verras
sing, grooter of kldner, al naar de natuur
der streek, die hij lezoekt, dit medebrengt,
ook wel eenigszins gewijzigd naar zijn vat
baarheid voor indukken, geheel anders is
dit en te grooter is zulk een verrassing,
wanneer hij op ies dergelijks in ’t geheel
niet was voorbereic, er zelfs in de verte niet
aan dacht.
Zoo ging het mij een paar weken geleden,
en, mag nu het volgende al in geenerlei
verband staan mei tuinbouw of plantencul-
tuur, zoo wil ik iet hier toch even mede-
deeien, overtuigd als ik ben, dat deze en
gene er bij gelegeiheid zijn voordeel mede
zal weten te doei en, biedt zich zulk een
gelegenheid niet vsn zelve aan, hij die moge
lijk wel zal weten te vinden.
’t Is alweer een nieuw bewijs voor de
oude bewering, dit de meeste Hollanders
volstrekt onbekend zijn, en, door een beetje
al te groote geringschatting van eigen bodem,
ook onbekend bljven, met veel, waarover
zij, zelfs bevooroordeeld als zij zijn, van
verwondering in opgetogenheid geraken, en
dit wel zonder eerig voorbehoud.
Ik zal wel de laatste zijn om den staf te
breken over hen, die voor een zomerreis aan
’t buitenland de voorkeur geven, want dan
zou men mij leelijk op de vingers kunnen
tikkenja, ik zelf blijf daaraan, als ’t een
reis van een twee- of drietal weken betreft,
onbedingd, en om verschillende reden de
voorkeur geven, maar ik verzuimde toch
ook niet de gelegenheid te zoeken, en, waar
die zich aanbood, zoo mogelijk waar te nemen,
om nu en dan eens een kijkje te nemen in
onze provinciën, en ik kwam nooit onvol
daan van zulke kleinere uitstapjes thuis.
Toch moet ik, zeker niet tot mijn eer, erken
nen, dat er nog heel wat streken in ons land
zijn, die voor mij, terrae incognitae bleven,
wat niet noodig zou zijn geweest bjjaldien...
nu ja, dat is eenmaal zoo.
Ik wil hier nu eigenlijk maar mede zeg
gen, dat zij, die het ééne kunnen doen
niet allen die ’t gaarne zouden willen, kun
nen het helaas daarom het andere niet
behoeven te laten, als zij zich maar van een
hoogst onbillijk vooroordeel weten vrij te
makenook dat velen hunner, wien tijd en
gelegenheid ontbreekt tot het doen van verre
en altijd kostbare reizen, een andere gele
genheid tot het smaken van een reis- en
natuurgenot openstaat, die zeker niet minder
voldoening zal geven.
Maar genoeg hieroverkomen we ter zake.
In de laatste week van September liep ik
te Leiden vrij wel iedereen, maar zeker mij-
zelven het meest, in den weg. Na nog
Zondag al de geriefelijkheden genoten te
AANVANG 's avonds 8 uurpre
OPENING der ZAAL 7 iur,3 maanden.
ENTREE per persoon f 1OO.
Voor AANDEELHOUDERS f O, hebben van een tot het alleruiterste terug-
--gebrachte huishouding, zoodat ik in de on-
HTTTTmmTIT T"I moSeHjkheid verkeerde zelfs die velen, die
l-l II I I n LI met een z0° zeer gewaardeerd blijk van
k/O-LL U -L -1 11j I 1 I IJ waardeering, nog een afscheidsgroet kwamen
brengen, op een ook maar even voegzame
wijze te ontvangen (waarvoor zij mijne ver
ontschuldiging wel zullen willen aannemen,)
nam men mij Maandag voor dag en dauw
ook nog dat weinige onder de handen weg,
en stond ik in een leeg en ontredderd huis,
terwijl al mijne have en goed, dus ook mijn
boeken, voor zoover ik die medenam, in
spoorwegwaggons geladen en deels reeds
onder weg heen en weer gerangeerd werd.
Blijven was langer onmogelijk, op hoe
dringende wijze mij ook verblijf bij vrienden
was aangeboden. Ik had noch een thuis te
Leiden, noch een te Bennekom. Ik was dus
nergens thuis, Ik moest weg, drukte in der
haast mjjn trouw personeel een voor een de
hand, liep op een galop naar ’t leege huis,
pakte mijn reisnecessaire op, waarin zich
alles bevond, waarover ik op dat oogenblik
had te beschikken, ijlde de gang uit, de
Nonnesteeg uit (aan velen welbekend), het
Rapenburg af, pakte de tram naar ’t sta
tion en nam plaats naar Sneek.
Toen ik in den trein zat voelde ik pas
weer goed wie ik was, en was ik dankbaar
en tevreden zóóver te zijn. Ik was op reis
naar Friesland, en meer bepaald naar Bols
ward, van waar ik door mijn zoon te Sneek,
zou afgehaald worden. Ik. wilde van die
overgangsperiode enkele dagen daar door
brengen, wat reeds van maand tot maand
uitgesteld was.
’t Was een heerlijke; heldere, stille na
zomerdag, en dan is de reis van Amsterdam
over Enkhuizen en Stavoren, niet alleen door
het verblijf gedurende een uur met een der
net ingerichte booten op de Zuiderzee een
wezenlijk genot te noemen. Zoo kwam ik
monter, en zelfs opgewekt te Sneek aan,
terwijl het rijtoertje van ongeveer een uur
bij dit heerlijke, zelfs warme weer, niettegen
staande de weg niet veel afwisseling biedt,
mij weer heelemaal in de rechte lijn bracht.
Dien avond zei mijn zoon: We moesten
met dit mooie weer eigenlijk eens naar
Gaasterland. Ik was daar een poos geleden,
en ’t is er in mijn schatting nog mooier
dan in ’t Oranjewoud.
Dit was zeker wel een goede aanbeveling.
Van ’t Oranjewoud, nabij Heerenveen, waren
mij vage herinneringen bijgebleven, zeer
oppervlakkige wel is waar, maar toch van
dien aard, dat ik er met pleizier weer eens
heengegaan zou zijn, Gaasterland was mij
geheel onbekend, en ik stelde mij dan ook
terstond disponibel.
Daar nu ook den volgenden morgen het
weder buitengewoon schoon was, werd er
direct werk van gemaakt en verscheen er
dan ook omstreeks half tien een nette, ruime
landauer .met twee sterke paarden, om den
tocht naar de zuidkust van Friesland te
ondernemen.
Scheen dit mij, voor drie personen wel
wat weelderig te zijn, van die meening
kwam ik spoedig terug. Het bleek toch,
met inbegrip van een paar korte halten, om
de paarden wat te laten uitrusten, een tocht
te zijn van stijf drie en een half uur. Eerst
Workum, bepaald interessant om hare bui
tengewone uitgestrektheid in Zuidwest- en
Noord-Oostelijke richting en haar verbazend
zwaren, op eenigen afstand der kerk staan-
den toren, wiens hoogte echter niet geëven-
redigd is aan de breedte, maar die weleer
met een zeer hooge spits moet geprijkt
hebben. Vandaar ging het, in den regel
over harde en breede grintwegen, naar de
Galamadammen, een hooge sluis tusschen
twee uitgestrekte meren, gelijk er in deze
buurt verscheidene zijn. Bij die sluis staat
zeer eenzaam, een herberg of logement, een
kloek en hoewel reeds vrij oud toch zeer
proper gebouw, blijkbaar het sluiswachters-
huis, en dat druk genoeg schijnt bezocht te
worden om hier raison d être te hebben, of
schoon men zich afvraagt of de bezoekers
ook soms uit den hemel komen vallen.
Ofschoon die meren een niet onwelkome
afwisseling boden, leverde de weg van Bols
ward af tot hiertoe, over’t algemeen tusschen
uitgestrekte weilanden, met vervelend een
tonige vergezichten, bitter weinig afwisseling
op. Maar ’t zou nu spoedig anders worden,
want toen na nog een poos rjjdens, de bodem
merkbaar begon te rijzen, verkreeg de ge
heele natuur een ander karakter. Het eerst
verschenen kreupelhout werd door gaande
weg hooger geboomte, Beuken en Eiken,
opgevolgd, en niet lang duurde het meer of
de uitgestrekte vlakte was volkomen aan
het oog onttrokken, en de weg zette zich
als een boschweg voort.
Ik kan in deze mededeeling tot mjjn spijt
niet anders dan zeer oppervlakkig zjjn, daar
ik er toen niet aan dacht^ dat ik van dit
1
Bolswardsche Courant
plUoLOUU v