NIEUWS EN ADVERTENTIEBLAD
11 9 9.
BOLSWARD EN WONSEB ADEEL
1899.
No. 1. Venhijnt Donderdags en Zondags. Acht en dertigste Jaargang.
Voor het Kantongerecht.
ZONDAG 1 JANUARI.
VOOB
C. S.
VEROORDEELD
4'
■J?.
i
leen-
ABONNEMENTSPRIJSDents per 3 maanden.
Fimo per pd5 Cents.
Bdswardsciie Courant
Zitting van Vrijdag 22 Deg. 1898.
Zie, lezer, wij wenschen U een lang en
gelukkig leven, maar een leven als van hem
wiens uitvaart wij U schilderden, zonder
pracht en praal, met geen anderen lof dan
den oprecht gemeenden traan aan Uwe nage
dachtenis gewijd. Wanneer wij zoo leven,
dan zal het leven een zegen zij o, niet slechts
voor ons, maar ook voor allen met wie wij
leven. Kort is het leven, lang is de nacht
die daarop volgt; kort is de tijd welke ons
geschonken werd om te werken, lang de
eeuwigheid waarin wij zullen gedoemd zjjn
tot de rust van het graf; kort ook is een
jaar, een stipje in de reeks der eeuwen die
achter ons liggen en die nog komen zullen.
Laat ons dan woekeren met den weinigen
tijd welke ons hier werd gegund; laat ons
werken, niet uitsluitend het oog gericht op
eigen welvaart, tot geluk van het geheel.
En niemand zegge hier „wat zal mijn zwak
pogen helpen”; wanneer men woekert met
de gaven die men heeft, zal men hebben
wel gedaan
Lezer, wij zijn een nieuw jaar ingetreden,
een nieuw tijdperk dat waarschijnlijk voor
velen onzer het laatste zal zijn. Rijkdom
en voorspoed, gezondheid en geluk zullen
zeker niet ons aller deel zijn, al mogen wjj
dit nog zoo gaarne voor ons allen wenschen,
wanneer ook dit jaar weder behoort tot
het verleden en de twintigste eeuw over
ons gloort, in eigen hand hebben wij het
om er voor te zorgen dat wij met gerust
heid kunnen terugzien op den jaarkring die
achter ons ligt; dat wij van ons zei ven kun
nen zeggen, dat wij naar onze zwakke krach
ten hebben gestreefd naar de bereiking vau
het einddoel van aller leven, een goed mensch
te zijn geweest in de waarachtige, schoone
beteekenis van het woord.
Dit zij ons aller doell
ADVERTENTIEPRIJS50 Cts. van 1—7 regels. Ver
volgens 10 Ct. per regel. Overigens naar plaatsruimte.
fi den
1. J. de V. te Leeuwarden, wegens het zich
in kenlijken staat van dronkenschap op den
openbaren weg bevinden, terwijl tijdens het
plegen der overtreding nog geen jaar is verloopen,
sedert eene vroegere veroordeeling van den
schuldige wegens gelijke overtreding onherroe
pelijk is geworden, tot eene hechtenis van drie
dagen.
2. lo. Y. L., 2o. D. v. D. beiden te Bolsward,
wegenshet tezamen en in vereeniging ver
wekken van burengerucht, waardoor de nacht
rust kan worden verstoord, ieder tot eene geld
boete van twee gulden subs, twee dagen hecht,
voor ieder hunner.
3. J. Th. S. te Franeker, wegenshet beja
gen van eens anders grond, zonder voorzien te
zyn geweest van een schriftelijk bewijs van
Wjj missen er zc velen aaigraf
van dezen doode, zo velen, die^t
dan zoo gaarne om os heen zagers
en moeders, broeden en zuster^,
nooten of kinderen, vj hebben zte.
legd ter eeuwige rush De tijd Igl-
dadig als hij is, de getagen wonded,
maar waar de tijd en mijlpaal b-
reikt, daar schrijnt de nauwelijks n
wonde weder en gevielen wij hee
met vernieuwde smar. Zoo is vo<j
de Sylvesteravond geei avond van v[
Hoe berustend ook, hei brengen va
valt zwaar aan ’s mensihen hart, ft
lukkig, in ieder menstheohart gl<
vonk der hope, door eene barmhartig!
zienigheid daar neergelegd in het o
gemoed, de vonk der hope, die ons
flonkert als de ster, die de leidsman
den zeeman, die ten prooi aan het
der stormen en der baren, hulpeloos' gebeiteld, teneinde hem te vereeuwigen
-
onzer illusiën met zich nemen, moge het
ons teleurstellingen hebben gebaard, onze
verwachtingen den bodem hebben ingeslagen,
wij begroeten met niet minder vreugde het
nieuwe jaar, dat wellicht het begin zal zijn
van andere en betere tjjden.
Welkom dan 1899
Wij wijten u niet wat ons teleurstelde
in den jaarkring die van ons wegginggij
zijt daaraan vreemd. Vrolijk kijkt gij de
wereld in, als jonggeborene reeds bij uwe
geboorte de wetenschap krijgend, dat vurig
naar u werd verlangd, dat ge welkom zoudt
zijn, van harte welkom. Vreugdeschoten
kondigen uwe komst aan en begroeten u,
hartelijke woorden en wenschen worden ge-
uit, wanneer gij uwe intrede doet in dit
aaidsche tranendal; u klinkt tegen het
Hosannah, zooals het uwe voorgangers in
de ooren klonkzal ook nog eenmaal aan
uw verscheiden het „kruisigt hem“ uw deel
zijn? Wie zal het zeggen? Een liefderijke
Macht belet den sterveling vooruit te loopen
op de toekomstwat de tijd die voor ons
ligt verbergt in zijnen schoot, wij kennen
het niet. En gelukkigEr zijn er die in
armoede beweren, dat het leven niet het
leven waard is; hoe zoude het met ons zijn,
wanneer onze blik op het heden werd be
neveld door donkere onweerswolken, welke
in het verschiet boven ons hoofd opdagen
en ons dreigen met ondergang en verderf.
Wij kennen die toekomst niet, wij kunnen
slechts hopen en wenschen, dat het lot ons
genadig zal zijn. En wat wij tevens kunnen
en moeten doen, wij hebben er naar te
streven, dat wij goede menschen zijn, goed
in den waarachtigen, edelen zin van het
woord.
In den ouden tijd, toen men de menschen
begroef aan de zoomen van wegen, werden
wij door een eenvoudig houten kruis, ruw
gesneden maar door vrome hand opgericht,
herinnerd aan het „memento mori“, aan het
lot, dat eenmaal ons aller lot zal zijn. Maar
tevens bracht het ons in herinnering het
„Ora et labora”, het bid en werk, werk
zoolang het voor U dag zal zijn. Zoovelen
hebben het bidden verleerd en het werken
kennen zij niet. Zij zwoegen en slaven om
zich welvaart te verzekeren en voorspoed,
vaak zonder te achten op de middelen, die
zij daartoe aanwenden, vaak met vertrap
ping van de rechten van den medemensch,
en zij vergeten of kennen niet het gebod
„Hebt Uw naaste lief als U zelf”, er niet
aan denkend, dat men een ander niet moet
doen, wat men niet wenscht, dat zich zelf
geschiedt. Als ondeelbaar kleine schakel in
het geheel dat menschheid heet, rust op ons
de plicht de menschheid te dienen, te woe
keren met de talenten ons geschonken, ten
nutte onzer medemenschen. Hij, die zulks
verzuimt, heeft tevergeefs geleefd.
Wij herinneren ons de parabel van den
rijke, die werd uitgedragen met groote
pracht en praal. Familiewapens dekten het
rouwfloers, over de kist gespreid, tal van
kransen getuigden van de achting en eer
bied, dezen doode toegedragen, en meer nog
van zijn aardsche grootheid. Tal van betaalde
dienaren zetten praal bij aan den stoet, een
lange reeks van rjjtuigen, een machtvloed
van lofredenen aan de groeve uitgesproken,
moest getuigenis afleggen van al wat hij
was geweest, die daar weldra zou rusten in
het deftig familiegraf, onder dien steen,
waarop zijne deugden zouden worden uit-
i voor
zwalkt op den oceaan. Die vonk, zij de geslachten, die komen zullen na hem.
ons moed en kracht, zij sterkt ons Een traan van weemoed of dankbaarheid
wjj opnieuw staan voor een onbe. werd aan dat graf niet gestort, men eerde
toekomst, waarvan wij niet vermogei den maatschappekjken stand, welke de doode
t® doorzien. Eu moge het oude jaai eenmaal had ingenomen, de man zelve had
ie tijd rolt voit ai een gstroom,
Ül heeft eenmai eendichteezongen,
(Ty en ja, de tij< gaaisnel, zesnel, ten
minste voor en, rien dtjd rozen
baart. Maar daar :n erandereoor wien
de tijd eene eeuwijeid elijkt, or wien
de uren zich verleden tt dagele dagen
tot maanden, voorden én jaae betee
kenis krijgt van et menchenle' en voor
dezen zal waarlijkhet ichtervrd eene
ironie zijn.
Wanneer een nitwe jarkringibreekt,
maken wij ons opm onzvriencen ver
wanten onze geliwenschn te .n aan
bieden en de verachting e gaajitspre-
ken, dat het nieui jaar vl zegen voor
spoed zal ‘zijn. Eiwij denen dsbij niet
meer aan de oude die gieren i grave
daalde, de oude diie doodbk hethooren
luiden over zoovefschoonverwatingen,
over zooveel teleuesteldetoope oule
die zooveel schoonbloeme zag vdorren,
zoo velen zag vail onderle eifel van
den onverbiddelijk maai, zoer een
enkele maal zijn op te vtragerzonder
ophouden voortgedven narden ndpaal
door ijzeren natuuiet hem ngevzen als
zijn graf. Aan de at der mieting ge
hoorzaamt alles, uistof zijnij en alles,
tot stof zal alles vierkeere Zoepoedt
dan de tijd zich vet, weinizichekom-
merend om menschvreugdd mtschen-
leed, wonden slaan en ween ielend,
tot de Sylvesterkk met hbre toon,
klinkend over veld< en beettn, is op
roept tot bijwoningijner uitvf. Jn wij
brengen hem naar en doodkk, den
afgeleefden grtjsaai maar r ttt de
conventioneele onv«chilligheiva mede
wij den vreemde tpen bijze
koelen schoot der oederaardQ|ir als
eene die ons lief wien dierbt{Seene
waarmede wij hebbemedegevoit^nede-
geleefd, waarmede w vertrouw^ !D ge
werden, waarvan vt wisten jj te
wachten hadden. Emu is die
gegaan en wij hebbi met we hem
nagestaard en al heteed dat woon
den dringt zich nog eens aan p en
trekt als in een visim langs on,
4*
slechts geleefd voor dien stand, het Ora et
labora was hem een holle phrase geweest.
Daar trekt langs ’s Heeren wegen een
armelijke lijkstoetGeen lakeien met ge
kocht eerbetoon, geen ridderorde of kransen,
geen reeks van deftig rouwdragende bloed
verwanten, slechts een enkel volgrijtuig
volgt den soberen lijkwagen, wiens tooi ver
raadt, dat hier geen man van stand zal
worden weggebracht ter eeuwige rustplaats.
Maar langs den weg staan stoere mannen
uit het volk, die vragenwie wordt daar
uitgedragen, en als zij hooren wie het is,
die daar verzameld werd tot zijne vaderen,
dan ontblooten zij eerbiedig het hoofd. En
de vrouwen heffen hunne kinderen op en
wijzen hen op den somberen stoet en een
traan in het oog, die tolk der menschelijk-
heid, zegt meer, dan de schoonste redenaar
kan vertolken. En als straks die man wordt
nedergelegd in het eenvoudige graf, dat niet
aan de herinnering zal worden onttrokken
door zerk of steen, dan rolt een zegenbede
over de lippen der omstanders en een snik
zegt ons, dat een goed mensch is heenge
gaan
«4
6
hechtenis van een dag.
21. -
derij" gepleegd met oordeel des onderscheids,
dat het dien van zestien jaren heeft be-
twee dagen hecht.
22. r
de provincie Friesland in een vaarwater, in
voerder van eene stoomboot in strijd met de,
aan de verleende vergunning verbonden voor
waarden, met die stoomboot gebruik maken van
een vaart, voorkomende op den, door Gedepu
teerde Staten opgemaakten staat van vaarten,
verboden is, tot eene geldboete van vijftien
P. de B. te Bolsward, wegens: het in de
oA
mest vervoeren anders,?dan in een van alle zijden
gesloten vervoermiddel, tot eene geldboete van
een gulden subs, een dag hecht.
24. F. de W. te Bolsward, wegenshet in de
wateren, gelegen binnen de gemeente Bolsward,
liggen met een schip, dat niet zoozeer wordt
gebruikt voor de eigenlijke vaart alswel enkel
tot drie geldboeten elk van een gulden subs.
hecht, voor elke boete.
de J. te. Rien, wegenshet zich in ken»
lenbaren weg, gepleegd bij tweede herhaling
wegens herhaling onherroepelijk is geworden
26. H. 8. B. te Workum, wegens: het in da
op het voor voetgangers bestemde straatje,tot
hijcht,
vergunning van den eigenaar of rechthebbende
gepleegd binnen twaalf maanden, nadat eene
vroegere veroordeeling van den beklaagde wegens
overtreding der verordening op de jacht en
visscherij onherroepelijk is geworden tot eene
geldboete van vijl guld. subs twee dagen hecht.
4. P. W. K. te Hemelum, wegens: het zich
zonder de vereischte jachtacte met geladen
schietgeweer in het veld bevinden, gepleegd des
nachts tot eene hecht, van zeven dagen met
verbeurdverklaring van het in beslaggenomen
geweer.
5. P. J. P. te Hindeloopen, wegenshet
verwekken van burengerucht, waardoor de
nachtrust kan worden verstoord tot eene geld
boete van twee gulden subs, twee dagen hecht.
6. A. T. te Rien wegens het zich in ken
lijken staat van dronkenschap bevinden op den
openbaren weg, tot eene geldboete van een guld.
subs, een dag hecht.
7. K. J. B. te Arum, alsboven.
8. S. de B. te Gaastmeer, alsboven.
9. M. B. teWorkum, wegens hetzelfde tot een
geldboete van twee gulden subs, twee dagen
hecht.
10. D. F. te Pingjum, wegens hetzelfde tot
eene geldboete van vijf gulden subs, drie dagen
hecht.
11. D. K. te Arum, wegens hetzelfde tot
eene geldboete van drie guld. subs, drie dagen
hecht.
12. S. de V. te Bolsward alsvoren.
13. T. de V. te Workum wegens het zich
in kenlijken staat van dronkenschap op den
openbaren weg bevinden, bij derde herhaling
gepleegd binnen een jaar nadat de laatste ver
oordeeling wegens tweede herhaling onherroepe
lijk is geworden tot eene hechtenis van zeven
dagen.
14. lo. F. F 2o. J. C. beiden te Bolsward,
wegenshet, tezamen en in vereeniging, in de
gemeente Bolsward runderen over den openbaren
weg drijven zonder ze bij ten hoogste drie stuks
aan elkaar te hebben gekoppeld en ze te leiden,
ieder tot eene geldboete van een gulden subs,
een dag hecht, voor ieder hunner.
15. A. P. te Bolsward, wegens: het den ar
beid van een persoon beneden de zestien jaren
in eene werkplaats later doen eindigen dan zeven
uur des namiddags, tot eene gelboete van een
gulden subs, een dag hecht.
16. J. S. te Franeker, wegens het bevisschen
van eens anders vischwater zonder voorzien te
zijn van een schriftelijk bewijs van vergunning
van den .eigenaar of rechthebbende, gepleegd
binnen twaalf maanden nadat eene vroegere ver
oordeeling van den beklaagde wegens overtre
ding der verordeningen op de jacht en visscherij
onherroepelijk is geworden, tot eene hechtenis
van vijf dagen.
17. lo. J. H., 2o. A. D. beiden te Bolsward,
wegenshet tezamen en in vereeniging, in de
gemeente Bolsward, in het openbaar met geld
spelen, ieder tot eene geldboete van een gulden,
subs, een dag hecht, voor ieder hunner.
18. H. M. te Hindeloopen, wegens „straat-
schenderij“ tot eene geldboete van twee gulden
subs, twee dagen hecht.
19. R. S. te Sneek, wegens: het zich in ken
lijken staat van dronkenschap op den openbaren
weg bevinden, gepleegd bij zesde herhaling bin
nen een jaar na het ontslag uit een rijks werk
inrichting, dooi- iemand gepleegd die tot werken
in staat is, tot eene hechtenis van een en twintig
dagen en tot plaatsing in eene rijks werkinrich
ting voor den tijd van drie maanden.
20. J. A. R. te Koudum, wegenshet vangen
van één kievit, tweemaal gepleegd, tot twee
geldboeten elk van tien gulden subs, vier dagen
voor elke boete met verbeurdverklaring der niet
in beslag genomen kieviten met last tot uitle
vering daarvan of betaling der waarde ad f 0,50
ieder, met bepaling dat indien de veroordeelde
in gebreke blijft het verbeurdverklaarde uit te
leveren of daarvan de waarde te voldoen iedere
verbeurdverklaring zal worden vervangen door
J. D. te Workum, wegens: „straatschen-
door een kind nadat het den leeftijd van tien
en voor
reikt, tot eene geldboete van twee gulden subs.
j7v. d. W. te Harlingen, wegens: het in
i on
derhoud en beheer bij die provincie, als gezag-
de verleende vergunning verbonden
een vaart, voorkomende op den, door Gedepu
teerde Staten opgemaakten staat van vaarten,
waarvan het bevaren zonder hunne vergunning
gulden subs.' zeven dagen hecht.
23. P. de B. te Bolsward, wegens: het in de
gemeente Bolsward over den openbaren weg
gesloten vervoermiddel, tot eene geldboete'
een gulden subs, een dag hecht.
24. F. de W. te Bolsward, wegenshet in de
wateren, gelegen binnen de gemeente Bolsward,
liggen met een schip, dat niet zoozeer wordt
1
en alleen tot woning dient, driemalen gepleegd
een dag
25. P.
lijken staat van dronkenschap bevinden op den
opt
binnen een jaar nadat de eerste veroordeeling
tot eene hechtenis van vijf dagen.
26. H. S. B. te Workum, wegens: het in da
gemeente Workum met een hondenkar rijden
op het voor voetgangers bestemde straatje, tot
eene geldboete van een gulden subs, een dag